Bloedsomloop

Inleiding:

Bloedsomloop is een pittig hoofdstuk, vooral veel leeswerk.  De opdrachten zijn theoretisch als praktisch voor dit onderwerp.

De vragen die gesteld worden bij de odprachten kunnen uit de tekst worden teruggeleid. De prezi wordt als ondersteunend materiaal aangeboden door je docent.

 

Lees de tekst aandachtig door. De docent zal tijdens de prezi extra uitleg geven.

 

Lesdoel:

De leerling kan:

- De pols bij een paard waarnemen.

- De kenmerken van een ader/slagader benoemen

- De kleine en grote bloedsomloop benoemen.

- Organen benoemen die een hoofdrol spelen bij de bloedsomloop

 

 

Prezi Bloedsomloop

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bloedsomloop

 

De bloedsomloop is een stuwende stroom bloed waarbij stoffen worden opgenomen en afgegeven voor het functioneren van het lichaam.

 

Bloed is een ondoorschijnende vloeistof die uit diverse bestanddelen is opgebouwd.

-rode bloedcellen

-witte bloedlichaampjes

-plasma of bloedkleurstof

 

De rode kleur komt van de ijzerhoudende bloedkleurstof hemoglobine. Rode bloedcellen nemen tot 1/3 van het totale gewicht van het bloed in beslag.

 

Witte bloedlichaampjes zijn minder aanwezig ongeveer 1 op 400 rode bloedcellen. Wel zijn de groter en hebben ze een andere vorm.

 

Plasma bestaat voor 90% uit water en is verder opgebouwd uit eiwitten, zouten en andere stoffen.

 

Het plasma zorgt voor de opname van zuurstof in de longen om daarna dit zuurstof te transporteren door de sladaders via de haarvaten naar de organen en cellen. Koolzuurgas uit de cellen wordt opgenomen en via de aders terug gebracht naar de longen waar het wordt afgegeven en door uit te ademen verlaat de koolzuurgas het lichaam. Zuurstof bindt zich aan de rode bloedcellen en koolzuurgas aan het plasma.

 

De witte bloedlichaampjes hebben als functie het ingrijpen bij infecties omdat deze witte bloedlichaampjes bacteriën kunnen “vangen” en vernietigen.

 

Bloed heeft een totaal gewicht van ongeveer 1/12 deel van het totaalgewicht van een paard. Een paard van 600 kg zou theoretisch gezien dus 50 kg bloed hebben. De hoeveelheid bloed kan verschillen per ras maar ook de gezondheid/ conditie van het paard.

 

De organen van de bloedsomloop

 

Het hart ligt in de borstholte tussen de beide longen naar de linkerzijde. Iets boven en achter de plaats waar aan de buiterzijde van het paard de elleboog bevindt.  Het hart is omgeven door het hartzakje waartussen zich vocht bevindt. Dit voorkomt het schuren tegen andere organen omdat het hart voortdurend in beweging is.  Het hart wordt door een tussenwand in twee helften verdeeld.

Elke helft is opgebouwd uit twee delen; boven > de boezem en beneden> de kamer.

Tussen de boezem en de kamer is een wijde opening die door twee kleppen kan worden afgesloten zodat het bloed niet terugstroomt.

Beide kamers trekken zich gelijkertijd samen en persen het bloed uit het hart in de grote slagaderen van het lichaam. Deze opening is ook voorzien van kleppen.

Door deze druk worden de kleppen tussen de kamer en de boezem gesloten terwijl de kleppen naar de slagaderen toe tegen de wand drukken. Tijdens de samentrekking van de kamers worden de boezems weer met bloed gevuld.

 

Het hart – een spier – kan zich samentrekken en ontspannen waardoor de pompende beweging ontstaat. Het bloed wordt zo in een pompende beweging via slagaders en haarvaten naar de organen vervoerd.

De linkerkamer perst het helder rode zuurstofrijke bloed dat uit de linkerboezem is gekomen in de lichaamsslagader of aorta. Deze geeft slagaderen af naar het hoofd, de benen en inwendige organen. Deze slagaderen op hun beurt voorzien de haarvaten in die organen van bloed. De haarvaten staan het bloed weer af aan aderen die samenkomen in de holle aderen en deze holle aderen voeren het bloed dat inmiddels zuurstofarm en donkerrood is geworden terug in de rechterboezem van het hart. Deze bloedsomloop wordt de grote bloedsomloop genoemd.

Vanuit de rechterboezem wordt het bloed in de rechterkamer gepompt, deze rechterkamer perst het bloed door de longslagader in het grote haarvatennet van de long. Hier in de longen neemt het bloed zuurstof op en staat het koolzuurgas af. Het is nu weer zuurstofrijk en dus helderrood geworden en wordt door de longaderen naar de linkerboezem gebracht. Deze omloop door de longen heet de kleine bloedsomloop.  Het bloed uit de linkerboezem wordt vervolgens in de linkerkamer geperst en kan dan de omloop door het lichaam opnieuw beginnen.

 

Zenuwen zorgen ervoor dat het hart samentrekt en verslapt.

De aderen zijn voorzien van klapvliezen, deze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar beneden. Het bloed moet immers weer naar boven.

 

Functie van het bloed

 

Het bloed heeft een transportfunctie. Bloed transporteert het zuurstof en koolzuurgas. Daarnaast vervoert het de in de darmen opgenomen voedingsstoffen door het lichaam. Deze stoffen worden vervolgens  opgenomen door cellen zodat deze het kunnen omzetten in energie.

 

Hartslag en pols

De hartslag van een paard in rust ligt ergens tussen de 30 en 40 slagen per minuut afhankelijk van leeftijd, conditie en gezondheid.

De pols van het paard is goed te voelen aan de binnen-onderkant van de kaak. Dat wat je voelt als pols is het oprekken en ontspannen van de slagaders.

 

Snelheid van het bloed

Wanneer een paard in rust staat zal het bloed er ongeveer een halve minuut over doen om door het lichaam te reizen. Wanneer het paard in beweging is verdubbelt al snel de snelheid van het bloed. Wanneer het paard snel loopt zal het bloed een snelheid kunnen halen van 7  meter per minuut.

 

Lymfe

Een deel van de bloedvloeistof wordt door de wand van de haarvaten geperst en doordrenkt het weefsel. In deze weefsels worden dan voedingsstoffen afgegeven en afvalstoffen opgenomen. Men  noemt dit deel van het bloedvocht lymfe. Lymfe bevat geen rode maar wel witte bloedlichaampjes.  De lymfe stroomt uit de weefsels door een eigen vatenstelsel terug en komt ten slotte onder meer terecht in de borstbuis waardoor de lymfe terugkeert tot haar oorsprong: het bloed. De van de weefsels afkomstige lymfe passeert bij haar stroming een of meer lymfeknopen die o.a. in het ophangvlies van de darmen, het darmscheil, zijn gelegen. In deze lymfeknopen wordt de lymfe gefilterd en worden schadelijke stoffen eruit gehaald en onschadelijk gemaakt.

Functie bloedsomloop
• bloed rond pompen

Bloeddruk: systolisch 110, gemiddeld 90, diastolisch 70 mm Hg
Hoeveelheid: 9,7 gr per 100 gr lichaamsgewicht

De bloedsomloop is een systeem van buizen waar het bloed door het hart doorheen gepompt wordt. Het voorziet de organen en weefsels van hun behoeften en voert afvalproducten en koolzuurgas (kooldioxide) af.
De bloedsomloop is een "gesloten bloedsomloop" omdat het zuurstofrijke en -arme bloed gescheiden wordt rondgepompt. Alleen in de haarvaten hebben de beide systemen contact met elkaar.
Zoogdieren hebben een dubbele bloedsomloop:
• kleine bloedsomloop
• grote bloedsomloop

Kleine bloedsomloop
Gaat van het hart naar de longen en weer terug.
Bloed komt binnen in het hart in de rechterboezem en wordt via de rechterkamer en longslagader naar de longen gepompt.
In de longen geeft het bloed koolzuurgas (kooldioxide) af en neemt zuurstof op. Zuurstofrijkbloed gaat via de longaderen terug naar het hart.

Grote bloedsomloop
Gaat van het hart naar alle delen van het lichaam en weer terug.
Linkerkamer van het hart pompt het bloed via de aorta het lichaam in. De aorta vertakt zich tot kleinere vaten en uiteindelijk tot een stelsel van haarvaten, heel kleine bloedvaatjes die rondom de organen liggen. In de haarvaten vindt uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen plaats naar omliggende organen. De organen gebruiken de voedingsstoffen en zuurstof en geven afvalstoffen en koolzuurgas (kooldioxide) af aan de haarvaten.
Het zuurstofarme bloed stroomt vervolgens naar de aders, die het weer naar het hart vervoeren.

Bloedsomloop bestaat uit:
• hart
• bloedvaten
• bloed

 

 

 

Het hart - cor

Functie
Zorgt voor de beweging van het bloed.

Het hart heeft vier hartkamers. Dit zijn holten in het hart waarmee door samentrekking van de hartspier het bloed de slagaders in gestuwd wordt.:
I. rechter boezem (atrium)
II. linker boezem (atrium)
III. rechter kamer (ventrikel)
IV. linker kamer (ventrikel)

1. bovenste holle ader
2. aorta
3. longslagader
4. longader
5. onderste holle ader

• systole - samentrekken van de hartspier
• diastole - ontspanning van de hartspier
• hartslag: 28 - 44/min (veulen ongeveer 76 p/min)

 

 

 

De bloedvaten
Het systeem van holle buizen. Gegroepeerd in twee systemen: • kleine bloedsomloop
• grote bloedsomloop

De bloedvaten kun je onderverdelen in:
• slagaders (arteriën)
• aders (venen)
• haarvaten

Slagaders - arteriae (behalve longslagader)
Vervoeren zuurstof en voedingsstoffen van het hart naar de rest van het lichaam. De druk in de slagaders is hoog bij iedere hartslag. Een dikke elastische wand met spierweefsel vangt de druk op.

 

 

Aders - venae (behalve longader)
Vervoeren het bloed naar het hart toe. Dit bloed bevat veel koolzuurgas (kooldioxide) en afvalstoffen en weinig zuurstof. Zij staan minder onder druk dan de slagaders en hebben daarom een dunnere wand. In de aders bevinden zich kleppen om het bloed de juiste kant op te laten stromen.

 

 

 

 

Haarvaten - capillairen
De haarvaten zijn de dunste buisjes aan het einde van de boedbanen. Hier vindt de uitwisseling plaats van zuurstof en voedingsstoffen naar het omringende weefsel. Tegelijkertijd worden afvalstoffen koolzuurgas (kooldioxide) opgenomen en afgevoerd.
1. slagadertjes
2. adertjes
3. lymphevaten

 

 

 

 



Kransslagaders - arteria coronaria
het hart zelf heeft ook zuurstof en voedingsstoffen nodig. Deze krijgt het hart via de kransslagaders. Dit zijn speciale aders die in een krans rondom het hart liggen.

De poortader
De leverpoortader vervoert zuurstofarm, voedingsstofrijk bloed van de darmen, maag, milt en alvleesklier naar de lever. Het opgenomen voedsel wordt bewerkt en eventueel opgeslagen. Ook verwijdert de lever de meeste gifstoffen (als wel de afvalresten van rode bloedcellen afkomstig van de milt) uit het bloed voordat deze in de rest van het lichaam kunnen komen.

slagaders

aders

van het hart af

naar het hart toe

zuurstofrijk (behalve longslagader)

zuurstofarm (behalve longader)

arm aan koolzuurgas (behalve longslagader)

rijk aan koolzuurgas (behalve longader)

helderrood

donkerrood

hoge wisselende bloeddruk

lage bloeddruk

hartslag voelbaar

geen hartslag

dikke wand

dunnere wand

alleen kleppen aan begin

kleppen

stroomt snel

stroomt langzaam

 

Het bloed

Functie
• transport gassen (zuurstof en koolzuurgas), voedingsstoffen, hormonen en antilichaampjes.
• transport van lymfevocht
• handhaven lichaamstemperatuur
• beschermende functie, speelt rol bij afweersysteem
• handhaven constant inwendig milieu

Samenstelling
• bloedplasma
• rode bloedcellen - erytrocyyten
• witten bloedcellen - leukocyten
• bloedplaatjes - trombocyten

erytrocyten - rode bloedlichaampjes
De erytrocyten bevatten de rode kleurstof hemoglobine. Zuurstof en kooldioxide binden zich aan de hemoglobine zodat ze getransporteerd kunnen worden.

leukocyten - rode bloedlichaampjes
Zij spelen een rol in het afweersysteem doordat zij de ziekteverwekkers vernietigen en in zich opnemen. Op deze wijze ontstaat er etter/pus.

trombocyten - bloedplaatjes
Zij zorgen voor de bloedstolling bij een verwonding.

 

 

 

Opdracht bloedsomloop

Doe-opdracht hartslag meten

Vragenvuur bloedsomloop