Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker BBL april 2020

Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker BBL april 2020

Pedagogisch Werk - de basis

Binnen deze webpagina gaan we werken aan de basis werkprocessen passend bij gespecialiseerd pedagogisch medewerker. Het woord basis zegt het al een beetje, ze staan aan de basis van het werken als pedagogisch medewerker.
Gezamenlijk gaan we ons verdiepen in een aantal onderwerpen, te weten:
- ontwikkelingspsychologie,
- methodisch werken,
- observeren,
- werken in de kinderopvang,
- verzorgen,

- pedagogisch beleid,

- pedagogische visies.

Pedagogisch Werk - de opleiding

Je bent gestart met de opleiding Gespecialiseerd Pedagogsich Medewerker. Deze opleiding maakt onderdeel uit van de opleiding Pedagogisch Werk.

In de verschillende tabbladen kun je veel informatie vinden over de opleiding, waar je voor opgeleid gaat worden en hoe de opleiding is vormgegeven. Tevens zijn er enkele formulieren opgenomen die je inzicht kunnen geven in de voortgang die je maakt als toekomst professional.

Stel jezelf voor

Om je zo goed mogelijk te begeleiden is het belangrijk om inzicht in jezelf te geven en voor aan te geven welke begeleiden bij jou past. Dit kun je onder meer doen door middel van dit formulier

 

stel jezelf voor

 

Nadat je dit formulier hebt ingevuld, sla je dit op in e-to onder coachnotities. Op deze manier leg je jouw voortgang vast en kan ik als coach met je meekijken. Deze omgeving is afgeschermd, waardoor alleen jij en ik deze informatie kunnen bekijken. Ook ik zal hier soms iets over jou neerzetten, zodat we tot een succesvol opleidingstraject kunnen komen.

Beroepsvaardigheden

Elke professional kent een aantal vaardigheden die hij/zij moet bezitten. Dit zijn basale vaardigheden welke niet direct gekoppeld worden aan een specifieke opleidingsrichting. Het zijn vaardigheden om succesvol te zijn als professional, om jezelf te ontwikkelen, maar ook om samen te werken. Enkele vaardigheden zijn: zelfstandigheid, verantwoordelijk en reflectief vermogen.

 

In onderstaande tabel vind je de verschillende beroepsvaardigheden met toelichting.

Beroepsvaardigheid

Toelichting

1. Assertiviteit

  • Ik durf mijn mening te geven
  • Ik durf om informatie te vragen
  • Ik kan rustig reageren op kritiek die volgens mij onjuist is
  • Ik durf voorstellen te doen om iets te veranderen

2. Communicatie

  • Ik kan aan anderen duidelijk maken wat ik denk of voel
  • Ik houd daarbij rekening met de gevoelens van anderen
  • Ik kan luisteren naar anderen.
  • Ik probeer mensen met respect naar een andere mening te luisteren
  • Ik kan op een goede manier feedback geven
  • Ik kan feedback ontvangen, verwerken en in bijstelling van mijn gedrag omzetten

3. Flexibiliteit

  • Ik kan inspelen op onverwachte situaties

4. Motivatie

  • Ik toon betrokkenheid en inzet
  • Ik kan vertellen waarom ik iets wel of niet doe
  • Ik werk actief aan mijn leerdoelen
  • Ik wil graag nieuwe dingen leren

5. Samenwerking

  • Ik kan me inleven in anderen
  • Ik kan overleggen over werkzaamheden
  • Ik kan anderen stimuleren
  • Ik durf taken aan anderen over te laten
  • Ik accepteer groepsbesluiten

6. Verantwoordelijkheid

  • Ik neem initiatieven
  • Ik heb mijn opdrachten op tijd af
  • Ik houd me aan afspraken
  • Ik durf beslissingen te nemen
  • Ik toon de juiste omgangsvormen in verschillende situaties

7. Zelfreflectie

  • Ik toon inzicht in mijn houding, vaardigheden, emoties en functioneren
  • Ik heb zicht op de invloed van mijn houding, vaardigheden en emoties op anderen
  • Ik wil zwakke kanten omzetten in leerpunten en sterke kanten zoveel mogelijk uitbouwen

8. Zelfstandigheid

  • Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leerproces
  • Ik kan mijn werk goed plannen, uitvoeren en evalueren
  • Ik kan aangeven wanneer ik ergens hulp bij nodig heb

 

Om inzicht te krijgen in jouw beroepsvaardigheden en waar jij je nog graag in wilt gaan ontwikkelen voer je de volgende opdracht uit:

Stap 1: Geef jezelf een score, zoals jij denkt dat je deze vaardigheid beheerst. Het cijfer 1 is hierbij ‘dit vind ik heel moeilijk en kan ik niet’, cijfer 10 staat voor ‘dit kan ik heel erg goed en hoef ik mezelf niet meer verder op te ontwikkelen’.

Dit kun je doen met behulp van dit document: beroepsvaardigheden

Stap 2: Ga voor jezelf na welke score je het liefst zou willen hebben. Houd hierbij rekening met je persoonlijke kwaliteiten en kenmerken. Geef voor jezelf een beeld wat jij graag wilt in de toekomst voor jezelf.

Stap 3: Informeer bij derden welke beroepsvaardigheid voor jou van belang zijn om verder te ontwikkelen. Ga ook na waarom dit wordt aangegeven en hoe zij dit dan willen zien in de toekomst.

Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met je verkregen antwoord. Welke verschillen/overeenkomsten zie je? Kun je je vinden in het algemene beeld dat je hiermee verkrijgt?

Stap 5: Bedenk een plannetje om te gaan werken aan deze vaardigheid. Bedenk hoe je dit wilt laten zien, waar, wat je ervoor nodig hebt om dit te bereiken en van wie je terug wilt horen hoe het over een periode gaat.

 

Bewaar je document goed, je zult dit document gedurende de opleiding vaker gebruiken.

Het profiel van de Pedagogisch Werker

Je bent nu net gestart met de opleiding, maar waar word je nu daadwerkelijk voor opgeleid en wat moet je nu exact kunnen?

Elk werkveld vraagt mogelijk weer andere zaken, maar er is wel een basis waarin je wordt opgeleid. Dit is vastgesteld in een zogeheten kwalificatiedossier. In het kwalificatiedossier staat beschreven waar opleidingen naartoe op moeten leiden. Dit gebeurt aan de hand van competenties. Deze competenties worden in het MBO ook wel werkprocessen genoemd.

De opleiding die jij hebt gekozen maakt onderdeel uit van een onderwijscluster; pedagogisch werk. Dit is de algemene basis voor een drietal opleidingen; Pedagogsich Medewerker (niveau 3), Gepecialiseerd Pedagogisch Medewerker (niveau 4) en Onderwijsassistent (niveau 4).

Tijdens de opleiding zal eerst aandacht besteed worden aan de basis. Wel zal er aandacht zijn voor het profielgedeelte, maar de basiswerkprocessen zijn voorwaardelijk voor het profiel.

Pedagogisch Werk kent de volgende basiswerkprocessen:

B1-K1-W1 inventariseert de wensen en behoeften van het kind
B1-K1-W2 Bereidt uitvoering van activiteiten voor
B1-K1-W3 Richt ruimten in ter voorbereiding op activiteiten
B1-K1-W4 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
B1-K1-W5 Stimuleert de ontwikkeling door het aanbieden van activiteiten
B1-K1-W6 Ondersteunt bij verzorgende taken
B1-K1-W7 Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat
B1-K1-W8 Evalueert de werkzaamheden

B1-K2-W1 Werkt aan eigen deskundigheid
B1-K2-W2 Werkt aan het bewaken en bevorderen van de kwaliteitszorg

Opdracht 1.

Lees de werkprocessen die hierboven staan nog een keer goed door. Bedenk vervolgens wat voor gedrag, houding en taken hierbij horen.

Bekijk vervolgens het document dat hieronder is weergegeven. Welke verschillen/overeenkomsten zie je?

Werkprocessen basis

Het profiel van pedagogisch werker is breed en zul je niet in één keer bereiken. Daarom is er een verdeling gemaakt in starter - gevorderd - beroepsbekwaam. Deze verdeling zorgt ervoor dat je goed inzicht krijgt in de fase waarin je je bevind, waar je nu aan moet gaan werken en zullen ertoe leiden dat je uiteindelijk beroepsbekwaam (dit is dus alles wat je moet kennen en kunnen) bent. Wanneer alles beroepsbekwaam is, ben je een bekwaam en kun je afstuderen.

Opdracht 2.

Je gaat hetzelfde doen met de profielen Pedagogisch Medewerker Kinderopvang en Gespeciliseerd Pedagogisch Medewerker. Je gaat beide profielen bekijken zodat je helder hebt wat het verschil tussen niveau 3 en niveau 4 is.

Bij Pedagogisch Medewerker Kinderopvang staan naast de werkprocessen voor de basis de volgende werkprocessen centraal:

P1-K1-W1 Voert gesprekken met de ouders/vervangende opvoeders van het kind
P1-K1-W2 Stelt een activiteitenprogramma op
P1-K1-W3 Maakt een plan vaan aanpak voor begeleiding
P1-K1-W4 Zorgt voor de uitvoering van een dagprogramma
P1-K1-W5 Biedt persoonlijke verzorging
P1-K1-W6 Draagt zorg voor huishoudelijke werkzaamheden

Bij Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker staan naast de werkprocessen voor de basis de volgende werkprocessen centraal:

P2-K1-W1 Voert gesprekken met de ouders/vervangende opvoeders van het kind
P2-K1-W2 Stelt een (gespecialiseerd) activiteitenprogramma op
P2-K1-W3 Ontwikkelt (mede) een begeleidingsplan
P2-K1-W4 Biedt (gespecialiseerde) opvang
P2-K1-W5 Biedt persoonlijke verzorging
P2-K1-W6 Draagt zorg voor huishoudelijke werkzaamheden
P2-K1-W7 Biedt (specifieke) ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

P2-K2-W1 Voert coördinerende taken uit
P2-K2-W2 Bouwt en onderhoudt een netwerk
P2-K2-W3 Voert beleidsondersteunende taken uit
P2-K2-W4 Voert beheertaken uit

Nadat je voor beide je eerste beeld hebt geschetst maak je opnieuw een vergelijking met de beschrijving van de twee profielen. Welke verschillen en overeenkomsten zie je tussen jouw beschrijving en de beschrijving zoals deze is geformuleerd?

Werkprocessen Pedagogisch Medewerker Kinderopvang

Werkprocessen Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker

Opdracht 3.

Als het goed is heb je nu helder wat het verschil is tussen de twee profielen Pedagogisch Medewerker Kinderopvang en Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker. Schrijf voor jezelf in vijf zinnen op wat het verschil is tussen de twee profielen.

Opdracht 4. - 0 meting

Voer een nulmeting uit door het invullen van de kerntaakmeter. Op dit moment doe je dit voor alleen voor de kerntaakmeter Basis. Laat deze kerntaakmeter ook aan je begeleider zien en bespreek met elkaar jouw ingevulde lijst. Bespreek met elkaar hoe je te werk gaat en waar je de aankomende periode aan gaat werken.

Bewaar deze 0 meting goed, deze zul je gedurende de opleiding nog vaker in gaan vullen en aan gaan vullen.

Kerntaakmeter Basis

Kerntaakmeter Pedagogisch Medewerker Kinderopvang

Kerntaakmeter Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker

De begeleiding

Gedurende je opleiding is het belangrijk om met enige regelmaat een gesprek te hebben met je begeleider. Tijdens deze gesprekken bespreek je je ontwikkeling, je leerdoelen, planning en is er ook ruimte voor overige zaken.

Het is belangrijk dat je van de gesprekken een logboek bij gaat houden. Dit logboek maakt onderdeel uit van het in beeld brengen van jouw ontwikkeling. Jij bent hiervoor verantwoordelijk.

Hoe ga je te werk:

Na afloop van het gesprek maak je een verslag. Hiervoor kun je gebruik maken van het format dat hieronder is weergegeven.

format voor begeleidingsverslag

Je verslag sla je voor jezelf op, maar stuur je ook naar je begeleider. Dit verslag is dan het startpunt voor je nieuwe begeleidingsmoment. 

Praktische zaken

Tijdens de opleiding zijn er aantal praktische zaken waar je niet direct mee te maken hebt, maar welke wel belangrijk zijn voor het volbrengen van je opleiding. Hieronder kun je enkele belangrijke documenten en informatie vinden.

 

NAW gegevens

Als opleiding vinden we het zeer belangrijk dat we in contact komen met jouw praktijkbegeleider. Zo kunnen we jouw ontwikkeling nauwgezet volgen, maar ontvang je daarnaast ook de begeleiding die past bij het doen van een opleiding.

Om met jouw begeleider in contact te komen, vragen we je bij de start van de opleiding om van zowel jou als je begeleider de NAW gegevens.

link NAW gegevens

Mocht je gedurende de opleiding een andere begeleider krijgen is het fijn dat we ook met deze begeleider in contact komen. We vragen je daarom ook om het formulier dan opnieuw in te vullen en bij ons in te leveren.

Urenstaat

Tijdens je opleiding is het de bedoeling dat je je gewerkte uren bij gaat houden. Dit doe je op een urenstaat. Het aantal uren dat je in totaal 'stage' moet lopen staat op je BPVO. Hiervoor heb je de gehele onderwijsperiode tijd voor. Voor jezelf is het handig om de uren vanaf het begin goed bij te houden. Aan het einde van de opleiding (tijdens de eindevaluatie) lever je de originele urenstaat ondertekend en wel in.

link urenstaat

 

Vakantierooster

De eerste lesdag voor jullie valt op 28 augustus 2019.

Voor aankomend schooljaar gelden de volgens regio Noord:

 
  Regio Noord Regio Midden Regio Zuid

Herfstvakantie

19 oktober t/m 27 oktober 2019 19 oktober t/m 27 oktober 2019 12 oktober t/m 20 oktober 2019

Kerstvakantie

21 december 2019 t/m 5 januari 2020 21 december 2019 t/m 5 januari 2020 21 december 2019 t/m 5 januari 2020

Voorjaarsvakantie

15 februari t/m 23 februari 2020 22 februari t/m 1 maart 2020 22 februari t/m 1 maart 2020

Meivakantie

25 april t/m 10 mei 2020 25 april t/m 3 mei 2020 25 april t/m 3 mei 2020

Zomervakantie

4 juli t/m 16 augustus 2020 18 juli t/m 30 augustus 2020 11 juli t/m 23 augustus 2020

Lesrooster

Bij deze het lesrooster voor dit schooljaar:

 

Week 46

Beroep

Week 47

Leerteam

Week 48

Rekenen

Nederlands

Week 49

Beroep

Week 50

beroep

Week 51

Leerteam

Week 52

Kerstvakantie

Week 1

Kerstvakantie

Week 2

Engels

Rekenen

Week 3

Beroep

Week 4

Beroep

Week 5

Leerteam

Week 6

Rekenen

Nederlands 

Week 7

beroep

Week 8

Voorjaarsvakantie

Week 9

Beroep

Week 10

Leerteam

Week 11

Nederlands

Engels

Week 12

Beroep

Week 13

Beroep

Week 14

Leerteam

Week 15

Engels

Rekenen

Week 16

Beroep

Week 17

Beroep

Week 18

Tulpvakantie

Week 19

Tulpvakantie

Week 20

Leerteam

Week 21

Rekenen

Nederlands

Week 22

Beroep

Week 23

Beroep

Week 24

Leerteam

Week 25

Nederlands

Engels

Week 26

Beroep

Week 27

Beroep

Week 28

Leerteam

Evaluatie en beoordeling

Gedurende het jaar word je op twee plekken begeleid:

 

- de praktijk door middel van je werkplekbegeleider

- de school door middel van je coach

 

Op twee momenten zal de balans opgemaakt worden. Dit zal ongeveer halverwege de opleiding zijn met behulp van de tussenevaluatie en aan het eind van de opleiding met een eindevaluatie. Tijdens de eindevaluatie zal ook de eindbeoordeling plaatsvinden.

 

In de tabbladen hierna kun je meer lezen over deze momenten.

 

Tussenbeoordeling

Ongeveer halverwege je opleiding vindt er een tussenevaluatiegesprek plaats met jou, je begeleider en de docent van Landstede.

Het doel van dit gesprek is om inzichtelijk te maken hoe ver je bent met de opleiding, hoe het met je gaat en hoe de verwachting is tot het einde van je opleiding.

 

Ter voorbereiding op het gesprek ga je jezelf voorbereiden. De wijze waarop is aan jou (mag op creatieve wijze, maar mag ook door middel van een verslag). In je voorbereiding komen in ieder geval de volgende vragen aan bod:

  1. Op welke manier ben je gedurende de opleiding gegroeid? Je maakt hierin onderscheid op de volgende vlakken: professioneel en persoonlijk.
  2. Aan welke leerdoelen heb je gewerkt? Hoe en wat is het resultaat? Welke leerdoelen zie je nog voor jezelf? Vraag collega's en/of je begeleider naar zichtbaar gedrag en hoe zij dit ervaren, maar ook waar jij nog in kunt groeien.
  3. Wat verwacht je nog te gaan leren het aankomende half jaar? Wat is je behoefte en hoe ga je dit aanpakken?

Voor de studenten van niveau 3 naar niveau 4 beschrijven ook de volgende onderdelen:

  1. Wat maakt jou een Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker in spé? Wat is daarvan op dit moment in de praktijk te zien?
  2. Wat is de stand van zaken binnen de kerntaakmeters (basiswerkprocessen en werkprocessen voor Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker)? Zorg ervoor dat je een up-to-date versie hebt van deze kerntaakmeters tijdens het gesprek.

Voor studenten die nieuw zijn binnen de kinderopvang:

  1. Hoe ervaar jij het werken binnen de kinderopvang? Wat maakt jou een Pedagogisch Medewerker is spé? Wat is daarvan op dit moment te zien in de praktijk?
  2. Wat is de stand van zaken binnen de kerntaakmeters (basiswerkprocessen en zowel de werkprocessen Pedagogisch Medewerker Kinderopvang als Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker)? Zorg ervoor dat je een up-to-date versie hebt van deze kerntaakmeters tijdens het gesprek. Geef daarnaast antwoord op de volgende vraag: Ik denk dat ik doorga op niveau 3 of 4, omdat… (beargumenteer aan de hand van voorbeelden, waaruit blijkt dat jij zicht hebt op de vaardigheden die jij bezit en die passend zijn voor het uitstroomprofiel).

In samenspraak met je begeleider en de docent van Landstede zal er een afspraak gemaakt worden voor de tussenevaluatie. De uitwerking van bovengenoemde punten stuur je minimaal een week van tevoren naar de gesprekspartners.

 

Tijdens het gesprek ben jij de gespreksleider. Je licht je verslag toe en benoemt onderdelen die voor jou belangrijk zijn (je mag ervan uit gaan dat wij het verslag al hebben gelezen; maak dus keuzes). Je begeleider en de docent van Landstede zullen je bevragen, zodat we gezamenlijk de balans kunnen opmaken.

 

Na afloop van het gesprek vul je het volgende formulier in (zie link hieronder). Deze verstuur je binnen 10 werkdagen naar zowel je begeleider als de docent van Landstede. Zowel je begeleider als de docent van Landstede tekenen voor akkoord, waarna je het origineel wordt ingeleverd op school (en toegevoegd aan het examendossier). Daarnaast bewaar je deze in je map bij de voortgangsgesprekken die jij met je begeleider hebt gehad.

document voor evaluatie

Eindbeoordeling

Studentenhandleiding eindevaluatie BBL GPM

 

 

De opleiding is bijna ten einde. Dit bekent dat de balans wordt opgemaakt. Dit gebeurt door middel van een eindevaluatiegesprek met jou, je begeleider en de docent van Landstede. Het doel van dit gesprek om inzicht te krijgen in je ontwikkeling. Na afloop van dit gesprek volgt er ook een eindbeoordeling. Deze eindbeoordeling maakt onderdeel uit van je afstuderen. De formulieren voor de eindbeoordeling kun je vinden op de volgende pagina’s.

 

Ter voorbereiding op je eindgesprek schrijf je een verslag waarin je de volgende vragen (punt voor punt) uitwerkt. Probeer bij je uitwerking specifiek te zijn en werk waar nodig voorbeelden uit.

  1. Op welke manier ben je gedurende de opleiding gegroeid? Je maakt hierin onderscheid op de volgende vlakken: professioneel en persoonlijk
  2. Aan welke leerdoelen heb je gewerkt? Hoe en wat is het resultaat? Welke leerdoelen zie je nog voor jezelf? Vraag collega's en/of je begeleider naar zichtbaar gedrag en hoe zij dit ervaren, maar ook waar jij nog in kunt groeien.
  3. Wat heeft de opleiding jou als professional gebracht? Wat heb je je werkgever/organisatie te brengen?
  4. Op welke wijze ga jij het geleerde in de praktijk brengen?
  5. Wat maakt jou een Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker?
  6. Wat is de stand van zaken binnen de kerntaakmeters (basiswerkprocessen en werkprocessen voor Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker)? Zorg ervoor dat je een up-to-date versie hebt van deze kerntaakmeters tijdens het gesprek.
  7. Op welke wijze ga je je kennis en kunde vasthouden en of vergroten?

In samenspraak met je begeleider en de docent van Landstede zal er een afspraak gemaakt worden voor de eindevaluatie.

De uitwerking van bovengenoemde punten stuur je minimaal een week van tevoren naar de gesprekspartners.

 

Tijdens het gesprek ben jij de gespreksleider. Je licht je verslag toe en benoemt onderdelen die voor jij belangrijk acht. Je begeleider en de docent van Landstede zullen je bevragen, zodat er een beoordeling kan plaatsvinden.

 

 

Veel succes!

Praktijkexamens

Binnen je opleiding heb je te maken met examens voor het Beroepsspecifieke deel. Bijna al deze examens leg je af in je beroepspraktijk. Je werkt eerst aan je profielonafhankelijke examens. Daarna aan je profielafhankelijke examens en je lintexamen. Tussendoor zullen er ook een aantal keuzedelen aangeboden worden. Hier kun je meer over lezen in het kopje 'keuzedelen'.

De Profielonafhankelijke examens zijn:

  • Kind in Beeld
  • Ontwikkeling gestimuleerd
  • Van goed verzorgd naar zelfredzaam

De Profielafhankelijke examens zijn:

  • Aandacht voor ontwikkelingsgericht werken
  • Activiteiten goed geregeld
  • Gespecialiseerde opvang in de dagelijkse praktijk

Het lintexamen is:

  • Werken aan kwaliteit en deskundigheid

Het lintexamen is het enige examen dat op je opleiding wordt geëxamineerd. Uitleg over dit examen volgt later.

Starten met een examen


Gedurende de lessen krijg je lessen ter voorbereiding op het examen. Vervolgens ga je je voorbereiden op de examenopdrachten. Deze voorbereiding op de examens doe je door eerst de handleiding van je examenmap goed door te lezen. Daarna neem je het examen goed door. Wat is de opdracht, wat moet ik laten zien en wat zijn de criteria waar ik op beoordeeld word. Als je dit duidelijk hebt dan kijk je waar jij nog moet werken aan je kennis, vaardigheden of houding. Als je geoefend hebt met de aspecten uit het examen overleg je met je werkbegeleider of je er klaar voor bent het examen te doen.

Je werkbegeleider kan je dan een akkoord geven voor het doen van het praktijkexamen. Je vult vervolgens het akkoordformulier voor het examen in.

Vervolgens vul je het formulier ‘voorbereiding akkoord aanvraag examen' in. Deze lever je in bij je coach, waarna deze ook het akkoordformulier ondertekent. Pas dan kan je met je examen beginnen!

Deskundigheid bij het beoordelen van de examens

Instructie voor de beoordelaar

 

Waarom een deskundigheidsverklaring

Landstede is verantwoordelijk voor een deskundige, betrouwbare en  objectieve beoordeling van het examen in de reële beroepspraktijk. Wij moeten kunnen verantwoorden dat de beoordelaar deskundig is in het beoordelen van examens.


Er moet een duidelijk verschil zitten tussen het opleiden/begeleiden en het beoordelen. Vandaar dat we middels een inventarisatieformulier vragen om gegevens van de begeleider en van de beoordelaar. Tevens moeten we aantonen dat de beoordelaar deskundig is en vragen we dus naar de ervaring in zijn rol als beoordelaar. Mocht de beoordelaar geen ervaring hebben in het beoordelen dan attenderen we graag op een cursus voor beoordelaar. Meer informatie kunt u krijgen via pwzwollebpv@landstedegroep.nl en/of de lesgevende docent. Als blijkt dat de beoordelaar geen ervaring heeft nemen we telefonisch contact op om de deskundigheid te bespreken.

 

Aandachtspunten bij het invullen van de deskundigheidsverklaring

  • Het opleidingsniveau van de beoordelaar is gelijk  aan dat van de student of hoger.
  • Werkervaring in deze branche: kruis aan hoeveel jaar.
  • Ervaring in deze rol: kruis aan hoeveel jaar en geef aan wat de ervaring is.

Voorbereiding op de beoordeling van het examen

De beoordelaar is iemand met voldoende inhoudelijke- en beoordelingsdeskundigheid. De rollen van de beoordelaar en de begeleider dienen tijdens de beoordeling van de examenopdracht duidelijk gescheiden te zijn. De beoordelaar geeft tijdens de uitvoering van de examenopdracht geen aanwijzingen, tips of handreikingen aan de student.

  • De student heeft van zowel de opleiding als de praktijkbegeleider een akkoord om het praktijkexamen te gaan uitvoeren. De opleiding geeft op schriftelijke wijze een akkoord af door middel van een akkoord formulier.
  • Het inventarisatieformulier is voorafgaan aan het praktijkexamen ingevuld en ondertekend door ons als opleiding.
  • De beoordelaar heeft opleidingsniveau dat gelijk is aan dat van de student of hoger.
  • Lees de algemene handleiding en de instructie voor de student door. (zie examenmap van de student)
  • Lees de examenopdracht en de beoordelingscriteria door. (zie examenmap van de student)
  • Bespreek met de student de afnamecondities. (examentijd, examenvorm en evt. bijzonderheden zie examenopdracht in de examenmap)
  • Spreek de start van het examen af.
  • De student overhandigt het beoordelingsformulier waarop de student zijn/haar naam op heeft geschreven, zijn/haar handtekening, de onderwijsinstelling (Landstede), startdatum afname, naam beoordelaar, instellingsnaam en groep waar de beoordeling plaats vindt.

Uitvoering van de beoordeling van het examen:

  • Volg de student tijdens de uitvoering van de examenopdracht en maak aantekeningen.
  • Zorg voor voldoende beoordelingsmomenten om onderbouwing te kunnen geven bij  de beoordelingscriteria.
  • Grijp in bij een ongewenste situatie in en zet het examen stop.
  • Zorg bij meerdere beoordelaars voor consensus over elk beoordelingscriterium.
  • Plan voldoende tijd in om de horen-criteria te beoordelen.
  • Vul het beoordelingsformulier volledig in.
  • Laat bij meerdere beoordelaars alle beoordelaars mede ondertekenen.
  • Licht de beoordeling mondeling en schriftelijk (zie kolom toelichting op de beoordeling onder de beoordelingscriteria) toe.

 

Tussentijds afbreken van de beoordeling

De uitvoering van de examenopdracht kan afgebroken worden als (de relatie met) het kind schade dreigt op te lopen of als er anderszins sprake is van onacceptabele omstandigheden. De examenopdracht wordt hiermee als onvoldoende beoordeeld. Mocht het examen door externe factoren abrupt afgebroken moet worden, denk bijv. aan een brandalarm, dan zal de student met zijn/haar lwb-docent in gesprek moeten gaan hierover.

 

 

Aandachtspunten bij het invullen van de beoordeling

Lees vóór de beoordeling onderstaande aandachtspunten door:

  • De praktijkbeoordelaar heeft de Algemene Handleiding van de Examen Opdrachten map doorgenomen.
  • Maak gebruik van een blauwe of zwarte pen.
  • Een beoordeling met 0 (nul) is onvoldoende. Ook mag maar een beperkt aantal keren 1 gescoord worden. Zie beoordelingsformulier.
  • Beoordeel alle onderdelen en vul geen N.V.T. in.
  • Beoordeel alle criteria/competenties en tel deze mee in de eindscore.
  • Niet 2 beoordelingscijfers omcirkelen en/of met een halve punten rekenen.
  • Gebruik geen correctievloeistof en gegeven beoordelingen niet doorkrassen.
  • Het kan gebeuren dat u een onderdeel verkeerd invult. Zet daar een kruis door, vul de juiste beoordeling in en zet daar een korte verklaring en handtekening naast. Er moet een verklaring van onregelmatigheid worden aangevraagd bij de loopbaancoach.

Vergeet niet:

  • Eventueel beoordelingen op te tellen.
  • Eindbeoordeling in te vullen.
  • Juiste datum van beoordelen in te vullen.
  • Handtekening; door beoordelaar en student.
  • Toelichting op de beoordeling om deze te onderbouwen.
  • Bij twijfel contact opnemen met de lwb-docent van de student.

Consequenties

Wanneer er onvolkomenheden worden aangetroffen wordt dit voorgelegd aan de resultaat verantwoordelijke kwaliteitszorg en examinering van Landstede en mogelijk voorgelegd aan de Examencommissie. Er kunnen consequenties volgen uit onjuistheden. Een consequentie kan zijn dat het examen herkanst moet worden.

 

Voor aanvang elk examen dient een inventarisatie van deskundigheid te worden ingevuld. Deze inventarisatie is te vinden via de volgende link. De inventarisatie wordt toegevoegd aan het examen.

Keuzedelen

Met ingang van schooljaar 2016-2017 bestaat een mbo-opleiding niet alleen meer uit een basis- en profieldeel, maar ook uit keuzedelen. Keuzedelen zijn ontstaan omdat het bedrijfsleven vraagt om studenten die beschikken over actuele kennis.

Er zijn vier soorten keuzedelen: verdiepende -, verbredende -, doorstroom- en remediërende keuzedelen. Door een bepaald keuzedeel te volgen kan een student zijn arbeidsmarktpositie versterken door extra kennis en vaardigheden op te doen.

De keuze van de keuzedelen hangt samen met de professionaliseringsvraag van de organisatie. Dit betekent dat het aanbod en de keuze mede bepaald wordt door de organisatie.

 

Hieronder zie je een korte omschrijving van de verschillende keuzedelen die worden aangeboden. Kijk ook goed, want soms zijn er specifieke voorwaarden om dit keuzedeel te volgen. Bespreek dit vooraf met je werkgever.

Wanneer je meer over een bepaald keuzedeel wilt weten kun je dit vinden op:

https://kwalificaties.s-bb.nl/?ResultaatType=Keuzedeel

 

Werken met baby’s – 240 uur

Het keuzedeel werken met baby’s verdiept de kennis over deze specifieke leeftijdsgroep en gaat in op de volgende onderwerpen: de mijlpalen op alle ontwikkelingsgebieden in de eerste twee jaar; het scheppen van een rustig en veilige klimaat; respectvolle en taalrijke interactie tussen pedagogisch medewerker (pm’er) en baby tijdens dagelijkse zorg momenten maar ook tijdens spel en activiteiten; manieren om goede voorwaarden voor ontwikkeling te scheppen en om de ontwikkeling van deze jonge kinderen actief te stimuleren. Dit is precies waar in het werkveld behoefte aan is. Uit kwaliteitsonderzoek blijkt dat de zorg en de emotionele ondersteuning van de baby door de gemiddelde pm’er op de babygroep wel goed is maar dat de educatieve vaardigheden (praten en uitleggen, ontwikkelingsstimulering, begeleiden van onderlinge interacties), met de nieuwe inzichten uit recent onderzoek, nog voor verbetering vatbaar zijn.

In een poging de algemene kwaliteit van de kinderopvang te versterken is sinds dit jaar de wet IKK van kracht. In deze wet zijn heel wat maatregelen opgenomen om de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Een deel van de maatregelen betreft ook de babyopvang. Een van de maatregelen betreft een hogere leidster-kind ratio op de baby-opvang. Een andere betreft: aanvullende scholingseisen voor degenen die met baby’s werken. Daarmee wordt erkend dat het begeleiden en ondersteunen van baby’s een vak apart is. Iedereen die met baby’s werkt moet dus vóór 2023 bijgeschoold zijn.

Door de hogere leidster-kind-ratio en de vereiste scholing voor babyleidsters is het voor werkgevers heel belangrijk dat zo veel mogelijk pm’ers deze scholing volgen. Om zowel rendabel te blijven werken als aan de nieuwe eisen te voldoen, zal er brede inzetbaarheid van het personeel worden gevraagd. Wanneer het personeel een baby-certificaat heeft, heeft de werkgever meer mogelijkheden om pm’ers uit bv de peutergroepen ook in te zetten bij de baby’s of om te werken met samengevoegde groepen. (van bv peuters en baby’s). Dit keuzedeel Werken met baby’s helpt werkenden dus om breed inzetbaar te zijn en voor werkzoekenden is het een enorme pré bij het vinden van werk wanneer ze het certificaat hebben. Deze scholing onderscheidt zich van andere erkende babyscholingen door het feit dat het met een MBO examen wordt afgerond.

Goed om rekening mee te houden:  Voor dit keuzedeel zal je minimaal 80 uur binnen een groep met baby’s moeten werken. Dit komt bovenop je reguliere aantal BPV uren. Mogelijk zal er een extra BPVO aangemaakt worden.

Voor het doen van een examen gelden de volgende voorwaarden (vanuit het examen geformuleerd): De groep bestaat uit minimaal één kind van 0 tot 1 jaar en minimaal één kind van 1 tot 2 jaar.

 

Ondernemend gedrag – 240 uur

Het keuzedeel 'Ondernemend gedrag' is een sectoroverstijgend keuzedeel. Het keuzedeel richt zich op de ontwikkeling van ondernemend gedrag van deelnemers/werknemers op verschillende niveaus in de eigen beroepsuitoefening en werkomgeving. Ondernemend gedrag wordt gekarakteriseerd door trefwoorden als: verantwoordelijkheid, omgevingssensitiviteit, zelfstandigheid, initiatiefrijk, verbeteringsgericht, creativiteit, zelfreflectie, een lerende houding en een hands-on mentaliteit. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
(1) Onderzoekt zichzelf en zijn (werk)omgeving
(2) Signaleert mogelijkheden voor verandering
(3) Neemt initiatieven in en voor zijn werk.

Combifunctionaris IKC/Brede school – 240 uur

Vergaande samenwerking van basisonderwijs en kinderopvang is in opkomst. Aanvankelijk vond samenwerking plaats in de vorm van Brede Scholen. Integrale kindcentra (IKC) gaan een stap verder. Binnen een IKC verenigen deelnemende organisaties zich in één gezamenlijk programma voor onderwijs, opvang, vrije tijd en zorg en zo mogelijk in één werkgeverschap. De benamingen Brede School en IKC worden niet altijd even consequent toegepast. We kiezen vanwege de leesbaarheid in dit keuzedeel voor de benaming IKC en bedoelen daarmee zowel Brede Scholen als Integrale Kindcentra. Dit keuzedeel bereidt de beginnend beroepsbeoefenaar voor op het werken in een IKC. Het keuzedeel bestaat uit kennis en vaardigheden die nodig zijn om samen met andere professionals te werken aan het realiseren van een optimale doorgaande ontwikkeling voor elk kind.

Goed om rekening mee te houden: Je hebt de mogelijkheid om ervaring op te doen binnen een IKC/Brede School (samenwerkingsverband bestaat of is in ontwikkeling). Hiervoor zal je minimaal 80 uur binnen een onderwijsorganisatie moeten werken. Hiervoor zal een aparte BPVO worden aangemaakt.

Diversiteit – 480 uur

Van iedere beginnende beroepsbeoefenaar in zorg en welzijn wordt verwacht dat zij kan omgaan met diversiteit en sensitiviteit toont voor diversiteit. Het gaat dan om het hebben van een open houding, het herkennen van eigen en andermans vooringenomenheid, normen en waarden en het hebben van respect voor de identiteit van anderen en zichzelf. Van de beginnende beroepskracht die het keuzedeel diversiteit heeft afgerond wordt daarnaast verwacht dat zij een informerende en adviserende rol heeft ten opzichte van collega’s en hen op dit aspect kan ondersteunen. De beroepskracht wordt daarmee aanspreekpunt voor collega’s bij vraagstukken en dilemma’s rond diversiteit.

Goede zorg en begeleiding speelt in op verschillen tussen mensen, op hun diversiteit. Alleen met oog voor die verschillen kan zorg en begeleiding op maat worden gegeven. Omgaan met diversiteit is daarom noodzakelijk voor het bieden van goede zorg en begeleiding en voor de toekomstbestendigheid van de organisatie.

Diversiteit in combinatie met expressief talent – 480 uur

Diversiteit:

Van iedere beginnende beroepsbeoefenaar in zorg en welzijn wordt verwacht dat zij kan omgaan met diversiteit en sensitiviteit toont voor diversiteit. Het gaat dan om het hebben van een open houding, het herkennen van eigen en andermans vooringenomenheid, normen en waarden en het hebben van respect voor de identiteit van anderen en zichzelf. Van de beginnende beroepskracht die het keuzedeel diversiteit heeft afgerond wordt daarnaast verwacht dat zij een informerende en adviserende rol heeft ten opzichte van collega’s en hen op dit aspect kan ondersteunen. De beroepskracht wordt daarmee aanspreekpunt voor collega’s bij vraagstukken en dilemma’s rond diversiteit.

Goede zorg en begeleiding speelt in op verschillen tussen mensen, op hun diversiteit. Alleen met oog voor die verschillen kan zorg en begeleiding op maat worden gegeven. Omgaan met diversiteit is daarom noodzakelijk voor het bieden van goede zorg en begeleiding en voor de toekomstbestendigheid van de organisatie

Expressief talent:

Met dit keuzedeel kan de beginnend beroepsbeoefenaar zich specialiseren in het begeleiden en ontwikkelen van de doelgroep via het aanbieden van expressieve/creatieve activiteiten. Door het gebruik van onder andere beeld, muziek, dans, taal, drama, spel en beweging wordt de creatieve ontwikkeling, maar ook de motorische, zintuigelijke, sociale en cognitieve ontwikkeling van de doelgroep gestimuleerd. Om expressievormen goed te kunnen inzetten is het van belang dat de beginnend beroepsbeoefenaar inzicht heeft/krijgt in haar eigen creatieve/expressieve talenten en vaardigheden, zich zelf (verder) ontwikkelt op dit terrein en een eigen stijl ontwikkelt. Dit keuzedeel bestaat om die reden uit twee pijlers. De eerste pijler is de creatieve/expressieve ontwikkeling van de student zelf. De tweede pijler bestaat uit het kunnen toepassen van expressievormen om de (creatieve) ontwikkeling van de doelgroep te begeleiden en stimuleren.

‘Beleven’ van kunst en cultuur en van diverse expressievormen is voor het ontdekken en verwerven van expressieve/creatieve talenten en vaardigheden een noodzakelijke voorwaarde. Voor de uitvoering van dit keuzedeel betekent dit: aan-de-slag en er-opuit!

Goed om te weten: Je sluit dit keuzedeel af met het examen diversiteit.

Diversiteit in combinatie met ondernemend gedrag – 480 uur

Diversiteit

Van iedere beginnende beroepsbeoefenaar in zorg en welzijn wordt verwacht dat zij kan omgaan met diversiteit en sensitiviteit toont voor diversiteit. Het gaat dan om het hebben van een open houding, het herkennen van eigen en andermans vooringenomenheid, normen en waarden en het hebben van respect voor de identiteit van anderen en zichzelf. Van de beginnende beroepskracht die het keuzedeel diversiteit heeft afgerond wordt daarnaast verwacht dat zij een informerende en adviserende rol heeft ten opzichte van collega’s en hen op dit aspect kan ondersteunen. De beroepskracht wordt daarmee aanspreekpunt voor collega’s bij vraagstukken en dilemma’s rond diversiteit.

Goede zorg en begeleiding speelt in op verschillen tussen mensen, op hun diversiteit. Alleen met oog voor die verschillen kan zorg en begeleiding op maat worden gegeven. Omgaan met diversiteit is daarom noodzakelijk voor het bieden van goede zorg en begeleiding en voor de toekomstbestendigheid van de organisatie

Ondernemend gedrag

Het keuzedeel 'Ondernemend gedrag' is een sectoroverstijgend keuzedeel. Het keuzedeel richt zich op de ontwikkeling van ondernemend gedrag van deelnemers/werknemers op verschillende niveaus in de eigen beroepsuitoefening en werkomgeving. Ondernemend gedrag wordt gekarakteriseerd door trefwoorden als: verantwoordelijkheid, omgevingssensitiviteit, zelfstandigheid, initiatiefrijk, verbeteringsgericht, creativiteit, zelfreflectie, een lerende houding en een hands-on mentaliteit. Een ondernemende houding van werknemers draagt bij aan het innovatief vermogen van een organisatie. Ondernemend gedrag wordt in dit keuzedeel ontwikkeld via drie werkprocessen:
(1) Onderzoekt zichzelf en zijn (werk)omgeving
(2) Signaleert mogelijkheden voor verandering
(3) Neemt initiatieven in en voor zijn werk.

Goed om te weten: je sluit dit keuzedeel af met het examen diversiteit

 

Lessen

Hieronder kunnen jullie de lessen vinden die gegeven zijn. Ik zal proberen gedurende het traject zoveel mogelijk de lessen plaatsen. Dit zal veelal na afloop van de lessen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het leerteam

Welkom in de kinderopvang

Je bent als het goed is net gestart in de kinderopvang. Mogelijk is dit voor jou een grote overgang van je vorige baan naar deze. Met behulp van theorie en een aantal praktijkopdrachten ga je wegwijs worden in de wereld van de kinderopvang.

 

Succes!

 

Jouw rol als professioneel opvoeder

Binnen de opvang ben jij gedurende de aanwezigheid van het kind de opvoeder. Dit betekent dat je op dat moment voor hen zorgt. Je geeft het kind aandacht, verzorgt het, troost het, helpt het kind als het daaraan behoefte heeft en begeleidt het in zijn ontwikkeling. Dit doe je vanuit professie, waarbij je rekening houdt met de rol die je verult, maar daarnaast ook geschoold bent in het begeleiding van de ontwikkeling.

Naast de zorg voor het kind zijn er nog veel meer taken die je uitvoert.

 

Opdracht:

Stap 1. Maak voor jezelf een lijstje met taken waarvan jij denkt dat je verantwoordelijk bent en uit zal gaan voeren binnen de opvang.

Stap 2. Ga vervolgens gesprek met meerdere collega's over de taken die je als professioneel opvoeder binnen het werken in een kinderopvang uitvoert.

Stap 3. Vergelijk jouw lijstje met de antwoorden van je collega's. Welke verschillen en overeenkomsten zie je? Kijk vervolgens naar de beroepsvaardighedenlijst. Wat vraagt elke taak van jou?

 

Groepen in de opvang

In de kinderopvang kun je werken met horizontale groepen en/of verticale groepen. Meestal zitten bij een kinderdagverblijf dat met verticale groepen werkt, kinderen van nul tot vier of een tot vier jaar in dezelfde groep. In een kinderdagverblijf dat horizontale groepen heeft, komen de kinderen achtereenvolgens in de babygroep, de dreumesgroep en de peutergroep.

Manier van werken

Werken in een verticale groep is anders dan in een horizontale groep. De sfeer is anders en het vraagt andere kwaliteiten van je. Je werk is veel afwisselender. Je verzorgt de baby's, reageert tactisch op de koppige peuter, knutselt met de kleuters en hoort de verhalen aan over de spannende belevenissen van het schoolkind. Je moet flexibel kunnen omgaan met situaties en je aandacht verdelen over de kinderen die heel verschillende dingen van je vragen.

Taalontwikkeling

Uit onderzoek blijkt dat leidsters in een verticale groep minder stimulerend naar de peuters zijn. Hun gedrag is vooral verzorgend en er worden vaker grenzen gesteld. In een verticale groep praten kinderen wel meer met de leid(st)er. Dat is gunstig voor de taalontwikkeling. Zij krijgen een beter taalgebruik voorgespiegeld dan kinderen in een horizontale groep. En het taalgebruik is rijker als een kind veel ervaringen deelt met een volwassene. Omdat de leid(st)er veel grenzen stelt, horen de kinderen wel veel directief taalgebruik: korte, gebiedende zinnetjes zoals 'ga aan tafel', 'ruim je speelgoed op', 'hou daar eens mee op'. Kinderen in een horizontale groep leren meer woorden van elkaar en oefenen met elkaar in sociaal taalgebruik.

Sociale omgang

Kinderen in horizontale groepen gedragen zich anders dan kinderen in verticale groepen. In een horizontale groep moet een kind zich meten met leeftijdgenootjes. Een kind dat wat achter is in zijn ontwikkeling zal zich de mindere voelen of, afhankelijk van zijn karakter, extra uitgedaagd worden om met de rest mee te kunnen. Bij conflicten zijn de partijen in principe gelijkwaardig. In een verticale groep kunnen de oudsten bazen over de jongsten, maar ze kunnen hen ook helpen. Kinderen kunnen op basis van hun ontwikkelingsniveau speelkameraadjes uitkiezen, zij worden minder uitgedaagd tot competitie.

Samenstelling van de groep

Een verticale groep kan heel lang bij elkaar blijven, zeker als kinderen er tot hun tiende blijven. In een horizontale groep stromen kinderen vaker door naar de volgende groep. Zowel de groepsgenootjes als de leid(st)er veranderen nogal eens. Horizontale groepen kun je in zijn geheel doorschuiven, maar wisselingen zijn niet altijd te vermijden. Veel wisselingen zijn niet goed voor een kind. Kinderen hechten zich niet alleen aan de leid(st)er, maar ook aan groepsgenootjes. Een kind dat steeds opnieuw zijn vriendje kwijtraakt, doet geen moeite meer om een nieuw vriendje te maken.

Je kunt de overgangen wel met extra zorg begeleiden. Als je veel aandacht geeft aan het afscheid nemen van vriendjes en de leid(st)er, en aan het wennen aan nieuwe mensen, kun je de negatieve effecten beperken.

Voor- en nadelen

Beide groepsindelingen hebben voor- en nadelen. Je keuze hangt af van je pedagogische uitgangspunten. Doe je veel aan gerichte ontwikkelingsstimulering, individueel en in de groep, dan ligt een horizontale groepsindeling voor de hand. Je kunt je activiteiten dan gemakkelijker afstemmen op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Vind je het belangrijk dat jonge kinderen van oudere kinderen leren, dan ligt een verticale groepsindeling voor de hand.

 

 

Voordelen

Nadelen

Horizontale groep

• Kinderen zijn even ver in hun ontwikkeling.

• Veel contact met leeftijdgenootjes.

• Activiteiten kun je beter op elkaar afstemmen.

• Ontwikkelingsachterstanden vallen eerder op.

• Grotere keus aan speelkameraadjes van het eigen niveau.

• Meer competitie tussen kinderen omdat verschillen erg opvallen.

• Regelmatige wisselingen.

Verticale groep

• Kinderen kunnen een hechtere band opbouwen met de leid(st)er en andere kinderen in de groep.

• Het lijkt op de thuissituatie.

• Door het leeftijdsverschil doen kinderen verschillende soorten ervaring op als jongste, middelste en oudste in de groep.

• Kinderen leren van elkaar.

• Kinderen leren rekening houden met elkaar.

• Minder concurrentie omdat kinderen die zich langzamer of sneller ontwikkelen dan leeftijdgenootjes minder opvallen in de gemengde groep.

• Het werken in een verticale groep vraagt veel creativiteit en flexibiliteit van de leid(st)er.

• Het afstemmen van de grote verschillen in dagritmes kan problemen opleveren.

• Verschil in belangstelling en niveau vraagt om verscheidenheid aan activiteiten en materialen.

• Het waarborgen van de veiligheid voor de kleintjes kan beperkingen opleveren voor de grotere kinderen.

• Het stellen van grenzen is ingewikkelder, omdat elke leeftijdsgroep om eigen grenzen vraagt.

• Oudere en jongere kinderen in de groep kunnen elkaar in de weg zitten door verschil in gedrag en activiteiten.

Bron: Traject Welzijn, ontwikkeling en begeleiding van kleine kinderen

 

Opdracht 1.

 

 

Baby's op een verticale groep

 

 

Een verticale groep op een kinderdagverblijf is een groep van twaalf kinderen in de leeftijd van minimaal zes weken tot maximaal vier jaar. Sommige verticale groepen hebben een maximum aantal baby's per groep, bijvoorbeeld drie of vier. In een verticale groep wordt een gezinssituatie nagebootst, waarin de grote kinderen rekening leren houden met de kleine kinderen. Het is daardoor mogelijk dat broertjes en zusjes bij elkaar in de groep komen.

Ritme

Een baby heeft een ander ritme dan een dreumes en peuter. Op een verticale groep volgen de baby's zo veel mogelijk het ritme dat ze thuis ook hebben. Ze drinken en slapen op de tijden die hun ouders aangeven. Als de leidsters zien dat een baby erg hongerig of slaperig is, zullen ze aan de behoefte van de baby voldoen.

Als de kinderen een jaar oud zijn gaan ze langzaamaan deelnemen aan het groepsritme. Dreumesen en peuters eten, drinken, slapen en spelen op vaste tijden.

Als pedagogisch medewerker op een verticale groep moet je flexibel zijn ingesteld en consequent kunnen handelen. Je zorgt dat het ritme van de grotere kinderen zo min mogelijk wordt verstoord en tegelijkertijd geef je de baby's de aandacht die ze nodig hebben en voorzie je in hun behoeften.

Opdracht 2.

Voer met elkaar een 'goed gesprek' over de volgende vraag: 'wat betekent het voor een baby op een horizontale en/of verticale groep'. Ter voorbereiding ga je je verdiepen in dit onderwerp. Onderwerpen die naar voren komen zijn onder meer; ontwikkeling stimulering, prikkels in de groep, rust op de groep en de rol van de pedagogisch medewerker.

Jouw rol als professioneel opvoeder

De sfeer in de groep is ontzettend belangrijk. Wanneer de sfeer goed is, kunnen kinderen zich optimaal ontwikkelen. Sfeer kan gemaakt worden door het gebouw en de inrichting, maar ook jij speelt hierbij een rol. Met behulp van deze opdracht ga je je verdiepen in de sfeer op de groep en wat jij als pedagogisch medewerker hierin kan betekenen. Dit past bij het volgende werkproces:

B1-K1-W7 Zorgt voor een veilig pedagogisch klimaat

Opdracht

Je gaat een praktisch en theoretisch onderzoek doen waarbij de volgende vraag centraal staat:

Hoe maak ik van mijn groep een groep waar elk kind zicht thuis voelt en zich optimaal kan ontwikkelen.

Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig en zeker niet in één keer te vinden. Hierbij komen onder meer de volgende vragen aan bod:

  • Hoe schep ik een sfeer waarin ieder kind zich veilig voelt?
  • Welke regels zijn hiervoor nodig en over welke opvoedingsmiddelen beschik ik?
  • Hoe zorg ik ervoor dat de opvang in een groep optimale ontwikkelingskansen biedt?
  • Wat is het verschil tussen een verticale en een horizontale groep voor kinderen?
  • Wat kan ik in sociaal opzicht van kinderen verwachten?
  • Hoe maken kinderen vriendjes en hoe kan ik ze hierin begeleiden?

Mogelijk weet je nog meer vragen, voeg deze dan toe. Antwoorden vind je door in gesprek te gaan met collega's van verschillende groepen en de theorie erop na te slaan.

Presenteer het antwoord op je vraag in het leerteam.

Het dagritme

  • Het arrangement Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker BBL april 2020 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Bianca Stigter
    Laatst gewijzigd
    2021-01-06 14:36:49
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Stigter, Bianca. (z.d.).

    Gespecialiseerd Pedagogisch Werk - cohort 2020

    https://maken.wikiwijs.nl/160205/Gespecialiseerd_Pedagogisch_Werk___cohort_2020

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.