De verjaardag

De verjaardag

Inleiding

De lessenserie 'De verjaardag'  bestaat uit een verhaal verdeeld in zes hoofdstukken met daarbij behorende opdrachten en werkbladen.
De hoofdstukken zijn:
1. De uitnodiging
2. De boodschappenlijst
3. Naar de supermarkt
4. Alles klaarzetten
5. Het feest
6. Alles opruimen

Voordat je begint:

  • Zorg dat de materialen die je tijdens de les nodig hebt, van te voren klaar staan.
  • Geef de leerlingen opdracht om thuis lege verpakkingen en reclamefolders te verzamelen.
  • Plak prijsstickers op de verpakkingen.
  • In de klas boots je een supermarkt met een kassa na.
  • Zorg aan het begin van deze lessenserie voor foto's van de voorkant van verschillende supermarkten en andere winkels. Verzamel ook plastic tassen, verkrijgbaar bij de supermarkt.
  • Zorg dat de materialen die je tijdens de les nodig hebt, van te voren klaar staan.

De les

  • Iedere les start met het voorlezen van het verhaal 'De verjaardag'.  De eerste les start met het boekje in zijn geheel te lezen. De leerlingen die het kunnen lezen het zelfstandig. Je kunt ook het verhaal klassikaal (voor)lezen op het digibord. Misschien heb je de mogelijkheid om de spraakondersteuning aan te zetten.
  • Nadat één hoofdstuk is gelezen kun je vragen stellen d.m.v. de denkstimulerende gesprekstechniek (DGM) stellen.
  • Iedere les wordt d.m.v. het Directe Instructie Model (DIM) gegeven.
 
 
 
 
 
 

alles

leerdoelen en didactische uitgangspunten

Leerdoelen en didactische uitgangspunten

Titel

Lessenserie De verjaardag

Datum
18-11-2025
Doelgroep
VSO onderbouw leerroute 2–3 (leeftijd 13-14 jaar): uitstroombestemming dagbesteding (DB)

Vakgebied

Mondelinge taal (CEDgroep)

Kerndoel
Kerndoel 2: De leerling leert actief te luisteren naar gesproken taal in alledaagse situaties.
Kerndoel 3: De leerling leert zich begrijpelijk uit te drukken in gesprekken over onderwerpen uit het dagelijks leven
Kerndoel 8: De leerling leert om taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) voor te bereiden, te plannen en na te kijken
Leerlijn mondelinge taal (CED)
Niveau 5:
2.3. Begrijpend luisteren
Voert een meervoudige opdracht uit binnen het hier en nu (ga naar juf Els en vraag krijt)
3.3. een gesprek voeren
Neemt het woord in een (kring)gesprek
3.5. iemand iets vragen
Vraagt de leerkracht of hij hem iets mag vragen
Niveau 6:
2.3 Begrijpend luisteren
Begrijpt de hoofdzaak in een (mondelinge) tekst
3.3. Een gesprek voeren
Begrijpt en gebruikt woorden om het gesprek op gang te houden
Geeft en neemt de beurt in een gesprek
4.3. Actieve woordenschat
Vraagt om verduidelijking van de betekenis van een woord
Doel in
leerlingtaal
Je leert hoe je het belangrijkste uit een verhaal kunt samenvatten.
Je leert hoe je iets aan iemand kunt vragen.
Vakgebied
Schriftelijke taal (CEDgroep)
Kerndoel
Kerndoel 3. De leerling leert informatieve en verhalende teksten te lezen over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld en interesses
Kerndoel 5. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken in een korte eenvoudige tekst
Leerlijn:
Schriftelijke taal (CED)
Niveau 5
1.13. Boekoriëntatie:
Stelt vragen over het verhaal om het beter te begrijpen
1.14. Begrijpend lezen (picto):
Koppelt een zelf gelezen woord of korte zin aan een afbeelding handeling
Niveau 6
1.9. Woord en tekstlezen:
Leest op AVI-Start;
Leest op AVI-M3
1.14 Begrijpend lezen (picto)
Koppelt zelf gelezen zinnen aan een concrete situatie
2.3. Spellen:
Schrijft klankzuivere MKM woorden met korte en lange klinkers
Doel in leerlingtaal
Je leest hoe je een verjaardagsfeest kunt organiseren.
Je leert een boodschappenlijst maken.
Je leert welke boodschappen je nodig hebt voor een verjaardagsfeest.
Vakgebied
Rekenen CEDgroep)
Kerndoel
Kerndoel 1. De leerling leert zich oriënteren op en gebruik maken van ordende handelingen
Kerndoel 2. De leerling leert passende reken-wiskundetaal gebruiken en werken met getallen in betekenisvolle praktische situaties
Kerndoel 3. De leerling leert bij het oplossen van rekensituaties een hulpmiddel te gebruiken
Kerndoel 6: De leerling leert omgaan met geld en betaalmiddelen
Leerlijn: rekenen DB (CED)
Niveau 5
1.1 Aangeven van aantallen en het uitvoeren van bewerkingen
Wijst binnen een context aan wat bedoeld wordt met meeste-minste
2.1. cijfers en getallen
Kent de positie van de getallen tot en met 10 ten opzichte van elkaar
6.2. Bedragen aflezen, afronden en vergelijken
Weet hoe geldbedragen globaal eruit zien (bijv. op prijsstickers/ reclamefolders)
Niveau 6
1.1 Aangeven van aantallen en het uitvoeren van bewerkingen
Weet binnen een context wat bedoeld wordt met hoeveel meer, hoeveel minder
2.2. Cijfers en getallen
Herkent, benoemt en schrijft getallen t/m 20
6.2. Bedragen aflezen, afronden en vergelijken
Hanteert binnen een context actief begrippen als: (te) duur-duurder, goedkoop-goedkoper

Doel in leerlingtaal

Je leert hoe je kunt zien hoe duur een product is.
Je leert hoe je boodschappen kunt scannen.
Je leert hoe je betaalt bij de scankassa.

Didactische uitgangspunten

Alle lessen worden gegeven d.m.v het directe instructiemodel (DIM), waarbij de leraar start met het stap voor stap geven van klassikale instructie; de vervolgactiviteiten afstemt op de behoefte van de leerling. De handleiding DIM bevat de volgende onderdelen:
  1. DIM voor leraren/medewerkers.
  2. DIM voor leerlingen
  3. DIM Vragenkaartjes voor leerlingen
Ieder hoofdstuk start met denkstimulerende vragen (DGM)
Denkstimulerende vragen zijn open vragen die het denken stimuleren en helpen om dieper na te denken over onderwerpen, ervaringen en ideeën. In de handleiding DGM zijn drie voorbeelden uitgewerkt hoe je denkstimulerende vragen kunt stellen. Kies zelf welke het beste bij je past.

Hoofdstuk 1: De uitnodiging

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 1: De uitnodiging

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of geef een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • In het verhaal viert de persoon zijn verjaardag. Weet je op welke datum je jarig bent? Hoe oud ben je? Hoe oud word je? Waarop kun je zien wanneer je jarig bent?
  • Hoe jij vertellen hoe jij je verjaardag viert?
  • Nodig jij ook vrienden uit? Ja, hoe doe je dat?
  • Welke wensen heb jij voor je verjaardag?
  • Heb jij weleens een verjaardagsfeest gegeven? Was het een leuk feest? Waarom?
  • Ben je weleens op een verjaardagsfeest van iemand anders geweest? Kun je er iets over vertellen?
  • Als je iemand appt, type je dan of spreek je iets in?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg bij opdracht 1: Schrijf een appbericht
  • In het verhaal staat dat er een uitnodiging met Whatsapp gestuurd wordt. Bespreek met de leerlingen wat ze zelf in de uitnodiging zouden kunnen zetten. Schrijf voorbeeldzinnen bv. op het Digibord. Laat daarna de leerlingen een zin kiezen en dit op een blaadje schrijven of in Whatsapp naar een medeleerling typen. De andere leerling kan dan een antwoord geven. Laat hun ook zien dat ze een bericht in Whatsapp kunnen inspreken. ​​​​​​ Werkblad hoofdstuk 1 Opdracht 1
  • Verdieping: Er is een module Whatsapp Masters speciaal ontwikkeld voor het Speciaal onderwijs. In zes lessen neemt Cato Duyvis de leerlingen mee in de wereld van WhatsApp; wat is het, waar gebruik je WhatsApp voor, hoe werkt een groepschat, hoe ga je om met vervelende en/of rare berichten en hoe je ervoor dat het op WhatsApp leuk blijft voor iedereen?
Uitleg bij opdracht 2: Schrijf/plak op wat jij graag voor je verjaardag wilt hebben.
  • In de tekst staat dat de persoon een wensenlijst maakt. Bespreek met de leerlingen wat zij voor hun verjaardag willen. Laat evt. een voorbeeld zien van je eigen wensenlijst. Laat de leerlingen online of in een reclamefolders zoeken. Laat hen het bedrag wat het kost erbij schrijven. Werkblad hoofdstuk 1 opdracht 2
Uitleg bij opdracht drie: Maak zelf een uitnodiging voor een verjaardag.
  • In het verhaal staat dat de persoon een uitnodiging met Whatsapp stuurt. Je kunt vrienden op verschillende manieren een uitnodiging sturen. Bespreek samen met de leerlingen hoe je zelf een uitnodigingskaart kunt maken en wat je erop kunt zetten. Laat evt. wat voorbeelden zien. De leerlingen krijgen de opdracht om zelf een uitnodiging te maken. Vaak is op de voorkant een tekening en op de achterkant de tekst. Een tip: gebruik stevig papier.

Hoofdstuk 2: De boodschappenlijst

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 2: De boodschappenlijst

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of je geeft een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • In het verhaal staat dat de er een boodschappenlijst gemaakt wordt. Weet jij wat een boodschappenlijst is? Maak jij weleens een boodschappenlijst? Ja, waarom dan?
  • Wat eet je meestal wanneer iemand jarig is?
  • Vind je taart lekker? Welke soort taart vind jij het lekkerst? Weet jij hoe je een taart bakt? ?
  • De persoon haalt taart in de supermarkt? Waar kun je nog meer een taart kopen?
  • Weet jij het verschuil tussen taart en gebak?
  • Is taart eten gezond? Kun je vertellen waarom je dat denkt?
  • De cola is in de reclame. Kun je vertellen wat reclame is, wat een actie is? Wat betekent 2 halen, 1 betalen?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg opdracht 1: Maak een boodschappenlijst
In het verhaal wordt een boodschappenlijst gemaakt. bespreek met de leerlingen welke boodschappen zij willen halen voor hun eigen verjaardag. Schrijf de antwoorden op het digibord. Laat daarna de leerlingen zelf kiezen welke boodschappen zij willen halen. Zorg voor reclamefolders van verschillende supermarkten. Laat hen zelf zoeken hoe duur een product is. Laat het daarna met een rekenmachine bij elkaar optellen. Een alternatief voor reclamefolders is dat de leerlingen op internet de bedragen van de producten opzoeken. De bedragen worden achter het product geschreven.
Nadat de leerlingen bij de opdracht ‘het maken een boodschappenlijst’ een boodschappenlijst hebben samengesteld, kunnen ze dit in “de schoolsupermarkt” kopen. Ook krijgen ze een portemonnee met voldoende (nep)geld  en een ‘betaalpas mee om de boodschappen te kunnen betalen. Eén leerling is de kassière. Zij vraagt aan de ‘klant’  hoe hij/zij wil betalen. Begeleid de leerlingen tijdens het betaalproces.
 
Uitleg opdracht 2: Welk woord hoort bij welke afbeelding. Trek een lijn.
Het werkblad staat op het Digibord. Laat de leerlingen vertellen wat ze zien. Geef daarna de opdracht: Trek een lijn van het woord naar de afbeelding. Daarna voeren de leerlingen de opdracht uit. Evalueer samen met de leerlingen of de opdracht goed is ingevuld. Hoofstuk 2 Werkblad 2

Hoofdstuk 3: Naar de supermarkt

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 3: Naar de supermarkt

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of je geeft een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • In het verhaal gaat de persoon naar een supermarkt. Ga jij weleens naar een supermarkt? Wat koop je in een supermarkt?
  • Hoe ziet een winkelwagen eruit? Waar vind je een winkelwagen? Kun je de boodschappen ook nog ergens anders in doen?
  • Een supermarkt heeft afdelingen. Kun jij een afdeling noemen en wat kun je daar kopen?
  • In het verhaal wordt de handscanner gebruikt. Weet jij hoe een handscanner werkt? Zijn er nog andere manieren hoe je kunt betalen?
  • De supermarkt is een winkel. Kun je nog meer winkels noemen? Wat kun je daar kopen?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg bij opdracht 1: Zoek de foto's, plastic zakken, folders, levensmiddelenverpakkingen en kassabonnen van dezelfde supermarkt bij elkaar.
Maak voor deze les evt. met de leerlingen een wandeltocht langs verschillende supermarkten.
De leerlingen zitten in een kring. In het midden liggen foto's, plastic zakken, folders, levensmiddelenverpakkingen van het huismerk en kassabonnen. Laat een foto van de supermarkt zien en vraag aan de leerlingen welke supermarkt dit is.
Laat daarna de leerlingen om de beurt de reclamefolder, plastic zak, levensmiddelenverpakking, kassabon erbij zoeken.
 
Uitleg bij opdracht 2: Op welke manieren kun je bij de kassa betalen?
In les twee hebben de leerlingen een boodschappenlijst gemaakt. In deze les gaan ze de producten op het boodschappenlijstje in 'de schoolsupermarkt' kopen. Ze krijgen een portemonnee met voldoende (nep)geld en of 'een betaalpas' mee. Eén leerling  is kassière. Zij vraagt aan de klant hoe hij/zij wil betalen. Begeleid de leerlingen tijdens het betaalproces.
Verdieping: Als voorbereiding op het boodschappen doen, kun je de instructievideo contactloos betalen met een bankpas samen met de leerlingen bekijken. Bespreek met de leerlingen de inhoud van de video. Een andere instructievideo is betalen met je mobiel. Hier betaal je met je mobiel.
 
Uitleg bij opdracht 3: Vul deze puzzel in
Laat de puzzel op het digibord zien. Lees één voor één de vraag. Laat de leerlingen antwoorden. Het goede antwoord wordt in de juiste hokjes geschreven. laat de leerlingen het woord raden. Werkblad Hoofdstuk 3 werkblad 1
Het antwoord is verjaardag.

Uitleg bij werkblad 2: In welke winkels koop je wat?
Het werkblad staat op het Digibord. Vraag aan de leerlingen of zij de afbeeldingen herkennen. Introduceer het woord logo. (Een logo is een symbool waaraan je een winkel of product herkent.)  Bespreek met de leerlingen wat je in de betreffende winkel kunt kopen. Daarna knippen de leerlingen de logo's uit, plakken de logo's die bij elkaar horen bij elkaar en schrijven of tekenen wat je daar kunt kopen. Werkblad Hoofdstuk 3 werkblad 2
 
 

Hoofdstuk 4: Alles klaarmaken

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 4: Alles klaarmaken

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of je geeft een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • In het verhaal worden ballonnen en slingers opgehangen? Hangen jullie thuis ook slingers en ballonnen op?
  • Er wordt van te voren van alles klaargezet. Wat kun je van tevoren klaarzetten? Wat kun je niet van te voren klaarzetten? Waarom niet, denk je?
  • In het verhaal worden nootjes klaargezet. Kun je nog andere snacks klaarzetten?
  • Help jij mee met klaarzetten? Waar help je mee?
  • Kun je vertellen hoe je hoe je koffie en thee zet? Drink jij koffie? Ja, hoe drink jij je koffie? Nee, wat drink je dan?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg bij opdracht 1: Maak een verjaardagslinger.
Gebruik stevig papier. Maak van te voren een mal voor leerlingen die moeite hebben met het tekenen van een vorm. De andere leerlingen knippen zelf een vorm uit. Daarna tekenen, scheuren en/of plakken ze figuren/vormen/stickers op de slinger. Buig de bovenrand om en plak die om het touw heen. Hang de slingers op als een leerling jarig is.

 
Uitleg opdracht 2: Zet een cirkel om het gebak.
Iedere leerling krijgt een werkblad. Bespreek samen met de leerlingen wat je op het werkblad ziet. Geef daarna de opdracht om een cirkel om het gebak te zetten. Vraag evt. na of de leerlingen weten wat een cirkel is. Werkblad Hoofdstuk 4 werkblad 1
 
Uitleg opdracht 3: Bak een verjaardagstaart
Alle leerlingen hebben het werkblad 'verjaardagstaart' voor zich liggen. Bespreek eerst wat je allemaal nodig hebt om een verjaardagstaart te maken. Bespreek wat er gekocht moet worden om een verjaardagstaart te bakken. Daarna krijgen alle leerlingen een eigen boodschappenlijstje met één of twee ingrediënten. ga samen met de leerlingen naar de supermarkt om de boodschappen te doen. Maak tijdens het praktijk horeca de verjaardagstaart. Eet het tenslotte lekker op. Werkblad Hoofdstuk 4 werkblad 2
 

 

  •  

Hoofdstuk 5: Het verjaardagsfeest

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 5: Het verjaardagsfeest

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of je geeft een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • In het verhaal viert de persoon de verjaardag. Hebben jullie thuis weleens een verjaardagsfeest? Hoe vieren jullie de verjaardag thuis?
  • Krijg jij een cadeau als je jarig bent? Welk cadeau vraag jij voor je volgende verjaardag? Geef jij een cadeau aan iemand die jarig is?
  • Wie snijdt de taart aan, denk je? Hoe doe je dat een taart aansnijden? Kun je het voordoen?
  • De jarige krijgt een verjaardagskaart van € 10,00. Wat zou jij kopen van die € 10,00?
  • In het verhaal wordt gedanst? Kun jij ook dansen? Op welke muziek dans jij het liefst?
  • Je kunt ook ergens anders dansen. waar wordt nog meer gedanst denk je?
  • In het verhaal worden er spelletjes gespeeld. Kun je een paar spelletjes noemen, die je kunt spelen?
  • In het verhaal heeft iedereen plezier. Waarom heeft iedereen plezier? wanneer heb jij plezier? Kun je een voorbeeld noemen?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg bij opdracht 1: Woordzoeker
De woordzoeker staat op het Digibord en alle leerlingen hebben het werkblad voor zich liggen. Laat de leerlingen de woorden die zij herkennen benoemen. Dit kan zijn in de woordzoeker zelf of in de woorden eronder. Benadruk het belang van de juiste kleur bij het juiste woord aan te strepen. Oefen een paar woorden klassikaal en laat daarna de leerlingen alleen of in tweetallen de rest van de woorden zoeken. Werkblad Hoofdstuk 5 werkblad 1
 
Uitleg werkblad 2: Zoekplaatje. Zet een cirkel om de afbeeldingen die bij het woord horen.
Alle leerlingen hebben het werkblad 'Zoekplaatje' voor zich liggen. Je laat de leerlingen vertellen wat ze zien. Laat ook de woorden lezen. Omcirkel samen met de leerlingen de afbeelding die bij het woord hoort. Laat ze daarna daarna de rest zelfstandig maken. Werkblad Hoofdstuk 5 werkblad 2
 
Uitleg bij opdracht 3: Welk verjaardagsliedje vind je leuk?
Iedere leerlingen heeft vier kaartjes met de cijfer 1 t/m 4 erop.  De liedjes staan genummerd op het Digibord. Laat de leerlingen (meerdere keren) luisteren naar de vier liedjes. Daarna vraag je welk liedje zij het mooist vinden. De leerling houdt het nummer van zijn favoriete liedje omhoog. De leraar telt. het aantal op en zet het getal achter het liedje. Vraag daarna aan de leerlingen welk liedje de meeste stemmen heeft gekregen.
De liedjes:
 
Uitleg bij opdracht 4: Wat kun je allemaal kopen voor 10 euro?

Laat de leerlingen bedenken wat je allemaal kunt kopen voor 10 euro. Schrijf dit op het Digibord. Daarna kunnen de leerlingen online opzoeken hoe duur het product kost. Het bedrag wordt opgeschreven. Tenslotte wordt er bepaald of iets duurder of goedkoper is dan 10 euro.

Hoofdstuk 6: Alles opruimen

Lees eerst met de leerlingen hoofdstuk 6: Alles opruimen

Vraag daarna of de leerlingen de tekst begrepen hebben. Ja, dan ga je door met vragen stellen. Nee, dan bespreek je met de leerlingen te tekst en geef zelf uitleg of je geeft een leerling de beurt.

Denkstimulerende vragen

  • De vrienden zijn weg. Alle gebruikte spullen moeten worden opgeruimd. Ruim jij alles op? Ja, hoe doe je dat? Nee wie doet het dan?
  • Ruim je dezelfde avond alles op? Ja, waarom? Nee, wat doe je dan?
  • Wat gebeurt er als je een bord of een glas laat vallen?
  • Help jij thuis met de afwas? Wat doe je dan precies?
  • Hebben jullie thuis een afwasmachine? Pak jij die ook wel eens In? Ja, hoe doe je dat dan?
  • Heb jij taken thuis? bv. je eigen kamer opruimen. Wat en hoe doe je dat?
  • In het verhaal wordt de afwas gedaan. Ken je een ander woord voor afwas?

Opdrachten en werkbladen

Uitleg bij opdracht 1: Wat heb je nodig bij de afwas?
Verzamel de materialen je nodig hebt om te afwassen.  De leerlingen zitten in de kring. In het midden staan de materialen om af te wassen. Benoem wat je nodig hebt om te kunnen afwassen. Bespreek met de leerlingen de temperatuur van het water, de hoeveelheid afwasmiddel. Werkblad Hoofdstuk 6 werkblad 1
 
Uitleg bij opdracht 2: Wat is de juiste volgorde?
Bekijk samen met de leerlingen de video  Afwassen en opruimen. Vraag na afloop wat de leerlingen gezien en gehoord hebben. laat evt. de video nog een keer zien. Alle leerlingen krijgen het werkblad. Neem samen met de leerlingen de vragen door. Bij het maken van de opdracht kunnen de leerlingen op hun tablet de video herhalen om hun opdracht uit te voeren. Dit kan ook gezamenlijk, in kleine groepjes of individueel. Werkblad Hoofdstuk 6 werkblad 2

  • Het arrangement De verjaardag is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2025-12-10 19:41:50
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De verjaardag bestaat uit een serie lessen voor leerlingen in de onderbouw VSO uitstroombestemming dagbesteding.
    Leerniveau
    SO;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlandse Taal; Rekenen;
    Eindgebruiker
    leraar
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    handleiding, onderbouw, opdrachten, rekenen, verhaal, verjaardag, vso
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.