De Didactiek van het Hybride lesgeven

Achtergrond workshop Didactiek van het hybride lesgeven

Online en offline onderwijs

Door de ontwikkelingen in 2020 met betrekking tot het Covid-19 virus hebben de scholen gezien dat net als in de rest van de wereld het werken en leren op afstand niet gebruikelijk was, maar wel mogelijk. In Totaalonderwijs proberen we een optimale mix te vinden van het leren zoals dat gebruikelijk was, gecombineerd met het inzetten van ICT in de breedste zin van het woord om het leren ook in bijzondere omstandigheden mogelijk te maken.

Daarbij worden te pas en te onpas termen gebruikt, die de discussie niet makkelijker maken: Hybrid learning, hybrid teaching, blended learning, afstandsleren, digitale didactiek, videoclips, videochat, videoles, ... om er maar een paar te noemen. In Totaalonderwijs gaan we uit van de bestaande organisatie en hoe daarin les wordt gegeven. Bij elk vak wordt gekeken hoe die offline-lessituatie vervangen of aangevuld kan worden met online lesvormen. Dat kan structureel zijn maar ook incidenteel. Een en ander is afhankelijk van de school, de cultuur, de opleiding, de leerlingen, het vak en de docent. Zo zijn er wiskundedocenten die het lastig vinden om online lessen in te voeren, terwijl de docent lichamelijk opvoeding een device inzet om speltechnieken, strategieën, juiste bewegingen en houdingen met behulp van devices over te brengen.

Wij hebben ervaren dat:

  • in veel gevallen bestaand folio-lesmateriaal omgezet kan worden in een digitale versie. Dat kan een Wikiwijs-arrangement zijn, een les in LessonUp, een videoinstructie, wel of niet gecombineerd met opdrachten in een digitale leer- en werkomgeving (DLWO).
  • een hybride aanpak van het lesgeven het differentiëren een grote stap dichterbij brengt en differentiatie een stuk makkelijk maakt.
  • een big-bang-aanpak mogelijk is, maar dat een gefaseerde aanpak minder afbreukrisico kent.
  • dat de noodzaak om lessen op afstand te gaan geven blijkbaar een goede drijfveer is om dit ook inderdaad te doen, maar dat we ook gezien hebben dat een standaardles 1-op-1 omzetten in een videoconferentieles met ZOOM, MS Teams of Google Meet een oplossing is met een aantal aandachtspunten.

In de workshop die bij deze Wiki hoort laten we je ervaren - dus niet alleen laten zien - welke mogelijkheden er zijn, hoe je die op je eigen lessen kunt projecteren en die lessen zodanig kunt aanpassen dat er een optimale mix van offline en online onderwijs is ontstaan.

Activerende didactiek t.b.v. hybride onderwijs

En wat is zo bijzonder aan didactiek als je kijkt naar hybride onderwijs? En wat is e-didactiek oftewel digitale didactiek?

We zoeken allemaal naar de optimale mix van online en offline onderwijs. Online onderwijs geeft al aan dat daar digitale componenten bij gebruikt worden, maar ook offline onderwijs kun je verrijken door het inzetten van digitale componenten.

Op dit moment zijn er legio online gereedschappen beschikbaar die de docent kunnen ondersteunen in het leerproces. Ze kunnen ondersteunen omdat die gereedschappen mogelijkheden bieden om meer te differentiëren, zelfs gepersonaliseerd leren kunnen ondersteunen en in ieder geval het gereedschapskoffertje met activerende didactische werkvormen enorm zullen uitbreiden. Daar profiteren zowel de docent als de leerlingen van. Voorwaarde is dan wel dat je die tools op een didactisch verantwoorde manier inzet; en daar gaat deze wiki/workshop over.

De workshop is een echte 'workshop' waarin aan de hand van hands-on opdrachten gewerkt wordt aan de vaardigheden die nodig zijn om het arsenaal aan activerende didactische werkvormen uit te breiden. En denk niet dat digitale didactiek alleen iets is voor de cognitieve vakken; ook bij technische, creatieve vakken of LO is dit toe te passen en is je eigen fantasie de enige belemmering.

Tussendoor wordt ook de achterliggende theorie behandeld. Want: 'A fool with a tool is still a fool'. En de praktijk is belangrijk, omdat je e-Didactiek vooral leert door te doen!

Omschrijving workshop

De workshop 'Didactiek van het Hybride lesgeven' behandelt alle aspecten die te maken hebben met het geven van online en offline lessen waarin je ICT wilt toepassen:

  • Theoretische achtergronden, zodat het maken van een les met ICT-toepassingen een kader krijgt waarbinnen je die les kunt ontwerpen.
  • Lesvormen en lesmodellen.
  • Tips & tricks, do's & dont's
  • En uiteraard hoe je een aantal gereedschappen in kunt zetten in je les.

Na het volgen van de workshop zou je het volgende moeten kunnen:

  • Het voorbereiden van een online/offline/hybride les waarin ICT-middelen worden ingezet, op een zodanig gestructureerde manier dat je alle aspecten voor een succesvolle les hebt overdacht.
  • Beoordelen welke gereedschappen voor het doel en onderdeel van je les het meest geschikt zijn, waardoor je die gereedschappen didactisch verantwoord weet in te zetten.
  • Inschatten of de les qua randvoorwaarden zoals techniek ook te geven is.

Na het volgen van de workshop heb je de volgende kennis opgedaan:

  • Je hebt zicht op de mogelijke online werk- en communicatieomgevingen die ingezet kunnen worden voor online lesgeven.
  • Hoe je die omgevingen het beste kunt inzetten.
  • Een overzicht van verschillende tools die je kunt inzetten en waarvoor welke tool het meest geschikt is.
  • Hoe je tools kunt inzetten om activerende didactische werkvormen te creëren.
  • Hoe je tools kunt inzetten om online en/of offline lessen te ondersteunen.

Achterliggende theorie

Het e-Didactisch
5-componentenmodel

Als je een les met digitale componenten wilt voorbereiden zijn er meerdere aspecten van belang. In deze paragraaf lichten we de achterliggende theorie toe. Achtereenvolgens komen de volgende onderdelen aan de orde:

  1. De leerling: motivatie en socialisatie
    Uiteraard is er maar één doel met je les en dat is dat je de leerling een stukje wijzer maakt. Uiteraard kan dat op coginitief gebied, maar er zijn ook niet cognitieve doelstellingen, die mooi bij elkaar staan in het model van de 21st century skills. Ook geven we aan hoe die 21st century skills aansluiten bij de Taxonomie van Bloom.
    Op verschillende manieren kun je die leerling motiveren. Belangrijk is dat het leerdoel helder is en dat de leerling zich daar ook eigenaar van voelt. We zullen laten zien hoe je dat kunt bewerkstelligen.
    Door leerlingen op afstand les te gaan geven, via videoconferenties, door instructiefilmpjes, ... bestaat het risico dat die leerling minder met andere leerlingen in aanraking komt en het sociale aspect van de opvoeding in het gedrang komt. Socialisatie staat dan ook samen met motivatie hoog op de agenda bij het voorbereiden van een hybride-les.
  2. Content en tools.
    Bij het geven van een les wordt gebruik gemaakt van content. Dat kan een boek en werkschrift zijn maar ook digitale content zoals een filmpje, website, online formatieve evaluatie, ... In zowel een offline als een online les kun tools inzetten om de leerling actief bij de les te betrekken: een quiz, het invullen van digitaal prikbord, een peiling van meningen, ...
    Op verschillende lesmomenten kun je tools inzetten. Welke tools passen nou goed bij welk lesmoment? Ook daarover gaat deze workshop.
  3. Lesmodellen en differentiatie
    We onderscheiden in het hybridelesgeven verschillende scenario's, lesvormen en lesmodellen. Elke combinatie heeft zijn eigen dynamiek, mogelijkheden en aandachtspunten.
    Het blijkt dat hybride onderwijs een perfecte basis is om te differentiëren. Niet alle leerlingen hoeven in klassikaal verband een videoconferentieles te volgen. Dat is voor die leerlingen die dat nodig hebben. Diverse tools kunnen bijdragen aan het realiseren van differentiatie en we laten zie hoe je die met lesmodellen als Flipping the Classroom kunt inzetten ten behoeve van die differentiatie.
  4. Evaluatie.
    Het leren op afstand houdt niet alleen in dat socialisatie belangrijk is, maar ook dat je de leerling minder in het zicht hebt. Je zult dus andere manieren moeten vinden om die leerling te kunnen volgen. We laten zien hoe je dat kunt realiseren.
  5. Professionalisatie.
    En last but not least: jij als docent zult het wel moeten kunnen. Er zullen vaardigheden van je vereist worden die je misschien niet of onvoldoende hebt. Deze workshop is bij het opbouwen van die benodigde vaardigheden een goede basis.

Met bovengenoemde e-didactische cirkel brengen we dat allemaal samen en verderop laten we je met een placemat zien hoe je op één A4 je hybride les overzichtelijk kunt weergeven.

 

De leerling: motivatie en socialisatie

Motivatie

Het is ondertussen meer dan duidelijk geworden dat een leerling met name gemodiveerd wordt door de leerdoelen te weten en voor zichzelf helder te hebben wat hij of zij daarin wil bereiken. Leerdoeldenken is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Bij elke les(senserie) dient duidelijk te zijn wat de leerdoelen ervan zijn. Stel je de leerling in staat om van tevoren aan te geven welke leerdoelen in welke mate bereikt willen worden, dan wordt die leerling door zichzelf gemotiveerd dat ook te halen.

Een middel dat hierbij bij uitstek kan worden toegepast is de Rubric. In een rubric geef je een overzicht van de te behalen leerdoelen op meerdere niveaus, bijvoorbeeld: expert, gevorderd, ontwikkelend en beginnend. Bij elk niveau wordt een beschrijving gegeven welke competenties je moet hebben om voor dat leerdoel dat niveau te bereiken.

De leerlingen kunnen dan voor zichzelf bepalen op welk niveau ze willen komen. Extra motiverend is om ze te laten aangeven op welke startniveau ze denken te zitten. Dat kun je aan de leerling zelf overlaten, maar extra objectief wordt de beoordeling als je dat doet door middel van een 360-gradenreflectie. Laat de leerling zichzelf inschatten/beoordelen, laat dat ook doen door twee of drie andere leerlingen die in hetzelfde groepje zitten of gewoon eromheen en voeg daaraan de beoordeling van de docent toe. Hetzelfde geldt voor het eindresultaat. In een portfolio kunnen de resultaten worden opgeslagen en bijgehouden.

Socialisatie

Als je hybride onderwijs in zijn totaal toepast, zal een deel van de lessen niet meer in het klaslokaal gevolgd worden. Dat gebeurt dan thuis, in de mediatheek, op het leerplein. Waarschijnlijk zelfs niet op het moment dat de feitelijke les op het rooster staat.

Een aspect dat hierbij in de gaten gehouden moet worden is socialisatie. Als de leerlingen met de klas de hele dag op school doorbrengen, in het lokaal zitten, in de aula, op het schoolplein, dan leren ze met elkaar om te gaan. Dat is in ieder geval minder als die les niet meer in de groep gevolgd wordt. Tijdens de Coronacrisis in 2020 werden we gedwongen ineens op afstand les te gaan geven, omdat het niet anders meer kon. In die periode is duidelijk geworden dat zeker voor opgroeiende kinderen het leren omgaan met elkaar een cruciale competentie is.

Daarom staat socialisatie als één van de aandachtspunten genoemd in het e-Didactisch 5-componentenmodel. Kijk hoe je in elke les, ook een afstandsles, aan socialisatie aandacht besteed. Bijvoorbeeld door een opdracht ook in een afstandsles in groepjes te laten uitvoeren. Leerlingen zitten dan niet met elkaar aan dezelfde tafel, maar worden bij elkaar in een - virtuele - ruimte gebracht.

Relatie: de essentie van onderwijs

Het “ABC” van Deci en Ryan

Dankzij de Coronacrisis is er één ding nóg duidelijker geworden: het belang van intermenselijk contact. Dat is in fysieke lessen al zo, maar in afstandslessen geldt dat nog eens te meer! Zodra een leerling maar een klein beetje het gevoel krijgt dat hij niet gezien wordt, er niet bij hoort, dan haakt hij af, en dat is in een afstandsles nog veel makkelijker.

Deci en Ryan beschrijven dat al in hun Zelfdeterminatietheorie. Zij beschrijven, naast de niveaus van motivatie, nog drie cruciale facetten die onmisbaar zijn bij motivatie:

  • Autonomie (kan ik het zelf?)
  • Betrokkenheid (of Relatie: hoor ik erbij?)
  • Competentie (kan ik het?)

Er moet samenhang zijn tussen deze 3 facetten (de cirkels moeten overlappen) en de een kan onmogelijk zonder de ander: als er een cirkel ontbreekt of te ver buiten de context van de les (op opdracht) valt, dan zal een leerling afhaken.

We besteden graag extra aandacht aan Betrokkenheid (relatie zoals Deci en Ryan het noemen). In een afstandsles valt een leerling sneller buiten de boot en wordt gedrag minder snel opgevangen. Sommige scholen staan hun leerlingen toe de camera uit de schakelen tijdens de les: het recept voor het wegvallen van 80-90% van de betrokkenheid. De relatie valt weg: een leerling voelt zich letterlijk niet gezien en je kunt eigenlijk wel stoppen met je les.

Uiteraard geldt ook hierbij: om van leerlingen te eisen hun camera aan te doen is wel een veilige omgeving vereist. Een vuistregel voor een veilige omgeving:

  • Niet meer dan ±30 leerlingen in de les;
  • Leerlingen moeten elkaar kennen;
  • Als docent werk je actief aan een positieve, stimulerende, veilige sfeer. Dit laatste is nog belangrijker dan in een fysieke les, omdat een leerling immers sneller kan afhaken. Maak duidelijke afspraken aan het begin van de les, met bijvoorbeeld deze dia.

 

Door je bewust te zijn van deze drie onmisbare aspecten van motivatie, kun je beter sturen op het verhogen van leerlingmotivatie!

Meer informatie over de theorie van Deci en Ryan? Kijk hier en download hier de publicatie van hun onderzoek.

Wat motiveert een leerling?

Visualisatie van de Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (klik/tik om te vergroten)
Visualisatie van de Zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan (klik/tik om te vergroten)

De Zelfdeterminatietheorie
van Deci en Ryan

In 1985 beschreven Edward Deci en Richard Ryan voor het eerst in een uitgebreide studie wat mensen ten diepste drijft: waarom doe je wat je doet? De zelfdeterminatietheorie (ZDT) beschrijft dus de motivatie en regulatie van gedrag van de mens in het algemeen, maar is uitermate goed van toepassing op het onderwijs. Als leraar vraag je je immers voortdurend af hoe je je leerlingen kunt stimuleren en motiveren om het beste uit zichzelf te halen. De ZDT geeft inzicht is de diepere lagen van motivatie, en met dat inzicht kun je leerlingen beter begrijpen en dus beter helpen.

ZDT in het kort

De ZDT beschrijft 5 niveaus van motivatie, binnen twee hoofdgroepen: extrinsiek en intrinsiek. Intrinsieke motivatie is geheel intern gedreven: je hebt niemand uit de buitenwereld nodig om jou te bewegen in actie te komen. Voorbeeld: als meubelmaken je liefhebberij is, zul je uit jezelf alles doen om erachter te komen hoe je hout op de beste manier kunt bewerken. Je bekijkt tientallen YouTube-filmpjes over houtbewerking en probeert net zo lang uit totdat het je lukt. Ook ben je niet bang te investeren in gereedschap, en spaar je net zo lang tot je je droomgereedschap kunt aanschaffen.

Zelden zul je leerlingen tegenkomen die zo gemotiveerd zijn voor jouw vak of interessegebied dat hun motivatie intrinsiek te noemen is. En nog zeldzamer zal het zijn dat jouw enthousiasme dermate overslaat op je leerlingen dat ze intrinsiek gemotiveerd raken.

Waar je als leraar wél op kunt sturen is de extrinsieke motivatie, en daarbinnen beschrijven Deci en Ryan 4 niveaus:

  • Extern
  • Geïntrojecteerd
  • Geïdentificeerd
  • Geïntegreerd

In de figuur zie je de onderliggende drijfveren, die ten grondslag liggen aan deze vier niveaus van extrinsieke motivatie, dat loopt van de volledig externe en en vaak negatieve drijfveren als verwachting, beloning en straf, via geïntrojecteerde (deels interne, maar negatieve) drijfveren als angst en schaamte, naar het positievere geïdentificeerde en geïntegreerde niveau. Zelf het geïntegreerde niveau is nog extrinsiek, maar benadert de intrinsieke motivatie wel: instemming en zelfs het deels ontleden van eigenwaarde drijft deze niveaus van motivatie.
De emoties die aan deze drijfveren ten grondslag liggen beginnen positief te worden vanaf het moment dat een leerling begint in te zien dat het hem voordeel oplevert en zelfs dat dat voordeel hem een een goed gevoel kan geven, bijvoorbeeld vrijheid: “yes: ik kan dit! Dan lukt het volgende me misschien ook wel!”.

 

Meer informatie over de theorie van Deci en Ryan? Kijk hier en download hier de publicatie van hun onderzoek.

Content en tools

Content

De content die je gebruikt in je les bestaat uit boeken, werkschriften, websites, video's, toetsen etc.. Ga je t.b.v. hybride onderwijs een deel van je lessen online geven, dan zul je daar een en ander aan moeten aanpassen. Het is allesbehalve optimaal gebleken om een gewone klassikaal frontale les via een videoconferentietool te geven.

Laten we eerst uitgaan van een les op school in het lokaal. Die les kun je verrijken door op bepaalde momenten in het leerproces tools in te zetten. Zie hiervoor de volgende paragraaf. In het algemeen kun je meer activerende werkvormen gebruiken dan dat je al had.

Als een deel van de leerlingen jouw instructie niet nodig heeft of voldoende heeft aan een instructievideo, dan kunnen die leerlingen zelfstandig aan de slag, op school (leerplein, op de gang, studieruimte) of thuis. De leerlingen die de instructie wel nodig hebben kun je in het lokaal uitnodigen. Maar als dat om wat voor reden dan ook niet kan, dan kun je die kleine groep ook via een korte videoles benaderen. In die videoles kun je ook weer activerende (digitale) werkvormen toepassen. Begin bijvoorbeeld met het ophalen van de beginkennis m.b.v. een online tool als mentimeter of een woordwolk met Answergarden. Die voorkennis zou je ook voorafgaand aan de les met een online enquete hebben kunnen nagaan. Overigens heb je misschien een DLWO of andere tool als LessonUp die al die mogelijkheden ingebouwd heeft. Tijdens de videoles kun je de leerlingen een digitaal prikbord laten samenstellen waarop zij hun vragen of meningen kwijt kunnen. Juist de digitale tools zijn dus heel goed inzetbaar.

Tools

In deze workshop e-didactiek kom je in aanraking met meerdere gereedschappen die je in je hybride les kunt inzetten. Je hebt ermee geoefend, een les mee voorbereid en gekeken wat de voor- en nadelen van de inzet van zo'n tool zijn.

Daarbij dien je uiteraard telkens in de gaten te houden waarvoor je het doet: de leerling! Wat schiet de leerling ermee op? Kan er meer op maat aandacht gegeven worden? Wordt de leerling gemotiveerder? Worden de resultaten hoger? Afhankelijk van je doel kies je voor één of meerdere gereedschappen.

Zorg daarbij voor variatie. Als jij én je collega's veelvuldig Kahoot gebruiken om kenniswedstrijdjes te doen, dan vinden de leerlingen dat in het begin nog wel leuk, maar zodra je geluiden hoort als 'Nee hè, niet weer ...' dan weet je dat je meer zult moeten variëren. Combineer ook ICT inzet met niet-ICT gebonden werkvormen. Zo kun je bijvoorbeeld de meningen in een klas peilen met Kahoot, Socrative, GoVote of wat dan ook, waarna je met de techniek 'Over de streep' gaat praten over die meningen. In een offline-les is dat wel duidelijk, maar ook in een online-les kunnen leerlingen hun mening geven en kan iedere leerling in een online tool aangeven aan welke kant hij of zij staat en dat aanpassen wanneer zij dat willen (bijvoorbeeld met een online prikbord, waarin zij alleen zichzelf (!) kunnen verplaatsen).

Scenario's voor een hybride les

In een hybride les heb je verschillende scenario's, bijvoorbeeld:

  1. Je geeft de les op school met een aantal leerlingen in de klas en een aantal thuis.
    Alle hieronder genoemde lesvormen kun je dan toepassen. Als je op de verschillende lesmomenten zoals het bepalen van de beginsituatie, een groepsverwerking of evaluatie, digitale middelen inzet zoals een digitale quiz, enquête of prikbord, dan kunnen de leerlingen thuis ook 'gewoon' meedoen.
    De leerlingen thuis kunnen de les volgen via een cameraopstelling in de klas, simpel op te lossen met een laptop die op een goede plek wordt neergezet. De leerlingen thuis moeten goed kunnen zien wat jij doet, bijvoorbeeld op het digibord. Daarom is het van belang dat je het klaslokaal op de grond met tape gemarkeerd hebt waar jij kunt staan tijdens een uitleg zonder uit beeld te raken.
    Je kunt zowel de leerlingen in de klas als de leerlingen thuis verstaan en toespreken als je een 'gehalveerde' headset hebt, met één oorschelp en een microfoon. De headset is dan met bluetooth draadloos verbonden met de laptop.
  2. Je geeft les en alle leerlingen zitten thuis. Jij zit op school of ook thuis.
    a. Als je op school zit zou je de situatie bij scenario 1 kunnen gebruiken.
    b. Zit je thuis dan kun je gebruik maken van een videoconferencing systeem (Zoom, MS Teams, Google Meet, ...) en de daarin beschikbare faciliteiten, zoals scherm delen, digitaal whiteboard, ...
  3. Je geeft les terwijl je thuis zit. De leerlingen zitten in de klas op school (onder toeziend oog van een collega, onderwijsassistent, ...) en misschien ook een aantal thuis.
    Jij maakt dan gebruik van scenario 2b, waarbij je in de klas op het digibord wordt geprojecteerd. De leerlingen thuis zien je op hun device.

Deze scenario's kennen wel een aantal randvoorwaarden:

  • De leerlingen thuis moeten beschikken over een device (desktop of laptop) en over een redelijke internetverbinding. Uiteraard ook over een ruimte waarin ze ongestoord de les kunnen volgen.
  • De docent thuis moet ook een device en internetverbinding beschikken.
  • De docent in de klas dient een laptop-/cameraopstelling te hebben en een goede headset.

Een les kan geheel of deels synchroon of asynchroon verlopen.
Synchroon: Alle leerlingen worden tegelijkertijd door de docent begeleid/geïnstrueerd.
Asynchroon: De leerlingen zijn op verschillende, door hen zelf bepaalde momenten met de lesstof bezig.

Lesvormen voor een hybride les

Er zijn verschillende vormen van lessen, die je als hybride les kunt vormgeven:

  • Een hoorcollege: Dit is een vorm waarin een grote groep leerlingen (synchroon) een onderwerp behandeld krijgt. Normaal gesproken heb je daar een collegezaal voor nodig. Het is meestal een les waarin veel gezonden wordt en weinig interactie plaatsvindt. Activerende didactische werkvormen zijn nauwelijks mogelijk.
    Een hoorcollege is prima met een video-conferencing-tool uit te voeren. Wil je leerlingen toch de gelegenheid geven tussendoor vragen te stellen, dan is het een overweging om een collega erbij in te schakelen die de chat van de tool in de gaten houdt. De leerlingen kunnen daarmee vragen stellen, die door de collega meteen, in een pauze of achteraf door jou worden beantwoord. Uiteraard is 'handje opsteken' ook een mogelijkheid.
    Zet bij iedereen de microfoon uit (of laat de deelnemers dat zelf doen). Alleen als zij het woord willen voeren (handje) dan zetten zij hun microfoon tijdelijk aan. Spreek af of de chat kan worden gebruikt.
    In het algemeen moet je duidelijke afspraken maken over gedrag:
    * leerlingen mogen alleen de microfoon aanzetten en spreken als zij een handje hebben opgestoken en de beurt krijgen.
    * iedere leerling heeft de camera aanstaan.
    * het is vaak lastig te zien, maar leerlingen die een ongeïnteresseerde houding hebben, kun je het best achteraf daarop aanspreken.
    Je kunt heel goed gebruik maken van de mogelijken van de conferencing-tool: scherm delen, whiteboard gebruiken, ... Ook tools, bijvoorbeeld waarin je laat stemmen over een bepaalde uitspraak, zijn goed in te zetten.
  • Een grote groepsles: Hierin volgt een aantal leerlingen, bijvoorbeeld een hele klas, een les. Dit lijkt dan op een hoorcollege, maar in kleinere afmetingen. Eigenlijk gelden dezelfde tips en regels als bij het hoorcollege.
    Interactieve werkvormen zijn beter mogelijk. Denk aan het bepalen van de beginsituatie waarin leerlingen in een woordwolk aangeven wat ze er al van weten. Je kunt ook leerlingen in groepen verdelen en die groepjes laten samenwerken aan een stuk verwerking, dat ze later presenteren. Daarin kunnen die leerlingen hun scherm met iedereen delen. Delen van de les kunnen synchroon, maar ook asynchroon verlopen (zie ook de behandeling van het Directe Instructe Model).
  • Een kleine groepsles: Hierin wordt met een klein aantal leerlingen, zeg maximaal 5, een thema doorgesproken. Dat kan bijvoorbeeld in een zogenaamde verlengde instructie zijn, maar ook leerlingen die zich voor een bepaalde extra les over een gevorderd thema hebben ingeschreven.
    Hierin kun je heel goed de microfoon bij iedereen open laten staan. De eerste keren is het even wennen, maar als de leerlingen dat een paar keer hebben gedaan en de regels weten zoals niet door elkaar heen praten, is dat mogelijk. Zo niet, dan kun je beginnen met de microfoons uit.
    In deze vorm zijn ook heel goed online interactieve werkvormen mogelijk. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld in een online woordwolk, woordspin, prikbord of document samenwerken om meningen te peilen, de beginsituatie in kaart te brengen, structuur in het thema aan te brengen, ...
  • De individuele begeleiding: Hierin spreek je met een leerling af dat je deze op een bepaald moment apart begeleidt.


     

Een aandachtspunt is de praktijkles en het praticum. Sommige praktijklessen zijn lastig of onmogelijk digitaal uit te voeren. Maar ook hier zijn mogelijkheden:

  • Bij praktijklessen wordt ook vaak instructie gegeven. Deze instructie kan worden gedigitaliseerd en kunnen de leerlingen zelfstandig doornemen.
  • Sommige practica kunnen met een goede beschrijving ook 'thuis' uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld het zoeken van bladeren en het categoriseren ervan.

Lesmodellen voor een hybride les

Directe Instructie Model

Er zijn verschillende lesmodellen te hanteren om een hybride les vorm te geven. Een bekend model is het directe instructiemodel, hieronder voor een offline-les:

 

De kleur blauw in de afbeelding geeft de momenten aan dat de docent actief is. Dit model is tevens een model waarmee je kunt differentiëren. De leerlingen die niet afhankelijk zijn van instructie gaan direct aan het werk met zelfstandig te verwerken materiaal met opdrachten van een hoger niveau (zie taxonomie van Bloom): analyseren, creëren, .... De andere leerlingen krijgen wel een instructie of zelfs een verlengde instructie. De opdrachten die zij uitwerken zijn van een lager niveau: toepassen of zelfs alleen reproduceren.
Het Directe Instructiemodel past uitstekend bij "de Busopstelling" als differentiatievorm.

Wil je dit toepassen in een hybride les, dan kun je hiervoor de volgende handreiking gebruiken:

Stap 2 en 3 kun je heel goed als huiswerk vooraf opgeven en online laten verwerken (dus asynchroon). De les zelf (volgens scenario 1, 2 of 3) kan dan korter zijn, synchroon en volgens het Directe Instructiemodel verlopen. Indien nog nodig kan daarna de verdere verwerking asynchroon, online plaatsvinden.

Flipping the Classroom

Een bekend model dat hierop lijkt is Flipping the classroom. In het kort gezegd begin je de les niet met instructie maar geef je dat aan de leerlingen voorafgaand aan de les. In de les ga je dan verwerken, zodanig dat de leerling geen huiswerk meer heeft. Dat 'huiswerk' heeft de leerling namelijk al voorafgaand aan de les gedaan!

Flipping the Classroom wordt vaak geassocieerd met het maken van instructiefilmpjes:

  • Instructie hoeft niet per se met een filmpje, maar kan ook met een website, een krantenartikel, ...
  • Als het toch een instructiefilmpje wordt, dan kun je dat zelf maken. Maar er is al een heleboel materiaal, dus 'beter goed gevonden, dan slecht verzonnen'.

Flipping the Classroom kun je ook heel goed gebruiken om te differentiëren. Je laat de leerlingen niet alleen de instructie vooraf bekijken, maar laat ze ook een test doen, tijdens of na die instructie, eventueel aan het begin van de les maar liefst ervoor. Daarmee ga je na of de leerling de instructie heeft doorgenomen én of de leerling dat begrepen heeft. Dit is het Flipped Mastery Model.

Als de leerlingen dan in je les komen, weet jij al wie het begrepen heeft en wie niet. De eerste groep geeft je direct verwerkingsstof, de anderen krijgen extra instructie.

Belangrijk is dat je de leerlingen kunt volgen:

- hebben ze de instructie doorgenomen en begrepen?

- hoe goed zijn ze in de verwerking van de stof?

Daarvoor kun je verschillende tools inzetten: zie Tools en Flipping the Classroom

In zo'n Flipped Mastery-les zal het buiten de les, voorbereidende deel vaak digitaal zijn evenals de vragen die over die voorbereiding gesteld worden. Het lesdeel kan zowel online als offline gegeven worden. Leerlingen die de instaptoets voldoende hebben gemaakt kunnen naar de zelfstandige verwerking toe. De andere leerlingen krijgen een (online/offline) verlengde instructie. Je ziet dat je Flipping the Classroom/Flipped Mastery model heel goed kunt combineren met het Directe Instructiemodel.

Differentiatie in de hybride les

Differentiëren lijkt zo wie zo al moeilijk maar als je er eenmaal mee bezig bent, valt dat best wel mee. Er is vaak wel sprake van een éénmalige investering, maar daar kun je de jaren erna met veel plezier gebruik van maken.

Wat we hier kort bespreken is het differentiëren in de klas. Maar het kan zijn dat je dat op school ook boven de klas uitstijgend doet. Bijvoorbeeld omdat je een Dalton-school bent, met KWT werkt, gepersonaliseerd leren toepast, ...

Wil je differentiëren binnen de les echt vorm geven, dan zijn hier een paar aandachtspunten:

  • Richt je niet alleen op de zwakkere leerlingen, maar geef ook de sterkere leerlingen voldoende aandacht. En vergeet uiteraard de middengroep niet. Dat kun je doen met het besproken lesmodel voor Directe Instructie.
  • Doe dit door voor elke niveaugroep instructie en begeleiding in kleine groepjes in te bouwen (zoals in dat Directe Instructiemodel).
  • Geef heldere verwachtingen door leerdoelgericht te denken.
  • Het verwerkingsmateriaal moet geschikt zijn (gemaakt) voor zelfstandige verwerking. Zie ook hierna de tips voor Volledige Instructie.
  • Monitoring van de leerlingen is noodzakelijk om tijdig bij te kunnen sturen.
  • Differentiatie in de klas kun jij als docent zelf doen. Beter is het als differentiatie verankerd is in de visie van de school.

We hebben al eerder lesmodellen besproken waarin je kunt differentiëren. Een belangrijk aspect daarin dat de leerlingen zelfstandig te verwerken lesmateriaal hebben. Dat materiaal geef je de leerlingen met een duidelijke, eenduidige en volledige instructie:

Je kunt voor de leerlingen een hoeveelheid lesstof in stukken knippen en beetje bij beetje aanbieden. Na elk blokje volgt een kleine test of ze het begrepen hebben. Zo ja, dan kunnen ze verder, zo niet dan krijgen ze extra instructie. Lukt het daarna nog niet, dan worden ze verwezen naar de docent. Zo'n model kun je prima gebruiken met hybride lesgeven: de leerlingen die instructie nodig hebben kunnen dat online krijgen, individueel of in kleine (niveau)groepjes op afgesproken momenten.

Het lijkt wel erg op afstand, maar vergeet niet dat je de verwerkingsopdrachten ook in tweetallen of kleine groepjes kunt laten verrichten, zelf op afstand!

Activerende werkvormen (ADSL)

ADSL

ADSL staat voor Activerende Didactische werkvormen voor Samenwerkend Leren. De SLO verwoordt dat als volgt:

De docent zorgt voor activerende werkvormen waarbij leerlingen worden gestimuleerd een actieve rol te spelen. Enkele voorbeelden:

  • spelvormen​
  • competitieve elementen (quiz, wedstrijdjes)
  • leerlingen elkaar de leerstof laten uitleggen
  • ...

Het doel is om leerlingen betrokken te laten blijven bij de les door ze een actieve rol te geven. Deci en Ryan hebben al aangegeven dat dit twee belangrijke aspecten in de motivatie zijn. In bijgaande grafiek wordt dit toegelicht. Daarbij zijn twee zaken van belang:

- de les is opgedeeld in kleine blokjes van 5 - 15 min

- in elk blokje is de gekozen werkvorm anders, zodat er afwisseling ontstaat

Samenwerkend leren

Een van de 21e eeuwse vaardigheden is samenwerken. Ook in hybride onderwijs is samenwerken heel goed mogelijk. Voor de socialisatie is het beter als ze daadwerkelijk bij elkaar aan tafel zitten, maar ook in online lessen is samenwerken prima mogelijk. In omgevingen als MS Teams, Zoom, Google Meet/Classroom is het mogelijk om leerlingen in aparte groepjes te verdelen, samen te laten werken terwijl de docent virtueel elk groepje kan langslopen. Dit worden vaak brarkout rooms genoemd.

Samenwerken kan op verschillende manieren. Eén van de meest gestructureerde manieren is SCRUM. Dit is een samenwerkings techniek die uit de software ontwikkeling is voortgekomen, maar die ook uitgewerkte varianten kent voor het onderwijs: SCRUMatschool is daar een voorbeeld van.

Activerende didactische werkvormen

Voor elk lesmoment is wel een activerende werkvorm te bedenken. Daar zijn heel veel voorbeelden van.

 

ADSL voor hybride lesgeven

Gebruik deze link voor ADSL werkvormen t.b.v. een hybride les: https://maken.wikiwijs.nl/174397/E_didactiek_ADSL_voor_hybride_lesgeven

Evaluatie en volgen

De leerling kunnen volgen is juist bij afstandsonderwijs extra belangrijk. Even rondlopen en kijken hoever ze zijn is niet mogelijk. Vandaar dat een goede Digitale Leer-Werk-Omgeving (DLWO) belangrijk is. Daarin kun je de leerlingen opdrachten geven, kunnen zij de uitgewerkte opdrachten inleveren, kun jij als docent feedback geven en formatief of summatief toetsen.

Heb je die DLWO niet, dan zijn er alternatieven:

- Online enquetes

- Online Microsoft of Google Forms

- Wintoets / Quayn

Als je wilt differentiëren en/of je wilt eerlingen tussentijds monitoren in hun voortgang om te kunnen beslissen of ze extra instructie nodig hebben, dan maak je gebruik van formatieve toetsen. Een formatieve toets bepaalt of je een bepaald niveau hebt bereikt om verder te kunnen gaan. Het is eerder een zelftest dan een eindtoets.

Een summatieve toets daarentegen geeft een beoordeling, meestal in een cijfer 1 - 10. Vergeet echter niet dat een summatieve toets vaak en misschien zelfs nog wel beter uitgevoerd kan worden met behulp van het maken van een werkstuk/eindopdracht. Als je wilt weten of een leerling een website kan bouwen of een blog kan bijhouden, dan kun je multiple choicevragen gaan stellen, maar met een website laten komen die aan een aantal vooraf gestelde eisen voldoet zou weleens veel effectiever kunnen zijn.

Wil je toch vragen kunnen stellen en de bijbehorende antwoorden kunnen beoordelen, dan kun je hiervoor online toetsen gebruiken. De eerder genoemde Wintoets/ Quayn is daar een bekend voorbeeld van. In die omgeving kun je toetsenbanken opnemen, die over een bepaald onderwerp meerdere vragen bevatten waaruit een min of meer willekeurige keuze wordt gemaakt.

Voordelen en aandachtspunten:

Voordelen Aandachtspunten
De leerling kan een toets doen wanneer die daarvoor klaar is. De leerling kan zonder speciale maatregelen antwoorden 'opzoeken'.
Als docent heb je minder nakijkwerk, vaak wel een goed overzicht welke leerling wat heeft gepresteerd. De leerling kan hulp krijgen zonder dat je dit als docent ziet.
Je maakt eenmalig een serie vragen aan, die je vaker kunt gebruiken en uitbreiden. Leerlingen kunnen het beste verschillende vragen krijgen, waarbij de totale toets voor iedere leerling van hetzelfde niveau wel even zwaar moet zijn. 'Spieken' wordt dan lastiger.
   

 

Een overzicht van het hybride lesgeven

We hebben in het voorgaande een fundering voor het hybride lesgeven neergezet. Verder zijn er nog een heleboel do's&dont's en tips&tricks te geven. In de workshop komen er een aantal naar voren. In deze paragraaf geven nog een aantal interessante links over dit onderwerp.

  • De afdeling vakdidactiek Kunsttheorie van het landelijk expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken heeft niet alleen een informatieve site, maar vooral ook goede tips om online leren goed vorm te geven: https://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl/ict/online-leren/. Daar vind je ook een document van M.T. van der Kamp met tips voor online leren.
  • Op de site van TodaysTeachingTools staan een heleboel tips over het online lesgeven.
  • Op VO-content kun je van zo goed als alle theorievakken online lesmateriaal vinden, de zogenaamde Stercollecties. Ook als je school geen lid is van VO-content kun je dat materiaal inzetten, want het is open source.
  • Deze Wiki en de Stercollecties van VO-content kun je vinden op Wikiwijs. Al het materiaal dat daar staat is open source. Je kunt het zo gebruiken als het wordt aangeboden, maar je kunt er ook een kopie van maken en het materiaal aanpassen zoals jij dat wilt (je hebt daar een gratis account op Maken.Wikiwijs.nl voor nodig).

Professionalisatie

Het TPACK-model

Een docent dient over kennis en vaardigheden te beschikken om zijn lessen op een verantwoorde manier te kunnen geven:

  • Vakkennis: uiteraard dient de docent kennis te hebben van het vak. Maar alleen vakkennis is niet voldoende, anders kun je net zo goed in het bedrijfsleven gaan werken.
  • Pedagogische/didactische kennis: hoe leer je iets aan anderen en welke middelen kun je daarvoor inzetten.
  • Technische kennis: in onze huidige maatschappij zijn er technische middelen in overvloed bijgekomen die je kunt gebruiken in je les. Maar dan moet je wel weten welke die middelen zijn en hoe je ze kunt bedienen.

In het TPACK-model worden dit helder uitgebeeld. Als je het hebt over didactisch pedagogische kennis dan zit je in het gele vlak (PK). Heb je het over technische kennis, dan zit je in het rose vlak (TK). In deze wiki en de bijbehorende workshop hebben we het over een combinatie van die twee: TPK oftewel eDidactiek of digitale didactiek. Heb je het over de eDidactiek van het vak wiskunde, dan zit je in het centrale, donker groene vlak: TPACK.

Eigenlijk is er maar één website die je alles over TPACK uitlegt: www.tpack.nl

TPACK-test

Op de website van TPACK kun je ook een test vinden, waarin je voor jezelf kunt nagaan hoe jij scoort op de combinatie van de drie genoemde kennisgebieden. De test gaat zelfs nog verder en daagt je uit om ook te kijken in hoeverre jij die kennis weer uitdraagt.

In onderstaande link vind je een Excel-spreadsheet waarin je die test kunt doen. Op het eerste tabblad staat uitleg. Op het tweede tabblad kun je wat algemene gegevens invullen, die overigens alleen dienen als middel om terug te vinden wie de test heeft ingevuld en voor statistische doeleinden. Als je de test hebt ingevuld en wilt bewaren, dan kun je dit invullen en lokaal of in een privé-map opslaan, naar jezelf mailen, ...

Op het derde tabblad kun je jezelf scoren. Het resultaat kun je bewonderen op het vierde tabblad. Tip: doe de test nu en over een of twee jaar nog eens en bekijk de verschillen.

Hier is de link naar de test: TPACK-test

21st Century Skills en de Taxonomie van Bloom

Hoezo 21st century skills?

De wereld verandert van individueel naar samen, van een industriële naar een netwerk samenleving. Daarin zijn andere vaardigheden nodig, meer dan vroeger.

Er zijn meerdere modellen in omloop, hiernaast zie je een recent model dat door SLO en Kennisnet is gepubliceerd.

 

 

 

 

 

Mijn huisarts zat vroeger alleen thuis, waar je aanbelde, de vrouw des huizes de deur opendeed en je via de trap naar boven naar de spreekkamer ging, waar de huisarts je al zat op te wachten, een sigaret rokend achter zijn bureau.

Een beetje stereotiep? Mee eens! Maar hoe gaat dat nu? Mijn huidige huisarts zit in een medisch centrum, waar zij samen met andere huisartsen en zelfs een fysiotherapeut en een apotheek samenwerkt. Zij heeft assistentes of artsen in opleiding die ook een aantal handelingen kunnen verrichten. Samenwerken is in dat medisch centrum een noodzakelijke competentie.

 

 

 

De 21st century skills zijn uiteraard van alle tijden, maar hebben we daar in ons onderwijs wel voldoende aandacht aan besteed? Wat zijn die 21st century skills eigenlijk?

Op de website van Kennisnet staat een en ander helder beschreven. Kijk eens op http://www.kennisnet.nl/themas/21st-century-skills/

Als je daar een en ander gelezen hebt, moet je jezelf bij het voorbereiden van een les eens afvragen aan welke skills jij gaat bijdragen in jouw les? Waarom zou je in je wiskundeles niets doen aan sociale en culturele vaardigheden?

De taxonomie van Bloom

Een oudgediende in de wereld van de didactiek is Bloom en hij is vooral bekend om zijn taxonomie van het leren. In het kort komt het hierop neer:

Als iemand iets geleerd heeft dan beheerst hij of zij de stof tot op een bepaald niveau. Als iemand het kan reproduceren, dan is dat het laagste niveau. Flauw gezegd: als iemand kan naäpen dat 2 + 5 = 7 dan betekent dat nog niet dat iemand kan optellen. Als je snapt waarom 2 + 5 gelijk is aan 7 ben je al een stapje verder. Je kunt dan ook begrijpen waarom 3 + 1 = 4. Het optellen kunnen toepassen ( 2 van die en nog 5 van die is 7 van die), gaat weer een stapje verder.

In ons onderwijs is het toepassen het niveau dat we minimaal willen behalen. De tafel van 7 op kunnen dreunen alleen vinden we niet voldoende, zelfs zinloos. Maar je kunt nog verder gaan, en daar komen die 21st century skills weer om de hoek kijken. Die skills dagen je namelijk uit om de zaak nader te bekijken, te analyseren, een hoger abstractieniveau te bereiken, in een breder perspectief te plaatsen. Als je het geleerde kunt toepassen in een nieuwe situatie en daar je voordeel mee kunt doen, dan zijn we eigenlijk pas tevreden.

Wil je meer weten over deze theorie:

 

 

Tip

Pas bij jou op school eens een nulmeting toe. Dat kan heel goed tijdens een studiedag.

Daartoe neem je een grote afbeelding van het 21st century model en je laat de collega's daarop post-its plakken met hun naam en wat zij in hun lessen aan de bevordering van een 21st century skill doen. Die post-it plakken ze dan in het betreffende vakje.

Door het resultaat te bestuderen kom je wellicht tot de conclusie dat bepaalde skills duidelijk achterblijven. Wat ga je daaraan doen? Door dit een jaar later te herhalen kun je zien of je actie vruchten afgeworpen heeft.

Je kunt dat mooi doen met een online tooltje als LinoIt (zie de opdracht over Samenwerken in de klas) maar je kunt de afbeelding van de 21st centrury skills ook op een flap overtekenen en de post-its erop plakken. Maak dan wel een duidelijke foto van het resultaat, zodat je later kunt vergelijken.

Digitale Geletterdheid

Digitale Geletterdheid wordt door instanties als het SLO in vier vaardigheden opgedeeld:

  • ICT-basisvaardigehden
  • Informatievaardigheden
  • Mediawijsheid
  • Computational thinking

Elke vaardigheid heeft een aantal subvaardigheden. De complete lijst is te vinden op de site van het SLO. Hieronder in een cirkeldiagram alle vaardigheden met subvaardigheden op een rij:

Het invoeren van Digitale Geletterdheid is meer dan het aanschaffen van een methode. De volgende aandachtspunten zijn van belang:

Voor meer informatie, ga naar De Kennismaatschap.

De visie van de school

Visie

Een school zonder visie op onderwijs, zonder stip op de horizon? Kan niet, bestaat niet. Toch sta je er van te kijken hoeveel docenten zonder aarzelen helder weten te formuleren hoe hun school daar tegenaan kijkt. Wat doe je, wat doe je niet, hoe geef je les, wat geef je, hoe ga je met elkaar om, wat voor leerling zie jij als ze straks de school verlaten?

Laten we er even vanuit gaan dat de school een visie heeft en jij die kent. Hoe vaak sta jij bij het voorbereiden van je lessen stil bij hoe jij in die les bijdraagt aan de visie en doelen van je school: elke les, een keer per dag, überhaupt weleens?

Wij dagen je graag uit om bij het (her)ontwerpen van je les ook hierbij stil te staan. Daarom hebben wij dat opgenomen als een van de aandachtspunten in de vijf die we hier de revue laten passeren.

Wisselwerking

Jij draagt bij aan de visie van de school, hoe draagt de school bij aan jouw lessen? Kennisnet houdt al jaren bij hoe het ervoor staat op de scholen in Nederland. Zij hebben een 4-in-balans model ontwikkeld, waarmee zijn kijken naar: de visie, de kennis van de docent, de leermiddelen en de techniek. Deze vier aspecten dienen met elkaar in balans te zijn, waarbij resultaten geboekt worden alleen als je daar samen de schouders onder zet en de leiding daarbij stuurt en faciliteert.

Kijk voor meer informatie op: http://www.kennisnet.nl/onderzoek/vier-in-balans-monitor/

 

De e-didactische cirkel

 

                 

De e-didactische cirkel

Als we alles samenbrengen dan krijg je de volgende vijf aandachtspunten voor een les waarin je ICT gaat inzetten:

  1. De leerling: wat wil je bereiken (leerdoelen) en hoe ga je de leerling motiveren. Met name bij een les(senserie) waarbij de leerlingen (deels) op afstand zullen leren is het aspect socialisatie van groot belang.
  2. Van welke content en tools ga je gebruik maken? Welke content moet daarvoor nog aangepast worden?
  3. Lesmodel en differentiatie: hoe ga je de lesopzet gebruiken om leerlingen op niveau/tempo/leerstijl/... te laten leren?
  4. Evaluatie: Hoe ga je de leerlingen volgen? Welk platform kun je daarbij gebruiken en hoe doe je dat?
  5. De vaardigheden van de docent: welke vaardigheden dien jij te bezitten om zo'n les te kunnen geven. Heb je voldoende kwaliteiten en faciliteiten om zo'n les te kunnen geven?

Door bij het maken van een les kort stil te staan bij deze vijf aspecten zul je merken dat je les een gezond fundament krijgt, waardoor je het doel van de les beter zult bereiken.

 

 

De placemat

Om bovenstaande op een eenvoudige wijze in kaart te brengen hebben we dat op één A4 bij elkaar gezet. Op één van de deelnemende scholen werd dit de placemat genoemd en die naam hebben we maar overgenomen.

Op de placemat zie je alle aandachtsgebieden terugkomen.

Als je een les voorbereidt, vul dan ook de placemat eens in. Klik op de afbeelding om een bewerkbare versie van de placemat in Word te downloaden.

Train de trainer

Als je jouw collega's wilt trainen in het toepassen van digitale didactiek dan geven wij je hier een aantal tips.

 

Begeleidingmogelijkheden

Op welke manieren kun je je collega's begeleiden? We zetten kort op een rij welke varianten je collega's op andere scholen hiervoor inzetten:


De wandelgang: En passant vertel je een collega hoe hij of zij een bepaalde aanpak zou kunnen toepassen.
 


 

Individuele begeleiding: één-op-één met een collega afspreken na de les



 

 

Een kijkje in de keuken bij je collega. Ga 'achter in de klas' zitten en kijk hoe je collega lesgeeft, welke interactie er plaatsvindt en hoe de lesopbouw in elkaar zit. Projecteer dat op je eigen situatie: vak, groep, je eigen kennis en vaardigheid.

 

 

 

Het pizza-uurtje of ICT-café: op een bepaalde middag en tijdstip zorg je voor een hapje in de vorm van bijvoorbeeld pizza-punten. In die sessie behandel je een bepaald thema/probleem.
Let op: initiatieven als deze blijken in de praktijk makkelijk te verzanden. Dus, reclame maken, behoeftegestuurd aanbod, ...


 

De academie: Als je stichting een academie heeft, dan kun je die gebruiken om bepaalde onderwerpen aan bod te laten komen.


 

Studiedag: Op een studiedag kun je ook sessies organiseren over bepaalde thema's zoals Differentiëren met ICT, Hybride lesgeven met MS Teams, ...

 

 

 

Om teleurstellingen te voorkomen adviseren wij je om een inventarisatie te houden, nulmeting of hoe je het wil noemen, waarin je de behoeftes bepaalt. Op basis daarvan kun je kijken welk thema je in welke vorm kunt aanbieden.

De training

Ook al is het zeker niet de enige manier, het geven van een training aan je collega's ligt erg voor de hand. ook hier hebben we een paar tips.

Gebruik je tijd verstandig:
Op meerdere platformen als Wikiwijs kun je veel materiaal vinden. Als je gebruik wilt maken van onze training, dan kan dat. Zowel het workshop-materiaal als deze Wiki kun je daarvoor gebruiken.

 

 

 

Zorg voor interactiviteit. Laat je collega's zoveel mogelijk proeven van de mogelijkheden. Wat wij heel vaak doen is een zeer practische opdracht geven: Pak een les die je volgende week zou gaan geven en pas daarin het geleerde toe. Presenteer dat de anderen. Als je training meer dan één sessie beslaat, kun je ze vragen de volgende keer verslag te doen.

 

 

Teach-what-you-preach: Gebruik zelf datgene wat je wilt leren. Pas zelf ook werkvormen toe, differentieer, gebruik zelf ook de tooltjes.

 

 

 

 

Leer van elkaar. Laat uitwerkingen van collega's demonstreren én laat de toeschouwers tips geven.

 

 

 

 

Zoals in de laatste tip wordt gemeld: differentieer, ook als het een training aan je collega's is! Niet al je collega's hebben dezelfde kennis en ICT-ervaring. Zorg ervoor dat je materiaal hebt waardoor je kunt differentiëren:

- In aanbod en uitleg

- in tempo door naslagmateriaal te leveren zoals deze Wiki en linkjes naar uitleg(video's) op het internet

- in niveau door ook voor gevorde collega's uitdagende opdrachten neer te zetten

De studiedag

Een studiedag staat vaak in het licht van een bepaald thema. Misschien dat een bepaald onderwerp van jou daar ook in past.

Veel studiedagen zijn een éénmalig iets, waarna men weer doorgaat met de waan van de dag. Opvolging is heel belangrijk:

- Zorg dat de studiedag inhaakt op de vorige studiedag. Het onderwerp kan in verdieping of verbreding terugkomen. Je kunt deelnemers een opdracht meegeven, die de volgende keer gepresenteerd en besproken wordt.

- Zorg dat de deelnemers een week/maand/... na de studiedag een of meerdere terugkommomenten hebben waarop e.e.a. besproken kan worden.

Zie ook 75 tips voor een succesvolle studiedag.

Lesactiviteiten en tools: een totaaloverzicht

Waar kan ik wat inzetten?

Bij het uitvoeren van een les zul je gebruik maken van meerdere lesactiviteiten. We hebben er hier een aantal veelvuldig voorkomende op een rij gezet:

  • Beginsituatie peilen
  • Meningen peilen en (formatief) toetsen
  • Onderwerp afkaderen
  • Brainstormen
  • Instructie geven
  • Samenvatten en structureren
  • Leren en onthouden
  • Verwerken
  • Samenwerken
  • Feedback / reflectie
  • Product opleveren/presenteren
  • Afronden - evalueren

Nu zijn er legio tooltjes, App-jes die je daarbij zou kunnen inzetten. Om dat overzichtelijk te maken hebben we een heleboel tools, die grotendeels ook in deze workshop worden aangeboden en waar je uit kunt kiezen, gekoppeld aan deze lesactiviteiten.

In de volgende hoofdstukken wordt hier op twee manieren op ingegaan:

- verticaal: bij een lesactiviteit worden voorbeelden gegeven van tools die je daarbij in zou kunnen zetten

- horizontaal: bij een tool wordt gekeken bij welke lesactiviteit je die in zou kunnen zetten

Bijgaand overzicht is zeker niet uitputtend en ook niet zo bedoeld. Het geeft je misschien wel inspiratie om iets te proberen. Klik op het overzicht hiernaast om de Excel spreadsheet waarin dit is gemaakt te downloaden.

Een ander model waarin de lesmomenten en tools worden gepresenteerd is deze: https://www.thinglink.com/scene/707570424266883072. Ook een mooi voorbeeld wat je met een interactieve afbeeldingen tool als Thinglink kunt doen.

Tools en de Taxonomie van Bloom

De Taxonomie van Bloom geeft een indeling van het begrijpen op verschillende niveaus, in opklimmende moeilijkheidsgraad. Ieder hoger niveau omvat of bouwt voort op het onderliggende niveau. In onze lessen blijven we vaak steken op de onderste 3 niveaus, het lagere niveau denken. Door ons bewust te worden van de mogelijkheden, kunnen we daar best wat aan doen. Hieronder gaan we daarop in.

Op het internet is een overvloed aan informatie over de Taxonomieën van Bloom te vinden:

  • Wikipedia (Engels): Bloom's taxonomy
  • Een samenvatting van drie populaire taxonomieën: Bloom, OBIT en RTTI.
  • RTTI is een middel om scherp en transparant de vier te onderscheiden cognitieve niveaus van leren in kaart te brengen. Zie www.rtti.nl.

Activiteiten inzetten die op de hogere denkniveaus uitkomen blijkt niet vaak te gebeuren. Het inzetten van tools kan daar bij helpen. Creatieve geesten hebben de Taxonomie van Bloom op verschillende manieren weergegeven:

piramides concentrische cirkels

wielen

Klik voor een grotere afbeelding

Klik voor een uitleg van het Verb Wheel

 

 

De laatste vorm - het Verb Wheel - is in het iPedagogy Wheel ook voorzien van tools en apps, die je kunnen ondersteunen bij het bereiken van de hogere denkniveaus. Dit is uiteraard heel goed te gebuiken bij e-didactiek: welke tool kan ik inzetten om tot het hogere denkniveau te komen?

 

Tools t.b.v. Flipping the Classroom

Voor Flipping the Classroom kun je meerdere tools inzetten:

  • voor het geven van de instrcutie voorafgaand aan de les
  • om te testen of de leerling de instructie heeft begrepen
  • om de lesstof te verwerken
  • voor een evaluatie / toetsing

De tools staan in onderstaand plaatje op de plek waar ze in een Flipping the Classroom les kunnen worden ingezet:

Overzicht lesactiviteiten

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van alle lesactiviteiten. Per lesactiviteit wordt uitgewerkt welke mogelijkheden er zijn en welke tools daarvoor beschikbaar zijn. Daarvoor is het overzicht Lesactiviteiten en Tools het uitgangspunt en daar kun je het overzicht downloaden.

Als je het overzicht hebt gedownload zie je bovenin de verschillende lesactiviteiten staan: van beginsituatie peilen tot en met afronden en evalueren. Aan de linkerkant zie je een flink aantal tools staan, die in categorieën bij elkaar zijn gezet.

In dit overzicht kun je vinden welke tools je waar in zou kunnen zetten. Heb je ook inspiratie nodig hoe je dat kunt doen? Kijk dan verder in de paragraaf over die lesactiviteit en/of in de paragraaf die de betreffende tools behandelt.

De naam van de tool in het overzicht is een hyperlink, zodat je door daar op te klikken snel met die tool aan de slag kunt!

Op het internet is altijd wel een handleiding te vinden, voorbeeld filmpjes e.d. met name op de website van de producent! Een website met veel handleidingen is ICT-idee van Herman van Schie.

Een andere website waar veel informatie over werkvormen en tools is te vinden is: http://www.reisgidsdigitaalleermateriaal.org/.

Beginsituatie peilen voor je een les begint

Bij het begin van elke les of lessencyclus is het van belang te weten of de leerlingen de vereiste voorkennis bezitten. Je moet dus de beginsituatie peilen. Dat kun je op verschillende manieren doen, met en zonder ICT. Met ICT heb je er een interactieve verwerkingsvorm bij.

Er zijn meerdere tools waarmee je dit kunt uitvoeren. Sommigen zijn gratis, de meeste zijn voor de basisfunctionaliteiten gratis, voor andere tools heb je een licentie nodig. In het algemeen zijn de volgende gereedschappen voor het bepalen van de beginsituatie heeft meest geschikt:

  • Enquêtes: hiermee kun je voorafgaand aan de les of in het begin van de les bepalen wat de meningen zijn of hoe het staat met de vereiste voorkennis. Voorbeelden zijn SurveyMonkey en Google Forms.
  • Toetsprogramma's: uitstekend geschikt om de vereiste voorkennis te testen. Voorbeeld: Wintoets/Quayn.
  • Quizzen: het leuke van quizzen is dat ze realtime zijn: de leerlingen krijgen de vragen op het digibord te zien en kunnen die met hun device (laptop, tablet of smartphone) direct beantwoorden. Vaak is het mogelijk er een spelelement aan toe te voegen. Voorbeelden zijn: Kahoot, Socrative, Mentimeter, Plickers.
  • Flipping the Classroom tools: hiermee kun je de leerlingen voorafgaand aan de les, huiswerk vooraf zeg maar, een filmpje laten bekijken waarin jij de mogelijkheid hebt extra uitleg in te spreken en vragen te stellen (MC of open). Het resultaat en kijkgedrag van de leerling krijg jij dan in een overzicht gepresenteerd. Voorbeelden zijn EdPuzzle en Playposit.

Klik op de linkjes voor meer uitleg over deze gereedschappen.

Als je meerdere tools hebt uitgeprobeerd, kun je dan voor jezelf aangeven welke tool jou het beste aanspreekt en welke tool je in welke lessituatie het best kunt gebruiken?

Online enquête, peiling of test

Bij het behandelen van een onderwerp kun je de leerlingen actief in je les betrekken door online tools te gebruiken, zoals enquêtes, quizzen en testen.

Een enquête heeft als eigenschap dat de leerling die invult waar en op welk moment dat de leerling uitkomt. Zo'n enquête kun je voor meerdere doeleinden gebruiken:

  • de beginsituatie peilen, voorkennis activeren of controleren of het huiswerk is geleerd
  • ten behoeve van differentiatie: een testje laten maken en kijken wie verder kan en wie verlengde instructie nodig heeft
  • de mening van de klas over een onderwerp bepalen en op basis daarvan discussiëren
  • de leerlingen een enquête laten maken en daarmee de leerstof verwerken
  • aan het eind van de les peilen of de stof beklijft
  • ...

Sommige enquête tools kunnen ook de antwoorden 'nakijken'. Zo kun je met Google Forms een enquête maken en met de Google AddOn Flubaroo de antwoorden van de leerlingen meteen laten nakijken en zelfs het resultaat aan die leerling terugmailen. Hiervoor is wel enige ICT-vaardigheid noodzakelijk!

Een Quiz heeft een interactief karakter en doe je tijdens de les. De vragen verschijnen op het digibord en de leerlingen geven direct antwoord via een device (laptop, tablet, Smartphone). Hier kan ook een wedstrijdelement ingebouwd worden, bijvoorbeeld wie het snelst de meeste goede antwoorden heeft.

Testen kun je uitvoeren om te beoordelen of leerlingen de stof hebben begrepen. Er zijn meerdere leveranciers die eenvoudige tot zeer uitgebreide testomgevingen aanbieden.

Klik voor beschikbare tools op Enquêtes, quizzen en testen

Onderwerp afkaderen

Uit onderzoek (Hattie) is gebleken dat een van de meest rendementvolle lesactiviteiten het geven van een goede verwachting is, zodat leerlingen weten wat er van ze verwacht gaat worden en ze zelf kunnen inschatten hoe hoog zij daarbij zullen scoren.

Daarvoor is het noodzakelijk het onderwerp goed af te kaderen. Maar ook voor discussies, verwachtingen voor werkstukken e.d. is het nodig de grenzen aan te geven. Een goed hulpmiddel om die verwachtingen te managen is het gebruik maken van zogenaamde rubrics.

 

Voorbeeld van een woordwolk

Meerdere tools zijn geschikt voor het afkaderen van een onderwerp:

  • Woordwolken: hiermee kun je zelf of samen met de leerlingen een onderwerp afkaderen
  • Mindmaps: ook wel Woordspin genoemd, waarmee je onderwerp centraal plaatst en daaromheen detailleringen.
  • Digitale prikborden: hiermee kun je de leerlingen zelf, binnen en buiten de les, op een prikbord elementen of onderwerpen laten aangeven
  • Rubrics: met Rubrics geef je als docent helder aan hoe op welke onderdelen gescoord kan worden en hoe die beoordeeld zullen worden

Brainstormen

Brainstormen is een breed begrip voor allerlei actviteiten in de les waarin je met elkaar op ideeën wil komen. Dat kan uiteraard in een klassegesprek maar ook in kleinere groepjes. Belangrijk is dat het resultaat voor iedere deelnemer toegankelijk is, ook op een later tijdstip. Digitale tools zijn daar bij uitstek geschikt voor, zoals:

  • Digitale prikborden
  • Woordwolken apps
  • Samenwerken in een document met Google Docs of OneDrive van Microsoft kan uiteraard ook. Iedereen kan daar onafhankelijk van elkaar, tijd en plaats ideeën in kwijt

Instructie geven

Instructie geven is van oudsher dé activiteit van de docent. Toch zijn er steeds meer bewegingen die gaan naar de docent als coach en de leerling die zelfstandig instructie doorneemt.

Instructie geven op de klassieke manier kan prima ondersteund worden door het digitale schoolbord, waarop je van tevoren lessen voorbereid kunt hebben. Veel digibord-software geeft daar mogelijkheden toe, zoals dat van Smartboard, Activboard of Prowise (Presenter).

Maar instructie geven kun je ook op een andere manier doen:

  • Je kunt de uitleg op een website zetten die de leerlingen zelfstandig doorlopen. Als je er vragen in opneemt die formatief toetsen of een leerling de doorgenomen stof begrepen heeft, kun je de leerling door de leerstof heensturen (vorm van adaptief leermateriaal).
  • Je kunt de uitleg die je normaal gesproken geeft ook in een filmpje zetten. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor:
    • Met een camera, bijv. van de mobiel, de uitleg opnemen.
    • Met een tool als ScreenCastoMatic
    • Explain Everything is een tool waarmee je niet jezelf opneemt maar op een virtueel digibord de uitleg schrijft/tekent en daarbij uitleg kunt inspreken.
  • Flipping the Classroom is een instructiemodel waarin de leerling voorafgaand aan de les de instructie zelfstandig doorneemt. Dat kan een website zijn, een paragraaf uit een boek of een filmpje. Maar heeft een leerling dat dan ook gedaan? Om te controleren of de leerling het filmpje heeft bekeken en heeft gesnapt kun je tools als EdPuzzle inzetten. Bij het bekijken van het filmpje wordt de leerling tussendoor vragen gesteld, waarop direct feedback kan worden gegegevn. Het kijkgedrag plus de antwoorden op de vragen krijg jij als docent keurig in een overzicht. Als de leerlingen de klas inkomen weet je meteen wie verder kunnen en wie nog verlengde instructie nodig hebben.

Samenvatten

Er kunnen meerdere momenten in de les zijn waarop je een en ander wilt samenvatten. Bijvoorbeeld als voorbereiding op een afsluitende toets. Meerdere tooltjes kunnen je daarbij behulpzaam zijn:

  • Woordwolken: Hiermee kun je de kernwoorden nog een keer op een rij zetten en de moeilijkere kernwoorden nog een keer laten bespreken.
  • Mindmaps: een gestructureerde manier om alles nog een keer in kaart te brengen. Je kunt met de beschikbare tools de leerlingen in groepjes zo'n mindmap laten maken en die aan elkaar presenteren.
  • Infographic: een hele mooie maar ook iets complexere manier is om het thema in een infographic samen te vatten. Je zou dit als een eindopdracht kunnen geven, omdat hier meer werk in zal gaan zitten.
  • Weblogs: Leerlingen kunnen in de loop van de behandeling van een thema een weblog bijhouden, dat ze achteraf kunnen bekijken als samenvatting.

Leren en onthouden

Het oefenen, leren, uit het hoofd leren: het gaat makkelijker en leuker met een overhoorprogramma. Leerlingen kunnen hiermee zichzelf overhoren, elkaar overhoren, kant-en-klare overhoringen gebruiken of er zelf een maken.

In veel gevallen moeten we een hoeveelheid kennis paraat hebben, die je daarvoor uit je hoofd moet leren. Dat kan zijn bij talen om de woordenschat uit te breiden, naamvallen en voorzetsels bij Duits, hoofdsteden bij aardrijkskunde, jaartallen bij geschiedenis.

  • Met ICT zijn er digitale oefenprogramma’s bij gekomen, waarmee leerlingen zichzelf kunnen overhoren. Er zijn meerdere tools en Apps waarmee dit mogelijk is. We bespreken er een paar in de paragraaf Oefenen
  • DuoLingo:

    Het idee achter Duolingo is dat mensen via het netwerk Duolingo elkaar hun taal kunnen leren. Leerlingen kunnen ook op deze manier een taal leren door in het echt te oefenen.

Verwerken met video's

In een les kun je de leerlingen de stof laten verwerken door er een video van te laten maken. Er zijn verschillende tools waarmee je dat kunt doen:

  • De gebruikelijke video-tools als MovieMaker van Microsoft of iMovie van Apple.
  • Je kunt ook een animatie laten maken met StopMotion tools
  • Als leerlingen elkaar uitleg willen geven zou je instructievideo's kunnen laten maken

Vaak worden de resulterende video's op Youtube gezet, zodat iedereen er makkelijk bij kan. Houd er rekening mee dat niet iedereen die herkenbaar in beeld komt daarvan gediend is!

Verwerken met afbeeldingen

De lesinhoud kun je prima laten verwerken met tools waarin de leerlingen met afbeeldingen werken. We geven een paar voorbeelden ter inspiratie:

  • Met een interactieve afbeelding zoals in Thinglink of bij Prowise Presenter (de interactieve 'i') kunnen leerlingen een afbeelding plaatsen en daar allerlei aanvullende informatie in de vorm van tekst, andere afbeeldingen, websites en zelfs filmpjes aanhangen.
  • Met digitale prikborden kunnen digitale posters worden gemaakt
  • Met een infographic kan de essentie van de les worden geplaatst op een poster
  • Leerlingen kunnen ook een digitale publicatie maken

Kijk even of je de tijd die dit kost ook zinvol besteed vindt. Als je 21e eeuwse doelen in je les hebt gesteld zoals creatief denken, samenwerken en sociale en culturele vaardigheden, dan zal deze activiteit daar zeker aan bijdragen!

Samenwerken in de klas

Samenwerken in de klas
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over samenwerken in de klas.

Feedback en reflectie

Uit onderzoek is gebleken dat (directe) feedback en reflectie belangrijk zijn voor effectief onderwijs. Met digitale tools kun je daar zeker aan bijdragen. Ter inspiratie:

  • Door gebruik te maken van enquête tools als Google Forms met Flubaroo kun je ingeleverd werk van leerlingen direct automatische laten nakijken (geen open vragen!) en het resultaat laten terugmailen.
  • Verschillende testtools geven de leerlingen directe feedback, zodat ze meteen zien wat er fout gaat. Zie oefenen.
  • Met een tool als EdPuzzle kun je de leerlingen een filmpje sturen waarin ze tijdens het afspelen vragen krijgen. Op de antwoorden kan direct feedback worden gegeven.

Reflecteren is zeker zo belangrijk. Op het Bataafs Lyceum in Hengelo laten ze dat de leerlingen doen tijdens de reflectiemomenten in ScrumAtSchool (zie Samenwerken). Aan het begin van de opdracht hebben de leerlingen een rubric gehad waarin de te ontwikkelen vaardigheden zijn benoemd. Tevens heeft de leerling in het begin via een 360 graden reflectie zijn beginsituatie bepaald. Ook heeft de leerling per vaardigheid een ambitie vastgelegd. Aan het eind van de opdracht bepaalt de leerling opnieuw met een 360 graden reflectie zijn eindsituatie.

Product opleveren en presenteren

Aan het eind van een opdracht wordt vaak van de leerlingen verwacht dat zij iets opleveren. Met digitale tools wordt het aantal manieren waarop dat kan enorm uitgebreid:

Uiteraard zijn er vast meer mogelijkheden.

Afronden en evalueren

Aan alles komt een eind, ook aan de les en/of opdracht. Met digitale tools heb je een extra aantal mogelijkheden om de les af te ronden:

  • met een evaluatie mbv een enquête-tool kun je peilen of de les bevallen is
  • met zogenaamde poll-tools als Mentimeter en Prowise Presenter Proconnect kun je snel stemmen
  • fysieke producten kunnen van een QR-code worden voorzien waarmee men naar een website of video wordt gestuurd waarin wordt uitgelegd hoe het werkstuk tot stand is gekomen

 

Overzicht Tools en Apps (op categorie)

Alle tools hebben zo'n hun eigenschappen. Deze hebben wij in een matrix aangegeven, waarvan hiernaast een kleine afbeelding staat. In het hoofdstuk Lesactiviteiten en Tools krijg je toegang tot de spreadsheet waarin dit overzicht is gemaakt.

Het overzicht geeft de volgende informatie:

  • een overzicht van beschikbare tools
    (wij claimen zeker niet hier uitputtend geweest te zijn!)
  • die wij hebben ondergebracht in categorieën
  • en die gekoppeld zijn aan lesactiviteiten, waarvoor deze tools kunnen worden ingezet.

In het overzicht komen de volgende symbolen voor:

Moeilijkheidsgraad:

eenvoudig, weinig ICT-vaardigheden nodig

ervaring met ICT (computers, internet) is nodig

Ruime ICT-vaardigheden en doorzettingsvermogen nodig

 

Device:

Bij elke tool staat voor welk device het geschikt is:

   Windows PC/laptop/tablet

         iPad

     Android tablet

        Voor alle devices

 

Let op: van de tools hebben we geen gebruiksaanwijzing opgenomen. Voor elke tool is zo'n gebruiksaanwijzing op het internet terug te vinden, in de vorm van een beschrijving, een instructievideo, ... Kijk dus op de site van de leverancier voor uitleg hoe de tool moet worden gebruikt. Uiteraard kun je ook de workshop-begeleider vragen als je er niet uit komt.

Een website met veel handleidingen is ICT-idee van Herman van Schie.

Een andere website waar veel informatie over werkvormen en tools is te vinden is: http://www.reisgidsdigitaalleermateriaal.org/.

Een ander overzicht kun je vinden op https://www.flooow.nl/ict-bijbel/.

Interactieve afbeeldingen

Interactieve afbeeldingen
Gebruik bovenstaande link om naar een apart hoofdstuk over interactieve afbeeldingen te gaan.

Digitaal publiceren

Multimediale artikelen schrijven
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over het schrijven van multimediale artikelen.

Enquêtes, quizen en testen

Enquêtes, quizzen en testen
Volg bovenstaande link naar een apart hoofdstuk over dit onderwerp!

Infographics

Inleiding Infographics

Infograhics zijn visuele weergaven van informatie, data en kennis. Ze worden veel gebruikt in de journalistiek, maar ook in allerlei andere situaties waar informatie moet worden overgedragen. Een infographic  geeft een informatieve weergave van verschillende objecten met een combinatie van tekst en beeld (kaart, grafiek, bord, tekening ect.).

Een goeie infographic trekt de aandacht en houdt deze ook vast. Infograhics zijn dus heel geschikt om educatief te gebruiken.

Je komt infograhics al veel in het onderwijs tegen, bijvoorbeeld in lesboeken of in digitaal lesmateriaal. Je kunt vrij eenvoudig zelf infographics maken, of deze door leerlingen laten maken.

Voorbeeld van een eenvoudige infographic
Voorbeeld van een eenvoudige infographic

Hoe maak je een goede infographic?

Er zijn een aantal regels bij het maken van een goede infographic:

  1. De infographic moet een verhaal hebben
  2. De infographic moet een duidelijke hiërarchie en/of structuur  laten zien
  3. De infographic moet een doel hebben
  4. De infographic moet voor iedereen duidelijk zijn
  5. De structuur van de data en het verhaal bepalen de lay-out van de infographic
  6. De visualisatie moet bij het verhaal en bij het doel passen

Verschil tussen mindmap en infographic

Een mindmap gebruik je om je gedachten te ordenen, of om een verzameling ideeën rond een bepaald  onderwerp op logische wijze te ordenen. Een infographic gebruik je om informatie op een visueel aantrekkelijke manier beschikbaar te maken. Zie ook de opdracht over mindmaps.

Voorbeelden infographics

Hier vind je een paar voorbeelden van infographics, allemaal heel verschillend. Bekijk ze eens om een idee te krijgen wat je met infographics kunt doen:

Een infographic over infographics!

Infographic over het COVID19-virus
In deze infographic wordt getoond hoe je een besmetting met het COVID19-virus kunt voorkomen.

Infographic over energieverbruik in Nederland

Tools

Je kunt in principe een infographic maken met Word, Excel of met PowerPoint (of een combinatie van deze Office pakketten). Er zijn echter verschillende gratis tools waarmee je een meer professionele infographic kunt maken.

Via een internet-browser

Op deze blog vind je een duidelijke uitleg en advies over deze drie gratis tools en de (on)mogelijkheden bij het gebruik ervan. Het is afhankelijk van je wensen, welke je het beste kunt gebruiken.

Handige links

Op de volgende site vind je honderdduizenden pictogrammen die je eventueel in je infographic kunt gebruiken (let wel op de copyrights): http://www.iconarchive.com/

Instructievideo's

In een instructievideo geef je uitleg over een bepaald onderwerp, zodanig dat het als vervanging kan dienen voor wat je anders in de les zou vertellen. Handig voor een leerling die de les heeft gemist, de uitleg nog een keer wil zien en handig als je Flipping the Classroom wilt toepassen.

Er zijn meerdere tools die je hierbij een handje helpen en we bespreken er kort een paar:

  • ExplainEverything: Dit is een tools die je kunt zien als een whiteboard, waarop jij informatie laat verschijnen. Dat kan schrijvend, typend, je kunt er een plaatje op laten verschijnen, daar iets op tekenen, bijschrijven, ... Tegelijkertijd of achteraf kun je er ook nog gesproken tekst aan toevoegen. Je kunt meerdere 'dia's' maken en het resultaat exporteren als een filmpje. Dat filmpje kun je dan bijvoorbeeld via de ELO aanbieden of op Youtube plaatsen.
    ExplainEverything is er voor de iPad, Android en Windows tablets en draait in je browser. Het resultaat is een filmpje en daardoor op elk device afspeelbaar.
    Een alternatief is iXplain.
  • Screencasting is een andere manier om een instructievideo te maken. Hiermee doe je iets voor het beeldscherm van de computer en tegelijkertijd wordt datgene wat je doet opgenomen op een video. Ook datgene wat je bij de uitleg zegt wordt opgenomen. Het resultaat is ook hier weer een filmpje. ScreenCastOmatic is een voorbeeld hiervan.
  • Google heeft ook een eenvoudig te leren en goed werken screencast-tool: screencastify.com. Het is een add-on voor Chrome, dus je moet dan wel met die browser werken en een Google account hebben, zodat je de filmpjes in de Google cloud op kunt slaan.

 

Mindmap (woordspin)

Een mindmap is (vertaald) een gedachtenmap en wordt in het Nederlands ook wel woordspin genoemd: een overzicht opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een soort boomstructuur rond een bepaald onderwerp.

 

Mindmappen
Gebruik bovenstaande link om het hoofdstuk over Mindmappen te bekijken.

Moderne vreemde talen leren

DuoLingo

Oefenen

Er zijn legio tools waarmee leerlingen kunnen oefenen: op taal en rekenen zijn zelfs complete digitale oefenmethodes gemaakt zoals Snappets en Gynzy voor het PO en de Rekenen Stercollecties van VO-content voor het VO. Ook is DuoLingo een leuke manier om een taal te leren.

Maar in het algemeen zijn er meerdere tools waarmee leerlingen kunnen oefenen:

  • Drillster: op http://www.drillster.com/info/nl/education vind je uitleg over deze tool, die op alle devices bruikbaar is. Op de site vind je een heleboel ‘drills’, voor allerlei vakken, die je zo kunt gebruiken.
  • WRTS: op http://www.wrts.nl/ vind je de mogelijkheden van WRTS als overhoorprogramma. Werkt via een internetsite, geen App nodig en werkt dus op elk device. WRTS is met name gericht op het oefenen van woordjes bij talen.
  • Quizlet: kijk op http://quizlet.com/ voor een tool waarmee je flitskaartjes kunt maken: op de voorkant staat de vraag, op de achterkant het antwoord. Je kunt er ook een overhoring mee uitvoeren, waarbij je de antwoorden moet intypen. Er is ook een App voor beschikbaar!
  • Flippity is een voorbeeld van een Flashcard (flitskaart) app. Het werkt met Google Docs en is een add-on: http://flippity.net/
  • Anki is ook een mooie flitskaarten tool, nadeel is dat je er wat voor moet installeren op je device.

Laat ook en vooral de leerlingen zelf oefenen bedenken voor zichzelf en voor elkaar!

Opslaan en delen

The Cloud

Sinds een paar jaar is het fenomeen 'The Cloud' erg populair aan het worden. The Cloud is niets anders dan het internet. Op het internet worden websites opgeslagen die iedereen die dat webadres heeft kan bezoeken. Achter die websites zitten vaak gegevens, zoals informatie over de klanten van de eigenaar van de websites, maar ook bestanden zoals documenten of foto's.

Er zijn speciale websites waar je documenten kunt opslaan zoals foto's die je weer kunt delen met anderen, zoals Flickr. Er zijn ook algemenere opslag sites waar je allerlei documenten op kunt slaan en die veel gelijkenis hebben met de mappenstructuur die je op je eigen computer of de server van de school hebt. Het voordeel van het opslaan van je documenten in the cloud zijn:

  • je hebt overal waar je een internetverbinding hebt, toegang tot je documenten
  • je hoeft geen backup te maken, want dat doet de leverancier van die clouddienst voor je
  • je kunt je documenten vaak eenvoudig delen met anderen, puur door ze een linkje te sturen naar dat document of die map.

Er zijn meerdere leveranciers:

  • Google: Als je een Google account hebt (huppeldeflup@gmail.com) dan heb je ook meteen gratis een aantal gigabytes aan opslagruimte, die Google Drive heet.
  • Microsoft: heeft eenzelfde soort dienst die OneDrive heet. Als je op een school werkt die Microsoft365 heeft, dan zul je er al mee bekend zijn.
  • Apple: heeft iCloud
  • Dropbox is ook een bekende cloudopslag.

Vooral Google en daarna Microsoft zijn sterk in het delen van documenten en gaan nog een stapje verder namelijk dat je gelijktijdig met meerdere personen in één document aan het werk kunt zijn. Tevens kun je in de versiegeschiedenis terug. Elke leverancier heeft wel een app voor de smartphone zodat je je documenten zelfs daarop kunt bekijken en bewerken.

The cloud in de klas

In het hoofdstuk Samenwerken wordt aangegeven hoe je met met name Google Drive op een fraaie manier leerlingen kunt laten samenwerken maar ook d.m.v. het delen hun huiswerk of werkstukken bij jou als docent kunnen 'inleveren'. In feite leveren ze niet iets in, maar delen ze een document jou door jou toegang te geven tot dat document (eventueel met beperkte rechten zoals alleen kunnen lezen, of ook commentaar kunnen toevoegen of zelfs kunnen bewerken).

Dat heeft verschillende voordelen:

  • De leerling deelt het document met jou en blijft dus eigenaar van het document.
  • Afhankelijk van de leverancier (google is er heel sterk in, met Microsoft als goede tweede) kun je in het document commentaar toevoegen, zodat het originele werkstuk niet aangetest wordt en is er zogenaamd versiebeheer mogelijk, waarmee je terug in de tijd kunt kijken wie wanneer welke wijzigingen heeft aangebracht. Handig en noodzakelijk als je in documenten samenwerkt.
  • Er is altijd één versie van het document, namelijk de laatste. Vergelijk dat met de e-mail, waarin een document vaak meerdere keren aangepast wordt rondgestuurd en het altijd de vraag is of je de laatste versie hebt.

 

Presenteren

Presentatietools zijn er al 20 jaar of langer. Ze zijn steeds geavanceerder geworden. Er zullen niet veel docenten zijn die nog nooit een presentatie gemaakt hebben, we bespreken er hier een paar in het kort:

  • Microsoft Powerpoint: een bekende tool waarmee je presentaties kunt maken die er zeer professioneel uit kunnen zien. Er zijn veel geavanceerde mogelijkheden die je lang niet allemaal zult gebruiken.
    Misschien handig om te weten: je kunt een Powerpoint ook exporteren als een filmpje. Daarvoor wordt elke dia een vast aantal seconden getoond, maar je kunt elke dia ook een eigen hoeveelheid geven en er zelfs gesproken tekst aan toevoegen. Handig als je dat filmpje dan weer elders wilt gebruiken, bijvoorbeeld in het Flipping the Classroom lesmodel.
  • Google Presentations: lijkt veel op Powerpoint, maar heeft minder mogelijkheden. Alhoewel, Google Presentations is een van de eerste tools die interactie met het publiek mogelijk maken. In je presentatie kun je live reacties van het publiek laten zien (kijk daarvoor ook verderop bij Prowise Presenter!).
  • Apple Keynote: grafisch fraai uitgevoerde presentatieomgeving, zoals we van Apple mogen verwachten. Ook op de iPad en iPhone beschikbaar.
  • Prezi: een van de eerste presentatietools in the cloud. Je hebt dus een internetverbinding om een Prezi te kunnen aanmaken en te vertonen. Prezi werkt in tegenstelling tot de eerder genoemde tools niet met dia's die een voor een verschijnen, maar eigenlijk heb je één groot blad met afbeeldingen en teksten, waar je telkens op een ander deel inzoomt en naar toe draait.
  • Sway: een nieuwe presentatietool van Microsoft, nog maar net op de markt met mogelijkheden die passen bij deze tijd. Het leuke van Sway is dat het er weer net even anders uitziet dan de traditionele tools.
  • Prowise Presenter: Presenter is een omgeving waarin je lessen kunt voorbereiden. Het lijkt een beetje op Powerpoint maar is toch echt anders. Presenter is vooral sterk in de interactiviteit. Op het scherm kun je niet alleen onderdelen tijdens de presentatie aanpassen (zoals digitale kaarten, stopwatches, educatieve hulpmiddelen als weegschalen, verkeerspleinen, ...) maar ook met de klas interacteren met ProConnect. Daarmee kun je tijdens de presentatie stemmen, quizzen en het scherm delen met de leerlingen, die dat kunnen terug sturen naar het bord alwaar de antwoorden met elkaar kunnen worden vergeleken.

Prikborden

Digitale prikborden zijn precies wat ze zijn: een prikbord waarop je allerlei digitale informatie kwijt kunt. Het aardige van die digitale prikborden is dat ze gedeeld kunnen worden met anderen zodat zij het prikbord kunnen bekijken en zelfs bijwerken.

Deze prikborden zijn een krachtig hulpmiddel om voor jou als docent maar ook voor de leerling. Jij kunt als docent laten zien waar de les over zal gaan, door op het prikbord verschillende onderwerpen uit de les een plaatsje te geven. Elk onderwerp op je prikbord kan een stukje tekst zijn, een foto, een link naar een website of een filmpje.

Voor de leerling is het een ideaall middel om samen te kunnen werken, ideeën te verwerken, een werkstuk (dynamische collage) mee te maken of te gebruiken als alternatief voor een presentatietool.

Voorbeelden van digitale prikborden zijn:

  • Pinterest: met name geschikt om informatie te delen over recepten, boeken(recensies), vakantieadressen of -momenten, examenonderwerpen, ...
  • Padlet: net als Pinterest geschikt om informatie te delen, maar dan ook in samenwerkende vorm. Padlet kan ook een foto op de achtergrond hebben, maar in de laatst geteste versie blijft de informatie niet op de goede plek zitten als je in- of uitzoomt op het bord.
  • Linoit: een digitaal prikbord dat erg lijkt op een echt prikbord. Je kunt er post-its op kwijt, die tekst, foto's, linkjes of filmpjes bevatten. Op de achtergrond kun je een foto plakken, zodat de post-its op een relevante plek kunnen worden geplaatst.

Tip: in- en uitzoomen op een prikbord zul je veel nodig hebben. Dat kan standaard in elke browser met

  • ctrl + : inzoomen
  • ctrl - : uitzoomen
  • ctrl 0 : terug naar de standaard grootte

 

QR-codes

QR-codes zijn een moderne variant van streepjes-codes. In het onderwijs kunnen ze heel goed gebruikt worden om leerlingen naar uitleg, voorbeelden, opdrachten te sturen zonder tussenkomst van de docent.

QR-codes
Volg bovenstaande link om te weten wat je met QR-codes op school kunt doen.

Rubrics

Uit onderzoek van onder meer John Hattie is gebleken dat het scherp neerzetten van verwachtingen positief bijdraagt aan het leerproces. In een rubric kun je duidelijk aangegeven welke competenties een leerling aan het eind van de les of lessenserie kan hebben. Van elke competentie worden meerdere niveaus beschreven waarop de competentie behaald kan worden. In grote lijn komt dat neer op de volgende categorieën:

  • expert, platinum: er is niets op aan te merken (uitstekend)
  • Gevorderde, goud: je hebt het onder de knie, maar met aandachtspunten (voldoende)
  • Geoefende, zilver: er is duidelijk verbetering nodig (onvoldoende)
  • Beginner, brons: het is nog niet gelukt (diep onvoldoende)

Meestal zijn er vier of soms zes niveaus. Je komt ook weleens drie of vijf niveaus tegen, maar die hebben als gevolg dat er snel veel in het midden gescoord wordt. Ook is het didactisch pedagogisch verstandig om de niveaus van links naar rechts te laten lopen van uitstekend naar zwaar onvoldoende.

In het volgende document valt veel over het opzetten van rubrics te lezen:

Er zijn niet veel tools die je helpen bij het maken van een rubric. Een tabel in een spreadsheet of tekstdocument werkt eigenlijk ook al goed.

Storytelling

Story telling
Volg bovenstaande link naar een hoofdstuk over Story Telling met Google Tour Builder.

Tijdbalken

Tijdbalken
Volg de link hierboven voor een hoofdstuk over tijdbalken/tijdlijnen.

Video

Met video kun je naast instructie geven ook lessen laten verwerken. Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • Je kunt leerlingen semi-professioneel met een digitale camera aan de slag laten gaan. Met de gebruikelijke video-edit tools kun je daarin monteren, geluid toevoegen en titels maken.
    Met een tool als SubTitleEdit kun je er ook een ondertiteling onder plaatsen. Misschien een idee voor een project om ook taal erbij te betrekken? Kijk dan eens op
    http://maken.wikiwijs.nl/48021/E_didactiek_Ondertitelen
  • Niet iedereen is even vaardig in het brengen van een tekst zonder haperingen. Het programma CuePrompter kan je daarbij behulpzaam zijn. Op een ander device (tablet of laptop) kun je dan de tekst voorbij laten lopen die jij wilt voorlezen.
  • Een tablet of Smartphone kan natuurlijk ook als eenvoudige camera gebruikt worden. Voor het iets serieuzere werk is dan een statief wel handig. Voor weinig geld zijn in de handel smartphone- en tablethouders te koop, die je normaal gesproken op de voorruit van een auto plakt, maar ook op een glad tafelblad oid kunnen worden vastgezet.
  • Er zijn ook apps waarmee je op een eenvoudige manier een animatie kunt maken. Zogenaamde StopMotion filmpjes zijn daar een voorbeeld van. Laat de leerlingen een scenario bedenken en uitschrijven, een decor bouwen, en laat ze de animatie maken. Volg de volgende link voor een apart hoofdstuk over StopMotion filmpjes maken:
    http://maken.wikiwijs.nl/48017/E_didactiek_StopMotion_filmpjes_maken
  • VideoScribe is ook een mooie tool waarin je eenvoudige een aardige animatie kunt maken waarin een hand zeer snel een tekening eventueel met tekst opbouwd waarin e.e.a. wordt uitgelegd.
  • PowToon is een tool waarin redelijk eenvoudig animaties kunnen worden gemaakt met sprekende poppetjes.

Kijk ook eens bij Instructievideo's maken.

Webcontent

Er zijn meerdere manieren om content op het web gestructureerd aan de leerlingen aan te bieden:

  • Webquests: met een webquest laat je leerlingen op een gestuurde wijze op het internet informatie verzamelen.
  • Blendspace: met een paar muisklikken kun je webcontent in één overzicht aan je leerlingen aanbieden, waaraan je zelfs eigen vragen kunt toevoegen.
  • Wikiwijs Maken: Een omgeving waarin je eenvoudig educatief materiaal kunt plaatsen en dat aan de leerlingen kunt aanbieden. Deze workshop over e-Didactiek is gemaakt met Wikiwijs Maken. Je kunt naast tekst, plaatjes en video's ook linkjes, geluid en toetsvragen van verschillende aard toevoegen. Zie voor een handleiding: https://www.wikiwijs.nl/tools/maken/home.psml rechtsbovenin die pagina.

Weblogs

Weblogs
Volg bovenstaande link als je wilt weten hoe je weblogs in je les kunt inzetten.

Woordwolken

Een woordwolk is een creatieve manier om te laten zien waar het bij een bepaald onderwerp over gaat. Je kunt dit gebruiken om in een groep een discussie op te starten, maar je kunt het ook heel goed gebruiken als verwerking van een les door de leerlingen zelf of als afsluiter/evaluatie van de les.

Woordwolken

AnswerGarden

AnswerGarden is een tool die je kunt gebruiken om een groep (leerlingen) te betrekken in een discussie. Leden van de groep kunnen op een vraag of stelling reageren door woorden of hele korte zinnen (max 20 of 40 tekens) met hun device (laptop, tablet of smartphone) door te geven. Het resultaat is een woordwolk.

 

AnswerGarden

Aan de slag!

In deze workshop krijg je uitleg van de trainer/begeleider over de theoretische achtergronden. Tijdens het praktijkdeel kies je zelf een onderwerp uit dat jou interesseert. Je hebt daarvoor meerdere mogelijkheden:

  • Je gaat uit van een bepaalde lessituatie en lesactiviteit - bijvoorbeeld Samenwerken - waarvoor je een activerende digitale werkvorm zoekt. In het hoofdstuk Lesactiviteiten kun je kiezen uit een lesactiviteit en zien welke tools daarbij ingezet zouden kunnen worden. Daaruit kun je er dan één of meerdere kiezen om uit te proberen.
  • Of je wilt een bepaalde categorie tools uitproberen, bijvoorbeeld QR-codes, en kijken welke mogelijkheden die bieden. Kijk hiervoor in het hoofdstuk Tools en Apps (op categorie).

Als je je insteek hebt bepaald en een onderwerp hebt uitgekozen, ga dan als volgt te werk:

  1. Lees je in in het onderwerp: lees de paragraaf uit deze workshop, bekijk de tool, maak waar nodig een account aan voor het gebruik van die tool, zoek een handleiding.
  2. Probeer één en ander uit.
  3. Bedenk een concrete lessituatie en werk dat uit. Zie hiervoor de volgende paragraaf Aanpak (her)ontwerp van een les.

Maak er iets moois van!

Aanpak (her)ontwerp les

Het ontwerpen van een les of het herontwerpen van een bestaande les waarin je digitale middelen gebruikt gaat niet veel anders dan een andere les. Er zijn alleen aandachtspunten, die je aandacht ook verdienen.

  1. Ontwerp je les op de gebruikelijk manier. Bepaal het thema van je les, welke leerstof je wilt aanbieden, ...
    Voor het ontwerpen van je les zijn verschillende didactische modellen beschikbaar:
  2. Bepaal hoe je de stof gaat aanbieden, welke (activerende didactische) werkvormen je wilt gaan toepassen, welke middelen je wilt gaan gebruiken (dus ook welke tools).
  3. Bekijk ook de aandachtspunten uit de e-didactische cirkel.

Deze aspecten kun je perfect kwijt in de zogenaamde placemat. In onderstaand voorbeeld is dat gemaakt in een digitaal prikbord, Linoit:

Onderstaand twee linkjes voor een lege placemat die je kunt gebruiken als template:

- In het formaat van een plaatje (met aanwijzingen) of een leeg plaatje

- in het formaat van een Word-document (met aanwijzingen) of een leeg template Word-document