a. de leerling weet hoe de eerste mensen in Afrika ontstaan? b. de leerling weet hoe de mensen handig werden?
c. de leerling weet hoe jagers en verzamelaars een voedsel kwamen?
Tussendoel 2: in voorbeelden veranderingen in de samenleving als gevolg van de agrarische revolutie herkennen
a. de leerling weet hoe mensen boer werden?
b. De leerling kan een nederzetting van de eerste boeren beschrijven?
c. de leerling weet waarom een hunebed werd gemaakt?
a. leerlingen kunnen het namenregister van een atlas gebruiken.
b. leerlingen kunnen het zaakregister van een atlas gebruiken. c. leerlingen kunnen mbv het register de ligging van een plaats, rivier, gebergte, land en water kunnen vinden in een atlas. d. leerlingen kunnen de volgende basiselementen van een kaart gebruiken: titel, legenda, schaal of schaalstok en windrichting of windroos.
e. leerlingen kunnen een eenvoudige plattegrond maken
Zich verplaatsen in opvattingen, waarden en motieven van mensen uit andere tijden en culturen
Oorzaak en gevolg aangeven
Begrippen
Aanpassen - Veranderen zodat je in de omgeving past
Aarde- De planeet waarop we wonen
Boeren - Mensen die vee houden en gewassen (graan, mais enz.) kweken
Hunebed - Grafplaats gebouwd van zwerfkeien
Jagers-verzamelaars - Mensen die leven van de jacht en het verzamelen van voedsel
Legenda - Uitleg over gebruikte kleuren en symbolen op een kaart
Overleven - Blijven bestaan, langer leven
Overzichtskaart - Een kaart die een overzicht geeft van een bepaals gebied
Prehistorie - De tijd voordat mensen konden schrijven
Schaal - De verhouding tussen de afstand op een kaart en de werkelijke verhouding (1:250 = 1 cm op de kaart is 250 cm in werkelijkheid)
Sporen - Dingen die overblijven van vroeger en ons iets van vroeger kunnen leren
Thematische kaart - Een kaart die een onderwerp uit een gebied laat zien
Topografische kaart - Een kaart die zo getrouw en volledig mogelijk een bepaald gebied laat zien
Tijdvakken - Periodes in de geschiedenis, de indeling van de tijd
Uitsterven - Alle dieren van een soort gaan dood
Werktuig - Groot stuk gereedschap die je gebruikt om iets te doen of te maken
Windroos - Geeft de windrichtingen (Noord, Oost, Zuid, West) aan
Zelfvoorziening - Zelf zorgen voor je voedsel en onderdak
Kerndoelen
30: De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
37: De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: Tijd van jagers en boeren:
40: De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken
41: De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
Oude Culturen
De leerling leert hoe de oude culturen van de Grieken en de Romeinen is ontstaan, zich heeft ontwikkeld en hoe deze nog steeds van invloed zijn op de huidige maatschappij
Tussendoel 1: De Nederlandse democratie vergelijken met de democratie in het oude Athene.
Webquest Griekse verhalen
- Kopie zoekresultaat - Dit sjabloon van een Webquest kunt u kopiëren. Vervolgens kunt u er uw eigen invulling aan geven en dus uw eigen Webquest creëren!
Heuvelland - Gebied dat ligt tussen 200 en 500 meter hoogte
Hooggebergte - Gebied dat hoger ligt dan 1500 meter
Klimaat - Het gemiddelde weer van een groot gebied gemeten over een periode van 30 jaar
Laagland - Gebied dat lager ligt dan 200 meter
Legenda - Uitleg over gebruikte kleuren en symbolen op een kaart
Middelgebergte - Gebied dat ligt tussen 500 en 1500 meter
Monotheïsme - Het geloven in 1 god
Olympische Spelen - Sportwedstrijden die 1 keer in de 4 jaar werden gehouden bij de berg Olympus in het oude Griekenland
Polis - Een belangrijke Griekse stad, een stadstaat
Polytheïsme - Het geloven in meerdere goden
Romeinse Limes - De noordgrens van het Romeinse Rijk langs de rivier de Rijn
Slaven - Mannen en vrouwen die eigendom zijn van iemand anders
Tempel - Gebouw waarin 1 of meer goden worden vereerd
Weer - De toestand van de lucht (temperatuur, neerslag, zonneschijn en wind) op een bepaald moment op een bepaalde plaats
Kerndoelen
36: De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
37: De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: Tijd van Grieken en Romeinen:
38: De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun eigen omgeving te plaatsen.
40: De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken
41: De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
43: De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
Godsdienst en Steden
De leerling leert de invloed van godsdienst op de middeleeuwse mens en kan de opkomst en het belang van steden herkennen en beschrijven.
Tussendoel 1: Het ontstaan en de verspreiding van christendom en islam beschrijven.
a. de leerlingen weet de invloed van de volgende personen: Jezus, Bonifatius, Willibrord en Mohammed
b. de leerling weet wanneer de Islam ontstond?
c. de leerling weet waar de Islam ontstond
e. de leerling kan de 2 godsdiensten met elkaar vergelijken
Christelijke Kloosters
Je gaat de geschiedenis van de kloosters onderzoeken en kijken hoe het dagelijks leven in een klooster is.
Willibrord en het christendom
Deze les gaat over de verspreiding van het christendom in de middeleeuwen.
Meer informatie kunt u vinden op de site: http://www.entoen.nu/willibrord/vo-docent
Tussendoel 3: Uitleggen waarom de steden zelfstandiger werden t.o.v. de adel.
a. de leerling kan beschrijven welke rechten je hebt als vrije burger?
b. de leerlingen weet wat de invloed van gilden is.
c. de leerling kan beschrijven waar je in de middeleeuwen veilig was
Tussendoel 4: De opkomst van handel en het ontstaan van steden in voorbeelden herkennen.
...
Marco Polo
Bijna 800 jaar geleden leefde Marco Polo. Hij was de zoon van een rijke koopman. Zijn vader maakte samen met een oom vele reizen.
Toen Marco Polo 17 jaar was mocht hij mee op een lange reis naar China. Hier doen ze ruim vier jaar over. Ze reizen over zee en over land en ze beleven veel avonturen. Ook leert Marco Polo veel over andere culturen.
Marco laat alles wat hij mee maakt opschrijven. Daarom weten wij nu wat hij allemaal heeft gedaan en gezien?
Europa en de buitenwereld
In deze webquest kunnen jullie leren over Europa en de buitenwereld.
Jullie gaan op zoek naar het verband tussen Europa en de Slavernij.
Maar ook naar het verband tussen Europa en de moslims.
Veel plezier!
De Hanze 1356-ca. 1450
In de lange periode van de twaalfde tot de zestiende eeuw waren Zutphen, Deventer, Tiel, Kampen, Zwolle en nog meer steden, vooral in het oosten van het land, belangrijke en welvarende centra van handel. Deze steden waren namelijk lid van het Hanzeverbond. Een Hanze (of: Hanza) was oorspronkelijk een samenwerkingsverband tussen kooplieden, in verschillende steden, die dezelfde producten verhandelden.
Geschiedenis Tijdvak 4: Opkomst handel en ontstaan steden 2
Deze opdracht hoort tot leerlijn Geschiedenis.
Door een aantal uitvindingen/verbeteringen in de landbouw kon er meer voedsel geproduceerd worden. Hierdoor kon de bevolking groeien en hoefde niet meer iedereen in de landbouw te werken. Het resultaat hiervan was dat mensen zich gingen toeleggen op andere beroepen, de handel opbloeide en er steden ontstonden. In deze opdracht staan deze ontwikkelingen centraal.
Aan het eind van de les:
kun je uitleggen waarom er (jaar)markten werden georganiseerd.
kun je uitleggen dat de handel de opkomst van steden stimuleerde.
kun je uitleggen wat een goede plaats was om een stad te stichten.
kun je uitleggen waarom er nieuwe beroepen ontstonden.
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het opzoeken van tien Nederlandse steden die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500. Je tekent deze steden in op een kaart van Nederland.
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor je kaart met steden als:
er op de kaart tien steden zijn die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500.
bij iedere stad op de kaart het jaar staat waarin de stad gesticht is.
bij iedere stad een afbeelding van gebouw uit die stad uit de Middeleeuwen staat.
de kaart met zorg gemaakt is en op tijd klaar is.
Vooraf
Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht weet je dat er in de tweede helft van de middeleeuwen veel steden in Nederland gesticht zijn.EindproductJe rondt deze opdracht af met het opzoeken van zes Nederlandse steden die ontstaan zijn tussen 1000 en 1500. Je tekent deze steden in op een kaart van Nederland.
Alleen of samen?
Deze opdracht doe je alleen.Soms vraag je hulp aan een klasgenoot.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 1 lesuur nodig.
Stap 1: Ontstaan
Bekijk het volgende filmpje over het ontstaan van de middeleeuwse steden in Nederland.
Op de kaart zie je een drietal belangrijke rivieren getekend. Print de kaart.
In de periode 1000 tot 1500 zijn in Nederland veel steden ontstaan.
Gebruik internet om zes steden te zoeken die tussen 1000 en 1500 ontstaan zijn.
Teken die steden in op de kaart.
Schrijf bij iedere stad het jaartal waarin de stad is ontstaan.
Zoek van iedere stad een foto van een middeleeuws gebouw.
Plak die foto bij de stad op de kaart.
Kijk goed naar de ligging van de steden die je op de kaart hebt getekend. Schrijf onder de kaart op wat je opvalt als je kijkt naar de ligging van de steden.
Kaart.JPG
Stap 3: Afronding
Afronding
Laat de kaart met de zes steden zien aan een klasgenoot. Bekijk ook zijn kaart.Hebben jullie dezelfde steden? Kijk nog eens goed naar je plattegrond.
- Staan er zes steden op de plattegrond?
- Staat bij iedere stad het jaar waarin de stad gesticht is?
- Staat bij iedere stad een afbeelding van een gebouw uit de middeleeuwen?
- Is de kaart netjes gemaakt?
Tevreden?
Laat de kaart beoordelen door je docent.
Tussendoel 5: De samenstelling van de stedelijke burgerij in voorbeelden herkennen.
Rond het jaar 1000 ontstonden er steeds meer steden in Europa. In de vroege middeleeuwen waren er heel weinig steden, maar door de opkomst van de handel veranderde dit. Mensen kwamen bij elkaar om spullen te verkopen en hierdoor gingen mensen bij elkaar wonen. Jij gaat door het maken van deze webquest leren hoe een middeleeuwse stad ontstond en je gaat zelfs een eigen middeleeuwse stad ontwerpen.
Klik steeds op de knop volgendeen lees goed wat je moet doen. Jullie kunnen deze opdracht zonder de hulp van de docent maken. Mocht je vragen hebben, dan mag je deze natuurlijk altijd aan de docent stellen, maar lees eerst de tekst goed door.
Opdracht
Deze webquest bestaat uit een tweetal opdrachten. In de menubalk links van je scherm vind je de opdrachten. Maak in Word een verslag met de antwoorden op de vragen en lever dit verslag op de afgesproken datum in bij je docent. Lees wel eerst de pagina werkwijze voordat je gaat beginnen. Op de pagina informatiebronnen vind je de websites die je nodig hebt om de opdrachten te kunnen maken.
Opdracht 1
Opdracht 1: Het ontstaan van een middeleeuwse stad
Wat veranderde rond het jaar 1000 voor de boeren, waardoor ze meer oogst kregen?
Leg uit wat het krijgen van meer oogst te maken heeft met de opkomst van de handel.
Leg uit waarom niet iedereen meer boer hoefde te zijn na het jaar 1000.
Op wat voor plekken gingen de handelaren huizen bouwen en leg uit waarom ze dit daar deden.
Wat bouwden de inwoners van een stad om zichzelf goed te kunnen beschermen tegen vijanden?
Opdracht 2
Opdracht 2: Het ontwerpen van een middeleeuwse stad
Het Openluchtmuseum in Nederland wil graag een heel middeleeuws dorp na gaan bouwen en heeft jouw hulp nodig. Ze willen dat jij een plattegrond gaat maken van hoe een middeleeuwse stad eruit zag. Jij weet wat er kenmerkend is aan een middeleeuwse stad en bent daarom de juiste persoon voor deze opdracht.
Jij gaat op een A4'tje een plattegrond tekenen van een middeleeuwse stad en houdt daarmee rekening met:
De ligging van de stad (op wat voor plekken ontstaan steden?)
De beveiliging van de stad (hoe zorgden de middeleeuwers voor veiligheid?)
De indeling van de stad (waar lagen de belangrijke gebouwen?)
Maak er iets moois van, zodat het Openluchtmuseum jouw ontwerp wil gebruiken voor het nabouwen van een middeleeuwse stad.
Werkwijze
Voordat je de opdrachten kunt gaan maken, heb je meer informatie nodig. Op deze pagina lees je hoe je aan deze informatie gaat komen. Lees eerst alle stappen door en ga dan pas door naar informatiebronnen.
1: Lees steeds een opdracht, probeer niet alle opdrachten in een keer te maken. Begin dus bij opdracht 1 en als je die af hebt, ga je door naar opdracht 2.
2: Ga naar informatiebronnen.
3: Klik op de hyperlinken en lees de websites. Uit deze websites kan je de informatie halen die je nodig hebt om de opdrachten te kunnen maken.
4: Als je alle websites hebt gelezen, ben je klaar voor het maken van de opdrachten. De opdrachten maak je alleen. Bij het kopje beoordeling kan je vinden waar ik op let bij het nakijken van de opdrachten.
5: Lever je het verslag in op de afgesproken datum.
Adel - De rijkste en machtigste mensen in de Middeleuwen die het land besturen
Boer - Mensen die vee houden en gewassen (graan, mais enz.) kweken
Burger - Inwoner van een stad, bijvoorbeeld handelaren of ambachtslieden.
Christendom - Godsdienst, geloof in God en Jezus Christus
Geestelijke - Mensen van de kerk, zoals bisschoppen en priesters
Gilde - Historische vereniging van vakgenoten
Horige - Een boer die op een stuk land woont en werkt, maar niet de eigenaar is van het land
Islam - Godsdienst, geloof in Allah
Kasteel - Een gebouw met sterke muren en poorten waardoor de inwoners beschermd worden
Klooster - Gebouw waar geestelijken zoals monniken wonen
Kruistocht - Heilige tocht van christelijke mensen om Jeruzalem te veroveren op de moslims
Leenheer - Een heer die een leen (grondgebied) in gebruik (leen) geeft aan een leenman
Lijfeigene - Persoon van wie het lichaam het eigendom was van de heer
Moslim - Iemand die in de islamitische godsdienst gelooft
Standen - Verdeling van verschillende groepen in de maatschappij in de Middeleeuwen.
Er zijn drie standen: geestelijkheid, adel en boeren en burgers
Kerndoelen
36: De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
37: De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: Tijd van Monniken en Ridders & tijd van Steden en Staten
43: De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
Ontdekkers en Verlichting
De leerling leert dat samenlevingen veranderen op sociaaleconomisch-, politiek- en cultureel-mentaal gebied.
Tussendoel 1: In voorbeelden motieven voor de ontdekkingsreizen herkennen.
a. de leerling weet welke economische motieven er waren voor de reizen?
b. de leerling weet welke religieuze redenen er waren voor de reizen?
c. de leerling kan nieuwe kennis over zeevaart herkennen.
Zwarte bladzijden in de Nederlandse geschiedenis
In het boekenweekessay van 2013, “ De leeuw en zijn hemd", interviewt schrijfster Nelleke Noordervliet met de kennis van nu, vanuit haar perspectief, bekende en onbekende Nederlanders over de tijd waarin ze leefden.
Begrippen tijd V.O.C.
Kruiswoordpuzzel waarmee kennis van de begrippen die samenhangen met de periode van de V.O.C. (1602-1798) geoefend worden.
De ontdekkingsreis
Dit is een project waarbij men in de huid kruipt van een zeeman. Men ontdekt een land en men maakt aan de hand hiervan opdrachten. Deze opdrachten kun je als de rode draad zien. Daarom heen kunnen de leerlingen zijn of haar fantasie gebruiken. Je hebt het volgende nodig:
Internet/computer
Atlas
Geschiedenis en aardrijkskunde methode
De ontdekkingsreis
Dit is een project waarbij men in de huid kruipt van een zeeman. Men ontdekt een land en men maakt aan de hand hiervan opdrachten. Deze opdrachten kun je als de rode draad zien. Daarom heen kunnen de leerlingen zijn of haar fantasie gebruiken. Je hebt het volgende nodig:
Internet/computer
Atlas
Geschiedenis en aardrijkskunde methode
Tussendoel 2: Een voorbeeld uit de eerste fase van de Europese expansie herkennen.
a. de leerling kan beschrijven wie Amerika heeft ontdekt en waarom
Tussendoel 3: De overzeese expansie, het handelskapitalisme en het ontstaan van een wereldeconomie beschrijven.
a. de leerling kan het verschil tussen arm en rijk beschrijven
b. de leerling weet wat de invloed van natuurlijke hulpbronnen is
Theatraal lezen Oost-Indievaarders
Verhaal over het aanmonsteren op een VOC schip, met verschillende rollen en emoties. Theatraal voorlezen in de klas met leerlingen, als inleiding op bijv. een klasleergesprek
Mysterie-opdracht ontdekkingen
De leerlingen krijgen allerlei bronnen over het gebeurde rondom de invasie van Cortes en zijn mannen van het Azteekse Rijk. Ze ordenen deze en geven antwoord op de hoofdvraag.
Tussendoel 4: Gevolgen van de splitsing van de christelijke kerk herkennen.
a. de leerling weet wat de ideeën van Maarten Luther waren
b. de leerling kan beschrijven hoe de kerk met nieuwe ideeën omging
Welk Woord Weg: Renaissance
Woordreeksen waarbij de leerlingen telkens moeten beredeneren waarom een bepaald begrip niet thuishoort bij de andere begrippen. Goede oefening voor het PW
Opdracht Reformatie
De leerlingen bestuderen foto's en schilderijen/tekeningen over de reformatie en plaatsen deze bij het Protestantisme of bij het Katholiscisme.
Erasmus over opvoeding
Erasmus vindt goed onderwijs en een goede opvoeding noodzakelijk. Mensen moeten volgens hem niet alleen beschikken over kennis, zij moeten ook nuttige leden van de samenleving zijn. Centraal in deze les staat een discussie over opvoeding, normen en waarden en goed gedrag. Erasmus’ boekje uit 1530 vormt daarbij een inspiratiebron.
Meer informatie kunt u vinden op de site: http://www.entoen.nu/erasmus/vo-docent
Erasmus, Luther en het geloof
Erasmus was een van de belangrijkste humanisten van zijn tijd. Erasmus had, net als Luther, grote kritiek op de katholieke kerk. Maar in tegenstelling tot Luther wilde Erasmus niet breken met de kerk. Deze les gaat over de religieuze opvattingen van Erasmus, zijn relatie met Luther en de strijd om de Bijbel in de eigen taal.
Meer informatie kunt u vinden op de site: http://www.entoen.nu/erasmus/vo-docent
Tussendoel 5: Op hoofdlijnen beschrijven hoe de Opstand in een onafhankelijke Nederlandse staat resulteerde
a. de leerling weet wie de volgende personen waren: Willem van Oranje, Philips II, Margaretha van Parma, Alva
b. de leerling weet hoe de opstand tegen Spanje verliep
Tussendoel 7: In een voorbeeld denkbeelden van de Reformatie herkennen. Burgerlijk bestuur en stedelijke cultuur in Nederland met voorbeelden beschrijven.
a. de leerling kan het begrip cultuur beschrijven
Opdracht Reformatie
De leerlingen bestuderen foto's en schilderijen/tekeningen over de reformatie en plaatsen deze bij het Protestantisme of bij het Katholiscisme.
Erasmus, Luther en het geloof
Erasmus was een van de belangrijkste humanisten van zijn tijd. Erasmus had, net als Luther, grote kritiek op de katholieke kerk. Maar in tegenstelling tot Luther wilde Erasmus niet breken met de kerk. Deze les gaat over de religieuze opvattingen van Erasmus, zijn relatie met Luther en de strijd om de Bijbel in de eigen taal.
Meer informatie kunt u vinden op de site: http://www.entoen.nu/erasmus/vo-docent
Tussendoel 8: Vijf hoofdklimaten op de wereldkaart benoemen.
a. de leerling weet wat weer is
b. de leerling weet wat klimaat is
c. de leerling weet wat het klimaat is in Nederland?
d. De leerling kan van klimaatgebieden met die van Nederland vergelijken
De personen, gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving plaatsen door deze te relateren aan een eigentijds beeld van Nederland, Europa en de wereld.
Geografische vragen stellen
Kaarten vergelijken
De atlas als informatiebron gebruiken
Historische vragen stellen
Historische bronnen bestuderen
Zich verplaatsen in opvattingen, waarden en motieven van mensen uit andere tijden en culturen
Kan verklaringen geven voor historische verschijnselen
Politiek-bestuurlijke vragen stellen .
Begrippen
Beeldenstorm - Vernielingen in Katholieke kerken in het jaar 1566
Boekdrukkunst - Het maken van boeken door de tekst op te bouwen uit losse metalen letters,
en die steeds weer af te drukken
Centralisatie - Samenbrengen van de overheid op 1 plek.
Cultuur - De manier van denken en doen van een groep mensen
Handelsroute - Via welke weg spullen worden gekocht en verkocht
Hervorming - Beweging in de zestiende eeuw onder leiding van Maarten Luther, die de rooms-katholieke kerk wilde hervormen en waaruit de protestantse kerken zijn ontstaan
Klimaat - Het gemiddelde weer van een groot gebied gemeten over een periode van 30 jaar
Landklimaat - Hete zomers, koude winters en weinig neerslag
Monarchie - Een land met een koning(in) aan het hoofd van de regering
Opstand - Het verzet in de Nederland tegen de Spaanse koning in de 16e eeuw
Poolklimaat - Klimaat waar het vrijwel altijd vriest
Protestant - Aanhangers van Luther en Calvijn. Zij vinden het leven volgens de Bijbel belangrijker dan de kerk en paus dat vinden. Tegen de Katholieke Kerk
Renaissance - Opbloei van de kunst en wetenschap in de vijftiende-zestiende eeuw die het gevolg was van een hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid (letterlijk: wedergeboorte).
Republiek - Een land zonder koning(in). Er staat vaak een gekozen president aan het hoofd van de regering
Rooms-katholiek - Iemand die hoort bij de kerk van Rome, een christelijke kerk met aan het hoofd de paus
Specerij - Gedroogde en vaak gemalen delen van planten met een sterke geur en smaak, zoals kaneel, komijn, kruidnagel en peper
Tropisch klimaat - Klimaat waar het nooit kouder wordt dan 18°C en waar het erg vochtig is
Unie van Utrecht - Overeenkomst tussen Nederlandse gewesten om de Spanjaarden het land uit te jagen
VOC - Verenigde Oostindische Compagnie, handelaren die samenwerken om geld te verdienen met de handel naar Indonesië
Woestijnklimaat - Klimaat waarin grote temperatuurverschillen voorkomen en waar weinig neerslag valt
Zeeklimaat - Klimaat onder invloed van de zee, met zachte winters en koele zomers en het hele jaar neerslag
Zending - Het verspreiden van het christelijke geloof in een andere cultuur
Kerndoelen
36: De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
37: De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak: Tijd van Ontdekkers en Hervormer & tijd van Regenten en Vorsten
41: De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
42: De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.
43: De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
46: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
47: De leerling leert actuele spanningen, conflicten en oorlogen in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
Het arrangement 00 - GG Leerlijn MM Groot Goylant is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Niek Ooteman
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2015-02-12 15:16:13
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.