Thema: Voeding en vertering - v456 - kopie 1

Thema: Voeding en vertering - v456 - kopie 1

Thema Voeding en vertering

Intro

Voeding en spijsvertering
Dat voedsel ook belangrijk voor jou is, dat is wel duidelijk.
In dit thema kijk je niet naar hoe je eet en drinkt.
Wel naar de hoeveelheid en de samenstelling van je dagelijkse voeding.
Welke keuzes daarin zijn het beste voor jou? Dat ga je hopelijk ontdekken in deze module. Om daarmee een start te maken kijk je alvast naar de volgende video:

Het aantal mensen met overgewicht en obesitas groeit nog steeds in Nederland.
In module 1 staat overgewicht centraal.

Voeding levert voedingsstoffen voor alle cellen van je lichaam.
Je hebt voedingsstoffen nodig om te groeien, te ontwikkelen en je warm te houden.
Kortom: voeding levert energie voor alle lichaamsprocessen.
Hoe komen voedingsstoffen uiteindelijk bij de cellen?
In de tweede module ligt de focus op de bouw en de werking van het spijsverteringsstelsel.

Ophalen voorkennis

Wat weet je al over ... ?
Maak de volgende vragen:
Klik op de knop 'Test je kennis' om de toets te starten
Voor ieder goed antwoord krijg je 2 punten.
Je voorkennis is voldoende als je meer dan 80% van de punten haalt.

Test je kennis:Voeding en spijsvertering

Wat is de oorzaak van overgewicht?

Intro

Supersize me
In de documentaire Supersize Me eet filmmaker Morgan Spurlock dertig dagen lang niets anders dan voedsel van McDonald's. Per dag consumeert hij ruim 5000 kilocalorieën, twee keer zoveel als nodig. Een arts houdt ondertussen zijn gezondheid in de gaten. Spurlock voelt zich steeds ongezonder en dijt zichtbaar uit. Ondertussen doorkruist hij de Verenigde Staten en interviewt hij vaste klanten van McDonald's en voedselexperts op zoek naar het waarom van de nationale vraatzucht.

Bekijk de trailer van Supersize me:


Dat fastfood niet zo gezond is, vooral als je het vaak eet, is algemeen bekend. Dat je er dik van kunt worden is ook geen geheim. Maar is overmatig fastfood eten de enige oorzaak van een toenemend overgewicht onder de bevolking? Hoe vaak eet jij fastfood? Sta je dan ook wel eens stil bij het 

In deze module kijk je naar het ontstaan van een gevoel van trek (hongergevoel), de functies van voedingsstoffen, de energiebalans en de keuzes die je kunt maken met betrekking tot voeding.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je rondt deze module af met het formuleren van een stelling over de oorzaak en/of aanpak van overgewicht en obesitas. Je maakt hierbij gebruik van één van de gegeven artikelen of je kiest zelf een artikel. Je zorgt daarbij voor een goede onderbouwing. Vervolgens voer je in de klas een discussie over deze stellingen.

Doelen-Concepten

Leerdoelen
Aan het eind van deze module kun je:

  • uitleggen hoe een hongergevoel ontstaat.
  • uitleggen hoe door terugkoppeling het honger- en verzadigingsgevoel wordt gereguleerd.
  • de functies van de verschillende voedingsstoffen beschrijven.
  • de balans tussen energiebehoefte ene energieopname uitleggen.
  • verschillende energiebronnen onderscheiden.
  • verschillende manieren waardoor een mens ziek kan worden van voeding herkennen (voedselvergiftiging, voedselinfectie, voedselintolerantie en voedselallergie).
  • de gevaren van overgewicht, obesitas en ondergewicht beschrijven.
  • positieve en negatieve eigenschappen van vet- en suikervervangers beschrijven.
  • oorzaken en mogelijke aanpak van overgewicht en obesitas benoemen.

Vaardigheden:

  • kwalitatief en kwantitatief onderzoek doen naar enkele voedingsstoffen.
  • kritisch kijken naar je eigen voedingsgedrag.
  • je eigen ruststofwisseling berekenen.
  • je eigen BMI berekenen (passend bij je leeftijd).
  • tips geven aan een vegetariër over ene gezond voedingspatroon.
  • een bijdrage in een groepsdiscussie leveren.

Deelconcepten
Bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, beschermende stof, koolhydraten, zetmeel, glycogeen, vetten, eiwitten, terugkoppeling, ruststofwisseling, energiebehoefte, energiebalans, ADH, obesitas, voedselvergiftiging, voedselinfectie, voedselintolerantie, voedselallergie.

Kennisbank

Werkwijze

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Waarom kun je beter niet eten voordat je gaat studeren?

Stap 2

Wat is de functie van voeding?

Stap 3

Wat wordt bedoeld met een energiebalans?

Stap 4 Hoe kun je meten of je niet te licht of niet te zwaar bent?
Stap 5 Welke spijswetten houden verschillende levensovertuigingen er op na?
Stap 6 Op welke manieren kun je ziek worden van eten?

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Je formuleert een stelling over de oorzaak en/of aanpak van overgewicht en obesitas.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
De belasting voor deze module is ongeveer 8 SLU.

Stap 1

Bestudeer de pagina's met informatie in de Kennisbank.

Voedsel als energiebron

Regeling voedselopname trek/afremmen!

Eten voor je gaat studeren? Dat kun je beter niet doen. Volgens onderzoekers leer je dus beter als je trek hebt dan met een volle maag. Een lege maag geeft het hongerhormoon ghreline af. Dit stimuleert de hypothalamus, het hersendeel dat onder andere ons eetgedrag reguleert. Hierdoor krijg je honger. Maar hetzelfde hormoon gaat ook aan de slag in het deel van het brein dat geheugen en leren reguleert.

Het spijsverteringsstelsel bestaat uit een aaneenschakeling van buizen en holten van totaal 8-12 m lengte tussen mond en anus. Het voedsel is van mond tot anus tussen de 24 en 72 uur onderweg. Je kunt je persoonlijke tijd zelf bijhouden door bijvoorbeeld rode bietjes of asperges te eten. Probeer het zelf en merk het resultaat! De kleurstoffen en de geur zijn zo hardnekkig dat je het resultaat zelfs in de ontlasting kunt zien en in de urine kunt ruiken. Hoe lang het precies duurt, ligt aan het voedsel, de hoeveelheid eten die je hebt gegeten, aan de activiteiten die je hebt gedaan en je eigen lichaam.

Maak de oefening.

Stap 2 - Wat is de functie van voeding?

Bestudeer de informatie in de Kennisbankitems.

Voedingstoffen

Macromoleculen

Koolhydraten en vetten

Eiwitten


Voeding geeft voedingsstoffen
Het menselijk lichaam bestaat uit een groot aantal verschillende stoffen.
Zeven grote groepen die je kunt onderscheiden zijn:

  • koolhydraten
  • eiwitten
  • vetten
  • water
  • vitaminen
  • mineralen
  • nucleïnezuren (kernzuren)

Nucleïnezuren heb je nodig om lichaamseigen RNA en DNA te maken.

Maak de oefeningen.

Stap 2 - Verboden broodje kaas

Opdracht 5 Verboden broodje kaas
Gevarieerd eten is belangrijk. Het Voedingscentrum geeft in de Schijf van 5 aan dat het belangrijk is uit alle groepen voedingsmiddelen te kiezen.
Zo krijg je alle benodigde voedingsstoffen binnen.
In 2004 werd een nieuwe Schijf van 5 gepresenteerd door het Voedingscentrum. Veel mensen maakten zich druk: waar was de kaas nu gebleven?

Lees het artikel uit het Tijdschrift van diëtisten over het verdwijnen van kaas uit Schijf van 5.
Beantwoord daarna de volgende vragen en gebruik hierbij de bronnen:

  1. Welke voedingsstoffen levert kaas voor jouw lichaam?
  2. Waarom is deze keuze om kaas te schrappen uit de Schijf van 5 gemaakt?
    Leg de keuze van het Voedingscentrum uit.
  3. Wat zijn gezonde ‘kaas’ alternatieven voor een broodje met 60+ kaas?
  4. Welke verschillen zijn er tussen kaas en Kees?
  5. Welke verschillen zijn er als je kijkt naar de hoeveelheid verzadigde en onverzadigde vetten?
  6. Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Bronnen:


Opdracht 6 Moedermelk
Na de geboorte drinkt een baby moedermelk.
De hypofyse van de moeder maakt twee hormonen die een rol spelen bij de productie van moedermelk.

 

  1. Cellen van het melkkliertje nemen glucose op uit het bloed in het haarvat. Waarvoor gebruiken deze cellen glucose?

Niet bij alle zoogdieren heeft de melk dezelfde samenstelling.
Bekijk de samenstelling van melk op wikimelkwinning.groenkennisnet.nl .

caseïne = dierlijk eiwit

wei

 

= vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel.
Bevat weinig vet, maar wel eiwit, melksuiker en vitaminen.
In tabel is eiwitgehalte in wei aangegeven.
lactose = melksuiker

  1. Welke verschillen kun je ontdekken in de samenstelling van moedermelk tussen de verschillende zoogdieren?
    Overleg je bevindingen met een klasgenoot.
  2. Welk dier heeft het hoogste vetpercentage en wat is de functie hiervan?
  3. Wat is de reden dat moedermelk zo’n hoog suikergehalte heeft?
  4. Bekijk de grafiek. Je ziet een mooie rechte lijn.
    Verklaar de bolletjes met streepjes ertussen. Wat geeft dit aan?
  5. Welke relatie bestaat er tussen lichaamsgewicht en melkafgifte?
    Hoe groter (hoe zwaarder) een dier is, hoe meer melk het zal produceren.
    De pasgeboren jongen zullen immers ook groter zijn.
  6. Welk dier heeft de grootste melkproductie in relatie tot het lichaamsgewicht?
  7. Waarom melken wij geen paarden en wel koeien?

Stap 3 - Energiebehoefte en energieopname

Om de enorme hoeveelheid chemische reacties uit te voeren die ervoor zorgen dat je in leven blijft, is naast aanvoer van bouwstoffen ook veel brandstof nodig. Koolhydraten dienen als brandstof. Bij een tekort aan koolhydraten kunnen vetten en eiwitten ook als brandstof worden gebruikt.

Bestudeer de informatie in de Kennisbank.

Omzetting

Voedsel als energiebron

Voordat je kunt weten hoeveel brandstof je moet opnemen in de voeding, is het belangrijk om te weten hoeveel energie je nodig hebt. Wanneer dit in overeenstemming met elkaar is, spreek je van een energiebalans.

Maak de oefening.

Stap 3 - Energievoorziening van sporters

Opdracht 2D Energievoorziening van sporters
Bekijk de filmpjes:

 

Veel koolhydraten!

Sporters moeten erg letten op hun voeding.
Koolhydraten zijn bijvoorbeeld erg belangrijk, omdat ze er veel energie van krijgen.

  1. Noteer wat de schaatser eet.
  2. Leg uit dat koolhydraten als energiebron de voorkeur verdienen boven vetten en eiwitten.
  3. Wat zal het gevolg zijn voor de prestatie van de schaatser wanneer tijdens de race de glycogeen voorraad geheel is uitgeput?
  4. Door een bepaalde trainingsopbouw, gecombineerd met een dieet, is het mogelijk de glycogeenvoorraad in de spieren te verhogen tot 800 gram.
    Is dit voor een marathonschaatser (70kg) voldoende voor een marathon (ruim 41 km) van 52 minuten?
  5. Na een intensieve prestatie zijn de glycogeenreserves nagenoeg uitgeput.
    Bij een normale voeding duurt het wel even voordat de reserves zijn aangevuld. Hoe kan een schaatser het sneller weer in orde krijgen? Welke voedingsmiddelen zijn hiervoor geschikt?

Opdracht 2E Sportdrankjes
Om de glycogeenvoorraad tijdens de wedstrijd aan te vullen, worden sportdrankjes gebruikt.
Lees de informatie van het Voedingscentrum
Bekijk het filmpje van Radar van 08-10-2012 over sportdrankjes van 1.00 tot 7.00 minuten.

Video: Sportdrankjes

Beantwoord daarna de volgende vragen:

  1. Welke typen sportdrankjes kun je onderscheiden?
  2. Waaruit bestaan sportdrankjes? Welke bestanddelen kunnen het functioneren van het lichaam of de sportprestatie verbeteren?
  3. Voor wie zijn de sportdrankjes echt geschikt?
  4. En voor wie niet? Welke risico’s brengt dit met zich mee?

Leg je antwoord uit.

Stap 4

Bij een gezond gewicht is de energieopname in balans met het energieverbruik.

Maak de oefeningen.

Stap 5

Het is belangrijk om voldoende voedingsstoffen op te nemen. Dat is wel duidelijk. Maar eten is veel meer dan alleen maar het nuttigen van voedingsmiddelen en opnemen van voedingsstoffen. Wat en hoe je eet, wordt ook bepaal door culturele waarden en levensbeschouwelijke overwegingen.

Maak de oefeningen:

 

Stap 6

Ziek worden van eten
Bestudeer de Kennisbank.

Problemen met voedsel

 

Maak de oefeningen.

Stap 7

Eindopdracht
In de loop van het volwassen leven nam het lichaamsgewicht van de mensen uit de Steentijd nauwelijks toe. Blijkbaar werd dat nauwkeurig door het lichaam zelf geregeld.
Tegenwoordig is dit wel anders.
Veel volwassenen en jongeren kampen met overgewicht of ernstig overgewicht (obesitas).
Hoe komt dat? Is het regelsysteem defect of spelen andere factoren een rol?
Bedenk eerst zelf zoveel mogelijk factoren die daarbij een rol kunnen spelen.
Bespreek de antwoorden in de klas.

Kijk dan naar het volgende filmfragment:

Video: Tros: Radar Suiker, zout en vet


Werk in tweetallen
Je rondt deze module af met het formuleren van een stelling over de oorzaak en/of aanpak van overgewicht en obesitas.
Je maakt hierbij gebruik van één van de gegeven artikelen of je kiest zelf een artikel.
Je zorgt daarbij voor een goede onderbouwing.
Vervolgens voer je in de klas een discussie over deze stellingen.

Geef na afloop antwoord op de volgende vragen:

  1. Wat is de oorzaak van overgewicht? Wie of wat is hiervoor verantwoordelijk?
  2. Op welke manier kan overgewicht worden tegen gegaan?
    Voor welke aanpak wordt gekozen in het artikel?

Extra vragen:

  1. Op welke verschillende manier wordt onderzoek gedaan?
  2. Door welke ‘wetenschappelijke bril’ is het onderzoek uitgevoerd?

Beoordeling
Jullie docent let bij de beoordeling van de stelling, deelname aan het debat en het beantwoorden van de vragen op het volgende:

  • De stelling is zo geformuleerd dat deze maar op één manier geïnterpreteerd kan worden.
  • De stelling is in correct Nederlands geformuleerd.
  • De stelling sluit aan bij de oorzaak/aanpak van overgewicht en obesitas.
  • Je deelname aan het debat is actief.
  • Tijdens de deelname aan het debat maak je gebruik van biologisch onderbouwde argumenten.
  • De antwoorden op de vragen zijn onderbouwd en in correct Nederlands geformuleerd.

Artikelen:

Extra

Antwoorden

Stap 2
Opdracht 2
 Kwalitatief onderzoek naar voedingsstoffen

  1. Het zijn beiden koolhydraten, glucose is een monosaccharide, maltose een disaccharide.
  2. Zowel vitamines als mineralen haal je uit een je voeding. Tussen vitaminen en mineralen is een scheikundig verschil. Mineralen zijn anorganisch, vitaminen organisch.

Opdracht 6 Moedermelk

  1. Voor de verbranding/voor het maken van voedingsstoffen in de melk.
  1. Hoe groter (hoe zwaarder) een dier is, hoe meer melk het zal produceren.
    De pasgeboren jongen zullen immers ook groter zijn.

Stap 4
Opdracht 2
 Overgewicht en obesitas

  1. Overgewicht kan leiden tot hart- en vaatziekten, diabetes (suikerziekte), verhoogd cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, klachten aan knieën, heupen, lage rugpijn, jicht, kortademigheid en slaapstoornissen.
    1. Minder energie opnemen zorgt ervoor dat je lichaam glycogeen gaat afbreken. Het blijkt dat 1 gram glycogeen ongeveer 2,5 water bindt (vast houdt). Afvallen gaat dus snel. Maar de persoon verliest dan vooral water! Pas na ongeveer 2 weken begint de afbraak van vet. Vanaf dat moment gaat het afvallen langzamer.
    2. Door meer beweging neemt de hoeveelheid spierweefsel toe. De gewichtsvermindering gaat minder snel doordat vet wordt vervangen door (spier)eiwit.
    3. Het gewicht daalt dus de ruststofwisseling ook (kijk nog eens naar formule van de ruststofwisseling).
  2. Veel mensen stoppen met hun dieet en vervallen in het oude voedingspatroon (jojo’en).

Darmflora project

Intro

Cel-orgaan-organisme-populatie-ecosysteem
Weet je het nog? De volgorde van de organisatieniveaus van klein naar groot?
Maar wist je, dat jij als organisme ook allerlei ecosystemen vormt?
Eén van die ecosystemen zijn de darmen.
“De bacteriën in deze ecosystemen gedragen zich net als dieren in populaties” zegt Jeroen Raes van de Vrije Universiteit Brussel.
“Ze kunnen harmonieus samenwerken om complexe moleculen af te breken, maar soms is het ook pure oorlog voor bepaalde voedingsstoffen.
Dit ontrafelde netwerk stelt ons nu in staat om de relaties tussen bacteriën verder te onderzoeken. Waar we vooral in geïnteresseerd zijn, is hoe deze ecosystemen verstoord raken en wat we kunnen doen om ze te herstellen”.

In het verleden verliep de studie van de darmbacteriën erg moeizaam. Probleem was dat de meeste darmbacteriën niet te kweken zijn in een lab en alleen overleven in de darm.
Tegenwoordig wordt een andere aanpak gebruikt.
Jeroen Raes is professor in bioinformatica en metagenomics.
In plaats van de bacteriën te kweken, wordt de genetische informatie (DNA) van alle bacteriën samen onderzocht (metagenomics).
Dat levert enorme hoeveelheden data op, die via computers wordt geanalyseerd (bioinformatica).

In de eindopdracht van deze module richt je je op de bacteriën in de darmen, de zogenaamde darmflora.
In deze module bestudeer je het spijsverteringsstelsel van de mens en rond je de module af met een kijkje achter de schermen van het darmflora project.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Aan het eind van deze module verdiep je je in het Darmflora project.
Je onderzoekt in tweetallen een artikel over verschillende typen darmflora en het nuttig gebruiken van poep. Je richt je met name op de manier van onderzoek en op welk organisatieniveau het onderzoek wordt uitgevoerd.
Met een ander tweetal bereid je een presentatie over dit artikel voor.
Je geeft de presentatie samen aan een ander viertal.
Draai daarna de rollen om.

Doelen-Concepten

Leerdoelen
Je kunt:

  • de functie van organen van het spijsverteringsstelsel beschrijven
  • de bouw, werking en functie van spijsverteringsorganen van eukaryoten, in het bijzonder van de mens, beschrijven
  • enkele verschillen en overeenkomsten tussen organen van het spijsverteringsstelsel van de mens en verschillende diersoorten herkennen (met name opname van voeding)
  • uitleggen welke voedingsstoffen wel en welke niet worden verteerd
  • beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen verteerd en opgenomen worden
  • beschrijven waar in het lichaam resorptie plaatsvindt
  • de rol van darmbacteriën beschrijven
  • beschrijven welke enzymen betrokken zijn bij de vertering van koolhydraten, vetten een eiwitten
  • de invloed van temperatuur en pH op de werking van enzymen beschrijven
  • voorspellen wat het effect van verstoring in het functioneren van een orgaan van het spijsverteringsstelsel teweeg brengt.

Deelconcepten
Bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, enzymen, koolhydraten
(mono-, di- en polysachariden, zetmeel, glycogeen, cellulose, vet (vetzuren en glycerol), eiwit, aminozuren, pH, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, alvleesklier, lever, galblaas, dunne darm, dikke darm, endeldarm, darmvlokken, kring- en lengtespieren, mechanische en chemische vertering, darmperistaltiek, voedingsstoffen, verteringssappen, gal, verteringsenzymen voor koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines, pH, temperatuur, verteringsproducten, emulgeren, resorptie, darmbacteriën.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Darmflora project' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht. Download hier het Werkplan 'Darmflora project' .

Werkvorm
In deze module werk je individueel of in tweetallen met de theorie en de bijbehorende opdrachten.
De practica van stap 1 en stap 3 voer je alleen uit als je dit nog niet eerder hebt gedaan of je tijd hiervoor hebt.
In stap 2 en 5 vind je opdrachten die je in drietallen kunt uitvoeren.

Materialen:

De benodigde materialen voor de practica vind je op de werkbladen.

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 8 uur nodig.

Stap 1

Spijsvertering
Eten is het proces waarmee voedsel wordt opgenomen.
Niet alle dieren doen dat op dezelfde manier.
Het opgenomen voedsel wordt tijdens de spijsvertering zo klein gemaakt,
dat er stoffen ontstaan die de celmembraan kunnen passeren.
Dit gedeelte van de spijsvertering noem je ook wel extracellulaire vertering.
Eenmaal in de cel opgenomen, worden de voedingsstoffen tijdens de intracellulaire vertering meestal nog verder verkleind en bewerkt.
Bekijk het filmpje:

Opdracht 1 Binnen of buiten

  1. Je kunt zeggen dat het maagdarmkanaal eigenlijk een stukje buitenwereld is. Leg die uitspraak uit.
  2. Spinnen en zeesterren brengen hun spijsverteringssappen in het dier dat ze eten.
    Is dit een vorm van intra- of extracellulaire vertering?
    Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Leg jullie antwoorden aan elkaar uit.

Opdracht 2 Van eencellige tot salamander
In groepjes.

  1. Verzamel per groepje gegevens over de opname, de vertering en de absorptie van voedsel van één van onderstaande dieren:
    • Amoebe
    • Zoetwaterpoliep (Hydra)
    • Regenworm
    • Salamander
  2. Maak daarna een overzicht waarin je de vier dieren vergelijkt,
    wat betreft:
    • Het soort voedsel dat opgenomen wordt
    • Op welke manier het voedsel verkregen wordt
    • Of er een mond is
    • Of er een anus is
    • Of er een darmkanaal en maag of vergelijkbare structuren zijn
    • Of er andere spijsverteringsstructuren zijn
    • Waar verteringsenzymen worden geproduceerd
  3. Voor welke diergroepen staan deze dieren model?
  4. Welke evolutionaire ontwikkelingslijnen kun je uit de verzamelde gegevens halen?

Opdracht 3A Practicum pantoffeldiertje
Onderzoeksvraag: Hoe neemt een pantoffeldiertje voedsel op?
Overleg met je docent of je dit practicum gaat doen of verder gaat naar Opdracht 3B.
Download voor het practicum het werkblad.

Opdracht 3B
Bekijke het volgende filmpje:


of

  1. Je ziet de endocytose; het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door het celmembraan zijn ingesloten.
    Het celmembraan stulpt naar binnen toe totdat het uiteindelijk een zelfstandig blaasje (vesikel) vormt, het endosoom.
    Maak van drie verschillende tekeningen die de endocytose die een goed beeld geven van dit proces.

Maak een keuze uit opdracht 4A of 4B.

Opdracht 4A Grote bek!
Bekijk het filmpje:

Slangen kunnen een prooi die groter is dan zijzelf in zijn geheel naar binnen werken. Vervolgens veteren ze hun prooi.
Onderzoek een slangenschedel en leg uit op welke manier die is aangepast aan de voedingswijze van slangen.
Wissel je antwoorden uit met een klasgenoot die heeft gekozen voor 4B.

Opdracht 4B Het steekt, zuigt of bijt!
Bekijk het filmpje:

Gen zomer gaat voorbij zonder een beet van een insect. Vanuit een eenvoudig bouwplan is een veelheid aan insectensnuiten ontstaan.
Onderzoek de bouw van de monddelen van een aantal insecten in relatie tot hun manier van eten en drinken.
Wissel je antwoorden uit met een klasgenoot die heeft gekozen voor 4A.

Stap 2

Van mond tot maag
Opdracht 1 Verteren of niet?
Moleculen van de meeste voedingsstoffen zijn te groot om direct in het bloed te worden opgenomen. Ze worden daarom eerst verteerd (1).
Maar er zijn ook voedingsstoffen die niet verteren (2), omdat ze op verschillende plaatsen in het lichaam direct in het bloed worden opgenomen.
Ook bevat ons voedsel stoffen die we niet kunnen verteren (3) en weer uitscheiden.

  1. Bij welke groep horen de volgende voedingsstoffen?
    vitaminen, eiwitten, vezels, mineralen, water, monosachariden (zoals glucose), vetten.
    1. ...
    2. ...
    3. ...
  2. Je eet een boterham met jam en drinkt een beker melk.
    • Welke voedingsstoffen krijg je daarmee binnen?
    • Welke van de genoemde voedingsstoffen worden niet verteerd omdat ze al klein genoeg zijn?
    • Welke van de genoemde voedingsstoffen worden niet verteerd omdat je de verteringsenzymen mist?

Het spijsverteringsstelsel van een mens heeft een aantal delen.
Ten eerste de mondholte. Met het gebit wordt voedsel gesneden en in kleine deeltjes vermalen.
Daardoor wordt het oppervlak van het voedsel groter. Dit is een vorm van mechanische vetering.
Speeksel, afkomstig uit de speekselklieren, kan zo beter op het voedsel inwerken.

Opdracht 2 Spijsverteringsstelsel
Bestudeer in de Kennisbank de onderdelen mechanische en chemische vertering tot en met pH-optimum

KB: Mechanische en chemische vertering
KB: pH-optimum

Opdracht 3 Oppervlaktevergroting

  1. Bekijk de figuren.
    Noteer voor elk figuur de verhouding tussen oppervlak en inhoud.
  2. In het spijsverteringsstelsel kom je drie voorbeelden van oppervlaktevergroting tegen. Welke?
  3. Wat is het belang van oppervlaktevergroting?

Opdracht 4

  1. Door speekselklieren worden meerdere enzymen afgescheiden.
    Welk specifieke spijsverteringsenzym wordt door de speekselklieren afgescheiden in de mondholte? Gebruik hierbij Binas.
  2. Welke voedingsstoffen worden door dit enzym omgezet?
  3. Waar wordt dit enzym nog meer aangemaakt in het spijsverteringsstelsel?
    En waarom daar nogmaals?
  4. Welk enzym is betrokken bij de omzetting van maltose naar glucose?
  5. Noteer de verteringsreactie van voedingsstof tot glucose.
  6. Bestudeer in de Kennisbank:
    KB: Monosacchariden
    KB: Disacchariden
    KB: Polysacchariden
    Wanneer je kijkt naar de chemische samenstelling van de voedingsstof, het tussenproduct en glucose, welk verband zie je dan?

Opdracht 5 Peristaltiek
Bekijk het filmpje:

Welke bewering is juist?

  1. kringspieren trekken bij peristaltiek samen voor de voedselbrok
  2. lengtespieren trekken bij peristaltiek samen voor de voedselbrok
  3. kringspieren trekken bij peristaltiek samen achter de voedselbrok
  4. lengtespieren trekken bij peristaltiek samen achter de voedselbrok

Opdracht 6 De maag

  1. Bekijk het filmpje: Hoe werkt de maag - www.explania.com
  2. Je mag honden geen kleine kippenbotjes te eten geven.
    Noem twee redenen waarom je dat beter niet kunt doen.
    Tip: kalk uit botjes lost op in maagzuur. Wat zijn de gevolgen van die reactie?
  3. Sommige mensen hebben last van een grote terugloop van maagzuur (reflux) in de mondholte.
    Wat is hiervan het gevaar voor het gebit?

Opdracht 7 Vertering van eiwitten
Gebruik bij deze opdracht Binas (tabellen 82E, F en G).

  1. Zoek op in Binas: welk enzym is verantwoordelijk voor de vertering van eiwitten?
  2. Wat is de optimale zuurgraad voor de werking van dit enzym?
  3. In de maag wordt de eerste stap gezet van de eiwitvertering. In welke stof wordt eiwit omgezet?
  4. Waar wordt de volgende stap in de eiwitvertering gezet?

Opdracht 8 De braakreflex
Bestudeer de afbeelding met verschijnselen die de braakreflex kunnen veroorzaken.

In drietallen
Verdeel de vragen en ga op zoek naar de antwoorden.

  1. Waardoor kun je in een achtbaan goed misselijk worden? Leg uit.
  2. Sommige mensen gaan bijna kokhalzen als ze met hun tandenborstel de huid achter in de keelholte aanraken.
    Wat is het belang van drukzintuigjes in dat deel van je keelholte?
  3. In de eerste maanden van de zwangerschap zijn veel vrouwen misselijk.
    Waardoor wordt die misselijkheid veroorzaakt? Welke functie heeft dit verschijnsel?

Wissel de antwoorden met elkaar uit. Wat maakt mensen misselijk?

Stap 3

Opdracht 1 Practicum vertering van zetmeel
In tweetallen.

  1. Ga naar Bioplek en voer het practicum uit.
  2. Welke gezonde werking heeft honing in ons voedselpatroon?
  3. Onderzoeksvragen:
    • Wat is de invloed van pH op de werking van amylase?
    • Wat is de invloed van temperatuur op de werking van amylase?
  4. Kies één onderzoeksvraag en voer practicum 1 of 5 uit, zie www.bioplek.org .
  5. Wat is je conclusie?

Opdracht 2 Practicum vertering van eiwitten
Onderzoeksvraag:
Zijn voor de vertering van eiwitten enzymen, zoutzuur of beiden nodig?
Download het werkblad .

Opdracht 3 Keuze practicum optimumtemperatuur pepsine
Overleg met je docent of je ook aan de slag gaat met de onderzoeksvraag:
Wat is de optimum temperatuur van pepsine?
Bedenk hiervoor zelf een hypothese en proefopzet.
Maak een materiaallijst en overleg met docent of TOA over de uitwerking.

Stap 4

In de twaalfvingerige darm
De twaalfvingerige darm is het eerste gedeelte van de dunne darm. De maagportier laat het voedsel dat goed in de maag is verwerkt, met kleine hoeveelheden en met korte tussenpozen door. De portier, die meestal een beetje open staat, wordt gesloten door de portierreflex.
De portier reageert op uitrekking van de wand van de twaalfvingerige darm en de lage pH in dit deel.
Zodra het zuur is geneutraliseerd door het alvleessap en het voedsel verder in de darm is vervoerd, verdwijnen de prikkels voor de reflex. De portier gaat even open. In de twaalfvingerig darm geven de alvleesklier en de lever producten af.

Opdracht 1 De alvleesklier
De alvleesklier (pancreas) produceert verschillende hydrolytische enzymen. In de afbeelding is de regulatie van de pancreassapsecretie weergegeven.
Een bestanddeel van pancreassap is HCO3.

  1. Welke functie heeft dit bestanddeel in de twaalfvingerige darm?
  2. Leg uit waarom fosfolipase niet in actieve vorm geproduceerd wordt.
    Leg uit waarom dat bij α-amylase wel mogelijk is.

Opdracht 2 Verteren en emulgeren van vet
Bestudeer in de Kennisbank nogmaals de onderdelen.

KB: Organen voor de vertering
KB: Resorptie

  1. Welke verteringssappen zijn betrokken bij de vertering van vet?
  2. Je hebt in de onderbouw vast al een geëxperimenteerd met de werking van een emulgator, zoals gal. Nog niet?
    Doe dan de volgende proef: werkblad emulgeren .
  3. Wat is de overeenkomst in functie tussen gal en het gebit?
  4. Leg uit op welke manier de vetten uiteindelijk voor een deel in je vetweefsel terecht komen.
    Gebruik hiervoor de animatie in de Kennisbank of Bioplek.

Opdracht 3 Vertering van vet
Bekijk het filmpje:

:

  1. Maak vervolgens een schema waarin je de vertering van vet weergeeft.
    Noteer:
    • verschillende organen die erbij betrokken zijn
    • noodzakelijke enzymen en gal
    • herkomst van de verteringssappen
    • optimale zuurgraad
    • vorm waarin het opgenomen wordt

Maak hierbij gebruik van Binas en/of Bioplek.

Opdracht 4 Practicum vertering van vet
Onderzoeksvraag: Welke invloed hebben lipase en gal op de afbraak van vet?
Download hier het werkblad .

Stap 5

In de darmen
Opdracht 1 Bouw van de dunne darm
Maak de volgende eindexamenvragen:
HAVO Biologie 2013-1 vraag 29
HAVO Biologie 2013-1 vraag 30
HAVO Biologie 2013-1 vraag 31
VWO Biologie 2006-1 vraag 30
VWO Biologie 2006-1 vraag 31
VWO Biologie 2006-1 vraag 32
VWO Biologie 2006-1 vraag 33
VWO Biologie 2006-1 vraag 34

Opdracht 2 Resorptie
De afbeelding op het werkblad geeft een vereenvoudigd overzicht van de vertering van voedsel en van de opname van een aantal verteringsproducten in bloed- en lymfevaten.
Niet alle namen van voedingsstoffen en hun verteringsproducten zijn ingevuld.

Opdracht 3 Een pilletje
In tweetallen.
Medicijnen kunnen op verschillende manieren worden ingenomen.
Denk maar aan een tabletje onder de tong, een tablet of een capsule met werkzame stof met een glas water of door middel van een zetpil. De makers van de website van www.apotheek.nl willen aparte informatie opnemen over de verschillende manieren van medicijnen innemen. Aan jullie de vraag om hiervoor informatie aan te leveren in goed leesbare taal voor volwassenen.

  1. Kies voor elke innamevorm een passend voorbeeld en geef hierin antwoord op de volgende vragen:
  2. Aan welke eisen moeten de werkzame stoffen voldoen wil het medicijn effectief zijn?
  3. Is de werkzame stof een eiwit, vet of koolhydraat?
    Komt dit overeen met de innamevorm?
  4. Waar wordt de werkzame stof opgenomen?
    Op welke manier (welk mechanisme)?

Opdracht 4 Ziekmakende bacteriën
Lees de folder over het rotavirus .
Een infectie met het rotavirus leidt vaak tot heftige diarree.

  1. Leg uit hoe het komt dat het virus vooral voor kleine kinderen gevaarlijk is.
  2. Kinderen met diarree krijgen ORS toegediend.
    Wat is dat? Waaruit bestaat het?
  3. Bekijk de filmpjes:

Bacteriën veroorzaken niet alleen problemen in ons spijsverteringsstelsel.
Veel bacteriën leven in symbiose met de mens.
Ze maken vitamines en helpen bij de vertering van voor de mens moeilijk afbreekbaar voedsel.
Zoals bijvoorbeeld bonen.

  1. Hoe komt het dat deze bacteriën niet door het immuunsysteem vernietigd worden?
  2. Welke bacteriën komen veelal voor in menselijke darmen.
    Noteer minstens drie soorten. Gaat het hier om schadelijke of nuttige bacteriën?

Stap 6

Het water loopt je in de mond
Zoogdieren eten niet de hele dag.
Het zou dus zonde zijn om alle verteringsenzymen steeds in voorraad te houden in de spijsverteringsorganen.
Het zien of ruiken van voedsel zorgt ervoor dat hersenen signalen naar onder andere de speekselklieren en de maag sturen, om de sapafscheiding op gang te brengen.
De vertering van koolhydraten en eiwitten komt dan snel op gang.

Opdracht 1 Welk onderzoek zet je in?
In tweetallen.
De manieren waarop de afscheiding van enzymen wordt geregeld, kan op vier verschillende manieren worden onderzocht.

  • Download de kaartjes en knip deze uit.
  • Je hebt vier kaartjes met vier onderzoekstechnieken. 1 t/m 4
  • Je hebt zes kaartjes met hypotheses. A t/m F
  • Welke techniek zet je in bij welk onderzoek?
  • Maak de juiste combinaties.
  • Check de combinaties met een ander tweetal. Leg aan elkaar uit waarom je de keuzes hebt gemaakt.

Stap 7

Micro-organismen overal
In bijna elk deel van het menselijk lichaam leven micro-organismen, op je huid, in je darmen en in mond en neusgaten. Soms veroorzaken ze ziekten, maar meestal leven deze micro-organismen in harmonie met je lichaam.
Ze zorgen voor essentiële functies voor ons leven. Voor de eerste keer heeft een internationale groep van onderzoekers, de verschillende bacteriepopulaties in en op het volledige menselijk lichaam in kaart gebracht, wat verscheidene nieuwe inzichten opleverde.

De onderzoekers zijn vooral geïnteresseerd in het ontrafelen van de interacties tussen al deze soorten.
Aan de hand van computermodellen stelden ze een netwerk van positieve en negatieve relaties tussen de bacteriën in de verschillende ‘ecosystemen’ van ons lichaam op.

Darmflora project
De darmflora verschilt flink van mens tot mens.
Gemiddeld heeft een mens zo’n 160 verschillende soorten bacteriën in de darmen leven.
Maar bij de 120 proefpersonen die in de studie werden onderzocht, kwamen in totaal tot 1150 soorten bacteriën voor. De onderzoekers onderscheiden nu drie types darmflora, onafhankelijk van ras, land van herkomst of voeding.

Bekijk het filmpje met onderzoeker Jeroen Raes in het tv-programma:

In het ambitieuze darmflora project proberen onderzoekers samen met duizenden Vlaamse vrijwilligers meer te weten te komen over de rol die darmbacteriën spelen bij de gezondheid.
Uit eerdere studies blijkt al dat er een relatie bestaat tussen de samenstelling van de darmflora en bijvoorbeeld overgewicht of aandoeningen zoals darmontstekingen en diabetes.
Die resultaten geven hoop om aandoeningen in de toekomst te verhelpen of de symptomen ervan te verzachten via ingrepen op de darmflora.
Helaas: zo ver is het nog lang niet.
Alhoewel donorpoep al wordt ingezet. Prettig idee? Wil je weten waarbij?
Dat ontdek je in deze eindopdracht.

Eindproduct
In tweetallen.

  1. Kies één van onderstaande bronnen en bestudeer het artikel.
  2. Beantwoord de volgende vragen:
    • Wat is de bijbehorende onderzoeksvraag?
    • Op welke manier wordt onderzoek verricht?
    • Op welk organisatieniveau (DNA, cel, orgaan, organisme) speelt het onderzoek zich af?
    • Welke kennis over de gezondheid kan dit opleveren?
    • Welke vervolgonderzoek kan of wordt er gedaan?
    • Welke doelgroepen kunnen mogelijk met de onderzoeken en toepassingen geholpen worden?

Gebruik eventueel ook andere bronnen om de vragen te beantwoorden.

  1. Deel de opgedane kennis met een ander tweetal met hetzelfde artikel.
  2. Maak samen een korte presentatie met maximaal 4 sheets in PowerPoint of ander medium.
  3. Geef de presentatie aan een ander viertal.

Bronnen:

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Extra

Bacteriën in ontlasting en resistentie antibiotica

Wetenschappelijk onderzoek bij Maag-lever-darm stichting

Meer over Jeroen Raes
Meer mens dan bacterie

Antwoorden

Stap 1
Opdracht 1 Verteren of niet?

  1. eiwitten en vetten
  2. vitaminen, mineralen, water, monosachariden
  3. vezels

Opdracht 4

  1. Amylase.
  2. Koolhydraten, specifiek polysachariden (zetmeel, glycogeen).
  3. In de alvleesklier omdat amylase, als eiwit, in de maag ook wordt afgebroken.
    In de alvleesklier zijn dus opnieuw eiwitsplitsers nodig.
  4. Maltase.
  5. Zetmeel oiv amylase > maltose oiv maltase > glucose
  6. Zetmeel =(glucose)n
    Maltose = di-glucose
    Polysachariden worden via disachariden omgezet in monosachariden.

Opdracht 5 Peristaltiek

  1. Kringspieren trekken bij peristaltiek samen achter de voedselbrok.

Opdracht 7 Vertering van eiwitten

  1. Peptase (pepsine)
    Maagsapklieren produceren geen peptase maar pepsinogeen, een inactief enzym. Wanneer pepsinogeen in een omgeving terecht komt met een hoge zuurgraad wordt het omgezet in het actieve peptase. Zo blijft de maagwand beschermt tegen eigen enzymen!
  2. pH = 2,5
  3. Eiwitten in het voedsel worden in de maag afgebroken door pepsine, een enzym dat eiwitmoleculen opknipt in polypeptiden en dipeptiden.
  4. In de twaalfvingerige darm komt alvleessap bij de voedselbrij dat zorgt voor de afbraak tot aminozuren.

Afsluiting

Stap 1

Hoe haal je het in je hoofd?
Leren doe je ook door het maken van ‘goede’ (school)examenvragen.
Maak één examenvraag waarin je een onderwerp uit module 1 of 2 (of beiden) toetst bij je medeleerlingen.

Je kunt daarbij gebruik maken van een onlineprogramma zoals www.mentimeter.com of gebruik Google drive (formulier).
Ter inspiratie alvast een voorbeeldexamenvraag:

Duikeenden (zoals kuifeenden) beoefenen topsport. De op het IJsselmeer overwinterende vogels leven van driehoeksmosselen. Het opduiken en verteren van de mosselen legt een zo groot beslag op wat de vogels fysiek aankunnen, dat het een topprestatie is dat zij de winter overleven. Duikeenden foerageren voornamelijk 's nachts.
Ze duiken drie- tot vijfhonderd keer per nacht om hun dagelijks rantsoen te verzamelen en slikken de mosselen in hun geheel door. Bij elke duik hebben de eenden slechts kort de tijd om onder water mosselen te vinden die bovendien vaak losgerukt moeten worden. Voor de duikeend zijn daarom de diepte waarop de mosselen zich bevinden, het gemak waarmee ze zijn te vinden en de snelheid waarmee ze zijn door te slikken, van het allergrootste belang.

bewerkt naar: J. de Leeuw, Overwinterende duikeenden, Natuur en Techniek 1, januari 2000

Het bewerken en verteren van de ingeslikte mosselmaaltijd kost veel energie.
In de maag kraken en bewerken twee 'molenstenen' in de vorm van verhoornde platen voorzien van stevige spierbundels, de mosselen tot gruis. Er ontstaat een schelpenbrij die verder het darmkanaal in gaat.

Enkele processen die een rol spelen bij de vertering in het menselijk lichaam zijn:

  1. de werking van het gebit in de mond;
  2. de werking van enzymen in de maag;
  3. de werking van zoutzuur in de maag;
  4. de werking van gal in de twaalfvingerige darm
  1. Met welk proces of met welke processen komt het verbrijzelen van mosselen in de maag overeen?
    • alleen met proces 1
    • alleen met de processen 1 en 2
    • alleen met de processen 2 en 3
    • alleen met de processen 3 en 4
    • alleen met de processen 1, 2 en 4
    • met alle genoemde processen

Stap 2

Reflectie
Kijk nog eens door de modules.
Noteer bij welke opdrachten je hebt samengewerkt (in tweetallen of in expertgroepen).
Geef voor jezelf met een icoon aan of de samenwerking je heeft geholpen. Noteer wat je gaat doen met de ervaringen.

Stap 3

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Stap 4

De lift De koe als ecosysteem
Biosfeer

  1. Op aarde zijn enkele groepen organismen in staat om plantaardig materiaal (cellulose) te verteren. Welke groepen organismen?
    In welk gedeelte van de biosfeer leven ze?

Ecosysteem

  1. In veel ecosystemen op aarde komen organismen voor die planten eten: herbivoren. Noem vier herbivoren uit verschillende ecosystemen.

Levensgemeenschap

  1. Leg uit waarom herbivoren, na de producenten, aan de basis van een voedselpiramide staan.

Populatie en soort

  1. Welke koeienrassen kun je in Nederland tegenkomen?

Organisme

  1. Koeien zijn herkauwers die hoofdzakelijk gras eten. Welke aanpassingen hebben koeien om gras te eten? Let daarbij op:
    • Bouw spijsverteringsstelsel
    • Gebit
    • Stand van de ogen in de schedel

Organen
Herkauwers zoals koeien hebben een heel speciaal spijsverteringsstelsel.
Ze bezitten vier magen (pens, netmaag, boekmaag en lebmaag) waarin micro-organismen leven die essentiële enzymen voor de vertering van grassen maken. Zo kunnen herkauwers met de hulp van deze micro-organismen de taaie plantenvezels van bijvoorbeeld grassen verteren. De micro-organismen in de pens zijn onderling zeer competitief. Ze houden elkaar in toom en hierdoor is de microbiële gemeenschap gewoonlijk vrij stabiel. Als de koeien echter van de ene op de andere dag zetmeelrijke en vezelarme voeding (zoals graan) krijgen, verandert dit. Melkzuurproducerende bacteriën krijgen de overhand en zorgen ervoor dat de pensinhoud sterk zuur wordt.

Organen

  1. Herkauwers hebben in vergelijking met de mens een andere bouw van de maag. Welke magen heeft de koe? Welke functies hebben die magen? Zie module 2.
    1. De maagwand van koeien heeft geen slijmlaag zoals de maagwand van de mens. Welk effect heeft het zuurder worden van de pensinhoud op de maagwand van de koe?
  2. Koeien zijn niet in staat om zelf plantaardig voedsel dat ze eten, volledig te verteren. Op welke wijze 'laten' koeien de cellulose uit hun voedsel verteren?
  3. Welke producten worden in de koeienmaag gemaakt door één- en meercelligen?

DNA

  1. Welke onderzoeken kun je bedenken om DNA-niveau? Formuleer een onderzoeksvraag.

Overig

  1. Welke vorm van symbiose bestaat er tussen de bacteriën in de pens en de koe?
  2. Verklaar de titel van deze opdracht: ‘De koe als ecosysteem’.

Antwoorden Afsluiting

Stap 1 Hoe haal je het in je hoofd?

  1. alleen met de processen 3 en 4

Stap 2 De lift De koe als ecosysteem
Organen

    1. Het zuur beschadigt de maagwand. Zuren tasten eiwitten aan.
      De maagwand bestaat uit cellen die opgebouwd zijn uit eiwitten.
  • Het arrangement Thema: Voeding en vertering - v456 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jasper Rautenberg Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-08-10 11:55:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Voeding en vertering is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 6; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie; Instandhouding; Celstofwisseling; Stofwisseling van het organisme; Vertering bij de mens; Vormen van energie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    17 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare, rearrangeerbare leerlijn

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Thema: Voeding en vertering - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74482/Thema__Voeding_en_vertering___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Voeding en spijsvertering

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.