Lesen

Berufsorientierung

Übung 2

 

Übung 3

 

Übung 6

  1. Ze heeft eerst een test op www.planet-beruf.de gedaan. De uitkomst vindt ze bij haar passen. Ze heeft de uitkomst persoonlijk met een beroepsadviseur besproken. Die heeft haar verder geholpen.
  2. Omdat ze op school klassenvertegenwoordiger was en omdat ze verschillende stages heeft gedaan.
  3. Op dit moment zit ze in de ingangshal/bij het ontvangst. Maar ze moet ook op andere afdelingen ervaringen opdoen, zoals salarisadministratie, serviceafdeling, jobcenter.
  4. Je moet het leuk vinden om met mensen om te gaan. Je moet zelfstandig én in een team kunnen werken. Je moet iets van techniek afweten, je goed kunnen uitdrukken en interesse voor politiek en economie hebben.
  5. De stages die je loopt zijn belangrijk. Je moet iets doen waar jij goed in bent en wat jij leuk vindt en niet wat je vrienden doen of wat net populair is.

 

Berufsorientierung II

1 = B
2 = C
3 = A
4 = B
5 = B

 

Xtra: Berufsausbildung***

Übung 1

  1. Een beroepsopleiding duurt twee tot drie jaar.
  2. Dat je routine krijgt. Dat je zelfstandig leert te werken.
  3. Dat je gemotiveerd bent, interesse toont, vragen stelt; ook dat je je aanpast aan het bedrijf/de bedrijfscultuur.
  4. In principe voer je taken uit die direct met je opleiding te maken hebben, maar als iedereen een keer aan de beurt is met bv. koffie zetten, dan zal je dat ook af en toe moeten doen.
    Dat hoort er gewoon bij.
  5. Nee. 'Denn auch zu jeder Berufsausbildung gehört ein schulischer Teil mit Hausaufgaben und Prüfungen.'
  6. Nee. Allerdings ist der Stoff, den man dort lernt, stark auf den Beruf zugeschnitten und lässt sich schnell in die Praxis umsetzen.
  7. Meestal zit je een of twee dagen per week op school en werk je de rest van de week bij het bedrijf.
  8. Nee, in tegendeel: je kunt er zelfs geld voor aanvragen of je krijgt gewoon een soort salaris (afhankelijk van het beroep en hoe ver je al bent met je opleiding).
  9. Duaal betekent tweeledig, hier dat de opleiding uit twee onderdelen bestaat: aan de ene kant zit je (meestal één of twee dagen per week) op school en leer je de theorie van het beroep, aan de andere kant leer je veel in de praktijk door (de andere dagen van de week) direct bij een bedrijf te werken.

Übung 3