Wat wil je later worden? Die vraag hoor je vast vaker… Weet jij het antwoord al of nog niet! Het kan best een uitdaging zijn om erachter te komen wat je wilt.
In de LOB-lessen word je geholpen jouw talenten te ontdekken, zodat je weet wat je graag doet en waar je goed in bent.
Het LOB-materiaal helpt jou een beeld te vormen over wie je bent, wat je later wilt gaan doen en wat je daarvoor nodig hebt. Dat wordt bij Het Hooghuis Loopbaanoriëntatie en –begeleiding, LOB, genoemd.
Om op het VMBO keuzes te maken die bij jou passen, is het belangrijk dat je weet wat je leuk vindt en waar je goed in bent. Wat is jouw stijl en wat zijn jouw eigenschappen en talenten? Daar kom je achter in dit LOB-werkboek “Wie ben ik? Wat kan ik?”.
Veel plezier en succes met deze ontdekkingstocht!
H 1: Laat zien wie je bent
Een portfolio is een presentatie van wie jij bent, welke ervaringen je hebt opgedaan en welke talenten je bezit. In je portfolio bewaar je ervaringen en bewijzen van jouw talenten. Je kunt dan steeds terugkijken op wat je hebt gedaan. Je kan dit ook aan anderen laten zien.
Het portfolio helpt je om samen met je docent en anderen te zien hoever je in je ontwikkeling bent gekomen. Bijvoorbeeld hoe goed je kunt samenwerken, of hoe ver je met het vak wiskunde bent gekomen. Je laat met het portfolio zo goed mogelijk zien wie je bent en wat je kunt.
Een portfolio kan verschillende vormen hebben. Het kan bijvoorbeeld een multomap zijn, een map op je computer of zelfs een persoonlijke website.
1.0 Maak mappen aan
Jij gaat je portfolio-opdrachten maken en je digitale portfolio vullen in OneDrive. Om te zorgen dat niet alles door elkaar komt te staan ga je eerst mappen aanmaken in OneDrive.
Iedereen heeft zijn eigen stijl. Heb jij het liefst een trainingsbroek en een T-shirt aan? Loop je het liefst op sneakers of draag je alleen maar zwart of houd je juist van veel kleuren? De keuzes die je maakt, zeggen iets over wie je bent.
Opdracht: Mijn stijl
Van welke kleding houd jij? Welke spullen vind jij mooi? Welke kledingmerken trekken je het meest aan? Wat is jouw stijl? Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden die bij jou passen in de mindmap.
Voorbeeld: Skinny jeans, zwart, sneakers, hiphop, petje, IPhone, Adidas etc.
Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden die bij jou passen in de mindmap. Voorbeeld: Skinny jeans, zwart, sneakers, hiphop, petje, IPhone, Adidas etc.
1.4 Mijn stijl is...
Opdracht: Mijn stijl is...
Vat nu in het worddocument je stijl in één woord samen.
Voorbeeld: mijn stijl is stoer en sportief.
Mijn stijl is...
1.5 Brainstormen
Het eerste wat duidelijk moet worden in jouw portfolio is wie je bent! Daarvoor ga je brainstormen over alle dingen die bij jou horen. Je gaat nadenken over je eigenschappen, hobby’s, idolen, talenten etc. Al deze gegevens verwerk je in een Mindmap.Met een Mindmap probeer je informatie over een onderwerp op een mooie manier uit te beelden. Je gebruikt hierbij veel kleuren en vormen. Waarom? Omdat je hersenen dat makkelijker onthouden dan saaie teksten!
Van daaruit maak je takken, je trekt lijnen naar de cirkels.
Bij elke cirkel typ je een woord wat bij jou past bijvoorbeeld pannenkoek, basketbal, gamen, knutselen enzovoort.
Bij elke tak kun je weer nieuwe woorden schrijven bijvoorbeeld een tak met je hobby’s, of een tak met je sport die je beoefent.
Van één of eerdere klasgenoten krijg je nu een compliment. Deze mooie woorden verwerk je ook in je mindmap.
1.6 Vriendenboekje
Iedereen heeft verschillende kanten. Je bent groot of klein, hebt rood of bruin haar. Je bent spontaan of verlegen, sportief of muzikaal. Je houdt van zuurkool of juist van lasagne. Al die dingen samen, dat ben jij! Om daarachter te komen gaan we een testje doen.
De docent leest nu een (gedeelte van een) vriendenboekje voor en vraagt welke klasgenoten dezelfde interesses hebben.
Je maakt nu met de klas een mailcirkel. Alle leerlingen mailen hun vriendenboekje naar de leerling die als volgende op de leerlingenlijst staat. LET OP: voeg het vriendenboekje toe vanuit OneDrive en kies voor 'koppeling delen'.
Open het vriendenboekje. Wanneer die leerling dezelfde interesses (=match) heeft, typt die leerling zijn/haar naam erachter.
Iedere leerling stuurt nu de mail die hij heeft ontvangen door aan de volgende op de leerlingenlijst. Iedere leerling krijgt weer een mail binnen en typt zijn naam bij dezelfde interesses. Enzovoort.
Als je vriendenboekje in je klas is rondgegaan, kun je zien wie dezelfde interesses hebben. Je hebt de klas nu beter leren kennen. Je weet nu waar jouw matches liggen. Die leerlingen zou je weer op school kunnen gebruiken om elkaar te helpen.
Met wie heb je de meeste dingen gemeen? En wat hebben jullie gemeen? Typ het onderaan je eigen vriendenboekje.
1.7 Vijf belangrijkste dingen uit jouw leven
Opdracht: 5 belangrijkste dingen uit jouw leven
Wat zijn op dit moment de 5 belangrijkste dingen uit jouw leven?
Omcirkel de vijf punten die voor jou het belangrijkst zijn.
Geef in het worddocument aan waarom die punten voor jou het belangrijkst zijn.
Sla je document op in OneDrive.
1.8 Toekomstbrief
Portfolio-opdracht: toekomstbrief
In deze opdracht ga je een toekomstbrief schrijven.
Na het contact leggen met je klasgenoten, ga je nu contact leggen met je toekomstige zelf. Dat is de persoon die jij in de toekomst zal zijn.
Schrijf in een WORD-document een brief naar jezelf. Vertel hierin wat je jezelf toewenst en wat je wilt bereiken dit jaar.
Begin met “Lieve of beste … (vul je eigen naam in), ik wens jou dit schooljaar …”.
Schrijf dan welke dingen je graag zou willen zien gebeuren voor jezelf.
Iemand kan bijvoorbeeld schrijven:
“… dat ik op mijn rapport een voldoende zal halen voor wiskunde …”
“… dat XX verliefd op mij wordt …”
“… dat ik een beslissing kan nemen welke TAT/keuzevak/profiel ik ga doen …”
“… dat de ruzie met YY opgelost wordt …”
“… dat ze thuis mijn plannen zien zitten …”
“… dat ik een robot heb … “
Zet het document in je digitale portfolio.
Zet in je agenda dat je de brief in juni nog een keer gaat lezen. Beantwoord vervolgens voor jezelf of je wensen zijn uitgekomen en of je wensen veranderd zijn.
1.9 Wat past bij mij?
Opdracht wat past bij mij?
Ken jij jezelf goed?
Download het worddocument. Lees eerst alle woorden. Welke woorden geven het beste aan hoe jij bent en welke woorden passen niet bij jou? Kruis die woorden aan.
Vul de lijst in
Sla het worddocument op in OneDrive.
1.10 Wat vindt een ander van mij?
Opdracht hoe zien anderen mij?
Je hebt zelf natuurlijk een idee over wie jij bent. Maar hoe zien anderen jou? Komt dat overeen met hoe jij jezelf ziet? Laat de lijst nu ook door een klasgenoot en je ouder/opvoeder invullen.
Laat de lijst ook door een klasgenoot en door je ouder/opvoeder invullen.
Zet het worddocument in je digitale portfolio.
1.11 Wat doe ik op een dag?
Opdracht: Wat doe ik op een dag?
Geef in het word-document aan hoe jouw week er normaal gesproken uitziet. Wat doe je elke dag en hoeveel tijd besteed je er aan? Gebruik daarvoor de kleuren uit je lijst.
Je kunt in het schema aangeven wat je in je eigen vrije tijd doet of zou willen doen. Kruis telkens één of meer hobby’s aan waarmee je bezig bent, trek daarna een lijn van het woord naar de omschrijving die er het beste bij past waarom je dit graag doet of zou willen doen.
Zet het word-document in OneDrive.
1.13 Klassikaal spel 'Wie ben ik'
Voorbereiding:
Maak groepjes van vijf leerlingen.
Schrijf je naam op een papiertje of post-it.
Lever het in bij je docent, die verdeelt ze vervolgens onder de groepjes.
Iedereen plakt een papiertje met een naam van een klasgenoot op zijn voorhoofd.
LET OP! Je mag niet zien welke naam erop staat!
Nu kan het spel beginnen.
Spelregels:
Doel van het spel is om als eerste te raden welke klasgenoot je bent.
De jongste begint en mag als eerste één vraag stellen.
Het moet een vraag zijn die je alleen met ja of nee kunt beantwoorden.
Bijvoorbeeld: ben ik een meisje? Heb ik blond haar? Ben ik goed in sport?
De anderen geven antwoord (alleen nee of ja. Bij ‘ja’ mag je nog iets vragen).
Dan mag de volgende een vraag stellen (ga met de klok mee).
Degene die als eerste weet wie hij/zij is, is de winnaar!!
Speel het spel nu nog een keer. Maar benoem ditmaal alleen elkaars eigenschappen zoals vrije tijdsbestedingen en stijlen (zie vorige bladzijdes).
Speel het spel nu voor de laatste keer. Ditmaal kies je een beroemdheid op wie jij een beetje lijkt en/of die je bewondert.
Dus als je bijvoorbeeld altijd grapjes maakt, schrijf je clown Bassie op. Of als je het leuk vindt om filmpjes te maken, dan kun je Enzo Knol opschrijven.
Opdracht eigenschappen
Download het word-document.
Welke eigenschappen kwamen tijdens het raden van jouw persoon naar boven? Vind je dat de genoemde eigenschappen bij je passen?
Geef het aan in het document en sla het op in OneDrive.
1.14 Stripverhaal maken
Neem de vorige opgaves nog eens door. Wat heb je over jezelf allemaal opgeschreven? Welke dingen horen echt bij jou? Bijvoorbeeld: de sport die je beoefent, je hobby’s, je stijl en hoe anderen jou zien. Je gaat daarmee een stripverhaal maken.
Heb je meer informatie nodig over het maken van een stripverhaal, klik dan op de knop:
Neem de vorige opgaves nog eens door. Wat heb je over jezelf allemaal opgeschreven?
Kies verschillende dingen die écht bij jou horen. Bijvoorbeeld: je sport die je beoefent, je hobby’s, je stijl en hoe anderen jou zien.
Maak daarmee een stripverhaal van vier tekeningen. Hierboven vind je tips voor het maken van een stripverhaal.
Je mag in overleg met je mentor ook in tweetallen vier foto’s van elkaar maken.
Voorbeeld:
Je bent gek op voetballen, slordig, creatief en hebt een sportieve kledingstijl. Dan teken je jezelf in het eerste vak met een voetbal, in het tweede met veel rommel om je heen etc.
Scan je stripverhaal in of neem er een foto van. Zet je stripverhaal in je digitale portfolio.
H 2: Wat zijn mijn talenten
Wat voor iemand ben jij? Rustig en muzikaal? Vrolijk en nieuwsgierig? En waar ben jij goed in? Wiskunde of Nederlands? Pianospelen of honkballen? Jouw kwaliteiten en talenten zeggen iets over wie jij bent. Ze horen bij jou. Als je weet waar jij goed in bent, is het makkelijker om keuzes te maken die bij jou passen. Dat is handig als je gaat kiezen wat je later wilt worden.
Talent:
Het is goed om te weten wie je bent en wat jouw talenten zijn. Dat kan je helpen om betere keuzes te maken. In het volgende filmpje een aantal voorbeelden van talenten.
Eigenschappen:
Eigenschappen zijn kenmerken hoe je bent, wat voor type je bent en wat je karakter is. Iedereen heeft andere eigenschappen. Hierdoor maakt iedereen andere keuzes in zijn of haar leven.
Beste vak:
Waar ben jij het beste in op school? De vakken die je met plezier doet, daar ben je vaak ook goed in.
Hoofdrol:
Kijk eens met andere ogen naar een film. Welke hoofdrol zou jij willen spelen? En wat kun je daarvan leren over jezelf?
2.1 Klassikale opdracht
Kijk eerst met de klas naar het filmpje:
Je docent kan als voorbeeld een mindmap “kwaliteiten’ maken.
Daarna krijg je van je docent een kwaliteit te horen (bijvoorbeeld luisteren of samenwerken). Bedenk iemand die deze kwaliteit heeft. Dat kan een klasgenoot of een docent zijn, maar het mag ook een beroemd persoon zijn. Schrijf die naam op in het schema.
Bekijk de vaardigheden in het document. Schrijf bij elke vaardigheid (talent) wie dat in jouw omgeving goed kan. Bijvoorbeeld een ouder, je tennisleraar of een tante. Je mag natuurlijk ook jezelf noemen.
2.4 Top-drie talenten
2.5 Kwaliteitenspel
Bekijk het filmpje:
Speel nu het kwaliteitenspel in groepjes van vier.
Voorbereiding:
Knip de kwaliteitenkaartjes uit en schud ze. Let op: één of twee ‘knipbladen kwaliteitenkaartjes’ per groepje is genoeg.
Iedere speler krijgt drie kaartjes, de rest gaat op de stapel.
Spelregels
Degene die het eerst jarig is, begint en pakt een kaartje van de stapel.
Bij wie past deze kwaliteit? Geef het kaartje aan die persoon.
Leg met een voorbeeld uit waarom je dit kaartje bij de ander vindt passen.
Deze persoon heeft nu vier kaartjes en moet er daarvan één doorgeven.
Geef dat kaartje aan degene bij wie je die kwaliteit vindt passen en geef een voorbeeld.
Past het kaartje bij niemand? Leg het dan apart en pak een nieuwe.
Ga door tot iedereen drie kaartjes heeft die echt bij hem/haar passen.
Welke kwaliteiten?
Bekijk het volgende filmpje
Duur: 5,2 minuten
“Welke kwaliteiten” zou deze man wel (of niet hebben)?
2.6 Passen de kaartjes bij jou?
Opdracht kwaliteitenspel
Schrijf de drie kaartjes die jij hebt gekregen op in het worddocument. Vind jij ook dat deze kaartjes bij jou passen? Geef bij elke kwaliteit een voorbeeld. Denk aan wat anderen over je gezegd hebben!
Zet je worddocument in OneDrive.
2.7 Vijf kwaliteiten
Opdracht 5 kwaliteiten van jezelf
Schrijf nu vijf kwaliteiten op, die jij van jezelf vindt dat jij die goed kunt en geef daarbij een voorbeeld.
Vraag aan je ouders/opvoeders of ze het document willen invullen. (tip: vraag of ze dit digitaal willlen doen)
Vul de rest van het document zelf in.
Zet je worddocument in OneDrive. (scan het document als dat nodig is eerst in of maak er foto's van)
2.12 Succesverhaal
Leerjaar 1
Je bent minstens eenmaal in je leven héél trots geweest op jezelf. Misschien omdat je een (hoofd)rol speelde in een basisschool-musical, of omdat je kampioen bent geworden, omdat je een mooie verzameling hebt, omdat je iemand gered hebt, omdat jij je opa of oma goed hebt geholpen.
Dit is gelukt doordat jij over mooie talenten beschikt.
Portfolio-opdracht succesverhaal
Schrijf je eigen een succesverhaal, waarin je de volgende vragen beantwoordt.
Wat is voor jou de betekenis van het woord “succes”?
Wanneer heb je jouw succes behaald?
Wie waren er bij jouw behaalde succes betrokken? (Je ouders, vrienden, dieren)
Hoe reageerden andere mensen op jouw succes?
Hoe was je eigen gevoel bij jouw succes? Omschrijf je gevoel.
Wat was uiteindelijk het resultaat van jouw succes?
In welke plaats speelde jouw succesverhaal zich af?
Was er (buiten jezelf) nog iemand blij met jouw behaalde succes? Zo ja, wie en waarom?
Welke eigenschappen heb jij nodig gehad om dit succes te behalen? (Blader zo nodig terug naar hoofdstuk 1)
Je kunt op heel veel verschillende manieren succes behalen. Je kunt succes behalen als sporter, maar ook als je later werkt. Noem een succes wat jij zou kunnen behalen als je later werkt.
Vraag wat je ouders van jouw succesmoment vonden. Waren ze trots op je?
Waar zou je nog weleens succes in willen behalen?
Vraag aan je ouders of ze nog een ander succesmoment van jou kunnen opschrijven. Waren ze trots op je en waarom?
Schrijf nu jouw helemaal uit. Zorg dat je de bovenstaande vragen (1 t/m 11) hierbij gebruikt. Het moet een verhaal worden, zorg dus dat je in mooie zinnen schrijft.
Schrijf dit verhaal zo uitgebreid mogelijk op. Schrijf het in Word en gebruik het lettertype Arial 12.
Wat beschrijf je dus onder andere in dit verhaal:
In het kort je verhaal
Waarom je het deed
Hoe je het deed
Hoe andere mensen reageerden
Hoe je eigen gevoel was en omschrijf je gevoel
Of het je veel moeite kostte
Welke eigenschap was hierbij belangrijk
Waarvoor had je deze eigenschap nodig
Vraag wat je ouders van jouw succesmoment vonden en of ze trots waren
Andere leuke dingen die erbij horen
Versier het met foto’s, tekeningen of plaatjes.
Als je klaar bent met het verhaal bewaar je het in OneDrive in je portfolio.
Succes!
2.13 Wat voor een type ben ik?
Sommige mensen zijn echte handen – types die zijn graag bezig. Anderen zijn echte hoofd – mensen. Die denken liever. Ook zijn er de creatieve mensen die graag over iets fantaseren. Het laatste type is de mens die vanuit zijn hart, zijn gevoel, werkt.
2.14 Handen, hoofd, fantasie of hart
Portfolio-opdracht: handen, hoofd, fantasie of hart?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een beroep kiezen is niet gemakkelijk. Er zijn zoveel beroepen en je kunt er maar één kiezen. Stilstaan bij je belangstelling en hobby’s is een goed begin, want iets wat je graag doet:
daar kun je lang en vaak mee bezig zijn;
daar word je niet snel ongeduldig bij;
daar doe je meestal goed je best voor;
daar wil je meestal nog beter in worden.
Twee vragen zijn belangrijk
Wat doe ik graag in mijn vrije tijd?
Waarom doe ik dat graag?
Vooral de tweede vraag is belangrijk. Met deze vraag leer je, jezelf het beste kennen. Maar deze vraag is ook het moeilijkste te beantwoorden. Twee of drie leerlingen kunnen dezelfde belangstelling met heel verschillende redenen hebben.
Kijk naar het voorbeeld:
Lars doet aan mountainbiken. Hij rijdt vaak mee in wedstrijden. Reden: hij sleutelt graag om nog sneller te kunnen rijden.
Jip doet aan mountainbiken. Samen met haar vrienden gaat ze vaak trainen. Reden: zij vindt het een stoere sport en zij ontmoet daar haar vrienden.
Niels doet aan mountainbiken. Hij weet veel van de prijzen van de onderdelen. Reden: hij doet het graag en handelt in onderdelen.
Je ziet dus dat drie verschillende personen dezelfde hobby hebben. Maar alle drie hebben ze een andere reden waarom ze die hobby leuk vinden. De één vanwege het sleutelen. De ander vanwege de stoere sfeer en de vriendenkring. En de derde vanwege het handelen in onderdelen.
Voor je beroepskeuze is het belangrijk dat je weet waarom je iets graag doet!
Opdracht 'welk beroep'?
Welke beroepen zouden deze mensen later kunnen hebben?
Opdracht puzzel
Download de puzzel en streep alle eigenschappen aan.
2.19 Beroepskeuzetest
Portfolio-opdracht beroepskeuzetest
Test je kwaliteiten en interesses op Expeditie Work.(Gebruik hierbij het knipprogramma dat op elke computer staat. Hiermee kan je de uitslag van de Expeditie Worktest in een document plakken.)
Als je weet wat je wilt en hoe je in elkaar zit is het een stuk makkelijker om een baantje te zoeken. Hoe goed ken je jezelf? Suus kijkt in haar glazen bol.
Expeditie Work helpt met je zoektocht naar een nieuwe baan. Stap in de virtuele wereld en ontdek alle geheimen van solliciteren!
Suus toont jou 10 situaties. Er is slechts 1 antwoord mogelijk. Twijfel niet te lang en geef het antwoord wat het dichtst bij je ligt, dan krijg je het beste resultaat.
Hang deze in je portfolio van Wikiwijs bij het onderdeel Wie ben ik?
Bekijk de uitslag van de test goed
Beantwoord de volgende vragen:
Wat voor type ben jij volgens de test?
Wat herken je van jezelf in de omschrijving die erbij staat?
Wat herken je juist niet van jezelf?
Schrijf twee beroepen op die gevonden zijn bij jouw interesses.
Naar welke van de voorgestelde beroepen ben je nieuwsgierig?
Welke van de voorgestelde beroepen spreekt je het minst aan?
Zet het resultaat in je digitale portfolio
H 3a: Wat kan ik?
3.1 Leukste en beste vakken
Je zit een groot deel van je tijd op school. Ook daar ben je goed in sommige dingen en minder goed in andere dingen. In welke vakken en vaardigheden blink jij uit op school? Waar ben je trots op. In deze opdrachten ga je dat ontdekken.
Klassikale opdracht leukste vakken
De docent noemt telkens twee vakken, bijvoorbeeld Engels of wiskunde: Ga staan als je Engels leuker vindt en blijf zitten als je liever wiskunde hebt.
Dan wijst de docent een leerling aan die staat.
Deze geeft een nieuwe keuze tussen twee vakken, bijvoorbeeld biologie of gym: Ga staan als je biologie leuker vindt en blijf zitten als je liever gym hebt.
Ga zo een tijdje door, totdat alle vakken aan bod zijn geweest.
Vul je rapport in. Schrijf op welke gemiddelde cijfers je staat voor ieder vak. En geef jezelf een cijfer voor elke vaardigheid. Zet de datum en je handtekening eronder.
3.3 Je beste vakken
Opdracht: waarin ben je het beste?
Je hebt de cijfers van je rapport ingevuld in een Word-document
Geef de vakjes van de vakken en vaardigheden waar jij het beste in bent een kleur.
3.4 Je leukste vakken
Opdracht: je leukste vakken
Je hebt de cijfers van je rapport ingevuld in een Word-document en aangegeven in welke vakken je het beste bent.
Geef nu aan wat jouw drie leukste vakken zijn. Zet achter die vakken een kruisje.
Sla het document op in OneDrive.
3.5 Ben je altijd het best in de leukste vakken?
Opdracht: ben je altijd het beste in je leukste vak?
Je hebt in een worddocument je rapportcijfers genoteerd en je hebt aangegeven welke vakken je het leukst vindt en in welke vakken je het beste bent.
Zijn de 3 leukste vakken dezelfde vakken als de vakken waar je het beste in bent?
Vul je worddocument aan: Welke vakken hebben een kruisje én een kleur gekregen? Dat zijn de vakken waarin je goed bent en die je leuk vindt.
Welke vakken hebben alleen een kruisje of alleen een kleur gekregen? Dat zijn vakken waarin je misschien wel goed bent maar die je niet zo leuk vindt of vakken die je wel leuk vindt maar waar je niet zo goed bent.
Zet die vakken in je worddocument:
Vakken die ik leuk vind en goed kan:
Vakken die ik óf leuk vind óf goed kan:
3.6 Wat kan je goed bij je leukste vakken?
Opdracht: waar ben je goed in bij je leukste vakken
Laat onderstaande vragen door een ouder/opvoeder invullen. Vraag je ouders/opvoerder het bolletje te kleuren, dat het best bij jou past. Tip: vraag of je ouders dit digitaal willen doen.
Zet het document in je OneDrive.(scan eventueel het document in of maak er foto's van)
3.9 Trots
Bekijk het filmpje.
Ik ben trots op de acht die ik haalde voor biologie. Want ik heb nog nooit zo’n hoog cijfer gehaald voor biologie…
Opdracht trots
Schrijf in een Word-document over een schoolprestatie waar je trots op bent. Leg ook uit waarom.
Sla het worddocument op in OneDrive.
Vorm nu een groepje met twee klasgenoten die even goed zijn als jij in hetzelfde vak. Bedenk met elkaar:
Wat je goed moet kunnen voor dit vak.
Zoveel mogelijk beroepen waarbij dit vak handig is.
Schrijf alles wat jullie bedenken op. Zo heb je een handig overzicht van de vaardigheden en beroepen die bij dit vak passen.
Bijvoorbeeld: Voor het vak wiskunde moet je goed kunnen rekenen, logisch denken, zorgvuldig werken, ect.
Hieronder zie je een voorbeeld:
Mail het worddocument aan de anderen van je groepje. Dan kan iedereen het opslaan in OneDrive.
3.10 Moeilijkste vakken
Opdracht: moeilijkste vakken
Je hebt bij de vorige opdracht ingevuld wat je leuk vindt en waar je goed in bent, bedenk nu eens in welke vakken je juist niet zo goed bent en die je niet zo leuk vindt.
Je ziet een rijtje met verschillende bezigheden die met beroepen te maken hebben.
Kruis die bezigheden aan die jij het meest aantrekkelijk vindt. Bezigheden die je mist, vul je onderaan in.
Zet het document in je OneDrive.
3.12 Competenties
Bekijk het filmpje:
Opdracht bezigheden
Kies vijf bezigheden die jij het meest aantrekkelijk vindt. Noteer deze in een worddocument, in volgorde van belangrijkheid.
Denk je dat je die bezigheid al (een beetje) kunt?
Vraag aan je ouders of zij dit ook aantrekkelijke bezigheden voor jou vinden. Noteer hun antwoord ook in je worddocument.
Sla je worddocument op in OneDrive.
3.13 Meer bezigheden
Nog een filmpje:
Opdracht bezigheid en beroep
Gebruik het worddocument uit de vorige opdracht.
Noteer nogmaals de vijf aantrekkelijkste bezigheden. Bedenk bij elke bezigheid een passend beroep.
Vul je worddocument aan.
3.14 Info over beroep/bezigheden
Opdracht info bezigheid en beroep
Zoek informatie over de vijf beroepen/bezigheden die je bij de vorige opdracht hebt opgeschreven. Deze informatie mag je zoeken op internet.
Vertel welke activiteiten je doet bij de door jouw gekozen beroepen en welke opleiding je daarvoor nodig hebt.
Zet de informatie in je worddocument.
H 3b: Competenties in detail
3.15 Competenties
Iedereen bezit een aantal competenties. Een competentie is hoe goed je ergens in bent of hoe geschikt je ergens voor bent. Op de volgende pagina's staan allerlei competenties genoemd.
Beantwoord steeds de vragen.
Download dit worddocument om je antwoorden op te slaan.
Zet het worddocument in OneDrive.
-------- Communiceren
Opdracht competentie communiceren
Vertel in eigen woorden wat “communiceren” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “communiceren”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “communiceren”:
Cijfer dat je jezelf voor “communiceren” geeft.
-------- Interviewen
Kijk eerst naar het filmpje over Mark Rutte
Opdracht competentie interviewen
Vertel in eigen woorden wat “interviewen” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “interviewen”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “interviewen”:
Cijfer dat je jezelf voor “interviewen” geeft.
-------- Omgaan met emoties
Nog een filmpje:
Opdracht competentie omgaan met emoties
Vertel in eigen woorden wat “omgaan met emoties” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “omgaan met emoties”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “omgaan met emoties”:
Cijfer dat je jezelf voor “omgaan met emoties” geeft.
-------- Normen en waarden
Bekijk het filmpje:
Opdracht competentie normen en waarden
Vertel in eigen woorden wat “normen en waarden” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “normen en waarden”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “normen en waarden”:
Cijfer dat je jezelf voor “normen en waarden” geeft.
-------- Organiseren en plannen
Opdracht competentie organiseren en plannen
Vertel in eigen woorden wat “organiseren en plannen” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “organiseren en plannen”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “organiseren en plannen”:
Cijfer dat je jezelf voor “organiseren en plannen” geeft.
-------- Samenwerken
Bekijk het filmpje:
Opdracht competentie samenwerken
Vertel in eigen woorden wat “samenwerken” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “samenwerken”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “samenwerken”:
Cijfer dat je jezelf voor “samenwerken” geeft.
-------- ICT-vaardigheden
Bekijk het filmpje:
Opdracht competentie ICT-vaardigheden
Vertel in eigen woorden wat “ICT-vaardigheden” betekent
Geef een voorbeeld waar je bezig bent met “ICT-vaardigheden”:
Geef 2 beroepen waarin je goed moet kunnen “ICT-vaardigheden”:
Cijfer dat je jezelf voor “ICT-vaardigheden” geeft.
3.16 Beste competenties
Opdracht: jouw beste competenties
Gebruik het worddocument uit de vorige opdracht
Wat zijn jouw drie beste comptetenties?
Zet het in je worddocument.
3.17 Vaardigheden
Voor alle beroepen zijn dus bepaalde competenties en vaardigheden nodig.
Hoe goed ben jij in elke vaardigheid en competentie? Bekijk eerst dit filmpje:
In welke vijf vaardigheden ben je het best (de groene vaardigheden)? Geef bij iedere vaardigheid een voorbeeld en leg uit waarom je daarin het best bent.
In welke drie vaardigheden ben je het minst goed (rodevaardigheden). Leg uit waarom dat is
Vraag aan een ouder/opvoeder om hetzelfde te doen als jij gedaan hebt.
Laat je ouder/opvoeder bij vijf vaardigheden (uit de lijst van het werkblad) een “goedje” zetten, waarvan hij/zij denkt dat jij dat het beste kunt.
Laat je ouder/opvoeder bij vijf vaardigheden een “kruisje” zetten, waarvan hij/zij verwacht, dat jij die activiteiten echt niet ziet zitten, omdat je dat moeilijk vindt of dat het niet bij je past.
Vraag tot slot aan je ouder/opvoeder om de vragen in te vullen.
TIP: vraag aan je ouders of ze de lijst digitaal willen invullen.
Zet de lijst in je OneDrive (maak er desnoods eerst een foto van of scan de lijst in)
3.23 Overeenkomende vaardigheden
Opdracht komen de vaardigheden overeen?
Je hebt zelf een lijst met vaardigheden ingevuld en je hebt ook aan je ouders/verzorgers gevraagd om zo'n lijst in te vullen.
Welke vaardigheden die door je ouders/opvoeders zijn genoemd, komen overeen met jouw eigen lijst?
Welke vaardigheden die door je ouders/opvoeders zijn genoemd, komen niet overeen met jouw eigen lijst?
Schrijf je antwoorden in een worddocument in OneDrive.
Lees het schema door over deze zes mens-types. Kijk of je zo bent of juist niet. Geef voor elk soort werk een cijfer tussen 0 en 10 en zet ze in het werkblad.
Upload je werkblad in OneDrive.
3.25 Bedenk drie beroepen
Opdracht: welk beroep?
Gebruik het werkblad uit de vorige opdracht.
Bedenk bij ieder soort werk 3 beroepen. Vul deze beroepen in de middelste kolom in.
3.26 Exra opdracht (basis/kader)
Opdracht: TAT?
Gebruik het werkblad uit de vorige opdracht.
Welke TAT past bij elke omschrijving? Vul die in de één-na-laatste kolom in.
3.27 Werk in de omgeving
Opdracht: werk in de omgeving van Oss?
Gebruik het word-document uit de vorige opdracht.
Bedenk bij ieder soort werk een bedrijf uit de omgeving van Oss. Vul deze bedrijven in de laatste kolom in.
3.28 Leuk en niet leuk
Opdracht: wat vind je leuk en wat niet?
Gebruik het word-document uit de vorige opdracht.
Maak de drie leukste beroepen, die je hebt opgeschreven blauw en de drie minst leuke beroepen rood.
Klik op: Werken met het nieuwe programma (=vanaf 2015)
Klik op: STARTEN
Klik op: VERDER
Klik op: 2. GESCHIKTHEIDSTEST
Vul in: al je gegevens
Klik op: VERDER
Klik op: JA (schrijf op een kladblaadje je persoonlijke testcode)
Klik op: VERDER
Klik op: de leerweg die je volgt (Theoretisch,Gemengd,Kader/Basis)
Klik op: nu telkens op VERDER (8x)
Vul in: je karakterschets
Klik op: VERDER (2x)
Beantwoord nu alle 100 vragen van deel 1.
Nadat je alle vragen ingevuld hebt, krijg je de uitslag in beeld (deel 2).
De uitslag geeft niet aan hoe leuk je een beroep vindt, maar of jouw eigenschappen erbij passen.
Print deze uitslag én sla de uitslag op (PDF) in ‘mijn documenten”.
Sluit daarna het programma af. Doe dit NIET door het kruisje weg te klikken, maar door op “Beroepenwijzer afsluiten” te klikken. Je moet dus UITLOGGEN, anders worden je gegevens niet opgeslagen en moet je de test nog een keer te doen!
Zet de uitslag in je portfolio.
Waar ben jij volgens de test het meest geschikt voor? Zet dat ook (in een worddocument) in je portfolio.
H 4: Hoe kies ik?
Wat wil jij later worden? Die vraag hoor je vast vaker… Niets mis mee als je het antwoord nog niet precies weet. Maar het kan geen kwaad om je nu al bezig te houden met je toekomst. Want hoe beter je daar nu al over nadenkt, hoe makkelijker het wordt om straks keuzes te maken die echt bij jou passen. Bekijk het filmpje
Hoe maak je keuzes voor jouw toekomst? Wat heb je eraan? Kijk eerst even naar dit filmpje over keuzes maken van Dylan Haegens.
In dit hoofdstuk ontdek je welke vijf vragen jou helpen keuzes te maken voor je toekomst. Dat is handig, want je kunt later heel veel kanten op. Als je antwoorden weet op de vijf vragen, weet je beter wat je moet kiezen.
Niet zo lang geleden heb jij iets belangrijks gedaan. Weet je nog dat je koos voor de school waarop je nu zit? Was het een moeilijke keuze, of niet zo erg? Waarschijnlijk heb je het wel samen gedaan met je ouders of met je juf of meester.
Kiezen doe je elke dag. Welke kleren je aantrekt, wat je op je brood doet, of je je huiswerk nu maakt of straks……. Kiezen doe je de hele dag door, vaak zonder dat je erover nadenkt. Hoe kies jij? Het is goed om daar even bij stil te staan.
In de toekomst ga je nog veel meer keuzes maken. Bijvoorbeeld in welk profiel je examen gaat doen. En misschien ga je ook al een weekend- of een vakantiebaantje kiezen.
Denk na over alle keuzes die je vandaag hebt gemaakt.
Begin bij het moment dat je bent opgestaan. Eindig bij het moment dat je deze les bent ingelopen.
Lees de drie uitspraken op de kaartjes.
Welke uitspraak spreekt jou het meeste aan? Kleur deze in. Vul daarna de zinnen die op het kaartje staan aan.
4.2 Keuzes maken
Opdracht kiezen
Schrijf 5 keuzes op die je op een dag maakt.
Gebruik een worddocument in OneDrive.
4.3 Makkelijke of moeilijke keuze?
Sommige keuzes gaan bijna vanzelf. Als je iets heel graag wilt bijvoorbeeld, dan is het makkelijk ervoor te kiezen. Of als het om iets kleins gaat, dan denk je er vaak niet eens bij na dat je kiest. Andere keuzes zijn lastiger. Bijvoorbeeld als het om iets groots gaat. Of als je moet kiezen tussen twee leuke dingen
Opdracht makkelijk of moeilijk?
Welke keuzes vind je makkelijk en welke moeilijk?
Een YouTube-filmpje uitkiezen
Kiezen wat ik koop in de kantine
Bij wie ik na schooltijd ga chillen
Kiezen welk cadeau ik voor Sinterklaas/Kerst wil
Een vmbo-school uitkiezen
Schoenen kopen
Wat ik op mijn brood doe
Welke nieuwe app op mijn telefoon ik aanschaf
4.4 / 4.5 Snelle beslisser of twijfelaar
Opdracht snelle beslisser of twijfelaar
Bami of rijst? Huiswerk of gamen? Hockey of handbal? De ene persoon maakt heel makkelijk en snel keuzes. Terwijl de ander juist super lang aan het twijfelen is.
Doe de test hieronder. Wat ben jij voor type? Snelle beslisser of twijfelaar?
Maak een schermprint van de uitslag. Plak de schermprint in een worddocument.
Interview je buurman/buurvrouw over zijn/haar grote keuzes in het leven.
Schrijf zijn/haar antwoorden in het worddocument. Sla het document op.
Mail de antwoorden naar je buurman/buurvrouw.
Draai daarna de rollen om. Je buurman/buurvrouw interviewt jou over grote keuzes uit jouw leven.
Je buurman/buurvrouw noteert jouw antwoorden en stuurt jou het worddocument.
Sla het worddocument met je eigen antwoorden op in OneDrive.
4.8 Maak de test 'wat doe je?'
Opdracht: hoe maak je eigenlijk keuzes?
Hoe maak je eigenlijk keuzes? Denk je er niet bij na en kies je gewoon? Zet je eerst alle voors en tegens op een rijtje, of vraag je aan anderen wat ze zouden doen? Hoe je ook kiest, iedere manier heeft zijn voor- en nadelen
De test bestaat uit 9 vragen, waarbij de eerste vraag, "Je wilt leren zeilen. Wat doe je?", is. Hierbij kun je uit vier antwoorden kiezen.
Het antwoord dat het beste bij jou past, geef je 4 punten.
Het antwoord dat daarna het beste bij jou past, geef je 3 punten.
Het antwoord daarna 2 punten en het antwoord dat het minst bij jou past 1 punt.
De punten worden ingevuld in het grijze vakje onder het antwoord.
Zorg ervoor dat je altijd aan alle antwoorden punten geeft. Misschien vind je alle antwoorden wel goed. Geef dan toch het beste antwoord 4 punten, de andere antwoorden krijgen dan 3, 2 en 1 punt.
Sla het worddocument met je antwoorden op in OneDrive.
4.9 Waar scoor je het hoogst?
Opdracht: wat voor type ben je?
Open het ingevulde worddocument uit de vorige opdracht. In de onderste helft van het document staat een tabel. Je hebt nu voor de antwoorden 4, 3, 2 of 1 punt gezet.Noteer de punten in de tabel. Tel daarna alle punten op die horen bij kolom A en bij kolom B, C en D. Let op! Niet alle vragen doen mee!
Vul de schietschijf in. Gebruik het worddocument dat je in de vorige opdracht hebt ingevuld.
Op de lijn van de A-score zet je het aantal punten uit kolom A.
Op de lijn van de B zet je het aantal punten uit kolom B, enzovoort. Trek een lijn van het A punt naar het B-punt enzovoort. Je ziet nu hoeveel je van elke leerstijl gebruikt.
Sla het document op in OneDrive.
4.11 Geef aan hoe jij kiest
Klassikale opdracht hoe kies jij?
Geef aan hoe jij kiest.
Doe de volgende oefeningen met de klas:
Je mentor leest drie keer een keuzesituatie voor.
Hoe kies jij? Geef dat aan door links of recht in het lokaal te gaan staan.
De mentor laat steeds een aantal leerlingen aan het woord.
Wat zijn de voordelen van deze manier van kiezen?
Wat zijn de nadelen van deze manier van kiezen?
Keuzesituatie 1: Snel of langzaam?
Als ik nieuwe kleren koop …
O Ben ik in een uurtje klaar. LINKS
O Trek ik daar een hele zaterdag voor uit. RECHTS
Keuzesituatie 2: Hoofd of hart?
Als ik nieuwe kleren koop …
O Ga ik alle winkels af vergelijk ik wat ze overal hebben. LINKS
O Koop ik het eerste het beste wat ik mooi vind en wat goed zit. RECHTS
Samen of alleen?
Als ik nieuwe kleren koop …
O neem ik een vriend(in) mee om advies te vragen. LINKS
O doe ik dat alleen: ik weet zelf het beste wat ik mooi vind. RECHTS
4.12 Kiezen
Klassikale opdracht: kiezen
Doe de volgende oefening met je klas. Verdeel de klas in twee groepen.
Maak een binnenring en een buitenring.·
Zorg dat je in tweetallen tegen over elkaar staat.
De docent stelt een vraag over hoe jij kiest.
Wissel kort het antwoord uit met degene tegenover je.
Op het teken van de docent schuift de buitenste ring een plaats door.
Je staat dus tegenover een nieuwe klasgenoot.
De docent stelt weer een vraag over kiezen.
Wissel weer kort het antwoord uit met degene tegenover je etc.
Beantwoord na de vragenronde nu zelf de volgende vragen.
Maak daarvoor een worddocument aan in OneDrive en zet je antwoorden erin.
Kies jij snel of langzaam?
Kies je met het hoofd of met het hart? Geef daarbij een voorbeeld.
Kies jij graag alleen of wil je dit samen doen met iemand anders om te overleggen?
Je gaat naar een schoolfeest: hoe kies je wat je aantrekt?
Je gaat voor je verjaardag naar de bioscoop met vrienden: hoe kies jij de film?
Je koopt een cadeau voor je oma, omdat je haar lief vindt. Hoe kies je haar cadeau? En wat koop je?
Je wilt een smartphone: hoe zoek je die uit?
4.13 Kies het keuzetype (1)
Kijk naar het volgende filmpje van Dylan Haegens:
Opdracht wat voor keuze-type?
Wat voor keuze-type is Gerrit, de jongen met het rood-wit-blauwe petje? (omcirkel)
Gerrit
Makkelijke kiezer óf Twijfelaar
Snelle kiezer óf Langzame kiezer
Kiest met het hoofd óf Kiest met het hart
Maakt zelfstandig keuzes óf Maakt samen keuzes
Wie uit jouw omgeving maakt ook op deze manier keuzes?
Tim
Wat voor keuze-type is Tim, de jongen met het zwarte haar en witte trui? (omcirkel)
Makkelijke kiezer óf Twijfelaar
Snelle kiezer óf Langzame kiezer
Kiest met het hoofd óf Kiest met het hart
Maakt zelfstandig keuzes óf Maakt samen keuzes
Wie uit jouw omgeving maakt ook op deze manier keuzes?
4.14 Kies het keuzetype (2)
Nog een opdracht om het keuze-type te kiezen, maar met een ander filmpje.
Kijk naar het volgende filmpje met Nathalie la Rose:
Beantwoord de vragen: Wat voor keuze-type is Nathalie la Rose? Past haar hele keuzestijl bij jou? Waarom wel/niet?
Vul je antwoorden in het worddocument in en plaats je document in OneDrive.
Tot slot:
Voor de leerlingen die niet kunnen kiezen, is een ‘compromis’ (= een middenweg) een goeie oplossing:
4.15 Twintig woorden die met jou te maken hebben
Opdracht woordzoeker
Bedenk 20 woorden die met jou te maken hebben. Gebruik hiervoor woorden die met jouw stijl te maken hebben, jouw talenten, eigenschappen én de manier waarop jij kiest (maak gebruik van alle opdrachten die je tot nu toe hebt gemaakt!).
Het arrangement Dik arrangement LOB Hooghuis is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Wat voor type ben jij?
Snelle beslisser of twijfelaar?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.