Toelichting
Deze lessenreeks is voor studenten Paardenhouderij.
Deze lessenreeks geeft inzicht en toelichting betreft de algemene gezondheid van paarden. Het doel van dit arrangement is dan ook het kunnen signaleren van ziekte of gebreken bij paarden.
De lessen hebben betrekking op de bouw van het paard, interieur en exterieur. Daarnaast hebben we het over preventieve gezondheidszorg, ademhaling e.d.
De lessen worden aangeboden door de docent, echter kan de leerling zich voorbereiden door de hoofdstukken door te nemen en het bijbehorende materiaal te bekijken.
Succes!
Paard en gezondheid
Inleiding:
Welkom in het arrangement Paard en Gezondheid!
Dit arrangement is bedoelt voor de studenten Paardenhouderij en voorziet de leerling van basis informatie met betrekking tot de algemene gezondheid van het paard.
De leerling werkt op een active manier aan de opdrachten en kan deze samen met andere studenten uitvoeren en uitwerken.
Beste Student,
Welkom in het arrangement Paard en Gezondheid!
Jullie kennis en kunde met betrekking tot de gezondheid van het paard wordt door middel van een aantal lessen vergroot. De kennis die jullie tijdens deze lessen opdoen kunnen jullie vrijwel direct in de praktijk toepassen.
Naast filmpjes en presentaties is dit arrangement voorzien van een aantal uitdagende praktische opdrachten.
Veel Plezier!
Jaarlijkse preventieve gezondheidszorg
Inleiding:
Dit hoofdstuk "Jaarlijkse Presentieve Gezondheidszorg" geeft je informatie over de mogelijkheden die er zijn op je paard topfit te houden.
Wijkt het gedrag van je paard af? Dan kan het dier ziek zijn. Maar, hoe zorg je ervoor dat je paard gezond blijft? Naast enten, de hoefsmid en een halfjaarlijkse controle door de tandarts kun je bijvoorbeeld ook extra entstof toedienen.
Deze les bekijken en bespreken we de mogelijkheden.
Lesdoel:
De student kan:
- de periodieke en preventieve ingrepen benoemen en toelichten.
Bekijk de filmpjes ter voorbereiding van je les. De docent zal deze gebruiken en toelichten tijdens de lessen.
Mocht je zelf ervaring hebben met het onderwerp van de les, kun je dit natuurlijk altijd delen met je klasgenoten.
Preventieve gezondheidszorg is meer dan een enting en een bezoek van je hoefsmid. Belangrijk is dat je de gezondheid van je paard goed in de gaten houdt, observeren.
Weet je hoe je paard normaal reageert - stapt - ligt? dan weet je ook wanneer hij of zij zich niét goed voelt!
Deze lessenreeks geeft de basis van gezondheidszorg bij paarden.
Wanneer je ziet dat je paard iets mankeert kun je de dierenarts uitleggen waar, en misschien wel waarvan je paard last heeft.
Prezi preventieve gezondheidszorg
prezi ter ondersteuning van de les.
Filmmateriaal 100 seconden dierenarts.
preventieve gezondheidszorg
Onderstaande fragmenten zijn ter ondersteuning van de lessen.
Kijk ook op de site van 100 seconden dierenart om hier meer filmpjes te kijken.
Ziekteverwekkers
Inleiding:
Een griepje of verkoudheid wordt veroorzaakt door een virus. Je kunt je paard enten tegen Influenza om dit te voorkomen. Toch kun je nooit 100% voorkomen dat je paard ziekt wordt.
Deze les geeft de student inzicht in de werking van virussen en bacteriën. Aan de hand van diverse filmpjes en opdrachten gaat de student aan de slag met het onderwerp.
Lesdoel:
De student :
- Kan het verschil benoemen tussen een virus en een bacterie.
- Kan een ziekte opnoemen die veroorzaakt wordt door een virus.
- Kan een ziekte opnoemen die veroorzaakt wordt door een bacterie.
Virus
Bacterie
De docent zal je deze les kennis bijbrengen over bacterien en virussen. De prezi die hierbij hoort bevat opdrachten en leerstof.
Prezi ziekteverwekkers
Koorts, afweer van ziektekiemen
Droes, bacteriële infectie
Exterieur
Inleiding:
Wanneer je naar een paard kijkt, zie je als eerste de buitenkant. Het exterieur. Om deze kenmerken te kunnen benoemen krijgen jullie een aantal oefeningen over het exterieur van een paard.
Deze oefeningen kunnen van pas komen wanneer je paard een verwonding heeft en jij dit moet communiceren met de dierenarts.
Lesdoel;
De leerling kan:
- Elk onderdeel van het exterieur van het paard benoemen.
- Aftekeningen en kleur van het paard benoemen.
Opdracht:
Misschien hebben jullie al wel eens van GRHOKA gehoord. Geslacht, Ras, Hoogte, Ouderdom, Kleur, Aftekeningen. Deze kenmerken zijn de basis voor de oefeningen. Deze les besteed je aandacht aan Hoogte (stokmaat), kleur en aftekeningen. Ook alle onderdelen van het exterieur worden besproken.
a. Gebruik voor deze opdracht de uitdraai van het exterieur van het paard. Benoem alle onderdelen, het blaadje heb je voor alle opdrachten nodig. (De docent heeft een uitdraai)
b. Bekijk afbeelding 2. De kleur van de vacht is bij elk paard anders, benoem de kleuren. Noteer de antwoorden op het blaadje.
Afbeelding 2. vachtkleur
c. De benen van het paard zijn nooit hetzelfde. Naast diverse afwijkingen aan de beenstand en hoeven, kunnen de benen voor een deel wit zijn. Je ziet een afbeelding met diverse aftekeningen van het been, noteer de antwoorden op het formulier.
Afbeelding 3. Aftekeningen been
d. De één vind een wit hoofd mooi, de ander heeft liever geen wit op het hoofd. Hoe noem je deze aftekeningen? Bekijk de afbeeldingen en noteer de antwoorden.
e. De stokmaat van een paard geeft aan hoe groot het dier is. Ook bij pony’s worden verschillende maten gehanteerd om aan te geven hoe groot een pony is. Zoek op welke stokmaten er in Nederland gebruikt worden en noteer deze.
Afbeelding 4. Pony meten
Interieur
Inleiding:
Deze les behandelen we het onderdeel "interieur". De vorige keer hebben jullie alles geleerd over de buitenkant van het paard. Het is ook belangrijk dat jullie iets weten over de binnenkant van het paard, het interieur.
Een lichaam heeft behoefte aan stevigheid, botten zorgen ervoor dat jij maar ook je paard niet als een pudding in elkaar zakken. Om te bewegen heb je spieren en pezen nodig. een netwerk van spieren maakt beweging mogelijk. Daarnaast behandelen we het orgaanstelsel van het paard net als het spijsverteringsstelsel.
Wat weet je al?
Overleg in groepjes, wat weet je al over deze onderwerpen? noteer een aantal begrippen op een blaadje.
Lesdoel:
De leerling kan:
- Het skelet van het paard benoemen.
- de functie van spieren benoemen.
- de globale werking van het spijsverteringsstelsel benoemen.
- de functie van verschillende organen benoemen.
Bloedsomloop
Inleiding:
Bloedsomloop is een pittig hoofdstuk, vooral veel leeswerk. De opdrachten zijn theoretisch als praktisch voor dit onderwerp.
De vragen die gesteld worden bij de odprachten kunnen uit de tekst worden teruggeleid. De prezi wordt als ondersteunend materiaal aangeboden door je docent.
Lees de tekst aandachtig door. De docent zal tijdens de prezi extra uitleg geven.
Lesdoel:
De leerling kan:
- De pols bij een paard waarnemen.
- De kenmerken van een ader/slagader benoemen
- De kleine en grote bloedsomloop benoemen.
- Organen benoemen die een hoofdrol spelen bij de bloedsomloop
Prezi Bloedsomloop
De bloedsomloop
De bloedsomloop is een stuwende stroom bloed waarbij stoffen worden opgenomen en afgegeven voor het functioneren van het lichaam.
Bloed is een ondoorschijnende vloeistof die uit diverse bestanddelen is opgebouwd.
-rode bloedcellen
-witte bloedlichaampjes
-plasma of bloedkleurstof
De rode kleur komt van de ijzerhoudende bloedkleurstof hemoglobine. Rode bloedcellen nemen tot 1/3 van het totale gewicht van het bloed in beslag.
Witte bloedlichaampjes zijn minder aanwezig ongeveer 1 op 400 rode bloedcellen. Wel zijn de groter en hebben ze een andere vorm.
Plasma bestaat voor 90% uit water en is verder opgebouwd uit eiwitten, zouten en andere stoffen.
Het plasma zorgt voor de opname van zuurstof in de longen om daarna dit zuurstof te transporteren door de sladaders via de haarvaten naar de organen en cellen. Koolzuurgas uit de cellen wordt opgenomen en via de aders terug gebracht naar de longen waar het wordt afgegeven en door uit te ademen verlaat de koolzuurgas het lichaam. Zuurstof bindt zich aan de rode bloedcellen en koolzuurgas aan het plasma.
De witte bloedlichaampjes hebben als functie het ingrijpen bij infecties omdat deze witte bloedlichaampjes bacteriën kunnen “vangen” en vernietigen.
Bloed heeft een totaal gewicht van ongeveer 1/12 deel van het totaalgewicht van een paard. Een paard van 600 kg zou theoretisch gezien dus 50 kg bloed hebben. De hoeveelheid bloed kan verschillen per ras maar ook de gezondheid/ conditie van het paard.
De organen van de bloedsomloop
- Het hart
- Aders, slagaders en haarvaten
Het hart ligt in de borstholte tussen de beide longen naar de linkerzijde. Iets boven en achter de plaats waar aan de buiterzijde van het paard de elleboog bevindt. Het hart is omgeven door het hartzakje waartussen zich vocht bevindt. Dit voorkomt het schuren tegen andere organen omdat het hart voortdurend in beweging is. Het hart wordt door een tussenwand in twee helften verdeeld.
- De rechterharthelft
- De linkerharthelft
Elke helft is opgebouwd uit twee delen; boven > de boezem en beneden> de kamer.
Tussen de boezem en de kamer is een wijde opening die door twee kleppen kan worden afgesloten zodat het bloed niet terugstroomt.
Beide kamers trekken zich gelijkertijd samen en persen het bloed uit het hart in de grote slagaderen van het lichaam. Deze opening is ook voorzien van kleppen.
Door deze druk worden de kleppen tussen de kamer en de boezem gesloten terwijl de kleppen naar de slagaderen toe tegen de wand drukken. Tijdens de samentrekking van de kamers worden de boezems weer met bloed gevuld.
Het hart – een spier – kan zich samentrekken en ontspannen waardoor de pompende beweging ontstaat. Het bloed wordt zo in een pompende beweging via slagaders en haarvaten naar de organen vervoerd.
De linkerkamer perst het helder rode zuurstofrijke bloed dat uit de linkerboezem is gekomen in de lichaamsslagader of aorta. Deze geeft slagaderen af naar het hoofd, de benen en inwendige organen. Deze slagaderen op hun beurt voorzien de haarvaten in die organen van bloed. De haarvaten staan het bloed weer af aan aderen die samenkomen in de holle aderen en deze holle aderen voeren het bloed dat inmiddels zuurstofarm en donkerrood is geworden terug in de rechterboezem van het hart. Deze bloedsomloop wordt de grote bloedsomloop genoemd.
Vanuit de rechterboezem wordt het bloed in de rechterkamer gepompt, deze rechterkamer perst het bloed door de longslagader in het grote haarvatennet van de long. Hier in de longen neemt het bloed zuurstof op en staat het koolzuurgas af. Het is nu weer zuurstofrijk en dus helderrood geworden en wordt door de longaderen naar de linkerboezem gebracht. Deze omloop door de longen heet de kleine bloedsomloop. Het bloed uit de linkerboezem wordt vervolgens in de linkerkamer geperst en kan dan de omloop door het lichaam opnieuw beginnen.
Zenuwen zorgen ervoor dat het hart samentrekt en verslapt.
De aderen zijn voorzien van klapvliezen, deze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar beneden. Het bloed moet immers weer naar boven.
Functie van het bloed
Het bloed heeft een transportfunctie. Bloed transporteert het zuurstof en koolzuurgas. Daarnaast vervoert het de in de darmen opgenomen voedingsstoffen door het lichaam. Deze stoffen worden vervolgens opgenomen door cellen zodat deze het kunnen omzetten in energie.
Hartslag en pols
De hartslag van een paard in rust ligt ergens tussen de 30 en 40 slagen per minuut afhankelijk van leeftijd, conditie en gezondheid.
De pols van het paard is goed te voelen aan de binnen-onderkant van de kaak. Dat wat je voelt als pols is het oprekken en ontspannen van de slagaders.
Snelheid van het bloed
Wanneer een paard in rust staat zal het bloed er ongeveer een halve minuut over doen om door het lichaam te reizen. Wanneer het paard in beweging is verdubbelt al snel de snelheid van het bloed. Wanneer het paard snel loopt zal het bloed een snelheid kunnen halen van 7 meter per minuut.
Lymfe
Een deel van de bloedvloeistof wordt door de wand van de haarvaten geperst en doordrenkt het weefsel. In deze weefsels worden dan voedingsstoffen afgegeven en afvalstoffen opgenomen. Men noemt dit deel van het bloedvocht lymfe. Lymfe bevat geen rode maar wel witte bloedlichaampjes. De lymfe stroomt uit de weefsels door een eigen vatenstelsel terug en komt ten slotte onder meer terecht in de borstbuis waardoor de lymfe terugkeert tot haar oorsprong: het bloed. De van de weefsels afkomstige lymfe passeert bij haar stroming een of meer lymfeknopen die o.a. in het ophangvlies van de darmen, het darmscheil, zijn gelegen. In deze lymfeknopen wordt de lymfe gefilterd en worden schadelijke stoffen eruit gehaald en onschadelijk gemaakt.
Functie bloedsomloop
• bloed rond pompen
Bloeddruk: systolisch 110, gemiddeld 90, diastolisch 70 mm Hg
Hoeveelheid: 9,7 gr per 100 gr lichaamsgewicht
De bloedsomloop is een systeem van buizen waar het bloed door het hart doorheen gepompt wordt. Het voorziet de organen en weefsels van hun behoeften en voert afvalproducten en koolzuurgas (kooldioxide) af.
De bloedsomloop is een "gesloten bloedsomloop" omdat het zuurstofrijke en -arme bloed gescheiden wordt rondgepompt. Alleen in de haarvaten hebben de beide systemen contact met elkaar.
Zoogdieren hebben een dubbele bloedsomloop:
• kleine bloedsomloop
• grote bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Gaat van het hart naar de longen en weer terug.
Bloed komt binnen in het hart in de rechterboezem en wordt via de rechterkamer en longslagader naar de longen gepompt.
In de longen geeft het bloed koolzuurgas (kooldioxide) af en neemt zuurstof op. Zuurstofrijkbloed gaat via de longaderen terug naar het hart.
Grote bloedsomloop
Gaat van het hart naar alle delen van het lichaam en weer terug.
Linkerkamer van het hart pompt het bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot kleinere vaten en uiteindelijk tot een stelsel van haarvaten, heel kleine bloedvaatjes die rondom de organen liggen. In de haarvaten vindt uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen plaats naar omliggende organen. De organen gebruiken de voedingsstoffen en zuurstof en geven afvalstoffen en koolzuurgas (kooldioxide) af aan de haarvaten.
Het zuurstofarme bloed stroomt vervolgens naar de aders, die het weer naar het hart vervoeren.
Bloedsomloop bestaat uit:
• hart
• bloedvaten
• bloed
Het hart - cor
Functie
Zorgt voor de beweging van het bloed.
Het hart heeft vier hartkamers. Dit zijn holten in het hart waarmee door samentrekking van de hartspier het bloed de slagaders in gestuwd wordt.:
I. rechter boezem (atrium)
II. linker boezem (atrium)
III. rechter kamer (ventrikel)
IV. linker kamer (ventrikel)
1. bovenste holle ader
2. aorta
3. longslagader
4. longader
5. onderste holle ader
• systole - samentrekken van de hartspier
• diastole - ontspanning van de hartspier
• hartslag: 28 - 44/min (veulen ongeveer 76 p/min)
De bloedvaten
Het systeem van holle buizen. Gegroepeerd in twee systemen: • kleine bloedsomloop
• grote bloedsomloop
De bloedvaten kun je onderverdelen in:
• slagaders (arteriën)
• aders (venen)
• haarvaten
Slagaders - arteriae (behalve longslagader)
Vervoeren zuurstof en voedingsstoffen van het hart naar de rest van het lichaam. De druk in de slagaders is hoog bij iedere hartslag. Een dikke elastische wand met spierweefsel vangt de druk op.
|
Aders - venae (behalve longader)
Vervoeren het bloed naar het hart toe. Dit bloed bevat veel koolzuurgas (kooldioxide) en afvalstoffen en weinig zuurstof. Zij staan minder onder druk dan de slagaders en hebben daarom een dunnere wand. In de aders bevinden zich kleppen om het bloed de juiste kant op te laten stromen.
|
|
Haarvaten - capillairen
De haarvaten zijn de dunste buisjes aan het einde van de boedbanen. Hier vindt de uitwisseling plaats van zuurstof en voedingsstoffen naar het omringende weefsel. Tegelijkertijd worden afvalstoffen koolzuurgas (kooldioxide) opgenomen en afgevoerd.
1. slagadertjes
2. adertjes
3. lymphevaten
|
Kransslagaders - arteria coronaria
het hart zelf heeft ook zuurstof en voedingsstoffen nodig. Deze krijgt het hart via de kransslagaders. Dit zijn speciale aders die in een krans rondom het hart liggen.
De poortader
De leverpoortader vervoert zuurstofarm, voedingsstofrijk bloed van de darmen, maag, milt en alvleesklier naar de lever. Het opgenomen voedsel wordt bewerkt en eventueel opgeslagen. Ook verwijdert de lever de meeste gifstoffen (als wel de afvalresten van rode bloedcellen afkomstig van de milt) uit het bloed voordat deze in de rest van het lichaam kunnen komen.
slagaders
|
aders
|
van het hart af
|
naar het hart toe
|
zuurstofrijk (behalve longslagader)
|
zuurstofarm (behalve longader)
|
arm aan koolzuurgas (behalve longslagader)
|
rijk aan koolzuurgas (behalve longader)
|
helderrood
|
donkerrood
|
hoge wisselende bloeddruk
|
lage bloeddruk
|
hartslag voelbaar
|
geen hartslag
|
dikke wand
|
dunnere wand
|
alleen kleppen aan begin
|
kleppen
|
stroomt snel
|
stroomt langzaam
|
Het bloed
Functie
• transport gassen (zuurstof en koolzuurgas), voedingsstoffen, hormonen en antilichaampjes.
• transport van lymfevocht
• handhaven lichaamstemperatuur
• beschermende functie, speelt rol bij afweersysteem
• handhaven constant inwendig milieu
Samenstelling
• bloedplasma
• rode bloedcellen - erytrocyyten
• witten bloedcellen - leukocyten
• bloedplaatjes - trombocyten
erytrocyten - rode bloedlichaampjes
De erytrocyten bevatten de rode kleurstof hemoglobine. Zuurstof en kooldioxide binden zich aan de hemoglobine zodat ze getransporteerd kunnen worden.
leukocyten - rode bloedlichaampjes
Zij spelen een rol in het afweersysteem doordat zij de ziekteverwekkers vernietigen en in zich opnemen. Op deze wijze ontstaat er etter/pus.
trombocyten - bloedplaatjes
Zij zorgen voor de bloedstolling bij een verwonding.
Locomotie
Locomotie
Inleiding:
Locomotie of beweging; in dit hoofdstuk ga je allerlei oefeningen doen waarbij je kennis opdoet betreft de benen van het paard, de botten in het been, bijbehorende spieren en pezen, maar ook afwijkende beenstanden. Daarnaast leer je ook waaruit een hoef is opgebouwt.
De opdrachten sluiten aan bij de uitleg van de docent en er kan goed in groepen gewerkt worden.
Lesdoel:
De leerling kan:
- De botten in het paardenbeen benoemen.
- De spieren in het been benoemen, daanaast iets over de functie vertellen.
- De onderdelen van een hoef benoemen ( aan de hand van een voorbeeld).
- meerdere beengebrekken benoemen en de eigenschappen hiervan.
De filmpjes hieronder geven een mooi beeld weer van beweging en beengebruik.
I like the way you move!!
Beweging bij wilde paarden:
Wilde paarden hebben een bewegingsruimte/leefgebied van 0.9 tot 48 km2.
Een wild paard besteed ongeveer 12% van zijn tijd aan bewegen.
- 11% stap
- 0.5 % galop
- 0,2% draf
De afstand die hij dagelijks aflegt varieert tussen 5 en 40 km.
Gedomesticeerd paard:
“stalpaarden” krijgen dagelijks gevarieerde beweging. Afhankelijk van de manier van paardenhouden krijgt het paard beweging.
Weidegang, training, stap/trainingsmolen behoren tot de bewegingsmogelijkheden voor de paarden van tegenwoordig.
De afstand die paarden dan afleggen varieert van 5 tot 15 kilometer per dag.
Het skelet.
Het skelet zorgt voor stevigheid, steun en aanhechting van pezen en spieren. Het skelet van het paard is in grote lijnen te vergelijken met de mens.
Zie afbeelding 3-1 op pag. 14 van KNHS EHBO paard.
Ook het been en onze hand zijn redelijk goed te vergelijken zie afbeelding 3-2 op pag 15 KNHS EHBO paard.
De lichaamsbouw van het paard zorgt ervoor dat het dier langdurig en hard kan lopen. Toch is de constructie kwetsbaar en blessures zie je dat vaak in dat gebied.
Het voorbeen
Het voorbeen van het paard begint bij het schouderblad. Het boeggewricht maakt verbinding met de bovenarm. Aan de buitenkant is de bovenarm amper te onderscheiden van de romp. De elleboog kun je daarentegen wel goed zien.
Onder het ellebooggewricht zit de onderarm met het spaakbeen en de ellepijp. De voorknie komt overeen met onze pols. Aan de achterkant zit het hakbeentje.
De voorknie bestaat, net als onze pols, uit meerdere botjes. In tegenstelling tot onze onderarm bestaat het pijpbeen uit één bot met twee vergroeide griffelbeentjes.
Achter het kootgewricht liggen twee sesambotjes. Tussen het kootgewricht en kroongewricht ligt het kootbeen. In de hoef ligt het hoefbeen met daar schuin boven het straalbeen. Het hoefgewricht ligt verbind het kroonbeen met het hoefbeen.
Spieren en pezen in het voorbeen
Gewrichten maken de beweging mogelijk. Maar om te kunnen bewegen heb je spieren en pezen nodig. Wat zijn spieren? Spieren zijn bundels met spiervezels. Spieren zijn opgebouwd uit cellen met de eigenschap te kunnen samentrekken (contraheren).
De spier is opgebouwd uit drie delen:
- De spierbuik; hierin zitten alle spiervezels, het samentrekken vindt hier plaats.
- De origo: hier wordt de spier verbonden aan het vaste bot, dit bot kan niet bewegen in het lichaam zoals het schouderblad. Een origo is een pees.
- De insertie: de spier hecht zich hier aan het bewegelijke bot, bijv. de onderarm. De insertie is ook een pees.
De pees is de verbinding tussen een spier en een bot. Spieractiviteit wordt hier overgedragen. Een pees is een vaste witglanzende structuur. Daar waar de pees wordt blootgesteld aan grote wrijvingskracht is de pees omhuld door een peesschede. Vezels van sharpey verankeren de pees aan het bot.
Ligament of gewrichtsbanden is bindweefsel om een gewricht. Het verstevigd de gewrichtskapsel en voorkomt dat het een te grote- of bewegingen in de verkeerde richting kan maken.
Inside nature's giants The racehorse, minuut 15.48
Ademhaling
Ademhaling:
Deze les wordt volledig vormgegeven door de docent omdat er een spelvorm is toegepast. De invulling hiervan ligt echter in de handen van de student.
De video hieronder geeft duidelijk weer hoe groot de longen van een sportpaard zijn in volledig opgeblazen toestand, bekijk de film in het lokaal. Aansluitend zal de docent het spel uitleggen.
Lesdoel:
De leerling kan:
- het ademhalingsapparaat benoemen.
- Kennis kunnen toepassen die geleerd is tijdens het spelelement.
Inside nature's giants The racehorse minuut 25.00
Zoönose
Inleiding:
Dit hoofdstuk leert je wat de gevaren kunnen zijn van ziektes die, van dier-tot-mens en van dier-tot-dier, overdraagbaar zijn.
Hygiëne en schoonwerken is daarom erg belangrijk!
De prezi is uitgebreid met instructie video's. De docent zal je hierover meer vertellen.
Lesdoel:
De leerling kan:
- Uitleggen wat een zoönose is.
- Uitleggen welke hygiënevoorschriften er gehanteerd moeten worden.
- Uitleggen hoe een zoönose verkomen kan worden.
Zoönosen
Zoönosen zijn ziekten die zowel mens als dier treffen en waarbij de ziekteverwekker overgedragen kan worden van besmette dieren op mensen. Besmetting kan plaatsvinden via de lucht, door direct contact met dieren, maar ook via ons voedsel. Maar liefst 75% van de bij mensen emerging (opkomende) infectieziekten is van zoönotische aard. Zoönosen zijn in Nederland vaak geassocieerd met de (intensieve) veehouderij. Actuele voorbeelden hiervan zijn aviaire influenza bij pluimvee, MRSA bij varkens en vleeskalveren en Q-koorts bij geiten. Wereldwijd blijkt echter dat wilde dieren (wildlife) een belangrijke bron van (opkomende) zoönosen zijn.
Contact tussen paarden en mensen
In Nederland is op grote schaal intensief contact tussen mensen en paarden. Paarden en pony’s worden tegenwoordig ingezet in een grote verscheidenheid van gebruik. Naast de traditionele inzet van paarden voor recreatie, sport en fokkerij, worden er ook steeds meer paarden ingezet in zorgsituaties, coaching en therapie. Hierbij is het contact tussen paard en mens soms eenmalig, soms frequent gedurende een behandeling. Maar de intensiteit van het contact met paarden kan heel intensief zijn met veel fysiek contact. Voorbeelden daarvan zijn het inzetten van paarden op zorgboerderijen waarbij het lichamelijk contact hebben met paarden een belangrijk onderdeel uitmaakt van de behandeling. Er was tot op heden bijna geen informatie beschikbaar over mogelijke risico's die dit intensieve contact met zich meebrengt.
Prezi Zoonose
Draaiboek Lessen Docent