Thema: Zukunft vmbo-kgt34 - kopie 2

Thema: Zukunft vmbo-kgt34 - kopie 2

Start

Einleitung

Het thema 'Zukunft' bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

 


Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema 'Zukunft'!
Hier kan iedereen over meepraten, ook jij, want ook jij denkt natuurlijk af en toe over je toekomst na.
Waar zul je later wonen en met wie? Zul je een goed leven hebben? Zul je een leuke vrouw/man en kinderen hebben? Maak je carrière? Word je heel oud?
Dit duurt natuurlijk allemaal nog even. Maar toekomst is ook de volgende dag, het feestje in het weekend, de toets volgende week, je diploma,
je vervolgopleiding enz.

In dit thema denk je na over de nabije en de verre toekomst.

Brainstorming

  1. Teken een grote cirkel in je schrift. Dat is de nabije toekomst.
  2. Teken om deze cirkel heen een grotere cirkel. Dat is de verre toekomst.
  3. Schrijf in beide cirkels in het Nederlands zoveel mogelijk woorden die in je opkomen als je aan de nabije en verre toekomst denkt.
  4. Vergelijk jouw resultaat met twee andere leerlingen.
    • Markeer woorden die je alle drie hebt opgeschreven met een bepaalde kleur.
    • Markeer woorden die maar twee van jullie hebben opgeschreven met een andere kleur.
    • Markeer woorden die maar één van jullie heeft opgeschreven met een derde kleur.
    Zijn er meer overeenkomsten of meer verschillen?
  5. Vertaal de woorden die jullie alle drie hadden samen naar het Duits.
  6. Teken op een groot vel papier weer de twee cirkels voor de nabije en de verre toekomst. Schrijf nu de Duitse woorden in de cirkels.
  7. Bekijk de resultaten van alle groepjes in de klas.

Wie wichtig ist dir deine Zukunft?
Kijk jij positief naar de toekomst of blijf je met je gedachten in het verleden hangen?

Je doet een test en komt te weten hoe belangrijk de toekomst voor je is.

Maar eerst oefen je met wat woorden uit de test:
Sleep de Nederlandse vertaling naar het Duitse woord.


Psychotest
Doe nu de test 'Wie wichtig ist dir deine Zukunft?' .

Lees het resultaat.
Past het resultaat bij jou?

Oefening:Brainstorming

Anagramm
In de volgende woorden zijn de letters door elkaar geraakt. Als je ze in de juiste volgorde zet,
vormen ze telkens een beroep.

  • HERREL
  • KÄRBEK
  • TOPIL
  • NÄRGERT
  • REUBA
  • SERGÄN
  • STOLPIZI
  • RÄUKFEREV

Is het je gelukt de beroepen te vinden? Controleer je antwoorden.


Und du?
Wat wil jij later worden?
Zoek in een woordenboek de Duitse vertaling voor jouw beroepswens. Neem de volgende zin over
in je schrift en maak hem af.

Ich möchte ... werden.
 
Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Was wirst du lernen?

Ziele
In dit thema houd je je met de toekomst bezig.

Daarom:

  • kijk je naar een uitzending over de vraag hoe je het juiste beroep kiest;
  • kijk je naar een documentaire over ons leven in het jaar 2057;
  • doe je een test en komt erachter welke beroepen bij jou passen;
  • lees je horoscopen;
  • spreek je over je goede voornemens voor het nieuwe (school)jaar;
  • schrijf je het script voor een filmpje over toekomstplannen;
  • maak je een tekenfilmpje;
  • lees je hoe jongeren in Duitsland zich hun toekomst voorstellen;
  • kom je te weten wat een 'Zukunftstag' is en bekijk je verschillende websites bij dit onderwerp;
  • luister je naar een lied van 'Die Prinzen';
  • leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen;
  • leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica;
  • leer en doe je nog veel meer...

 

Ziel
Bij 'Sprachaufgaben' vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en zinnen
  • de grammatica


Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.

Aan de slag!

Veel succes!

Arbeitsplan

 

Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Zukunft

Werkzeugkasten 1

Einleitung

Aan het einde van dit thema kun je over toekomstplannen, opleidingen, beroepen en dromen spreken.

Deze gereedschapskist (Werkzeugkasten 1) helpt je om je daarop voor te bereiden.

In Werkzeugkasten 1 vind je:

  • een handleiding bij het programma StudioWozzol
  • woordenschat: links naar de woorden en zinnen van het thema
  • oefeningen
  • spelletjes


Je hebt de woordjes en zinnen nodig om de taaltaken bij het thema 'Zukunft' te kunnen maken.

Veel Succes!

Wortschatz StudioWozzol

Zukunft
Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen: 
 

 Woordenlijst Wortschatz A

 Woordenlijst Wortschatz B

 Woordenlijst Wortschatz C

 Woordenlijst Aussagen A

 Woordenlijst Aussagen B

 Woordenlijst Aussagen C


Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Träume

Wortschatz Träume

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Wortschatz A' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

 

Übung 1: Umschreibungen
Doe de volgende oefening. Sleep het woord naar de passende omschrijving.

 

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Aussagen A' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 

Übung 2: Frage und Antwort
Maak de invuloefening uit het tekstblokje.
Neem de zinnen over in je schrift en vul een passende vraag of antwoord in. Gebruik hiervoor de
StudioWozzol-lijst 'Aussagen A'.


Wie lange dauert die Ausbildung? ...
Was für ein Sternzeichen bist du? ...
Welchen Abschluss braucht man dafür? ...
Was denkst du über Tims Prüfungen? ...
... Ja, dieser Betrieb bildet Jugendliche aus.
... Weil ich Ärztin werden will.
Ist Geld verdienen wichtig für dich? ...
... Danke, gleichfalls!

 

 

Oefening:Wortschatz Träume


Übung 3: Übersetzung
Vertaal naar het Nederlands.

  1. Hast du schon einen Ausbildungsplatz gefunden?
  2. Ich habe noch keine Zukunftspläne.
  3. Ich zweifle noch, was ich werden will.
  4. Sie träumt von einer Ausbildung bei Siemens.
  5. Er hat vor, den Hauptschulabschluss zu machen.
  6. Ich würde dort gern ein Praktikum machen.

 

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Bewerbung

Wortschatz Bewerbung

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Wortschatz B' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

Übung 1: Welches Wort passt?
Beantwoord de multiplechoicevragen.

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Aussagen B' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

Übung 2: Ordnen
De woorden zijn door elkaar geraakt. Neem de zinnen over in je schrift.
Zet ze in de juiste volgorde zodat er een goede zin ontstaat.

  • Bist – diesen – du – für – geeignet - Job
  • dich – Du – nicht – solltest - überschätzen
  • Absage – bekommen – eine – er – hat - Leider
  • die – ich – kann – richtige – treffen – Wahl - Wie
  • Erfahrung – gesammelt – Hat – schon - sie

Oefening:Welches Wort passt?

Übung 3: Auf Deutsch
Hoe vraag je of zeg je in het Duits

  1. dat je er geen begrip voor hebt?
  2. dat hij later carrière wil maken?
  3. dat hij verstand heeft van auto’s?
  4. waarvoor de ander belangstelling heeft?
  5. wat de zwakke punten van de ander zijn?

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Arbeit

Wortschatz Arbeit

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Wortschatz C' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

Übung 1: In welchen Satz?
Sleep de woorden naar de juiste zin. Neem de zinnen over in je schrift en vul de ontbrekende woorden in.
Je kan kiezen uit:
Abteilung – Arbeit – Azubi – Berufsschule – Handwerk – Kollege – Pizzakurier - Stelle

  1. Wie heißt dein neuer ...?
  2. Er hat seit zwei Jahren eine feste ... .
  3. Die ... in der Werkstatt mach mir Spaß.
  4. Nächstes Jahr geht sie auf die ... .
  5. In welcher ... machst du dein Praktikum?
  6. Dieser Betrieb sucht ab September einen ... .
  7. In den Ferien arbeitet er als ... .
  8. Dieses ... hat eine lange Tradition.

Klaar? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Hebben jullie hetzelfde ingevuld?

Übung 2: Berufswünsche
Sleep in de volgende oefening de beroepswens naar de juiste omschrijving.


Übung 3: Mann oder Frau?
Welke beroepen uit de vorige oefening geven aan dat het om een man gaat en welke dat het om een vrouw gaat?

Neem het schema over in je schrift en vul het in.

 

  vrouw man
Schauspieler    
Sportlerin    
Frisör    
Sängerin    
Koch    
Informatikerin    
Pilotin    
Arzt    


Bespreek je keuzes met een klasgenoot.

Lees de tekst over hoe je van een mannelijk woord een vrouwelijk woord kan maken.

Oefening:Wortschatz Arbeit

Berufsbezeichnungen für Frauen
Zoals je ziet, kun je vrij makkelijk van een mannelijk woord
een vrouwelijk woord maken.

hoofdregel: beroep + in
bv. Sportler ➜ Sportlerin, Sänger ➜ Sängerin

In sommige gevallen krijgt het vrouwelijke woord er ook nog een Umlaut bij.
bv. Koch ➜ Köchin, Arzt ➜ Ärztin

Let op!
De klemtoon ligt in het Duits nooit op het achtervoegsel –in!
De klemtoon ligt altijd op dezelfde lettergreep als bij het mannelijke woord.
bv.

  • der Sportler – die Sportlerin
  • der Pilot – die Pilotin
  • der Informatiker – die Informatikerin

 

Übung 4: Frauen
Neem de woorden over in je schrift en schrijf de vrouwelijke vorm erachter.
Gebruik eventueel een woordenboek of internet om het juiste woord te vinden.

  • der Polizist
  • der Kellner
  • der Anwalt
  • der Frisör
  • der Verkäufer
  • der Schauspieler
  • der Künstler
  • der Bauer

 

Übung 5: Berufe
Hier leer je nog meer beroepen in het Duits benoemen.
Neem de Nederlandse beroepsnamen over in je schrift en schrijf het Duitse woord erachter.

 

kokkin
dokter
verkoper
bakker
kapster
rechter
tuinman
boerin
brandweerman
automonteur
manager
lerares
politieagente
slager
secretaris
onderzoeker

 


 

  1. Open de StudioWozzol-lijst 'Aussagen C' en neem hem over.
  2. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

 

Übung 6: Fehler
In elke zin zit een fout. Vind de fouten en verbeter ze.
Neem de zinnen over in je schrift. Geef aan welke fout je hebt gevonden. Verbeter de zin.

  1. Er arbeitet als Verkäuferin.
  2. Damit kann Mann viel Geld verdienen.
  3. Ich möchte in VW arbeiten.
  4. Hast du eine Ferienstelle?
  5. Hast du den Arbeitsvertrag unterschreiben?
  6. Zeitungen besorgen ist ein beliebter Schülerjob.
 


Als laatste...
Leer de nieuwe woorden en zinnen controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Hilfsmittel

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld:
www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Spiele

Los geht's
Op internet zijn veel websites te vinden met Duitse spelletjes en oefeningen die te maken hebben
met het thema.
In dit onderdeel vind je twee spellen die je kan doen.
Viel Spaß!

Berufe-Puzzel
In de puzzel zijn drie beroepen door elkaar geraakt.

www.planet-beruf.de/Berufe-raten

Open de pagina met de link en klik op 'Hier klicken um zu beginnen'.
Je kan de puzzeldelen verplaatsen met je muis.
Wanneer je de puzzel compleet hebt, scrol je naar beneden en klikt nog een keer op 'Hier klicken
um zu beginnen'
.
Je kan nog een keer een puzzel maken.

 

Berufe-Raten

  1. Elke leerling schrijft een beroep op een briefje en vouwt dat samen.
  2. Alle briefjes komen in een zak of op een hoop.
  3. Vorm groepjes van vier of vijf leerlingen.
  4. Bepaal in elke groep de leerling die als eerste mag raden.
  5. De andere leerlingen in de groep halen een briefje uit de zak/van de hoop en lezen het beroep dat er op staat.
    Let op: de leerling die het beroep moet raden, mag het natuurlijk niet lezen of horen!
  6. Degene die het beroep moet raden, stelt nu in het Duits vragen die de andere groepsleden met ja of nee beantwoorden.
    (Bv. Werk ik buiten? – Nee. – Werk ik in een garage? – Nee. – Werk ik in een winkel? – Ja. – Verkoop ik brood? – Nee. enz.)
  7. Het vragen stellen gaat door tot de leerling het beroep geraden heeft.
  8. Dan is de volgende leerling aan de beurt enz.
  9. Wie de minste vragen hoefde te stellen om achter zijn beroep te komen, heeft gewonnen.

Hören

Einleitung

Hier oefen je je luistervaardigheid.

Je maakt verschillende luisteropdrachten.

Alles, wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema 'Zukunft' goed te kunnen maken.

Je:

  • hoort iets over de toekomstplannen van verschillende personen;
  • kijkt naar een uitzending over de vraag hoe je het juiste beroep kiest;
  • kijkt naar een documentaire over ons leven in het jaar 2057.


Viel Erfolg!

Lerntipp Horen

Voor het luisteren:

  • Lees de vragen goed door. Dan kun je je beter concentreren op de gezochte informatie.


Tijdens het luisteren:

  • Let van begin af aan goed op!
  • Concentreer je. Laat je niet afleiden.
  • Schrijf het antwoord op en lees meteen de volgende vraag.
  • Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
  • Je begrijpt niet alles? Geen probleem! Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst te begrijpen.

Zukunftpläne

Marie und Eva hebben al goed over hun toekomst nagedacht.
Je hoort hoe ze zich hun toekomst voorstellen en wat voor hen belangrijk is.

Übung 1: Marie
Luister naar het bericht van Marie.

 

Doe de oefening en sleep de woorden naar de juiste plek.


Übung 2: Eva
Luister naar het bericht van Eva.

 

Beantwoord de vragen in het tekstblokje. Kies het juiste antwoord.


  1. Wie is Eva's idool?
    • haar broer
    • haar oom
    • haar vader
  2. Sinds wanneer wil Eva lerares worden?
    • sinds haar 5e
    • sinds haar 6e
    • sinds haar 7e
  3. Hoe is de wens om lerares te worden ontstaan?
    • Eva heeft van haar vader les gehad.
    • Haar vader heeft haar meegenomen naar zijn lessen.
    • Haar vader heeft veel verteld over zijn werk.
  4. Wat wil Eva?
    • Dat haar vader trots op haar kan zijn.
    • Dat ze nog beter les geeft dan haar vader.
    • Dat zij dezelfde invloed op haar kinderen heeft als haar vader op haar.
Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.
 

Oefening:Zukunftspläne

Berufswahl

Wie findet man den richtigen Beruf?
Wil je bakker worden of kapper of toch liever op kantoor werken?
Het is helemaal niet zo makkelijk om de juiste beroepskeuze te maken.
Dan is het wel handig dat je er hulp bij kunt krijgen.
Bovendien leer je in dit onderdeel hoe je een sollicitatie moet aanpakken en wat
de opleiding tot 'Kfz-Mechatroniker' inhoudt.

Übung 1: Berufswahl
Kijk naar de aflevering van 'neuneinhalb':

'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?'

(Let op: stop de uitzending bij 3.40 min. Later bekijk je de uitzending verder.)

Doe de oefening en kies het juiste antwoord.

Oefening:Berufswahl

Übung 2: Bewerbungsgespräch
Kijk verder naar de aflevering 'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?'
(Vanaf 3.40 min. tot 5.35 min.).

'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?'

Lees de beweringen in het tekstblok en geef antwoord op de vraag:

Zijn de beweringen juist (richtig) of onjuist (falsch)?
 
  • Julian heeft enkele uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken gekregen. ➜ richtig / falsch
  • Tijdens het oefenen met zijn vader blijkt dat Julian goed voorbereid is. ➜ richtig / falsch
  • Julian is voor het sollicitatiegesprek best zenuwachtig. ➜ richtig / falsch
  • Door de vragen van mevrouw Müller voelt Julian zich op zijn gemak. ➜ richtig / falsch
  • Julian kan niet alle vragen van mevrouw Müller beantwoorden. ➜ richtig / falsch
  • Julian moet twee weken op een antwoord wachten. ➜ richtig / falsch
  • Julian kan vanaf één september met de opleiding beginnen. ➜ richtig / falsch

Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Kijk eventueel het fragment terug en probeer het juiste antwoord te vinden.

 

Übung 3: KFZ-Mechatroniker
Kijk de aflevering 'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?' tot het einde. (Vanaf 5.35 min.)

'Ausbildung - Wie findet man den richtigen Beruf?'

Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift.


  1. Uit welke vroegere deelberoepen bestaat het beroep ‘Kraftfahrzeug-Mechatroniker’ (Mechatroniker = Mechaniker + Elektriker)?
  2. Waarom heeft Marc voor deze opleiding gekozen?
  3. Hoe lang duurt de opleiding?
  4. Wanneer en hoe vaak gaat Marc tijdens de opleiding naar school?
  5. Wat doen de jongens naast theorielessen op school?
  6. Welke tips geeft Marc met betrekking tot een beroepsopleiding?

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.


2057

Hoe zal ons leven in het jaar 2057 eruit zien?
De beste wetenschappers uit de hele wereld kijken naar de toekomst.
Hun ontdekkingen en uitvindingen zullen de wereld veranderen.
De volgende film neemt je mee op een spannende reis door de tijd.
Beleef het avontuur toekomst!

Übung 1: Episode 1
Kijk naar de eerste aflevering van de film '2057 Unser Leben in der Zukunft – Der Mensch'

Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift.

  1. Op welk gebied zal volgens de spreker in de inleiding een enorm grote vooruitgang geboekt worden?
  2. Welke negatieve ontwikkeling noemt hij in de inleiding?
  3. Schrijf de drie grote ontwikkelingen op die in deze aflevering van de film genoemd worden. Schrijf voor de eerste twee ontwikkelingen ook enkele voorbeelden op.

 

Übung 2: Was denkst du?

  • Denk je dat de genoemde ontwikkelingen realistisch zijn? Waarom wel/niet?
  • Welke andere ontwikkelingen zijn volgens jou mogelijk?

Bespreek deze vragen kort in de klas.

Übung 3: Und weiter?
Ben je na het kijken van deze aflevering nieuwsgierig naar het vervolg?

Kijk eventueel ook naar de andere afleveringen om erachter te komen
welke ontwikkelingen de wetenschappers voor onze toekomst voorspellen.
'2057 Unser Leben in der Zukunft – Die Stadt'

'2057 Unser Leben in der Zukunft – Die Welt'

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Xtra: Wenn Ich Groß Bin***

Kleine kinderen vertellen vaak wat ze gaan doen of willen worden als ze groot zijn, bijvoorbeeld 'Wenn ich groß bin, werde ich Feuerwehrmann.' of: 'Wenn ich groß bin, dann esse ich jeden Tag Schokoladenpudding.'

Übung 1
Noem in de klas enkele soortgelijke voorbeelden die je misschien van broertjes of zusjes kent of dingen die je zelf riep toen je kleiner was.

De Duitse band SDP heeft er zelfs een lied over geschreven: 'Wenn ich groß bin'.
Je gaat naar het lied luisteren en de tekst analyseren.

Übung 2
Raad de betekenis van de onderstreepte woorden.

  1. Ein Banker ist ein Mitarbeiter eines Geldinstitutes.
  2. 'Past' ist ein Schimpfwort und wird als Synonym für Blödmann oder Idiot verwendet.
    Im Liedtext werden damit auch die ganz normalen Leute gemeint.
  3. Der Bräutigam trägt auf seiner Hochzeit einen grauen Anzug und ein weißes Hemd.
  4. Mit deiner schlechten Laune hast du uns den ganzen Abend versaut.
  5. Warum regst du dich so auf? Es ist doch nichts passiert!
  6. Das Glas ist auf den Boden gefallen und kaputt gegangen.
  7. Die Arbeiter wollen mehr Geld. Sie streiken für höhere Löhne.
  8. Toni hat gesagt, dass er euch hilft. Er hält sein Versprechen garantiert!
  9. Das Wildschwein war so schwer verletzt, dass sie es erschießen mussten.
  10. Ein Spießer ist ein konservativer Mensch, der nicht selbst nachdenkt, immer alles so macht, wie die Regeln es vorschreiben, und der neue Entwicklungen ablehnt.

Übung 3
Luister naar het lied 'Wenn Ich Groß Bin' van SDP.
Wat wil de zanger worden als die groot is? Noem drie dingen in het Nederlands.

Luister nog een keer naar het lied en beantwoord de volgende vragen:

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 4
Download hier de Nederlandse vertaling van 'Wenn ich groß bin'.
Wenn Ich Groß Bin - Nederlandse tekst
In de oefening zijn de Duitse zinnen van het liedje weergegeven.
Zoek aan de hand van de tekst de juiste Nederlandse zin erbij.
Schrijf deze eronder. Wenn Ich Groß Bin - Oefening

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 5
Luister nog een keer naar het lied en zing de tekst mee.

Xtra: Wenn Ich Groß Bin****

Kleine Kinder sagen oft, was sie werden oder machen wollen, wenn sie groß sind, z.B. “Wenn ich groß bin, werde ich Feuerwehrmann.” oder “Wenn ich groß bin, dann esse ich jeden Tag Schokoladenpudding".

Übung 1
Sammelt in der Klasse einige Beispiele, z.B. von euren Geschwistern oder erinnert euch, was ihr selbst früher werden/machen wolltet, wenn ihr groß wärt.
Schreibt die Sätze stichpunktartig an die Tafel. Bildet Kleingruppen.
Verteilt die Sätze über die Gruppen. Übersetzt die Sätze ins Deutsche.
Vergleicht die Ergebnisse in der Klasse.

Die deutsche Band SDP hat sogar ein Lied zu diesem Thema geschrieben: 'Wenn Ich Groß Bin'. Du hörst dir das Lied an und analysierst den Text.

Übung 2
Höre dir das Lied 'Wenn Ich Groß Bin' von SDP an.
Was will der Sänger werden, wenn er groß ist? Schreibe drei Dinge auf Niederländisch auf.


Maak de volgende oefening:

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 3
Übersetzung: Bildet Kleingruppen von maximal vier Schülern. Übersetzt den Liedtext ins Niederländische.
Achtung: Nicht immer ist eine wörtliche Übersetzung sinnvoll. Manchmal ist es besser, mit eigenen Wörtern zu umschreiben, was gemeint wird, so dass ein gut lesbarer Text entsteht.

Übung 4
Vergleicht eure Übersetzung mit anderen Gruppen.
Welche Gruppe hat für schwierige Textstellen die beste Übersetzung gefunden?
Ihr könnt eure Übersetzung auch bei den Antworten kontrollieren.

Oefening:Wenn Ich Groß Bin

Übung 5
Luister nog een keer naar het lied en zing de tekst mee.


Übung 6
Schreibe einen anderen Text für den Refrain (Wenn ich einmal groß bin, werde ich ein Banker/Dann hab' ich ganz viel Geld und das könnt ihr dann geschenkt haben/Wenn ich einmal groß bin, werd' ich Astronaut/Steig' in die Rakete und flieg' zu den Sternen rauf). Du kannst dir auch mehrere Versionen ausdenken.
Achte auf die Grammatik und den Satzbau.
Ihr dürft auch zu zweit arbeiten.

Übung 7
Lest eure Texte in der Klasse vor. Sammelt sie eventuell und hängt sie an die Wand.
Ihr könnt auch passende Zeichnungen oder Bilder dazu entwerfen oder im Internet suchen und damit die Texte illustrieren.

Lesen

Einleitung

Hier oefen je je leesvaardigheid.

Je leert Duitse teksten beter begrijpen.

Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.

Je

  • komt te weten wat je bij je beroepskeuze kan helpen;
  • leest hoe Caroline een geschikte opleiding heeft gevonden;
  • doet een test en komt erachter welke beroepen bij jou passen;
  • leest horoscopen.


Viel Erfolg!

Lerntipp Lesen

Voordat je gaat lezen:

  • Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
  • Lees de inleiding.
  • Kijk wat voor soort tekst het is (brief, sprookje, gebruiksaanwijzing enz.).
  • Lees de opdrachten.
  • Bepaal de manier van lezen.
    • skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat)
    • scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen)
    • intensief lezen (zin voor zin)
  • Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.


Terwijl je leest:

  • Je kunt niet alles begrijpen? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten
    waar de tekst over gaat!
  • Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken
    op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.

Berufsorientierung

Weet jij al wat je later wilt worden?
Het is best lastig nu al zo’n belangrijke beslissing te nemen. Die beslissing kan tenslotte je hele leven,
je toekomst beïnvloeden.
Op de website van de Bundesagentur für Arbeit vind je veel nuttige informatie.
In de volgende oefeningen lees je enkele teksten en denk je na over je eigen beroepskeuze.

Wissenswertes
De 'Bundesagentur für Arbeit' is in Duitsland de instantie die mensen helpt (weer) werk te vinden.
In de meeste gevallen gaat het daarbij om mensen die werkeloos zijn en op zoek zijn naar een (nieuwe) baan.
Maar ook de uitkeringen worden door de 'Bundesagentur für Arbeit' geregeld.
In Nederland heeft het UWV deze taken.

Voor scholieren is de 'Bundesagentur für Arbeit' ook erg belangrijk omdat ze hier heel veel nuttige
informatie kunnen krijgen over vervolgopleidingen, beroepen en solliciteren.

 

Übung 1: Sich selbst kennenlernen

  1. Lees de inleiding en de eerste alinea van de tekst.
    Worddokument: Sich selbst kennenlernen
  2. Wat betekenen de vragen in de tekst?
    Schrijf de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift en zet de juiste Nederlandse vertaling achter het Duitse woord.
  3. Wat hoort bij elkaar? Koppel de juiste vertaling aan de vraag.
    • Was kann ich besonders gut?
    • Was mag ich?
    • Was mag ich gar nicht?
    • Was macht mir besonders Spaß?
    • Weswegen wurde ich schon gelobt?
    • Waarvoor werd ik weleens geprezen?
    • Wat vind ik bijzonder leuk?
    • Wat vind ik leuk?
    • Waar ben ik goed in?
    • Wat vind ik helemaal niet leuk?
     


Übung 2: Fragen

 

Übung 3: Der Stufenplan

  1. Lees de rest van de tekst. Worddokument: Sich selbst kennenlernen
  2. Welke vijf stappen moet je volgens de tekst nemen om jezelf beter te leren kennen?
    Vul de stappen in het Nederlands in je schrift aan.
    • stap 1: een lijst met ... van jezelf maken
    • stap 2: ... vragen om ook zo’n lijst over jou te maken
    • stap 3: de lijsten ...
    • stap 4: ... als er verschillen zijn
    • stap 5: nagaan of de inschatting klopt en eventueel ...

 

Übung 4: Caroline
Bekijk alleen de titel, de inleiding en de opbouw van de tekst.
Worddokument: Richtig gelandet

  1. Wat voor soort tekst is dit?
    1. een beroepskeuzetekst
    2. een interview
    3. een verslag

 

Übung 5: Caroline - Fragen
Lees de tekst nog niet!
In het Worddocument hieronder vind je vijf multiplechoicevragen.
Je kan deze vragen vanzelfsprekend nog niet beantwoorden omdat je de tekst nog niet gelezen hebt.
Kun je wel inschatten in welke alinea je een antwoord krijgt op deze vragen? Worddokument: multiplechoicevragen

 

Übung 6: Caroline - Lesen
Lees nu de tekst Worddokument: Richtig gelandet en beantwoord de volgende vragen in het
Nederlands in je schrift.

  1. Hoe heeft Caroline de passende opleiding gevonden?
  2. Hoe wist Caroline wat haar sterke punten zijn?
  3. Wat moet Caroline tijdens de opleiding allemaal doen?
  4. Welke eigenschappen zijn belangrijk in Caroline's beroep?
  5. Hoe kun je volgens Caroline erachter komen wat je sterke punten zijn?

 

Übung 7: Caroline
Het beroep dat Caroline in de toekomst wil uitoefenen, heet in het Duits 'Fachangestellte/r für Arbeitsmarktdienstleistungen'.
Maar wat is dat nou eigenlijk?
Beantwoord de vraag en vergelijk deze met je buurman/vrouw.
Hebben jullie hetzelfde antwoord gekozen?
Als jullie twijfelen aan de juiste betekenis probeer deze dan op te zoeken in een woordenboek of op internet.

 
  1. boekhouder in een commercieel bedrijf
  2. marketingadviseur voor overheidsdiensten
  3. medewerker bij een arbeidsbureau

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Berufsorientierung II

Je hebt een paar dingen geleerd over hoe je tot een beroepskeuze kunt komen en je hebt aan de hand van het voobeeld van Caroline gezien hoe zoiets werkt.
In dit onderdeel ga je een test doen en kun je erachter komen welke beroepen bij jou passen.

Übung 1: Wiederholung
Je moet straks persoonlijke gegevens invullen.
Daarvoor moet je het een en ander over het Duitse schoolsysteem weten.

Weet je nog hoe het zit? Beantwoord de multiplechoicevragen.

 

  1. Klas 3 in Nederland is in Duitsland
    • klas 8
    • klas 9
    • klas 10
  2. Het Nederlandse VMBO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife)
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  3. Het Nederlandse VWO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife).
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  4. Het Nederlandse HAVO-diploma is in Duitsland
    • das Abitur (ook Hochschulreife)
    • der Realschulabschluss (ook Mittlerer Schulabschluss)
    • der Hauptschulabschluss
  5. De cijfers kun je het beste zo omrekenen:
    • NL 10/9/8 = D 6/5; NL 7/6 = D 4/3; NL 5/4/3/2/1 = D 2/1
    • NL 10/9/8 = D 1/2; NL 7/6 = D 3/4; NL 5/4/3/2/1 = D 5/6
    • NL 10/9/8 = D 1/2/3; NL 7/6 = D 4/5; NL 5/4/3/2/1 = D 6/7/8/9/10

Overleg met een klasgenoot welke antwoorden juist zijn.

Acht Tipps für den Test

  1. Vul de test serieus en waarheidsgetrouw in.
  2. De test is eigenlijk voor Duitse scholieren. Kies daarom bij 'Bundesland' (provincie) Nordrhein-Westfalen. (Dat is het dichtst bij Nederland.)
  3. Plan minimaal dertig minuten voor de test, maar het liefst meer.
  4. Lees alle opdrachten en toelichtingen goed. Gebruik eventueel een woordenboek.
  5. Klik na elk scherm op 'Weiter'. Je kunt ook op 'Zurück' klikken als je iets vergeten bent of iets wilt veranderen.
  6. Lees de tussenrapporten (Zwischenergebnis) goed en sla ze op.
  7. Lees het resultaat goed en sla het op.
  8. Klik in de resultatenlijst op enkele beroepen en lees de informatie die bij het beroep hoort.

Übung 2: Test
Doe de test. Open de test via één van de volgende links:

berufe-universum.de

Welke beroepen passen volgens de test bij jou? Klopt dat? Vind je het resultaat verrassend?
Bespreek de resultaten met enkele medeleerlingen.
Heeft de test jullie geholpen wat meer ideeën over je toekomstige beroepskeuze te krijgen?

Übung 3: Weiter informieren
Op de website van de Bundesagentur für Arbeit vind je nog veel meer interessante teksten, tests en informatie die je bij jouw beroepskeuze kunnen helpen.
Zoek zelf naar interessante informatie die voor jou belangrijk is.
Je vindt de teksten via deze link.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Horoskope

Hoe ziet mijn toekomst eruit? Vind ik de juister partner? Blijf ik gezond? Heb ik leuk werk?
Verdien ik genoeg? Zal ik gelukkig zijn?
Af en toe zou je wel willen weten wat de toekomst brengt...

In horoscopen wordt een poging gedaan om de toekomst te voorspellen.

Übung 1: Sternzeichen
Wat hoort bij elkaar? Doe de oefening en sleep de juiste combinatie bij elkaar.


Übung 2: Wer ist gemeint?
Bij deze oefening horen drie teksten. Klik op de link in het tekstblok om de tekst te kunnen lezen.
In de vraag van de oefening lees je over welke tekst het gaat.
Neem de tijd om de teksten te lezen.

 

Oefening:Horoskope

Oefening:Horoskope

Übung 3: Gleiche Sternzeichen

  1. Vorm een groepje met leerlingen die hetzelfde sterrenbeeld hebben als jij.
  2. Lees en vertaal samen jullie jaarhoroscoop.

Worddokument: Horoskope


Übung 4: Aktuelles Horoskop

  1. Zoek op het internet een Duitstalige horoscoop van jouw sterrenbeeld voor vandaag, deze week
    of deze maand.
  2. Lees en vertaal de horoscoop.
  3. Vorm een groepje met leerlingen die hetzelfde sterrenbeeld hebben als jij.
  4. Vergelijk jullie gevonden horoscopen: Zeggen ze allemaal hetzelfde? Waarin verschillen ze?

Xtra: Berufsausbildung**

Na de middelbare school ga je een vak leren: je doet een beroepsopleiding.
Hoe dat in Duitsland werkt, kom je hier te weten.

Übung 1
Nederland:
Verzamel informatie over de opleiding van jouw keuze in Nederland.
Denk daarbij aan:

  • Waar kun je die opleiding doen?
  • Hoe lang duurt de opleiding?
  • Hoe is de opleiding georganiseerd?
  • Moet je voor de opleiding betalen of krijg je er zelfs geld voor?


Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 1

Übung 2
Vergelijk de kennis die je door het lezen van de tekst hebt opgedaan met de informatie van übung 1. Welke overeenkomsten en/of verschillen kun je noemen?

Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 2

Übung 3
Wat denk je, waarom er zulke verschillen zijn?
Zou je toch voor je droomberoep gaan, ook betaald dat minder?
Of kies je voor het hogere salaris? Wat zijn de voor- en nadelen?
Praat er in de klas over.

Xtra: Berufsausbildung***

Na de middelbare school ga je een vak leren: je doet een beroepsopleiding.
Hoe dat in Duitsland werkt, kom je hier te weten.

Übung 1
Nederland:
Verzamel informatie over de opleiding van jouw keuze in Nederland.
Denk daarbij aan:

  • Waar kun je die opleiding doen?
  • Hoe lang duurt de opleiding?
  • Hoe is de opleiding georganiseerd?
  • Moet je voor de opleiding betalen of krijg je er zelfs geld voor?


Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 1

Lees de tekst intensief. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Schnellstart ins Berufsleben
Azubi – was bedeutet das überhaupt?
Buchhaltung, Veranstaltungen organisieren, Haare schneiden, Kunden beraten – eine duale Ausbildung in einem Betrieb ist interessant und bringt viele neue Erfahrungen mit sich. In zwei bis drei Jahren lernen die Azubis alles, was sie brauchen, um später als Bürokauffrau, Tischler oder was auch immer arbeiten zu können.
Wichtig ist, dass sie Routine in einzelnen Tätigkeiten bekommen und selbstständig arbeiten lernen. Da sie noch keine perfekten Mitarbeiter sind, verdienen sie entsprechend weniger, müssen aber auch nicht von Anfang an perfekte Arbeitsergebnisse liefern.

Mitglied des Teams
Der Azubi ist während seiner Ausbildung aber nicht nur "Lernender", sondern auch Mitarbeiter, also ein Kollege, ein Mitglied des Arbeitsteams. Die Kollegen erwarten von ihm, dass er auf sie zugeht, interessiert ist, Probleme anspricht und nachfragt, wenn er etwas nicht verstanden hat. Und dass er sich an die Firma anpasst. Kleines Beispiel: Natürlich gehört Kaffee kochen nicht zu den Ausbildungsinhalten einer Veranstaltungskauffrau – aber wenn alle in der Firma es tun, ist der Azubi einfach auch mal dran.

Berufsschule
Wer denkt, mit dem Schulabschluss mit der Schule fertig zu sein, der irrt sich. Denn auch zu jeder Berufsausbildung gehört ein schulischer Teil mit Hausaufgaben und Prüfungen: Die Berufsschule. Allerdings ist der Stoff, den man dort lernt, stark auf den Beruf zugeschnitten und lässt sich schnell in die Praxis umsetzen. So hat man in der Berufsschule – im Gegensatz zur "normalen" Schule – sicher weniger das Gefühl, am Leben vorbei zu lernen. Meistens gehen Azubis an ein bis zwei Tagen in der Woche zur Berufsschule, und arbeiten an den restlichen Tagen im Betrieb. In manchen Berufen findet aber auch Blockunterricht über mehrere Wochen statt.

Ausbildungsfinanzierung
Betriebliche Auszubildende können unter bestimmten Voraussetzungen eine finanzielle Unterstützung bekommen. Diese Berufsausbildungsbeihilfe (kurz: BAB) kann bei der Arbeitsagentur beantragt werden. Bei vielen Ausbildungen bekommt der Azubi ein Gehalt. Die Höhe ist abhängig vom Ausbildungsberuf und vom Ausbildungsjahr.

Bron: www.einstieg.com

 

  1. Hoe lang duurt een beroepsopleiding over het algemeen?
  2. Wat is belangrijk tijdens de opleiding? Noem twee dingen.
  3. Wat verwachten jouw collega’s van jou?
  4. Wat wordt er met het voorbeeld van het koffie zetten duidelijk gemaakt?
  5. Klopt het dat je geen huiswerk meer krijgt? Antwoord met ja of nee en citeer de zin die jouw antwoord onderbouwt.
  6. Klopt het dat je nog steeds vakken hebt waar je in je beroep niet zo veel mee opschiet?
    Antwoord met ja of nee en citeer de zin die jouw antwoord onderbouwt.
  7. Hoe is de verdeling school – bedrijf over het algemeen?
  8. Moet je voor je beroepsopleiding betalen? Licht je antwoord toe.
  9. Wat wordt er met het begrip “duale Ausbildung” bedoeld?
    Leg het met eigen woorden in het Nederlands uit.

Übung 2
Vergelijk de kennis die je door het lezen van de tekst hebt opgedaan met de informatie van übung 1. Welke overeenkomsten en/of verschillen kun je noemen?

Übung 3
In het Duits kom je vaak hele lange woorden tegen. Meestal zijn die samengesteld uit verschillende woorden. Door het woord uit elkaar te halen en naar de betekenis van de losse woorden te kijken, kun je er meestal zelf achter komen wat het woord betekent.

Probeer deze woorden uit elkaar te halen. Zet de vertaling erachter. Omschrijf ook de betekenis.

  • Ausbildungsfinanzierung
  • Fahrzeuginnenausstatter
  • Maßschneider
  • Berufsausbildungsbeihilfe

Maak de volgende oefening:

Oefening:Duale Ausbildung im Überblick - 2

Übung 4
Wat denk je, waarom er zulke verschillen zijn?
Zou je toch voor je droomberoep gaan, ook betaald dat minder?
Of kies je voor het hogere salaris? Wat zijn de voor- en nadelen?
Praat er in de klas over.

Übung 5
Op de website “Einstieg” vind je meer video’s die met beroepskeuze te maken hebben of waarin mensen over hun beroep vertellen.
Bekijk enkele video’s die je interessant lijken. Kies er één.
Zorg dat je alles goed begrijpt. Vertel in een groepje over de inhoud van de video. Luister ook naar de andere leerlingen in jouw groepje.
www.einstieg.com

 

Werkzeugkasten 2

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt bij het maken van de taaltaken van dit thema.

In de Werkzeugkasten 2 vind je de onderdelen:

  • Grammatik 1: de toekomende tijd
  • Grammatik 2: de zou-vormen

Veel Succes!

Grammatik Lerntipps

  • Kijk goed naar de uitleg en maak de oefeningen.
  • Schrijf de regels met voorbeelden in je schrift.

Grammatik-1

Grammatik: De toekomende tijd
Je hebt al geleerd hoe je de tegenwoordige tijd en de verleden tijd in het Duits maakt.
Als je over je toekomstplannen en andere dingen die nog moeten gebeuren, wilt praten, moet je echter ook de toekomende tijd kunnen gebruiken.
Hoe je die maakt, leer je hier.

Maken
Je maakt de toekomende tijd met het hulpwerkwoord 'werden' en het hoofdwerkwoord.
Lees in het tekstblok de theorie.

Het hulpwerkwoord 'werden' vervoeg je, van het hoofdwerkwoord gebruik je de infinitief (het hele werkwoord).

bv.
Ich werde dir helfen. (Ik zal je helpen.)
Er wird eine Ausbildung machen. (Hij zal een opleiding doen.)

De persoonsvormen van 'werden' zijn:
 
ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

'Werden' in combinatie met een ander werkwoord betekent 'zullen'.

'Werden' zonder een ander werkwoord betekent 'worden':

bv.
Am 12. Mai werde ich 15. (Op 12 mei word ik 15.)
Er wird Pilot. (Hij wordt piloot.)

Übung 1: Zullen of worden?
Kies de juiste vertaling van het werkwoord 'werden'.
Geef antwoord op de vragen.


  1. Peter wird etwas mit Musik machen.
    1. wordt
    2. zal
  2. Anke und Sara werden Verkäuferinnen.
    1. worden
    2. zullen
  3. Wirst du zu meiner Party kommen?
    1. Wordt
    2. Zal
  4. Das werdet ihr sehen, wenn wir bei euch sind.
    1. worden
    2. zullen
  5. Das wird eine Überraschung.
    1. wordt
    2. zal
 

Übung 2: Persoonsvormen 1
Neem het schema over in je schrift en zet de persoonsvorm op de juiste plek.
Je kan kiezen uit:
wirst – werden – werde – wird – werdet

ich ...
du ...
er ...
wir ...
ihr ...


Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Bij twijfel zoeken jullie samen naar de juiste vervoeging.

 

Übung 3: Persoonsvormen 2
Neem de zinnen over in je schrift en vul de juiste persoonsvorm van 'werden' in.

  • Paul ... nach dem Hauptschulabschluss eine Lehre zum Tischler machen.
  • Ich weiß noch nicht, was ich studieren ... .
  • ... Sie uns helfen?
  • Morgen ... es sicher regnen.
  • Bei diesem Praktikum ... ihr viel lernen.
  • Meine Eltern und ich ... im Sommer nach Dänemark fahren.
  • ... du das wirklich machen?
  • Ines und Sebastian ... bestimmt heiraten.


Übung 4: Voornemens
Schrijf de zinnen op in je schrift en maak er toekomende tijd van.

  1. Ich bestehe die Prüfung.
  2. Er macht den Realschulabschluss.
  3. Max und Lisa heiraten.
  4. Wir strengen uns an.
  5. Oliver macht Karriere.

 

Antworten
Controleer je antwoorden van de vorige oefeningen.

 


Toekomende of tegenwoordige tijd
Soms hoef je in het Duits geen toekomende tijd te gebruiken.
Iets wat in de toekomst gaat gebeuren kan dan toch gewoon met de tegenwoordige tijd aangeduid worden.
Lees hierover in het tekstblokje.



Vaak gebruik je woordjes als 'später' (later)‚ 'nächste Woche' (volgende week), 'im Sommer' (in de zomer), 'nach der Schule' (na school) of 'bald' (binnenkort) als je over iets in de toekomst praat.

Door deze tijdsbepalingen is eigenlijk al duidelijk dat het over de toekomst gaat.
Daarom kun je in dit soort gevallen gewoon de tegenwoordige tijd in plaats van de toekomende tijd gebruiken.

Voorbeeld:

Nächstes Jahr werde ich eine Ausbildung zum Gärtner machen.
Door 'nächstes Jahr' wordt al duidelijk dat ik in de toekomst een opleiding tot tuinman zal doen.

In Duitsland zegt men dan ook gewoon:

Nächstes Jahr mache ich eine Ausbildung zum Gärtner.
Volgend jaar doe ik een opleiding tot tuinman.


Übung 5: Welke tijd?
Mag je deze zinnen ook gewoon in de tegenwoordige tijd gebruiken? Doe de oefening en kies 'ja of nee?'

Oefening:Welke tijd?

Probleem
In het Nederlands gebruik je vaak het werkwoord 'gaan' in plaats van 'zullen'.
bv.
Wat ga je na school doen?

Je mag dat werkwoord (ga) niet letterlijk vertalen. Voor de toekomende tijd gebruik je het werkwoord 'werden'.
In het Duits wordt de zin dus:
Was wirst du nach der Schule machen?

Let op: ➜ Alleen als 'gaan' het hoofdwerkwoord is, mag je het met 'gehen' vertalen:
Ik ga nu naar huis. ➜ Ich gehe jetzt nach Hause.

Übung 6: Gehen?
Wähle den richtigen Satz.
Doe de oefening en kies de juiste zin.

 

Ten slotte... 
Controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening:Wähle den richtigen Satz

Grammatik-2

De zou-vorm
Duitsers hechten er veel waarde aan dat je beleefd met elkaar omgaat.
Dat zie je ook aan de taal.
'Kannst du mir bitte helfen?' is zeker geen slechte zin, maar 'Könntest du mir bitte helfen?' klinkt een stuk beleefder.
Hoe je dit soort beleefde zinnen kunt maken, leer je nu.

Gebruik
Je gebruikt de zou-vorm om:

  • een beleefde vraag te stellen (bv. Könntest du mir bitte helfen?);
  • een advies te geven (bv. Du solltest besser aufpassen.);
  • een wens te uiten (bv. Ich hätte gern ein Schnitzel.).


Naar het Nederlands vertaal je die zinnen met zou/zouden of eventueel de verleden tijd.

  • Zou je me alsjeblieft kunnen helpen?
  • Je zou beter moeten opletten.
  • Ik zou graag een schnitzel willen hebben./Ik had graag een schnitzel.

 

Übung 1
Neem de zinnen over in je schrift en vertaal ze naar het Nederlands.

  1. Du müsstest mich vorher anrufen.
  2. Ich wüsste gern, wann wir beginnen.
  3. Dürfte ich Sie etwas fragen?
  4. Wir möchten gern Currywurst und Pommes.
  5. Wenn ihr eher gekommen wäret, hätten wir mehr Zeit gehabt.

Vergelijk je vertaling met je buurman/vrouw. Verbeter elkaar als dat nodig is.

Vormen: 'Haben', 'sein' en bijzondere werkwoorden
Je maakt de zou-vorm van deze werkwoorden zo:
stam van de verleden tijd (+ eventueel umlaut) + de uitgangen –e, -est, -e, -en, -et, -en.
Kijk in de Beispiele voor de uitwerking.


  haben sein
  (hebben) (zijn)
ich hätte wäre
du hättest wärest
er/sie/es hätte wäre
wir hätten wären
ihr hättet wäret
sie/Sie hätten wären
  (zou hebben) (zou zijn)


 

  mögen können dürfen müssen wissen
  (houden van) (kunnen) (mogen) (moeten) (weten)
ich möchte könnte dürfte müsste wüsste
du möchtest könntest dürftest müsstest wüsstest
er/sie/es möchte könnte dürfte müsste wüsste
wir möchten könnten dürften müssten wüssten
ihr möchtet könntet dürftet müsstet wüsstet
sie/Sie möchten könnten dürften müssten wüssten
  (zou graag willen) (zou kunnen) (zou mogen) (zou moeten) (zou weten)

 



Let op: 'Wollen' en 'sollen' krijgen geen umlaut.


  wollen sollen
  (willen) (moeten)
ich wollte sollte
du wolltest solltest
er/sie/es wollte sollte
wir wollten sollten
ihr wolltet solltet
sie/Sie wollten sollten
  (zou willen) (zou moeten)

 

 

Übung 2
Doe de multiplechoice-oefening.


Vormen: 'Werden'
Als we het over de zou-vormen hebben, is het werkwoord 'werden' erg belangrijk.
Lees er meer over in het theorieblokje.

De zou-vorm van 'werden' betekent op zich al 'zou' of 'zouden'.
Dat betekent dat je met behulp van dit werkwoord de zou-vorm van alle andere werkwoorden kunt maken.
(Let op: dit geldt niet voor haben, sein en de bijzondere werkwoorden)

De persoonsvormen van 'werden' in de zou-vorm zijn:
ich würde
du würdest
er/sie/es würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden
 


Übung 3
Doe de oefening en sleep de persoonsvorm naar de juiste plek.

Oefening:Übung 2

Oefening:Übung 3

Vormen: andere werkwoorden
Je kunt, om de zou-vorm van andere werkwoorden te maken, de zou-vorm van 'werden' met elk ander werkwoord combineren.
Voorbeeld:

  • Ich würde dich gern mitnehmen. ➜ Ik zou je graag meenemen.
  • Er würde sicher über diesen Witz lachen. ➜ Hij zou zeker over deze mop lachen.

Vaak wordt de zou-vorm in combinatie met het woordje 'gern' (graag) gebruikt.

Übung 4
Schrijf de zou-vorm van de zinnen op.

  1. Ich höre gern Musik.
  2. Sie heiraten im August.
  3. Maria studiert im Ausland.
  4. Torben fliegt nach Amerika.
  5. Mein Vater kommt mit.

 

Übung 5
In de volgende oefening vul je een sollicitatiegesprek aan.
Gebruik daarbij de juiste zou-vorm de werkwoorden haben, sein, können, mögen en werden.

Oefening:Vorstellungsgespräch

Übung 6
In de laatste oefening vul je enkele moppen aan.
Gebruik daarbij de juiste zou-vorm de werkwoorden können, mögen en werden.


Heb je de moppen begrepen?
Bespreek en/of vertaal ze samen met een medeleerling.

Als laatste...
Leer de nieuwe grammatica uit je hoofd en controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening:die Scherze

Hilfsmittel

1 Woordenboek
Zowel echte woordenboeken als ook digitale woordenboeken helpen je bij het opzoeken en leren van nieuwe woordjes.
Een bekend online woordenboek is: vertalen.nu
Probeer ook eens een ander woordenboek, bijvoorbeeld: www.interglot.nl

2 Tekstverwerkingsprogramma
Als je op de computer een tekst schrijft, bv. met Word, kun je natuurlijk de Duitse spellingscontrole gebruiken (bij Taal -> Duits standaard instellen).
Maar opgelet: het programma kan niet al je fouten opsporen; zelf blijven nadenken dus!

3 Uitspraakhulp
Op de website www2.research.att.com kun je Duitse woorden of een Duitse tekst laten voorlezen. Kies eerst de taal en de stem. Vul dan de tekst in en kies dan voor SPEAK.

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Werden

 

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

 

Sprechen

Einleitung

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.

In dit thema:

  • probeer je in de les meer Duits te praten;
  • spreek je over situaties die niet echt realistisch zijn;
  • voer je een telefoongesprek;
  • spreek je over je goede voornemens voor het nieuwe (school)jaar.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!

Viel Erfolg!

Lerntipp Sprechen

Voordat je gaat spreken:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken. (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt.)


Wiederholung
Herhaal eerst de woorden en de grammatica.

Unterrichtsprache

In de les vraag je soms 'Kunt u dat herhalen?' of 'Zou ik naar de wc mogen?'
Probeer maar eens dit soort vragen voortaan in het Duits te stellen.
In groepjes verzamelen jullie zinnen die je in de Duitse les kunt gebruiken.

Gruppenarbeit

  1. Vorm groepjes van vier of vijf leerlingen.
  2. Verzamel minimaal zes zinnen die je in de Duitse les kunt gebruiken.
    Het moeten wel zinnen met een zou-vorm zijn (bv. Zou u dat kunnen herhalen?).
  3. Schrijf die zinnen in het Duits op. Controleer ook de grammatica.

Plenum

  1. Alle groepjes komen bij elkaar.
  2. Lees de gemaakte zinnen voor.
  3. Maak een top 5 met de nuttigste en meest gebruikte zinnen.
  4. Gebruik die zinnen vanaf nu alleen nog maar in het Duits.

Wenn..., dann...

Een bekende uitdrukking in het Duits is:

'Wenn das Wörtchen 'wenn' nicht wär, wär mein Vater Millionär.'

Met die uitdrukking wordt bedoeld dat het woordje 'wenn' (= als) aangeeft dat een situatie niet realistisch is (= Mijn vader is geen miljonair.)
Waarschijnlijk droom je er ook weleens over hoe je leven eruit zou zien als je meer tijd of veel geld zou hebben, als je al volwassen zou zijn of een sensationele ontdekking zou doen.

In de volgende oefening uit je dit soort wensen met de
'Was ..., wenn ...?'-constructie ('Wat ..., als ...?').

 

Übung
Kijk goed naar het volgende voorbeeld: (Let op was..., wenn...)

  • Klaus, was würdest du machen, wenn du viel Zeit hättest? (Klaus, wat zou je doen als je veel tijd zou hebben?
  • Ich würde mit meinem Privatjet um die Welt fliegen. Ik zou met mijn privévliegtuig de wereld rondvliegen.)
  1. Neem de zinnen uit het tekstblok over in je schrift.
  2. Vul de persoonlijke voornaamwoorden, de werkwoorden haben, sein of werden in de zou-vorm in.
  3. Maak de antwoordzin compleet.
    Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld: een nieuwe auto kopen, een huis laten bouwen, niet meer werken of iets voor de wereldvrede doen.
    De antwoordzin moet je wel in het Duits compleet maken.

  • "Peter und Claudia, was ... machen, wenn ... viel Geld ...?"
    "Wir ............. ."
  •  
  • "Frau Krüger, was ... tun, wenn ... Bundeskanzlerin ...?"
    "Ich ............ ."
  •  
  • "Herr und Frau Müller, was ... tun, wenn ... im Lotto gewinnen ...?"
    "Wir ............ ."
  •  
  • "Herr Krüger, und was ... machen, wenn ... plötzlich arbeitslos ...?"
    "Ich ............ ."
  •  
  • "Und was ... machen, wenn ... Millionär ...?"
    "Ich ............ ."
 


Minigespräche

 
  1. Kies drie vragen uit de vorige oefening en formuleer ze in de du-vorm.
  2. Zoek een partner voor de oefening.
  3. Maak samen minigesprekjes: Jij stelt drie vragen en de ander geeft antwoord. Daarna wissel je van rol.
  4. Herhaal stap twee en drie met twee andere leerlingen.

 

Ten slotte... 
Controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Telefongespräch

Zoals al eerder gezegd, is het in Duitsland ontzettend belangrijk om beleefd te zijn.
Dat geldt met name in formele, officiële situaties, bv. in een telefoongesprek met het bedrijf waar je stage wilt lopen.
 

Übung
Neem de zinnen uit het tekstblok over in je schrift en vul de werkwoorden haben, sein, können, mögen en werden in de zou-vorm in.


Zentrale: Müller & Co, gutenTag.

Herr S.: Ich ... (mögen) bitte Frau Krause sprechen.

Zentrale: Einen Moment bitte, ich verbinde.

Frau K.: Krause?

Herr S.: Hier ist Jürgen Schmidt aus Kiel. Ich ... (haben) da eine Frage: ... (können) wir den morgigen Termin verschieben? Ich habe nämlich gerade gehört, dass ich dann in Köln sein muss.

Frau K.: Aber naturlich! Wann ... (haben) Sie denn Zeit? Wann ...(werden) es Ihnen am besten passen?

Herr S.: Der kommende Freitag ... (werden) mir sehr gut passen.

Frau K.: Na gut, sagen wir dann Freitag. Und wieder um 14 Uhr?

Herr S.: Ausgezeichnet. Also bis Freitag dann! Auf Wiederhören.

Frau K.: Wiederhören.
 
 


Oefen met een klasgenoot het gesprek. De ene neemt de rol van Zentralist en Frau K. De ander speelt Herr S.
Lees een paar keer hardop het gesprek voor en wissel daarna van rol.

Gespräch
Je wilt graag stage lopen in een dierentuin.
In Nederland kon je helaas geen plek vinden, maar in Kleve – net over de grens in Duitsland – zou het misschien wel kunnen.
Hier kun je naar de website van het dierenpark .
Je hebt een sollicitatiebrief gestuurd, maar wilt voor de zekerheid weten of ze die hebben ontvangen.
Daarom ga je even bellen en spreek je met mevrouw/meneer Bär van de dierentuin in Kleve.

  1. Zoek een partner voor dit gesprek.
  2. Verdeel de rollen: A = Frau/Herr Bär; B = du.
  3. Maak het gesprek met behulp van de rollenkaarten:
    Worddokument: Rollenkarte A
    Worddokument: Rollenkarte B
  4. Oefen samen het gesprek tot jullie het zonder hulpmiddelen kunnen.
  5. Wissel ook van rol.
  6. Presenteer het gesprek.
  7. Beoordeel eventueel ook de gesprekken van je medeleerlingen.

 

Ten slotte... 
Controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Vorsätze

Aan het einde van het jaar, of aan het begin van een nieuw schooljaar, maak je soms plannen om de dingen anders, beter of juist niet meer te doen.
In het Duits noem je dat: Man hat gute Vorsätze (Je hebt goede voornemens).

In deze oefening spreek je over jouw goede voornemens.

Vorbereitung
Bereid een spreekbeurt met als thema 'Gute Vorsätze' voor.

  1. Bepaal de tijd voor jouw goede voornemens (volgend jaar, volgend schooljaar, komende maand enz.).
  2. Formuleer drie goede voornemens in het Duits.
  3. Geef bij elk voornemen ook een rede en zeg hoe je het wilt aanpakken.
  4. Gebruik de toekomende tijd en eventueel de zou-vormen.
  5. Je spreekbeurt moet ongeveer één minuut duren.
  6. Oefen je spreekbeurt totdat je hem helemaal kent.

Kurzvortrag
Presenteer je spreekbeurt in de klas.
Luister ook naar de spreekbeurten van je medeleerlingen.
Heeft iemand dezelfde voornemens als jij?

Schreiben

Einleitung

Hier ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.

Je:

  • schrijft een verhaaltje;
  • schrijft het script voor een filmpje over toekomstplannen;
  • maakt een tekenfilmpje.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!

Viel Erfolg!

Lerntipp Schreiben

Voordat je gaat schrijven:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.

Terwijl je schrijft:

  • Gebruik een woordenboek.
  • Pas de grammatica, die je geleerd hebt, toe. (Kijk in ‘Werkzeugkasten’.)
  • Lees aan het einde alles nog een keer goed door.


Wiederholung
Herhaal eerst de woorden en de grammatica.

Geschichtensammlung

Elke leerling schrijft een 'Was wäre, wenn ...?'-verhaal (Wat zou er zijn als ...?) over een bepaald onderwerp.
Daarna lezen en bespreken jullie de verhaaltjes.

Themenwahl

  1. Beslis samen met je leraar hoe jullie de onderwerpen verdelen
    (lootjes trekken, zelf kiezen enz.).
  2. Eventueel kunnen jullie ook zelf een onderwerp bedenken
    (maar eerst met de docent bespreken).
  3. In het Worddokument: Themenwahl staan de onderwerpen. Verdeel ze.

 

Geschichte
Schrijf jouw 'Was wäre, wenn …?'-verhaal.

  1. Bedenk eerst een aantal mogelijke consequenties van het verhaal
    (realistische maar ook gekke/grappige).
  2. Werk één of meer van die consequenties verder uit.
  3. Schrijf een tekst van 120-150 woorden.
  4. Let op een logische opbouw en maak alinea’s.
  5. Gebruik de toekomende tijd en/of de zou-vormen.
  6. Controleer je tekst en verbeter eventuele fouten.
  7. Zoek of ontwerp zelf een passende illustratie.
  8. Lever de tekst (digitaal) bij je docent in.

 

Auswertung

  1. Verzamel jullie verhaaltjes digitaal (bv. in de elo) of lees ze aan elkaar voor.
  2. Bespreek de verhaaltjes in de klas of in groepjes.
  3. Je kunt de verhaaltjes uitprinten en in het lokaal ophangen. Je kunt ze ook naar een andere derde klas of naar jullie partnerschool sturen.

Film

Je denkt na over jouw toekomstplannen en je verwerkt je ideeën in een tekenfilmpje.

Vorbereitung

  1. Zoek een partner voor deze opdracht.
  2. Schrijf samen een gesprek in het Duits over jullie toekomstplannen.
    Verwerk o.a. de volgende punten:
    • diploma (en wat je er nog voor moet doen)
    • opleiding (wat, waar, hoe lang enz.)
    • werk (wat, waar, carrière enz.)
    • partner, gezin, vrienden
    • bezittingen (huis: type, waar/omgeving, auto, huisdieren enz.)
    • vrije tijd
  3. Zorg voor een goede opbouw en een gelijkmatige verdeling van de vragen en antwoorden.
  4. Jullie moeten allebei tenminste zes keer aan de beurt zijn.
  5. Gebruik de toekomende tijd en eventueel de zou-vormen.
  6. Kijk het gesprek nog een keer goed na. Verbeter eventuele fouten.
  7. Laat het gesprek door je leraar nakijken.

Film ab!
Zet het gesprek om in een tekenfilm.
Gebruik daarvoor een passende online tool:

Landeskunde

Einleitung

Wat weet je over Duitsland, de Duitsers en de andere Duitstalige landen?

In dit onderdeel staat nuttige, belangrijke en interessante informatie.

In dit thema:

  • lees je hoe jongeren in Duitsland zich hun toekomst voorstellen;
  • kom je te weten wat een 'Zukunftstag' is en bekijk je verschillende websites bij dit onderwerp;
  • luister je naar een lied van 'Die Prinzen'.

Viel Spaß!

Schülerbarometer

Ieder jaar worden jongeren in Duitsland gevraagd wat zij na hun eindexamen gaan doen:
welke opleiding zij willen volgen, wat ze willen worden en bij welke werkgever zij het liefst
zouden willen werken.
De resultaten van dat onderzoek worden geanalyseerd en openbaar gemaakt.
In de volgende tekst lees je de uitkomsten van dat onderzoek in het jaar 2013.

Absätze

  1. Lees de tekst uit het Worddocument Schülerbarometer 2013 globaal.
  2. Zet de drie tussenkopjes op de juiste plek (A, B of C?).
    Je kan kiezen uit:
    Top-Ausbildungsbereiche - Kriterien der Arbeitgeberwahl -
    Polizei bleibt Wunscharbeitgeber
  3. Vergelijk je keuzen met je buurvrouw/man.

 

Wörter

  1. Lees de inleiding en de eerste alinea Polizei bleibt Wunscharbeitgeber intensief.
    Worddokument: Schülerbarometer (Wörter)
  2. Doe de oefening en kies de juiste betekenis van de onderstreepte woorden.

 

Fragen

  1. Lees nu de hele tekst intensief.
    Worddokument: Schulerbarometer (Fragen)
  2. Beantwoord de vragen uit het tekstblokje in het Nederlands in je schrift.

    1. Welke leerlingen (volgens het Nederlandse systeem) deden mee aan het onderzoek?
    2. Wie waren de drie meest populaire werkgevers in het onderzoek?
    3. Welke branche is minder populair geworden?
    4. Welke twee criteria tellen het zwaarst bij de keuze voor een werkgever?
    5. Welke criteria zijn ook belangrijk bij de keuze voor een werkgever? Noem twee van de drie.
    6. Welke criteria zijn minder belangrijk bij de keuze voor een werkgever? Noem twee van de drie.
    7. Wat voor soort opleiding kiezen de meeste jongens?
    8. Wat voor soort opleiding kiezen de meeste meisjes?

    Ten slotte... 
    Controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening:Wörter

Zukunftstag

Een 'Zukunftstag' is een informatiedag waar leerlingen kennis kunnen maken met verschillende opleidingen en beroepen.
Op zo’n dag zijn bedrijven, opleidingen en andere instellingen aanwezig om informatie te geven en workshops te verzorgen.
Leerlingen maken op zo'n dag kennis met beroepen en opleidingen.
Ook opleidingen en beroepen waar ze in eerste instantie niet aan hadden gedacht.
Belangrijk is ook dat de typische verdeling van 'meisjesberoepen' en 'jongensberoepen' doorbroken wordt.
Meisjes kunnen zien wat technische, natuurwetenschappelijke en ambachtelijke beroepen inhouden.
Jongens kunnen ontdekken of sociale, pedagogische of verzorgende beroepen bij hun passen.

'Zukunftstage' vind je overal in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland.

 

Beispiele - Voorbeelden

  1. Bekijk de volgende websites over de 'Zukunftstag'.
     
    A Niedersachsen B Brandenburg C Schweiz
  2. Verzamel informatie over de volgende punten:
    Schrijf belangrijke informatie op in je schrift.
    1. Wanneer vindt de volgende 'Zukunftstag' plaats?
    2. Wat kun je doen?
    3. Welke bedrijven, opleidingen en instanties nemen deel?
      Noem enkele voorbeelden.
    4. Geef aan wat jij interessant vindt. Waar zou jij graag naartoe gaan?
  3. Bespreek de resultaten in de klas.

Millionär

Die Prinzen zijn een Duitse popgroep. Zij zingen in het Duits en ze hebben vaak grappige teksten.
Misschien ken je al de liedjes Küssen verboten of Mein Fahrrad.

In hun lied Millionär dromen ze van een toekomst zonder geldzorgen.

Möglichkeiten
Wat zou je kunnen doen om miljonair te worden?

  1. Verzamel ideeën in kleine groepjes.
  2. Gebruik de zou-vorm: bv. Man könnte mehr arbeiten.
  3. Bekijk de ideeën in de klas.

Schade
Waarom zijn de volgende ideeën misschien niet zo’n succes?
Het schema is door elkaar geraakt. Neem het over in je schrift en zet de passende zinnen bij elkaar.

Ich kann überhaupt nicht singen. Ich könnte eine Bank überfallen
Ich bin zu faul. Ich könnte eine alte, reiche Frau/einen alten, reichen Mann heiraten.
Ich habe keinen reichen Freund. Ich könnte mehr arbeiten.
Ich möchte lieber einen jungen, hübschen Partner. Ich könnte Lotto spielen.
Mein Konto ist leer. Ich könnte Popstar werden.
Die Chancen zu gewinnen sind sehr gering. Ich könnte mir Geld von einem Freund leihen.
Das ist mir viel zu gefährlich. Ich könnte mir Geld von meiner Bank leihen.
 

Dasselbe
Welke zinnen betekenen hetzelfde?
Neem de zinnen uit het tekstblokje over in je schrift en schrijf de zin die hetzelfde betekent erachter.
Je kan kiezen uit:

Ich schwimme im Geld. - Keine Ahnung! - Ich bin immer ehrlich. - Es ist sehr wichtig, Kohle zu haben. - Mein Konto ist leer. - Sie ist Witwe. - Die Polizei fasst mich. - Ich bin faul. - Ich knacke eine Bank. - Ich komme in den Knast. - Ich habe ein großes Maul.

 

  1. Ich habe kein Geld auf der Bank.
  2. Ich komme ins Gefängnis.
  3. Ihr Mann ist gestorben.
  4. Ich arbeite nicht gern.
  5. Ich breche in eine Bank ein.
  6. Geld regiert die Welt.
  7. Das weiß ich nicht.
  8. Die Polizei fängt mich.
  9. Ich lüge nie.
  10. Ich habe einen großen Mund.
  11. Ich bin super reich.

Reihenfolge
Luister naar het lied.


In welke volgorde hoor je de volgende woordjes?
Doktor - Bank - Körper - Freund - Konto

Lückentext

  1. Luister nog een keer naar het lied.

 

  1. Lees de tekst mee en vul de ontbrekende woorden in.
    Ich wär’ so gerne Millionär,
    dann wär’ mein Konto niemals leer.
    Ich wär’ so gerne Millionär – ..... .
    Ich wär’ so gerne Millionär.

    Ich hab’ kein Geld, hab’ keine Ahnung, doch ich hab’ ein großes Maul.
    Bin weder Doktor noch ....., aber ich bin stinkend faul.
    Ich habe keine reiche ..... und keinen reichen Freund.
    Und von viel Kohle hab’ ich bisher leider nur ...... .

    Was soll ich tun, was soll ich machen? Bin vor Kummer schon halb ...... .
    Hab’ mir schon ein paar Mal überlegt: Vielleicht knackst du eine Bank.
    Doch das ist leider sehr ..... — bestimmt werd’ ich gefasst.
    Und außerdem bin ich doch ehrlich und will nicht in den Knast.

    Ich wär’ so gerne Millionär

    Es gibt so viele reiche Witwen, die begehren mich sehr.
    Sie sind so scharf auf meinen ..... , doch den geb’ ich nicht her.
    Ich glaub’, das würd’ ich nicht verkraften — um keinen Preis der ..... .
    Deswegen werd’ ich lieber Popstar und schwimm’ in meinem ..... .
     


Mitsingen
Luister nog een keer naar het lied en zing mee.


 

Die Prinzen

  1. Lees de tekst over Die Prinzen.
    Worddokument: Die Prinzen
  2. Beslis of de beweringen juist (richtig) of fout (falsch) zijn.
    1. 'Die Prinzen' sind nur in Ostdeutschland populär. (richtig/falsch?)
    2. Sie haben das Singen in einer Rockband gelernt. (richtig/falsch?)
    3. Die Band nennt sich seit 1991 'Die Prinzen'. (richtig/falsch?)
    4. 'Millionär' war ihr erster Hit. (richtig/falsch?)
    5. Heute spielen 'Die Prinzen' in ihren Liedern mehr Instrumente als früher. (richtig/falsch?)

A capella
Weet je wat a capella betekent?
Zo niet, zoek het op op internet.

Alben
Die Prinzen hebben heel veel albums en singles uitgebracht.
Welke tekst past bij welk album/cover?
Kijk in de pop-up voor de afbeelding van de hoezen en vier informatieve teksten.
Neem in je schrift over welke tekst bij welk album hoort.


  1. Im Jahr 2006 feierten die Prinzen ihr 15jähriges Bandjubiläum und es erschien das erste Live-Album "Die Prinzen – akustisch live".
  2. Der Titelsong dieses Albums hieß "Du musst ein Schwein sein auf dieser Welt".
  3. Immer wieder ist bei den Prinzen Geld ein beliebtes Thema. So auch auf ihrem 2003 erschienenen Album.
  4. 2002 war das Jahr der Fußballweltmeisterschaften in Japan/Korea. Eine Single der Prinzen wurde zur Hymne auf den deutschen Nationaltorhüter.

Website
Bekijk de website van http://www.dieprinzen.de/ .
Gaan ze dit jaar op tournee? Zoek informatie over de verschillende bandleden. Bekijk enkele foto's en video's.

 

Ten slotte... 
Controleer je antworoden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Sprachaufgaben

Einleitung

In dit thema heb je veel over de toekomst gelezen, gehoord, geschreven en gesproken.
Je kent nu de belangrijke woorden en uitdrukkingen; je weet hoe je de toekomende tijd en de zou-vormen in het Duits maakt en gebruikt;
je hebt je eigen toekomstplannen beschreven en over mogelijke ontwikkelingen in de toekomst nagedacht.

Nu ga je wat je hebt geleerd in de praktijk brengen.

In dit project beschrijf je hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit zal zien.

Lerntipp Sprachaufgaben
Hier vind je verschillende taaltaken die aansluiten bij het Europees Referentiekader (ERK).
Hoe beter je deze opdrachten maakt des te beter kun je je redden in vergelijkbare situaties in het echte leven.

Viel Spaß und Erfolg!

Sciencefiction

Situatie:
Binnenkort wordt er in Duitsland een film gemaakt over de vraag hoe onze wereld er over dertig jaar uit zal zien.
Hoe wij mensen dan leven en met elkaar omgaan.
Welke problemen we dan zullen hebben en wat we tegen die tijd op verschillende gebieden zoals milieu, onderwijs, economie, gezondheidszorg, techniek, politiek, internationale samenwerking zullen hebben bereikt.
Omdat het niet alleen een wetenschappelijk verhaal moet worden,
willen de makers van de film heel veel ideeën van verschillende bevolkingsgroepen verzamelen, zo ook van leerlingen.

Dat past mooi bij het thema dat jullie net bij Duits hebben behandeld!
Daarom doet jullie klas mee aan het project.

 

Entscheidung
Je kunt deze opdracht op twee manieren uitvoeren.
Je moet als klas wel de beslissing nemen voor welke manier je gaat.

Lees over de varianten:

Variant A
  • Elke leerling werkt voorlopig apart.
  • Je bedenkt zelf hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit zal zien en je verwerkt je ideeën in een Duitstalige tekst.
  • Je zoekt of maakt passende illustraties bij de tekst.
  • Later bespreken jullie de teksten in de klas.


Variant B
  • Je werkt in groepjes van drie of vier leerlingen samen.
  • Elk groepje houdt zich bezig met één aspect van de vraag hoe de wereld er over dertig jaar uit gaat zien (bv. alleen op het gebied van onderwijs).
  • Samen verwerk je je ideeën in een Duitstalige tekst.
  • Ook zoek of maak je passende illustraties bij de tekst. Later bespreken jullie de teksten in de klas.


Kies voor variant A of voor variant B.

Variant A
Hebben jullie gekozen voor variant A? Bekijk hier het stappenplan.

  1. Bedenk eerst hoe volgens jou de wereld er over dertig jaar uit gaat zien.
  2. Maak enkele aantekeningen.
  3. Verwerk jouw ideeën in een Duitstalige tekst van ongeveer 200 woorden.
  4. Zorg voor een logische opbouw en maak alinea's.
  5. Gebruik zo veel mogelijk de toekomende tijd en/of de zou-vormen.
  6. Kijk je tekst goed na en haal eventuele fouten eruit.
  7. Zoek of maak passende illustraties bij jouw tekst.
  8. Laat je tekst eventueel nakijken door je leraar.


Variant B
Hebben jullie gekozen voor variant B? Bekijk dan hier het stappenplan.

  1. Vorm groepjes van drie of vier leerlingen.
  2. Verdeel de deelonderwerpen onder de groepjes: milieu, onderwijs, economie, gezondheidszorg, techniek, politiek, voedsel, werk, vrije tijd, internationale samenwerking enz.
  3. Brainstorm in het groepje over jullie deelonderwerp.
  4. Maak enkele aantekeningen.
  5. Verwerk jullie ideeën in een Duitstalige tekst van ongeveer 200 woorden.
  6. Zorg voor een logische opbouw en maak alinea's.
  7. Gebruik zo veel mogelijk de toekomende tijd en/of de zou-vormen.
  8. Kijk je tekst goed na en haal eventuele fouten eruit.
  9. Zoek of maak passende illustraties bij je tekst.
  10. Laat je tekst eventueel nakijken door je leraar.

 

Präsentation
Bekijk en bespreek de resultaten in de klas.
Geef zo veel mogelijk commentaar in het Duits.
Hang de resultaten op in het lokaal.

Auswertung
Beheers je de stof bij het thema 'Zukunft'? Ken je de woorden, zinnen en de grammatica? Kun je in het Duits mondeling en schriftelijk over de toekomst en toekomstplannen communiceren?

Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn. (Alle uitspraken gaan natuurlijk over de Duitse taal.)
Neem het schema over in je schrift en vul deze in.

 

 

 

 

 

  een beetje voldoende goed zeer goed
Ik ken de woorden bij het thema 'Zukunft'.        
Ik kan Duitse woorden en zinnen correct uitspreken.        
Ik kan mijn toekomstplannen beschrijven.        
Ik kan toekomstplannen van anderen begrijpen.        
Ik kan de grammatica correct gebruiken.        
Ik kan aan iemand anders vragen stellen over zijn toekomstplannen.        
Ik kan op eenvoudige vragen over mijn toekomstplannen reageren.        
Ik kan mijn mening geven en beargumenteren.        
Ik voel me zeker als ik Duits praat.        


Ziel
Gefeliciteerd, je hebt het doel gehaald! Je hebt alle opdrachten gemaakt en hopelijk veel geleerd.
Beslis zelf of samen met je leraar of je de resultaten wilt opnemen in je taalportfolio.

Portfolio

Europäisches Sprachenportfolio
In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden en de vorderingen die je over langere tijd op dat gebied maakt.

In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t je taalontwikkelingen.
Om het niveau op het gebied van vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.
Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.
Klik op de volgende links om informatie over het Europees taalportfolio in te winnen.

Antwoorden

Start

Brainstorming

  • LEHRER
  • BÄCKER
  • PILOT
  • GÄRTNER
  • BAUER
  • SÄNGER
  • POLIZIST
  • VERKÄUFER

Werkzeugkasten 1

Träume

Übung 2 

Wie lange dauert die Ausbildung? Die Ausbildung dauert drei Jahre.
Was für ein Sternzeichen bist du? Ich bin Waage.
Welchen Abschluss braucht man dafür? Dafür braucht man den Realschulabschluss.
Was denkst du über Tims Prüfungen? Er wird bestimmt nicht durchfallen.
Kann man dort eine Lehre machen? Ja, dieser Betrieb bildet Jugendliche aus.
Warum willst du Medizin studieren? Weil ich Ärztin werden will.
Ist Geld verdienen wichtig für dich? Das ist mir egal
Viel Erfolg! Danke, gleichfalls!

 

 

Übung 3

  1. Heb je al een opleidingsplek gevonden?
  2. Ik heb nog geen toekomstplannen.
  3. Ik twijfel nog wat ik wil worden.
  4. Zij droomt van een opleiding bij Siemens.
  5. Hij is van plan het vmbo-diploma te halen.
  6. Ik zou daar graag stage willen lopen.

 

Bewerbung

Übung 2

  • Bist du für diesen Job geeignet?
  • Du solltest dich nicht überschätzen.
  • Leider hat er eine Absage bekommen.
  • Wie kann ich die richtige Wahl treffen?
  • Hat sie schon Erfahrung gesammelt?

 

Übung 3

  1. Dafür habe ich kein Verständnis.
  2. Er will später Karriere machen.
  3. Er kennt sich gut mit Autos aus.
  4. Wofür interessierst du dich?
  5. Was sind deine Schwächen?

 

Arbeit

Übung 6

  1. Er ➜ Sie oder Verkäuferin ➜ Verkäufer
  2. Mann ➜ man
  3. in ➜ bei
  4. eine Ferienstelle ➜ einen Ferienjob
  5. unterschreiben ➜ unterschrieben
  6. besorgen ➜ austragen

Hören

Zukunftpläne

1 = C
2 = B
3 = B
4 = A

 

Berufswahl

Übung 3

  1. automonteur + elektricien
  2. omdat hij geïnteresseerd is in auto’s
  3. 3,5 jaar
  4. elke maandag
  5. Ze proberen dingen uit waar ze in hun stagebedrijf alleen naar mogen kijken.
  6. vroeg gaan solliciteren; stage lopen bij het bedrijf waar je je opleiding wilt doen (en tijdens de stage niet lui zijn, niet te veel pauzes nemen, vragen wat je kunt doen)

 

2057

Übung 1

  1. geneeskunde/gezondheidszorg
  2. controle/bewaking alom
    1. het intelligente huis (alles is via computerchips en sensoren verbonden, het huis ziet en hoort alles en kan reageren, bv. tips bij tandenpoetsen geven, agenda beheren, boodschappen en taxi bestellen, contact maken met werkplek/verzekering/ziekenhuis)
    2. de intelligente kleding (computerchips en sensoren zijn met kleding verweven waardoor lichaamssignalen, bv. bloeddruk, ziektes of het ontstaan daarvan in de gaten worden gehouden, worden geanalyseerd en als nodig aan arts/ziekenhuis worden doorgegeven waardoor sneller hulp kan komen)
    3. vliegende auto's


Xtra: Wenn Ich Groß Bin***
Übung 2

  1. bankier/bankmedewerker
  2. idioot
  3. pak
  4. verpest (verpesten)
  5. wind ... op (opwinden)
  6. grond
  7. salaris
  8. belofte
  9. doodschieten/neerschieten
  10. een bekrompen, kleinburgerlijk persoon

Übung 3
bankier, astronaut, gangster

Übung 4
Antwoorden: Wenn Ich Groß Bin


Xtra: Wenn Ich Groß Bin****
Übung 2

bankier, astronaut, gangster

Übung 4
Nederlandse vertaling: Wenn Ich Groß Bin

 

 

Lesen

Berufsorientierung

Übung 2

  • hobby’s (die je uitoefent),
  • vrijwilligerswerk/taken (die je uit vrije wil doet omdat je ze belangrijk en leuk vindt en er voldoening uit haalt),
  • cijfers

 

Übung 3

  • stap 1: een lijst met sterke en zwakken punten van jezelf maken
  • stap 2: andere mensen (ouders, vrienden, leraren) vragen om ook zo’n lijst over jou te maken
  • stap 3: de lijsten vergelijken
  • stap 4: navragen als er verschillen zijn
  • stap 5: nagaan of de inschatting klopt en eventueel je eigen inschatting bijstellen

 

Übung 6

  1. Ze heeft eerst een test op www.planet-beruf.de gedaan. De uitkomst vindt ze bij haar passen. Ze heeft de uitkomst persoonlijk met een beroepsadviseur besproken. Die heeft haar verder geholpen.
  2. Omdat ze op school klassenvertegenwoordiger was en omdat ze verschillende stages heeft gedaan.
  3. Op dit moment zit ze in de ingangshal/bij het ontvangst. Maar ze moet ook op andere afdelingen ervaringen opdoen, zoals salarisadministratie, serviceafdeling, jobcenter.
  4. Je moet het leuk vinden om met mensen om te gaan. Je moet zelfstandig én in een team kunnen werken. Je moet iets van techniek afweten, je goed kunnen uitdrukken en interesse voor politiek en economie hebben.
  5. De stages die je loopt zijn belangrijk. Je moet iets doen waar jij goed in bent en wat jij leuk vindt en niet wat je vrienden doen of wat net populair is.

 

Berufsorientierung II

1 = B
2 = C
3 = A
4 = B
5 = B

 

Xtra: Berufsausbildung***

Übung 1

  1. Een beroepsopleiding duurt twee tot drie jaar.
  2. Dat je routine krijgt. Dat je zelfstandig leert te werken.
  3. Dat je gemotiveerd bent, interesse toont, vragen stelt; ook dat je je aanpast aan het bedrijf/de bedrijfscultuur.
  4. In principe voer je taken uit die direct met je opleiding te maken hebben, maar als iedereen een keer aan de beurt is met bv. koffie zetten, dan zal je dat ook af en toe moeten doen.
    Dat hoort er gewoon bij.
  5. Nee. 'Denn auch zu jeder Berufsausbildung gehört ein schulischer Teil mit Hausaufgaben und Prüfungen.'
  6. Nee. Allerdings ist der Stoff, den man dort lernt, stark auf den Beruf zugeschnitten und lässt sich schnell in die Praxis umsetzen.
  7. Meestal zit je een of twee dagen per week op school en werk je de rest van de week bij het bedrijf.
  8. Nee, in tegendeel: je kunt er zelfs geld voor aanvragen of je krijgt gewoon een soort salaris (afhankelijk van het beroep en hoe ver je al bent met je opleiding).
  9. Duaal betekent tweeledig, hier dat de opleiding uit twee onderdelen bestaat: aan de ene kant zit je (meestal één of twee dagen per week) op school en leer je de theorie van het beroep, aan de andere kant leer je veel in de praktijk door (de andere dagen van de week) direct bij een bedrijf te werken.

Übung 3

  • Ausbildungsfinanzierung:
    • Ausbildung = opleiding
    • Finanzierung = iets met financiën = geld
    • ➨ het geld dat je voor/tijdens je opleiding krijgt/verdient
  • Fahrzeuginnenausstatter:
    • Fahrzeug = voertuig/auto
    • innen = binnen
    • Ausstatter = Ausstattung = inrichting - inrichter
    • ➨ iemand die de binnenkant van auto’s inricht/maakt
  • Maßschneider:
    • Maß = maat
    • Schneider = kleermaker
    • ➨ kleermaker
  • Berufsausbildungsbeihilfe:
    • Beruf = beroep
    • Ausbildung = opleiding
    • ➨ beroepsopleiding
    • Beihilfe/Hilfe = (financiële) hulp/ondersteuning
    • ➨ financiële hulp die je tijdens je beroepsopleiding kunt krijgen

Werkzeugkasten 2

Grammatik-1

Übung 1

1 = b
2 = a
3 = b
4 = b
5 = a

 

Übung 3

  • Paul wird nach dem Hauptschulabschluss eine Lehre zum Tischler machen.
  • Ich weiß noch nicht, was ich studieren werde.
  • Werden Sie uns helfen?
  • Morgen wird es sicher regnen.
  • Bei diesem Praktikum werdet ihr viel lernen.
  • Meine Eltern und ich werden im Sommer nach Dänemark fahren.
  • Wirst du das wirklich machen?
  • Ines und Sebastian werden bestimmt heiraten.

 

Übung 4

  1. Ich werde die Prüfung bestehen.
  2. Er wird den Realschulabschluss machen.
  3. Max und Lisa werden heiraten.
  4. Wir werden uns anstrengen.
  5. Oliver wird Karriere machen.

Sprechen

Wenn..., dann... 

  • "Peter und Claudia, was würdet Ihr machen, wenn Ihr viel Geld hättet?"
    "Wir würden zum Mond fliegen."
  • "Frau Krüger, was würden Sie tun, wenn Sie Bundeskanzlerin wären?"
    "Ich würde für den Umweltschutz kämpfen."
  • "Herr und Frau Müller, was würden Sie tun, wenn Sie im Lotto gewinnen würden?"
    "Wir würden nur noch im Restaurant essen."
  • "Herr Krüger, und was würden Sie machen, wenn Sie plötzlich arbeitslos wären?"
    "Ich würde nicht mehr arbeiten."
  • "Und was würdest du machen, wenn du Millionär wärst?"
    "Ich würde ein Haus bauen lassen."

 

Telefongespräch

Zentrale: Müller & Co, gutenTag.

Herr S.: Ich möchte bitte Frau Krause sprechen.

Zentrale: Einen Moment bitte, ich verbinde.

Frau K.: Krause?

Herr S.: Hier ist Jürgen Schmidt aus Kiel. Ich hätte da eine Frage: könnten wir den morgigen Termin verschieben? Ich habe nämlich gerade gehört, dass ich dann in Köln sein muss.

Frau K.: Aber naturlich! Wann hätten Sie denn Zeit? Wann würde es Ihnen am besten passen?

Herr S.: Der kommende Freitag würde mir sehr gut passen.

Frau K.: Na gut, sagen wir dann Freitag. Und wieder um 14 Uhr?

Herr S.: Ausgezeichnet. Also bis Freitag dann! Auf Wiederhören.

Frau K.: Wiederhören.

Landeskunde

Schülerbarometer 

  1. leerlingen van klas 2 t/m 6
  2. politie, ProSiebenSat.1 Media AG (= commerciële omroep), het leger
  3. de modebranche (bv. H&M)
  4. aanzien/waardering + een veilige baan/sociale zekerheid
  5. bijscholingsmogelijkheden, leuke/uitdagende taken, carrièrekansen
  6. internationale contacten, hoog beginnerssalaris, goede ligging van het bedrijf/goede naam van het product
  7. technische opleidingen
  8. sociale opleidingen/dienstverlening

 

Millionär

Die Prinzen

"Die Prinzen" sind nur in Ostdeutschland populär. ➜ falsch
Sie haben das Singen in einer Rockband gelernt. ➜ falsch
Die Band nennt sich seit 1991 "Die Prinzen". ➜ richtig
"Millionär" war ihr erster Hit. ➜ falsch
Heute spielen "Die Prinzen" in ihren Liedern mehr Instrumente als früher. ➜ richtig

 

A capella

A capella (Italiaans: a cappella) is een muziekterm voor zingen zonder instrumenten als begeleiding, meestal in een koor.

Alben:

  1. Im Jahr 2006 feierten die Prinzen ihr 15jähriges Bandjubiläum und es erschien das erste Live-Album "Die Prinzen – akustisch live". ➜ Album 3
  2. Der Titelsong dieses Albums hieß "Du musst ein Schwein sein auf dieser Welt".
    ➜ Album 4
  3. Immer wieder ist bei den Prinzen Geld ein beliebtes Thema. So auch auf ihrem 2003 erschienenen Album. ➜ Album 2
  4. 2002 war das Jahr der Fußballweltmeisterschaften in Japan/Korea. Eine Single der Prinzen wurde zur Hymne auf den deutschen Nationaltorhüter. ➜ Album 1