Thema: Gedrag

Thema: Gedrag

Thema: Gedrag havo 4 EGI

Intro

Hondenfluisteraar
Waarom gedraagt een dier zich zoals het doet?
Geen gemakkelijke vraag om te beantwoorden.
Vaak zijn er meer antwoorden op te geven.
Het duidelijkst wordt dit als gedrag ontspoort.
Zo zijn er hondeneigenaars die ten einde raad ‘hondenfluisteraar’ Cesar Millano vragen om de gedragsproblemen van hun hond op te lossen.
Vaak blijkt dat dit vooral te maken heeft met het gedrag van de eigenaars zelf.

Kijk naar het voorbeeld in de volgende video. Welke invloed heeft het gedrag van de eigenaar op het gedrag van de hond? Op welke manier kan dit verklaard worden?
Bespreek het met een klasgenoot. Bespreek ook wat jullie vinden van de oplossing. Hoe denken jullie dat deze oplossing het gedrag van de eigenaar en de hond beïnvloedt?



In dit thema onderzoek je hoe gedrag wordt veroorzaakt en hoe het is ontstaan.
Wat is aangeboren en wat aangeleerd?
Je gaat onderzoek doen aan gedrag.
Ook verdiep je je in dierenwelzijn en sociaal gedrag.

Ophalen voorkennis

Wat weet je al over ... ?
Maak de volgende vragen:
Klik op de knop 'Test je kennis' om de toets te starten
Voor ieder goed antwoord krijg je 2 punten.
Je voorkennis is voldoende als je meer dan 32 punten haalt.

Toets:Gedrag Voorkennis Test je kennis

Module 1: Prikkelen en verleiden

Intro

 

Lekker naar buiten de natuur in, zonder mobieltje.
Helemaal tot rust komen en loskomen van alle drukte en (reclame)berichten? Vergeet het maar!
Ook in de natuur wordt er volop gecommuniceerd en ook volop reclame gemaakt.
Maar je moet er wel een antenne voor hebben!

In deze module ga je onderzoeken hoe het zit met het reageren op prikkels.
Op welke prikkels reageren dieren (en mensen)?
Ligt de respons op een prikkel altijd vast, of kan die respons veranderen?
En hoe maken reclamemakers binnen en buiten de natuur daar gebruik van?
Je rondt de module af door een reclamespotje te maken waarbij je dit alles toepast.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Deze module werk je aan een Tell Sell reclamespotje, waarin je zoveel mogelijk verleidingstechnieken uit stap 5 toepast.
Je maakt reclame voor een product dat je bij stap 4 hebt gemaakt.
Bij het maken van dit product heb je zoveel mogelijk gebruik gemaakt van sleutelprikkels en supernormale prikkels.

Beoordeling
Je laat het eindproduct beoordelen door je docent.
Je docent gebruikt de volgende vragen bij het beoordelen:

  • Is je reclamespotje aantrekkelijk voor de doelgroep?
  • Is je hulpA4tje biologisch correct. Zijn de gemaakte keuzes in je spotje terug te vinden?
  • Is je presentatie overtuigend?

Doelen-Concepten

Na het afronden van deze module:
Kun je:

  • de verschillen tussen een reflex en andere soorten gedrag noemen
  • een omschrijving geven van de begrippen prikkel, sleutelprikkel en supranormale prikkel binnen de ethologie (= gedragsleer)
  • voorbeelden geven van inwendige en uitwendige prikkels
  • voorbeelden geven van reflexen
  • uitleggen hoe een gedragsketen ontstaat
  • voorbeelden geven van sleutelprikkels en supernormale prikkels
  • verschillende gedragselementen indelen bij gedragssystemen
  • verschillende gedragssystemen onderscheiden
  • voorbeelden geven van erfelijk bepaald gedrag
  • het begrip adaptieve eigenschap uitleggen
  • verschillende principes en strategieën die in de reclame worden gebruikt herkennen
  • een proefopzet maken voor het onderzoek aan prikkels.

Deelconcepten
Prikkel, respons, Interne factoren, externe factoren, gedragssysteem, ethogram, protocol, genen, aangeboren, erfelijk, reflex, babyschema, sleutelprikkel, supranormale prikkel, subliminale prikkel, overleven, territoriumgedrag, balts, paringsgedrag, broedzorg, instinct, overspronggedrag, adaptieve eigenschap.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Prikkelen en verleiden' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het  Werkplan Module 1: Prikkelen en verleiden

Werkvorm
Stap 1, 2 en 3 bevatten de basis van deze module. Bij stap 3 ga je zelf een gedragsonderzoek uitvoeren, en maak je een keuze uit drie practica. Bespreek met je docent welke opdracht je gaat uitvoeren.

Stap 4 en 5 bevatten drie theoretische keuzeopdrachten A, B en C.

Keuzeopdracht A: Verzorg mij!     :   je doorloopt stap 4A en 5A

Keuzeopdracht B: Eet mij!             :   je doorloopt stap 4B en 5B

Keuzeopdracht C: Verleid mij!      :   je doorloopt de stappen 4C en 5C

Maak dus bij stap 4 een keuze uit deze twee: stap 4A, 4B of 4C. Die keuze bepaalt welke stap 5 je moet uitvoeren. Als je opdracht 4A hebt gedaan, doe je ook 5A. Heb je 4B gedaan, dan doe je ook 5B. Hetzelfde geldt voor opdracht C.
Bespreek met je docent welke opdracht je gaat uitvoeren.

Je sluit deze module af met stap 6 en 7.
Als eindproduct maak je individueel of in een tweetal een reclamespotje.

Benodigdheden practica:

Eventueel bij Stap 6:

  • digitale foto- of videocamera,
  • smartphone,
  • tablet,
  • geluidsopnameapparatuur.

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 7 slu nodig.

Stap 1: Babyreflexen

Babyreflexen
Pasgeboren baby’s zijn totaal hulpeloos en afhankelijk. De omgeving waarin een baby leeft, is na de geboorte een heel andere dan toen zij nog in de baarmoeder groeide. De baby ontvangt voor en na de geboorte dus ook heel andere prikkels uit de omgeving.

Bestudeer de Kennisbank:

KB: Uitwendige prikkels
KB: Inwendige prikkels
KB: Zintuigen algemeen

Opdracht 1 Prikkels bij een baby

  1. Maak een schematisch overzicht van verschillende inwendige en uitwendige prikkels die vóór en na de geboorte op de baby af komen.
    Probeer in je antwoord zoveel mogelijk zintuigen te betrekken.
    Vergelijk je overzicht met minstens één medeleerling en vul zo nodig aan.
    Bewaar het overzicht in je portfolio.
    Het is voor de baby onmogelijk om die lawine aan nieuwe prikkels allemaal te verwerken.
    Het kind leert om de prikkels die voor haar belangrijk zijn uit te filteren, bijna al het gedrag bestaat uit reflexen.
    Kort na de geboorte controleert de verloskundige of het pasgeboren kindje alle aangeboren reflexen heeft die bij een gezond kindje horen.

Bestudeer de Kennisbank:

KB: Reflexen

Beantwoord de vragen "Prikkels bij een baby" onderaan de pagina.

Opdracht 2 Primitieve reflexen

In het filmpje zie je een hele serie van deze reflexen.
Sommige daarvan verdwijnen later weer!
Een overzicht van reflexen bij baby’s vind je op nl.wikipedia.org
Beantwoord de vragen "Primitieve reflexen" onderaan de pagina.

Opdracht 3 Sperreflex

  1. Leg uit dat dit spergedrag een adaptieve eigenschap is.

Lees uit kennisbank:

KB: De erfelijke basis van gedrag in de tijd
KB: ​Adaptieve eigenschappen

Leg nu uit dat dit spergedrag een adaptieve eigenschap is.

De jonge merels uit het eerste filmpje hebben alleen deze ene prikkel nodig om te gaan sperren.
Hun ogen zijn nog gesloten.
In het tweede filmpje zie je dezelfde respons, maar dan nadat een mens het nest heeft aangeraakt (niet zichtbaar op het filmpje).

  1. Jongen die goed konden sperren hadden een grotere overlevingskans dan jongen die dat niet konden.
    Deze erfelijke eigenschap werd dus vaker doorgegeven aan volgende generaties.

Wanneer de ogen van de mereljonkies open zijn gegaan hebben ze nog een tweede prikkel nodig om te gaan sperren.
Beantwoord de vragen "Sperreflex" onderaan de pagina.

Toets:Prikkels bij een baby

Toets:Primitieve reflexen

Toets:Sperreflex

Stap 2: Kievitjaar

Het gedrag van veel dieren vertoont een duidelijk jaarritme.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de kievit.

Opdracht 1 Kievitjaar
Bekijk de videofragmenten:

Dieren gedragen zich niet het hele jaar door hetzelfde. Neem bijvoorbeeld de kievit. Je vindt in oktober nooit broedende kieviten.
Ook blijken niet alle kieviten te trekken: sommige kieviten trekken in het najaar naar zuidelijker landen, anderen blijven gewoon hier. Soms krijgen we wintergasten uit noordelijker gelegen landen.
Hoe weten kieviten wanneer ze ergens moeten zijn en wanneer ze moeten vertrekken?
Beantwoord de vragen "Kievitjaar" onderaan de pagina.

Opdracht 2 Ethogram

Een ethogram is een lijst van alle gedragshandelingen die een dier vertoont. Om de gedragswaarnemingen snel en gemakkelijk te kunnen noteren gebruik je afkortingen voor de handelingen.

Een protocol is het vastleggen van de gedragshandelingen in de tijd.
Je kunt dan kijken naar de duur van de handelingen, de frequentie ervan of naar de volgorde (sequentie) waarin ze voorkomen.

Bestudeer Kennisbank:

KB: Ethologie

Maak nu een ethogram van de kievit met behulp van dit filmpje:

Video: Weidevogels die hun eigen naam roepen

Een portret van de kievit.
Je herkent hem aan zijn stoere kuif!

  • Luister ook goed naar het commentaar bij het filmpje.
    Is de commentator overal objectief?
  • Bespreek je ethogram met een klasgenoot.
  • Wat zou je moeten doen om een protocol te maken van het gedrag van een kievit?

Toets:Kievitjaar

Stap 3: Ethologen aan het werk

Ethologen aan het werk met modellen
Bekijk het volgende filmpje:

Familie Tinbergen
De familie Tinbergen is een echte biologenfamilie.
Niko Tinbergen is één van onze belangrijkste ethologen.

Opdracht 1 Sleutelpersoon
Bestudeer de informatie Sleutelpersonen .
Wat maakt Niko Tinbergen een sleutelpersoon?

Luuk Tinbergen, een broer van Niko, is vooral als ornitholoog (vogelkenner) bekend is geworden.
Zijn zoon Tijs Tinbergen is een Nederlandse filmmaker en hij maakte de film Spreeuwenwerk waarin zijn broer Joost wordt gevolgd tijdens het onderzoek naar spreeuwen.

Opdracht 2 Als etholoog
Bekijk het filmfragment van Spreeuwenwerk.

Video: Natuurfilms: Musch EN Tinbergen: Spreeuwenwerk (1983)

Je gaat nu zelf aan het werk als etholoog.

Je voert in overleg met je docent één van onderstaande practica uit
Download de werkbladen en maak een keuze:

A:  werkblad Gedrag van pissebedden

B:  werkblad Gedrag van een kempvis

C:  werkblad eigen gedragsonderzoek

Je mag werken in groepjes van twee of drie personen.
Van dit experiment maak je een wetenschappelijk verslag.

 

Keuzeopdracht

Kies nu in stap 4 en 5 één van de drie keuzeopdrachten A, B, of C en doorloopt eerst stap 4 en daarna stap 5 van de opdracht.

Keuzeopdracht A: Verzorg mij!     :   je doorloopt stap 4A en 5A

Keuzeopdracht B: Eet mij!            :   je doorloopt stap 4B en 5B

Keuzeopdracht C: Verleid mij!      :  je doorloopt stap 4C en 5C

In elk van deze keuzeopdrachten pas je bij stap 4 het voorafgaande toe op een ander gedragssysteem bij dieren, vervolgens bij stap 5 bij mensen.

Let op: stap 4 kost meer tijd dan stap 5!

Stap 4A: Verzorg mij!
Hierin maak je een proefopzet om onderzoek te doen aan sleutelprikkels en supernormale prikkels bij gastheersoorten en broedparasieten. In 5A ontwerp je een product met supranormale babykenmerken.

Stap 4B: Eet mij!/Eet mij niet!
Hierin maak je een proefopzet om onderzoek te doen aan de afschrikkende werking van ‘slangachtige’ kenmerken bij rupsen. In 5B ontwerp je aan aantrekkelijk voedingsmiddel.

Stap 4C: Kies mij!: verleiden en verleid worden.
Hierin ga je het gedrag van een aantal vogelsoorten bestuderen en onderzoek je welke factoren van belang zijn bij vinden van een partner. In 5C maak en bewerk je een profielfoto van jezelf.

Stap 4 - Keuzeopdracht A: Verzorg mij!

Verzorg mij!
Je hebt al eerder (bij stap 1) gekeken naar de sperreflex bij jonge merels.
In deze stap bekijk je deze sperreflex ook van de andere kant: van de kant van de ouders.
Een merel heeft in de voortplantingstijd een sterke voederdrang.
Bestudeer de Kennisbank:

KB: Erfelijk bepaald gedrag

Opdracht 1 Jonge merels
Kijk nog eens naar het filmpje over de sperreflex bij jonge merels.

Je kunt in het filmpje ook een gedragsketen onderscheiden.
Beschrijf deze gedragsketen en geef voor elke schakel in deze keten steeds aan wat de prikkel en de respons is.

Opdracht 2 Broedparasieten

Broedparasieten leggen hun ei(eren) in het nest van een andere soort.
De koekoek is hier het bekendste voorbeeld van.

  1. Bestudeer de Kennisbanken:
    KB: De erfelijke basis van gedrag in de tijd en KB: Supernormale prikkel
  2. Bekijk het filmpje
  3. Beantwoord de vragen hierover in onderstaande oefening 'broedparasieten'
  4. Bedenk een proefopzet om aan de hand van enkele modellen onderzoek te doen aan sleutelprikkels en supernormale prikkels bij de koekoek. Laat je proefopzet door je docent beoordelen.

Ga nu verder met stap 5A.

Oefening:Broedparasieten

Stap 4 - Keuzeopdracht B: Eet mij/ Eet mij niet!

Eetmij! / Eet mij niet!
Opdracht 1 Bessen eten
Hiernaast zie je een merel in een vuurdoornstruik.
De zaadjes waaruit de nieuwe plant moet groeien zitten binnen in het vruchtvlees van de vuurdoornbessen.
Bestudeer de Kennisbank en beantwoord de vragen in de oefening 'bessen eten'
KB: Erfelijk bepaald gedrag

 

Opdracht 2 Parasiet wisselt van gastheer - 1
Leucochloridium is een parasiet, die een levenscyclus heeft waarbij hij afwisselend leeft in een barnsteenslak en in een zangvogeltje, bijvoorbeeld een vliegenvanger. Binnen de onvrijwillige gastheer zit hij wel veilig.
Maar hoe krijgt hij voor elkaar dat ook zijn nakomelingen weer een goed plekje in een gastheer veroveren?
Bekijk het filmpje en de afbeelding hiernaast.

  1. Kijk zo nodig ook nog even in de Kennisbank:
    KB: Supernormale prikkel
  2. beantwoord nu de vragen in de oefening 'gastheerwisseling -1'

Opdracht 3 Parasiet wisselt van gastheer - 2
Sommige dieren hebben een opvallend gedrag om niet te worden opgegeten.
Zo doet de rups van een soort koninginnepage soms alsof het een gevaarlijk dier is.
Bekijk het filmpje

en bestudeer de Kennisbank:

KB: Adaptieve eigenschappen

Beantwoord nu de vragen in de oefening 'gastheerwisseling - 2'

Bedenk daarna een proefopzet om aan de hand van enkele modellen onderzoek te doen aan de afschrikkende werking van ‘slangachtige’ kenmerken bij rupsen.

Laat je proefopzet door je docent beoordelen.

 

Ga nu verder met stap 5B.

Oefening:bessen eten

Oefening:gastheerwisseling - 1

Oefening:gastheerwisseling - 2

Stap 4 - Keuzeopdracht C: Verleid mij!

Kies mij!: verleiden en verleid worden
Opdracht 1 Supranormale prikkels
Bekijk het volgende filmpje:

Er is maar weinig voor nodig om sommige diersoorten te verleiden.
De drang tot voortplanting (paring) is zeer sterk. Dit leidt dit soms tot vreemde situaties.
Dat zie je in het filmpje van het konijn dat met een ballon probeert te paren.

Opdracht 2:

Vaak moet een mannetje moeite doen om aan een partner te komen.
In deze opdracht ga je onderzoeken welke factoren hierbij van belang zijn.
Gebruik als bron onderstaande vogelfilmpjes uit de aflevering “Finding a partner” uit de BBC-serie The life of Birds.

Kies twee verschillende vogelsoorten die je gaat volgen.

En als je bij deze opdracht met meerdere personen werkt verdeel je ze over de groep (twee per persoon). Dan hoeft niet iedereen alle filmpjes te bekijken.

 

Bekijk het filmpje over jouw soort, en maak aantekeningen. Welke dingen vallen je op aan de mannetjes van jouw soort? Probeer sleutelprikkels, speciale lichaamshoudingen of bewegingen, en/of ritualisatie (zie voor dit laatste kennisbank 10.5.1) te herkennen en te benoemen. Zijn er (grote) verschillen in uiterlijk tussen mannetjes en vrouwtjes? Blijven mannetjes en vrouwtjes bij elkaar of komen ze alleen voor de paring bij elkaar?

Bestudeer ter aanvulling onderstaande kennisbanken:

KB: Supernormale prikkel
KB: De erfelijke basis van gedrag in de tijd

KB: Nadelen van opvallende prikkels

 

Beantwoord de vragen in de bijbehorende oefening 'verleiden'

Ga nu verder met stap 5C.

Oefening:verleiden

Stap 5 - Keuzeopdracht A: Verzorg mij!

Opdracht 1 Verzorg mij!
Bekijk het volgende filmpje:

 

Wat maakt babies nu zo vertederend? Wat is het belang voor de baby dat zijn ouders hem schattig vinden?

Kijk ook naar de plaatjes van de Teletubbies.
Rechts boven zie je de originele Teletubbies, daaronder volwassenen in Teletubbie-carnavalspakken.

Er zijn veel meer kinderprogramma’s en stripverhalen waarin de babykenmerken worden overdreven.
Denk bijvoorbeeld aan Disney-figuren zoals Mickey Mouse en Donald Duck of aan Japanse manga-tekenfilms, zoals Pokemon.

Beantwoord de vragen in de oefeningen  'teletubbies'en 'babyface'

Het baby-schema lijkt zelfs te werken voor gebruiksvoorwerpen, zoals auto’s en mobieltjes.
Mensen blijken bijvoorbeeld de voorkant van een auto te beschouwen als een soort gezicht.
Linda Miesler en Helmut Leder onderzochten het effect van het baby-schema in het ontwerp van auto’s.

Lees de volgende bron: Baby face - jump.dexigner.com
Geef een samenvatting van dit onderzoek en de conclusies daarvan.

Ontwerp een knuffel/mobiel/auto of ander product met supernormale babykenmerken.
Documenteer de door jou gemaakte keuzes.

Je kunt je product met toelichting hier uploaden. Bewaar zelf een digitaal bestand van je product.

 

In stap 6 heb je deze opdracht (je ontwerp) nog nodig. Stop je ontwerp en het eventuele onderzoek in je portfolio.

Ga nu door met stap 6.

Oefening:babyface

Toets:Teletubbies

Product met supernormale babykenmerken:upload product babykenmerken

Stap 5 - Keuzeopdracht B: Eet mij/ Eet mij niet!

Opdracht 1 Eet mij!
Welke sleutel- en supernormale prikkels spelen een rol bij het kiezen van je voedsel?
Experimenten waarbij de kleur van het voedsel (bv blauwe biefstuk) werd veranderd, geven aan dat dit een belangrijke rol speelt. Beantwoord nu voor jezelf onderstaande vragen en maak dan opdracht 2.

1. Welke prikkels (behalve de smaak of de geur) vind je zelf belangrijk bij de keuze van je voedsel? Wees zo specifiek mogelijk.

Psychologen deden onderzoek naar de voorkeur van jonge kinderen en van volwassenen.

2.  Op de foto hierboven zie je twee borden met hetzelfde voedsel erop.
Het ene is meer geschikt voor kinderen, het andere voor volwassenen.
Beschrijf de verschillen tussen het linker en rechter bord.

3. Welke past meer bij kinderen? En waarom denk je dat?

 

Opdracht 2

Bedenk een proefopzet waarbij je de aantrekkelijkheid van voedsel bij jonge kinderen, bij jongeren of bij volwassenen kunt onderzoeken. Let onder andere op kleur, porties, verdeling over het bord, maar ook de kleur en tekening van het bord.


Bronnen:
www.scientias.nl
foodpsychology.cornell.edu
www.scientias.nl

Laat je proefopzet door je docent controleren, en bespreek of je de proef ook echt gaat uitvoeren.
Maak hieronder een upload van je proefopzet.

Bewaar dit document en eventuele resultaten en conclusies tevens in je portfolio.

 

Opdracht 3

Doe een onderzoek naar het gebruik van additieven die de aantrekkelijkheid van voedsel moeten vergroten, bv kleurstoffen, glansmiddelen etc. Maken ze de producten ook echt aantrekkelijker?  Neem ook de effecten van deze additieven op de gezondheid mee.

Gebruik o.a. de volgende bron: Kleurstoffen in voedingsmiddelen - www.chemischefeitelijkheden.nl

Maak een verslag van je onderzoek, neem het op in je portfolio en leg het ter beoordeling voor aan je docent.

 

Je gaat nu verder met stap 6

Toets: UPLOAD proefopzet aantrekkelijk voedsel

Start

Stap 5 - Keuzeopdracht C

Opdracht 1 Kies mij!
javascript:void(0) Bekijk het volgende filmpje:

Modellen die je in reclames ziet lijken allemaal perfect en aantrekkelijk, maar in werkelijkheid zijn ze sterk opgemaakt en worden de foto’s ook nog eens “gefotoshopt”.

 

Opdracht 2:

Bekijk het bovenstaande filmpje: “Dove evolution”.

Maak een lijstje van de veranderingen die in dit filmpje aan het oorspronkelijke meisje worden aangebracht om haar ‘perfect’ te maken.

Beantwoord de vragen in bijgaande oefeninging 'Dove evolution'.

 

Opdracht 3: science of sex-appeal?

Bekijk het volgende filmpje:

 

Het filmpje gaat over onbereikbare schoonheidsidealen en de gevolgen daarvan voor ‘gewone’ vrouwen. Wat is de boodschap van deze video? Vat deze samen in ca 100 woorden.

 

Bekijk de volgende filmpjes:

In het eerste filmpje onderzoeken ze wat mannen- en vrouwengezichten aantrekkelijk maakt.

Vergelijk gezichtskenmerken van vrouwen en mannen met elkaar.
Welke kenmerken zijn meer vrouwelijk en welke meer mannelijk?

Bekijk het filmpje over de foto’s die mensen op hun sociale media plaatsen.

Geef een samenvatting van de conclusies uit deze tests. Herhaal de proef eventueel om te testen of het klopt.

Beantwoord de vragen in de oefening 'science of sex-appeal?

Op de site van de Discovery-serie ‘Science of seks appeal’ vind je nog meer interessante filmpjes over wat mensen aantrekkelijk vinden.

 

Ga nu door met stap 6.

Oefening:'Dove evolution'

Oefening:science of sex-appeal

Stap 6: Verleidelijke reclames

Opdracht 1 Verleidelijke reclames


In de reclame wordt vaak gebruik gemaakt van sleutelprikkels en supernormale prikkels.

Benoem zoveel mogelijk sleutelprikkels en supernormale prikkels in dit filmpje.

 

Probeer zelf een reclamefilmpje of een filmtrailer te vinden waarin sleutelprikkels en/of supernormale prikkels zitten die jou aanspreken. Benoem ze, en bespreek de bevindingen in de klas.

 

Nu weet je het vaak wel dat je naar een reclame kijkt, en dus kun je jezelf ertegen wapenen.
Maar wat als je je er niet van bewust bent?
Er gaat een verhaal dat bioscoopbezoekers in de jaren 50 nadat ze tijdens de voorstelling steeds ‘onmerkbaar’ kort blootgesteld waren aan de zinnetjes “drink coca cola” en “eet popcorn” opvallend meer coca cola en popcorn kochten dan anders.
Dat verhaal blijkt broodje aap te zijn.
Toch maakt men in de reclame ook wel gebruik van prikkels die je niet bewust waarneemt, maar die je wel kunnen beïnvloeden.
Kijk bijvoorbeeld naar ………

 

Derren Brown laat in dit filmpje twee reclamemakers zelf het effect van zulke ‘subliminale’ prikkels ervaren.
Leg uit hoe hij de reclamemakers zover krijgt om zonder dat zij het door hebben precies die reclamespotjes te bedenken als hij van tevoren heeft voorbereid.

Beantwoord bovenstaande vragen in de oefening 'verleidelijke reclames'

Oefening:verleidelijke reclames

Stap 7: Afronding

Afronding
Je gaat beginnen aan de afronding.

Maak zelf Tell Sell spotje van jouw product uit stap 4.
Presenteer je Tell Sell spotje voor de klas.

Eisen:
Verwerk de stappen uit de module in je product en in je documentatie voor het spotje.

Documentatie:
Geef in een hulpA4’tje een verantwoording van je gemaakte keuzen:

  • Wat is je doelgroep?
  • Wat wil je precies bereiken?
  • Welke sleutelprikkels, supernormale prikkels, subliminale prikkels en psychologische prikkels heb je toegepast, waarom juist deze?

Presenteer je product en reclamespotje aan de klas, en laat het eindproduct beoordelen door je docent.
Je mag het hulp A4’tje gebruiken bij je presentatie.

Toetsen

De opdracht sluit je af met het maken van drie toetsen.
De toetsen bestaan uit gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

Toets:Gedrag algemeen

Toets:Prikkels van binnen en buiten

Toets:De erfelijke basis van gedrag

Module 2: Leren (en) veranderen

Intro

Leren is ook gedrag. Het is verbazingwekkend wat je dieren allemaal kunt leren.
Duiven kunnen leren pingpongen, papegaaien fietsen en chimpansees kunnen zelfs gebarentaal leren of leren werken op een computer.
Zijn dieren dan toch bijna net zo slim als mensen? Hoe meet je leergedrag?
Veel dieren leven in groepen en vertonen sociaal gedrag.
Hoe communiceren dieren met elkaar en hoe leren ze dat?

In deze module doe je zelf gedragsonderzoek over leergedrag (stap 2) en
je sluit de module af met een onderzoek over lichaamstaal.

 

Eindproduct-Beoordeling

Als afronding doe je onderzoek naar lichaamstaal bij mensen of dieren.
Je verwerkt je gegevens tot een poster.
De posters worden in de klas opgehangen en besproken.
Daarbij geef je een toelichting op je onderzoek en beantwoord je vragen van klasgenoten.
De manier waarop je dat doet, wordt door je docent beoordeeld.

Doelen-Concepten

Na het afronden van deze module:
Kun je een omschrijving geven van de genoemde concepten:

  • uitleggen dat gedrag voor een deel erfelijk is bepaald
  • uitleggen dat het vermogen om iets te leren erfelijk is bepaald
  • uitleggen dat de mate waarin vermogen tot expressie komt, afhankelijk is van het milieu
  • de verschillende vormen van conflictgedrag onderscheiden en voorbeelden ervan noemen
  • een proefopzet bedenken voor onderzoek aan gedrag en het onderzoek uitvoeren.

Deelconcepten
Aangeboren, erfelijk, aangeleerd, nature-nurture, instinct, klassiek en operant conditioneren, gewenning, inprenting, imitatie, inzicht, trial and error, latent leren, communicatie, sociaal gedrag, antropomorf, ambivalent conflictgedrag, overspronggedrag, omgerichte agressie.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Leren (en) veranderen' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het Werkplan Module 2 Leren (en) veranderen

Werkvorm
Stap 1 tot en met 3 en 5 bevatten de basis van deze module.
Bij stap 4 vind je keuzeopdrachten.
Bespreek met je docent welke je gaat uitvoeren.
In stap 6 voer je een onderzoek uit naar lichaamstaal.

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 8 slu nodig.

Stap 1: Nature of nurture?

Nature of nurture?
Mensen vragen zich al eeuwenlang af of bepaalde eigenschappen nu bepaald worden door de omgeving (nurture) of door erfelijke aanleg (nature).
Hoe hebben die twee met elkaar te maken als het gaat om gedrag en leren?


Lees kennisbank:

KB: Erfelijk bepaald gedrag
KB: Leren

Opdracht 1 Vorm van leren

 

Van welke vorm van leren is er bij het voetballende varken sprake?

Gewenning of conditionering (en elk vorm dan?)

Jonge vinken moeten nog leren welke zang bij hen hoort.
Bekijk de video hierover:

Van welke vorm van leren is er bij de jonge vinken sprake?

Gewenning- inprenting of conditionering?

 

Opdracht 2 Erfelijk bepaald?
Bestudeer in de kennisbank:

KB: Erfelijk bepaald gedrag

Beschrijf aan de hand van het onderzoek aan vinken hoe hier onderscheid gemaakt kon worden tussen invloeden uit de omgeving en erfelijke aanleg.

Welke conclusie kun je uit dit onderzoek trekken?

Beantwoord bovenstaande vragen uit opdracht 1 en 2 in bijgaande  Oefening Nature of Nurtute?

 

Opdracht 3 Onderzoek slimheid
Twee Amerikaanse matkopmezen (black-capped chickadees) werden van jongs af aan samen opgevoed. De één is afkomstig uit een populatie in Kansas (gunstige omstandigheden met veel voedsel), de ander uit een populatie in Montana (ongunstige, koude omstandigheden met weinig voedsel).
Beide mezen werden in een situatie gebracht waarin onder glazen plaatjes lekkere hapjes zichtbaar waren. De mees uit Montana had geen probleem om de glasplaatjes opzij te schuiven om bij het voedsel te komen, de mees uit Kansas bleef alleen tegen de glasplaatjes aan tikken. Het lukte hem niet om bij het voedsel te komen.

Van welke vorm van leren is er bij de mees uit Montana sprake?
Kijk zo nodig nog even in de kennisbank.
KB: Leren

Leg uit hoe de onderzoekers met deze proefopzet onderscheid konden maken tussen de invloed van erfelijke factoren en die van de omgeving. Overleg het antwoord met een klasgenoot.

Eigenlijk zegt dit onderzoek vooral iets over de invloed van de omgeving op de erfelijke aanleg voor bepaald gedrag. Hoe kun je dit verklaren?

Beantwoord bovenstaande vragen uit opdracht 3 in de Oefening Onderzoek slimheid

 

Vergelijk de onderzoeken van de vinken en de mezen met elkaar: noteer de onderzoeksvraag, de proefopzet en de conclusies. Leg jouw resultaten met die van een klasgenoot en stel ze eventueel bij.

 

Oefening: Oefening Nature of nurture

Start

Oefening: Oefening Onderzoek slimheid

Start

Stap 2: Meten leergedrag

Opdracht 1 Meten leergedrag
Veel onderzoek aan leergedrag gebeurt door middel van doolhoven.
Op www.ratbehavior.org vind je een overzichtje van verschillende soorten doolhoven voor gebruikt worden.voor ratten en waar ze

Welke vorm van leren meet je met zulk onderzoek met doolhoven?

Waarom is de combinatie van ratten en doolhoven zo geschikt om leergedrag te onderzoeken?

Wat is de beste manier om het leergedrag van ratten in doolhoven te meten?

Meet je eigen rattendoolhof-leergedrag: www.ratbehavior.org

Doe verschillende metingen achter elkaar en zet je resultaten in een grafiek.

Let erop dat je grafiek aan alle eisen voldoet.

Heeft je grafiek een titel?

Heb je de onafhankelijke variabele (het nummer van de poging) op de X-as gezet?
Heb je de afhankelijke variabele (aantal fouten/de tijd) op de Y-as gezet?
Heb je alle eenheden en grootheden vermeld?
Heb je de metingen juist ingevuld in de grafiek?
Heb je van beide assen minstens 2/3 deel gebruikt?
 
Verwerk de antwoorden van opdracht 1 in de Oefening Meten leergedrag

Opdracht 2 Na-apen

Het filmpje gaat over chimpansees die een apparaat leren bedienen.

Kijk zo nodig nog even in de Kennisbank:
KB: Leren

Via welke vorm van leren leerde de eerste chimpansee het apparaat bedienen?

Door welke vorm van leren leerde de tweede aap het? En de tweede groep apen?

Waarom zou de onderzoeker zo geïnteresseerd zijn of de chimpansees in de andere groep het ook zouden kunnen?

Beantwoord deze vragen uit opdracht 2 in de Oefening Na-apen

Licht je antwoorden steeds toe.

 

Opdracht 3 Andere leervormen onderzoeken

Dit is een facultatieve verrijkingsopdracht. Vraag aan je docent of deze opdracht voor jou geldt.

Bedenk een proefopzet en ontwerp een slimheidspuzzel bijvoorbeeld voor vogels in je achtertuin. Mezen zijn hier heel geschikt voor. Een andere mogelijkheid is je huisdier, of vogels rondom de school (meeuwen, duiven). Documenteer je ontwerp en motiveer je keuzen. Gebruik eventueel de volgende filmpjes ter inspiratie.

 

Tips:

  • Welke vorm van leren wil je testen?
    KB: Leren
  • Welke materialen heb je nodig voor je proef?
  • Beschrijf de proefopzet en maak een tekening van je proefopstelling.
  • Schets de grafiek van je verwachte uitkomst (denk aan titel, legenda, eenheden en grootheden).
  • Vraag je docent om commentaar en overleg wat je met de opzet gaat doen (presenteren, uitvoeren etc).

Oefening: Oefening meten leergedrag

Start

Oefening: Oefening Na-apen

Start

Stap 3: Vormen van leren

Vormen van leren
In stap 1 en 2 zijn de meeste vormen van leren al aan de orde geweest
Je gaat gaan nu naar een praktijkvoorbeeld kijken. Hoe kun je je hond iets leren?

Opdracht 1 Clicker training
Eén van de methoden is clickertraining bij puppies.
Bekijk:

En lees clicker training.
Tot welke vorm(en) van conditioneren behoort dit? Licht je antwoord toe.

Opdracht 2 Huisdieren
Maak een overzicht (schematisch, bijvoorbeeld in een tabel) met daarin de verschillende soorten leren die worden onderscheiden.
Gebruik de Kennisbank:

KB: Leren
Geef bij elke vorm van leren een korte beschrijving, één (of meer) voorbeeld(en), en bespreek deze met een medeleerling.

Maak over de uitkomsten van opdracht 1 en 2 aantekeningen in je schrift of portfolio.



Opdracht 3 Extra
Voor wie er geen genoeg van kan krijgen. Probeer je hond of een ander huisdier iets te leren dmv clickertraining.
Maak eerst een plan en overleg dat met je docent.
Documenteer je training en het effect ervan door video’s en/of een verslag. Doe ze in je portfolio.

Stap 4: Slim

Slim
Als je de filmpjes op internet moet geloven zijn allerlei dieren “slim”.
Wat bedoelen we eigenlijk als we dat zeggen?

Opdracht 1 Slimme dieren
In drietallen
Zoek samen een filmpje van een dier dat ‘slim’ genoemd wordt.
Beschrijf het gedrag zo objectief mogelijk.
Wat maakt het dier ‘slim’ volgens de maker van het filmpje?

Ieder leest nu één van de volgende bronnen:

Bedenk daarna samen een definitie voor intelligentie bij dieren.
Bespreek de definities van de groepjes in de klas.

Maak daarover aantekeningen in je schrift of portfolio.

Stap 5: Ook sociaal gedrag moet je leren (lezen)

Ook sociaal gedrag moet je leren (lezen)
Veel diersoorten leven in groepen. Wat betekent dat voor een dier?

Lees kennisbank:

KB: Sociale dieren

Bekijk het filmpje:
Video: SchoolTV: De wisent

Vroeger leefden ze in het wild in bossen en duinen in Europa.
Nu zijn ze met uitsterven bedreigd; de wisenten.

Opdracht 1 Groepen
Maak een tabel met daarin zoveel mogelijk overeenkomsten en verschillen tussen de drie

verschillende groepen. Beantwoord de vragen.

Welke uitwerking hebben de stoffen in de urine van de koningin van de naaktmol?

Bij de naaktmol krijgt alleen de koningin nakomelingen. Voor de andere dieren lijkt dit gedrag niet adaptief.
Bedenk op welke manier de andere vrouwtjes in de kolonie toch meewerken aan het doorgeven van hun eigen genen.

Hoe wordt de groep wisenten bijelkaar gehouden?

 

Als je met anderen samen leeft, moet je rekening houden met elkaar.
Je zult aan elkaar moeten kunnen zien hoe het met de ander is.
In module 1 heb je de term adaptieve eigenschap leren kennen. Lees zo nodig nog eens na wat dat betekent.

KB: Adaptieve eigenschappen

 

Opdracht 2 Hondengedrag

Communiceren gaat meestal via lichaamstaal.
Je kunt er zelfs vaak de positie in de rangorde binnen de groep aan aflezen.
Posities van kop, lippen, oren en staart geven aan in welke stemming een dier is.
Soms zijn er twee stemmingen tegelijk (conflictgedrag), en dan kun je dat ook zien.


Applet: Hondengedrag

  1. Bekijk de applet van de aanvals- en vluchtgedrag en kijk hoe de stand van lippen, ogen, oren en haren verandert. Welke verbanden zie je?
    Neem de tabel over en vul deze in.
    Kies uit: plat naar achteren, naar voren gericht, recht overeind, slap, plat, bijna dicht, opgetrokken, wijd open.
      Aanval     Vlucht      
    lippen        
    ogen    
    oren    
    haren    
  2. Hoe heet de vorm van conflictgedrag die in de afbeelding zichtbaar gemaakt wordt?
    Gebruik eventueel de Kennisbank:
    KB: Erfelijk bepaald gedrag
    Licht je antwoord toe.

Lees kennisbank:
KB: Communicatie
KB: ​Taakverdeling

Hondenagressietest
Er zijn honden die agressief gedrag vertonen naar bijvoorbeeld hun baas, naar kinderen of naar andere honden. Dat kan komen door aanleg, door opvoeding of door ongewone omstandigheden. Honden die na een bijtincident worden opgepakt, moeten een stresstest ondergaan. Wat wordt er getest? En hoe?
Bekijk:

Opdracht 3 Agressietest
Niet iedereen is blij met deze procedure. Bestudeer hier waarom niet.
Wat is jouw mening over het huidige beleid?

Opdracht 4 Lichaamstaal - 1

Ook bij mensen is lichaamstaal belangrijk, vooral als je leiding moet geven, zoals bij leraren.


Ben je op zoek naar een baantje.
Kijk dan naar deze tips over lichaamstaal.

Maak samen met een klasgenoot aan de hand van het filmpje een lijstje met tips voor docenten (in opleiding).
Vul samen met de klas deze lijst aan.

Ook wij zijn sociale dieren en een goede communicatie is voor ons dus essentieel. Dat betekent ook dat we elkaars signalen goed moeten begrijpen.
Dat lukt niet altijd. Niet alleen in taal, ook in lichaamstaal kunnen mensen van elkaar verschillen.

Opdracht 5 Lichaamstaal - 2
Lees lichaamstaal en cultuur, spreken met handen en voeten .
Bespreek het artikel in de klas en inventariseer zo mogelijk nog enkele andere “misverstanden”.

 

Maak aantekeningen over groepsgedrag, communicatie en conflictgedrag uit de opdrachten 1 t/m 5 in je schrift of portfolio, en laat het aftekenen door je docent.

Stap 6: Afronding

Afronding
Je gaat beginnen aan de afronding.
Ontwerp een eigen onderzoek naar lichaamstaal bij mensen of dieren.
Formuleer daarvoor een eigen onderzoeksvraag en formuleer een hypothese.
Voer je onderzoek uit en verwerk je gegevens.
Presenteer je verslag op een poster.
De posters worden in de klas opgehangen en besproken.
Daarbij geef je een toelichting op je onderzoek en beantwoord vragen van je klasgenoten.

Toetsen

De opdracht sluit je af met het maken van twee toetsen.
De toetsen bestaan uit gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

Toets:Wie bepaalt het gedrag?

Toets:Sociaal gedrag

Antwoorden

Stap 1
Opdracht 1 Vorm van leren

    1. Operante conditionering, want ze worden beloond als het lukt.
    1. Inprenting, want ze leren het in een gevoelige periode aan het begin van hun leven.

Opdracht 2 Erfelijk bepaald?

  1. Van een groep jonge vinken die nog nooit een andere vink hadden gehoord werden sommige jongen opgevoed zonder andere vinken. Andere jongen kwamen wel in aanraking met het geluid van andere vinken.
    Het volgende voorjaar werd de zang van beide groepen jonge vinken geanalyseerd.
    1. De basis van de zang wordt bepaald door erfelijke factoren, maar de uitwerking (dialecten) daarvan wordt bepaald door ervaringen met de omgeving.

Opdracht 3 Onderzoek slimheid

  1. Trial-and-error, want eerst doet hij zomaar wat. Hij probeert het net zo lang totdat het eindelijk lukt.
  2. Alle factoren in dit onderzoek zijn gelijk behalve de erfelijke aanleg. Ze komen uit verschillende populaties. Door de mezen onder dezelfde omstandigheden op te voeden kun je alle gevonden verschillen toeschrijven aan erfelijke verschillen.
    1. Onder ongunstige omstandigheden vinden intelligentere mezen meer te eten, en hebben dus meer kans op nakomelingen dan minder intelligente mezen.

Stap 2
Opdracht 1 Meten leergedrag

  1. Trial-and-error, want hij leert van zijn fouten en loopt de doolhof dus steeds sneller en met minder fouten.
  2. Ratten zijn er van nature al gewend om in lange, kronkelende ondergrondse gangen hun weg te vinden.
  3. Door te tellen hoeveel pogingen de rat nodig heeft om de doolhof foutloos uit te lopen.

Opdracht 2 Na-apen

  1. Operant conditioneren, want doordat de aap iedere keer beloond werd als hij toevallig iets goed deed leerde hij uiteindelijk alle benodigde handelingen uitvoeren.
  2. Imitatie, want de andere apen leren het door het af te kijken van de eerste aap.
  3. De onderzoeker verwachtte wel dat de eerste groep het gemakkelijk zou na-apen omdat ze tot dezelfde groep behoorden. Binnen een groep delen de leden makkelijker met elkaar. Maar het was de grote vraag of ook chimpansees van een andere, vijandige, groep het ook zouden afkijken.

Module 3: Dierenwelzijn

Intro

Tegenwoordig besteedt de politiek veel aandacht aan dierenwelzijn.
Regelmatig worden vragen gesteld over animal cops, bio-industrie, circusdieren en proefdieren.
Er zijn ook allerlei actiegroepen die via hun protestacties aandacht vragen voor misstanden.
Hoe ver mag je daarbij gaan?
Lees het nieuwsbericht van de NOS: Nederland centrum dierenactivisme

Actiegroepen geven soms de indruk dat ze dierenrechten zo belangrijk vinden dat mensen(rechten) er niet meer toe doen.
Maar wat is dierenwelzijn eigenlijk? Hoe meet je dierenwelzijn?
En hoe kun je op een verantwoorde manier met dieren omgaan?
Een onderwerp dat veel discussie oplevert.

Eindproduct-Beoordeling

Als afsluiting van de module vorm je een mening over over dierproeven voor medisch onderzoek. Formuleer argumenten voor en tegen het gebruik van dierproeven.

Doelen-Concepten

Na het afronden van deze module:
Ken je:

  • de factoren die van invloed zijn op dierenwelzijn

Kun je:

  • diergedrag beschrijven dmv een ethogram en een protocol
  • benoemen of een gedragsbeschrijving objectief of subjectief is
  • uitleggen wat dierenwelzijn is
  • een verantwoord dierverblijf ontwerpen volgens de ontwerpcyclus
  • een beargumenteerde mening geven over dierenwelzijn in een bepaalde situatie
  • een beargumenteerde mening geven over dierenactivisme.

Deelconcepten
Ethogram, protocol, stereotiepgedrag, sociaal gedrag, rangorde, stress, welzijn, antropomorf.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Dierenwelzijn' bestaat uit een aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het Werkplan Module 3 Dierenwelzijn

Werkvorm
Stap 1 tot en met 3 bevatten de basis van deze module.
Bij stap 4 vind je keuzeopdrachten.
Maak een keuze uit stap 4A, B, C, of D.
Gebruik diervoor de kennis die je hebt opgedaan in de stappen 1 t/m 3.
Bespreek met je docent welke je gaat uitvoeren.
Houd bij het maken van het eindproduct een klassikale discussie.

Benodigdheden:

Tijd
Voor deze module heb je 7 slu nodig, afhankelijk van gekozen producten.

Stap 1: Hoe meet je dierenwelzijn?

Hoe meet je dierenwelzijn?
Bestudeer de Kennisbank:

KB: Ethologie

Opdracht 1 Dierenwelzijn
In tweetallen

  1. Wat maakt dat je de dieren op de foto schattig en lief vindt?
    Denk terug aan wat je in module 1 hebt geleerd.
  2. Hebben deze dieren het volgens jou naar hun zin? Waarom denk je dat?
    Is je antwoord subjectief of objectief?
  3. Heb je zelf een of meer huisdieren? Welk(e)? Wat doe(n) jij (en de andere gezinsleden) om het/ze een goed leven te geven?
  4. Waaraan zie jij dat het een goed leven heeft? Is je antwoord subjectief of objectief?
  5. Een term die vaak gebruikt wordt als het gaat om het houden van dieren is ‘dierenwelzijn’.
    Bespreek hoe je (in het algemeen) het welzijn van dieren op een objectieve manier zou kunnen bepalen.
    Denk aan wat je in de vorige twee modules hebt geleerd.
    Probeer zoveel mogelijk aspecten te noemen.
  6. Vergelijk daarna je antwoorden met deze bron en vul zo nodig aan.
    www.groenkennisnet.nl

Opdracht 2 Dansende koeien
In tweetallen.

  1. Kun je aan de hand van dit gedrag zeggen hoe de koeien zich voelen als ze voor het eerst weer naar buiten mogen? Is je antwoord subjectief of objectief. Licht je antwoord toe.
  2. Maak een ethogram voor het eerste filmpje. Maak ook een ethogram protocol voor koeien die al een tijdje in de wei hebben gestaan.

  3. Vergelijk je ethogrammen protocollen, en geef je conclusies.
  4. Wat zou je moeten doen om een protocol te maken van het gedrag van koeien (of van andere landbouwhuisdieren).
    Overleg met je docent of je die opdracht uit gaat voeren.
  5. In de reclame wordt tegenwoordig wel de term ‘weidemelk’ gebruikt.
    Zoek uit waar deze term voor staat.
    Vind je het gebruik van deze term zinvol? Waarom wel/niet?

Verwerk alle antwoorden van opdracht 1 en 2 in je schrift /portfolio en maak aantekeningen.

Leg de uitwerkingen voor aan je docent ter beoordeling.

Stap 2: Stress

Stress
Stress is een belangrijke factor die bepalend is voor dierenwelzijn. Bij dieren kun je dit vaststellen aan de hand van de hoeveelheid cortisol in het bloed.

Cortisol is het ‘stresshormoon’ en wordt aangemaakt in de bijnierschors.
Cortisol helpt het lichaam om energie te mobiliseren, waardoor je beter bent opgewassen tegen bedreigende situaties. Langdurige stress is echter ongezond.
Proefdieren die langdurige stress ervaren worden ziek of gaan zelfs dood.

Het bijniermerg maakt twee aanval- of vluchthormonen aan: adrenaline en noradrenaline.
Ook bij kortdurende stress komen deze hormonen vrij.
De hormonen zorgen voor een toenemende hartslag- en ademhalingsfrequentie.
Daardoor is er meer verbranding van glucose in het lichaam en kan het lichaam goed reageren op gevaar.

Opdracht 1 Stress
In tweetallen.
Bespreek de vragen a t/m e in je groepje. Beantwoord dan samen vraag 6.

  1. Iedereen heeft wel eens situaties meegemaakt waarin hij/zij erg is geschrokken of gestrest was.
    Welke verschijnselen vertoont iemand die erg gestrest is? Denk zowel aan fysieke verschijnselen zoals hartslag en ademhaling als aan gedrag.
  2. Leg uit hoe kortdurende stress voordelig voor een dier kan zijn en langdurige stress nadelig.
  3. Wie zullen bij sociaal levende dieren de meeste stress(hormonen) hebben verwacht je:
    dominante dieren die hoog in de rangorde staan of laaggeplaatste dieren?
    Licht je antwoord toe. Kijk eventueel in de Kennisbank:

    KB: Sociale dieren
    KB: Taakverdeling

  4. Leg uit dat kalmeringsgedrag bij zulke dieren belangrijk is. Zie ook module 2.

Zoek een ander tweetal op en geef antwoord op de volgende vraag:

  1. Bij welke dieren zal er het meeste stress zijn:
    ieren die door mensen worden gehouden of bij dieren die in het wild leven? Beredeneer je antwoord.
    Bedenk in beide situaties wanneer een dier stress zal hebben.
  2. Maak een lijstje met voorwaarden waaraan voldaan moet worden als je dieren die door mensen worden gehouden (huisdieren, landbouwhuisdieren, dierentuin of circus) zo min mogelijk stress wilt bezorgen.
    Denk aan hoe je het dier behandelt, zijn huisvesting en of je er andere dieren bij laat.
    Je hebt dit lijstje later nog nodig voor een andere opdracht.

 

Verwerk alle antwoorden van deze opdracht in je schrift /portfolio en maak aantekeningen.

Leg de uitwerkingen voor aan je docent ter beoordeling.

Stap 3: Stereotiep gedrag

Stereotiep gedrag

 


Bij stress zijn er misschien teveel prikkels, maar als er te weinig prikkels zijn geeft dit vaak ook aanleiding tot gestoord gedrag.
Dieren kunnen dan apathisch worden of stereotiep gedrag gaan vertonen, bestaande uit steeds herhaalde korte bewegingen.
Deze bewegingen hebben vaak te maken met het langdurig of te weinig kunnen uitvoeren van natuurlijk gedrag.

Opdracht 1 Stereotiep gedrag

  1. Bekijk de filmpjes van het paard en de olifant en beschrijf hun stereotiepe gedrag.
  2. Als dieren eenmaal stereotiep gedrag vertonen, blijkt het vrijwel onmogelijk om het ze weer af te leren.
    Bij stereotiep gedrag komt endorfine vrij. Zoek op wat endorfine is en wat het doet.
    Leg dan uit hoe het komt dat stereotiep gedrag vrijwel niet is af te leren.
  3. Zoek uit welke afwijkend gedrag dieren in gevangschap kunnen vertonen.
    Bekijk ook wat dierentuinen doen om stereotiep gedrag te voorkomen.

Verwerk alle antwoorden van deze opdracht in je schrift /portfolio en maak aantekeningen.

Leg de uitwerkingen voor aan je docent ter beoordeling.

Gebruik je antwoorden voor de opdrachten van stap 4.

Bronnen:

Stap 4 - Keuzeopdracht A: Ontwerp een verblijf voor je huisdier

Ontwerp een verblijf voor je huisdier
Je doet deze opdracht in een groepje van 2 tot 4 personen.
Het aantal hondenspeeltuinen is de laatste jaren sterk toegenomen.
Niet alleen als middel om overlast door hondenpoep weg te nemen, maar ook om honden een stimulerende en sociale omgeving te bieden.

Opdracht
Maak een plan voor een hondenspeeltuin of om een bestaande te verbeteren.
Op het werkblad Hondenspeeltuin vind je de gehele opdracht.
Laat het resultaat door je docent beoordelen en stop het daarna in je portfolio.

Bronnen:

Ga verder met stap 5.

Stap 4 - Keuzeopdracht B: Beter leven voor legkippen

Beter leven voor legkippen
Deze opdracht doe je in een groepje van 2 tot 4 personen.
Er is vaak publiciteit over de leefomstandigheden van landbouwhuisdieren.
Aan de ene kant is er een economisch belang voor de boer en voor de consument, aan de andere kant speelt ook dierenwelzijn een rol.

Aan de Landbouwuniversiteit Wageningen is veel onderzoek gedaan aan het welzijn van landbouwhuisdieren en aan de eisen die ze aan hun leefomgeving stellen. Zo hebben ze twee nieuwe soorten leghennenverblijven ontworpen:
de plantage en het rondeel.

Om de consument - die een belangrijke rol in dit geheel speelt - een beter inzicht te geven in het welzijn van de dieren heeft de dierenbescherming het keurmerk ‘Beter leven’ in het leven geroepen.

Ontwerp nu met je groep een nieuw soort leghennenverblijf.
Op het werkblad Leghennenbedrijf vind je de gehele opdracht.
Laat het resultaat door je docent beoordelen en stop het daarna in je portfolio.

Bronnen:


Voor wie er geen genoeg van kan krijgen:
Lees het volgende artikel over games voor varkens: HKU ontwikkelt game voor varkens - www.destadutrecht.nl en ontwerp zelf een spel voor varkens.
Stel een programma van eisen op documenteer/motiveer je plannen etc etc

Ga verder met stap 5.

Stap 4 - Keuzeopdracht C: Ontwerp een verblijf voor dierentuindieren

Ontwerp een verblijf voor dierentuindieren
Dierentuinen vervullen verschillende functies. Naast (onder andere) educatie, bescherming van bedreigde diersoorten en recreatie hebben ze ook een economische functie. In moderne dierentuinen wordt rekening gehouden met dierenwelzijn. Niet alleen bij de inrichting van de dierenverblijven, maar ook bij de activiteiten voor de dieren.

In deze opdracht ga je een dierenverblijf voor een dier naar keuze ontwerpen, compleet met aanwijzingen voor de verzorgers hoe het dier te behandelen.
De gehele opdracht vind je op het werkblad Dierenverblijf .
Laat het resultaat door je docent beoordelen en stop het daarna in je portfolio.

Bronnen over dierenwelzijn en dierentuinen:

Voor wie er geen genoeg van kan krijgen:
Schrijf een artikel voor je magazine over (naar keuze):

  • Het berenbos in Ouwehands Dierenpark (bron: www.alertis.nl ) en verwerk daarin wat je in deze module hebt geleerd.
    Het moet een journalistiek/educatief artikel zijn.
  • De vraag of de orka Morgan moest worden vrijgelaten of niet (bron: www.dolfinarium.nl ).
    Dit moet een opiniërend artikel zijn.
  • Interview een dierverzorger in een dierentuin.
    Onder andere over zijn/haar ervaringen, werkzaamheden, opleiding etc.

Ga verder met stap 5.

Stap 4 - Keuzeopdracht D: Circusdieren

Circusdieren


Deze opdracht doe je in een groepje van 4 personen. Er is veel te doen rond het houden van ‘wilde dieren’ in het circus.
Je gaat onderzoeken of het circus voldoende rekening houdt met het natuurlijke gedrag van de ‘wilde’ dieren.

Oriënteer je op de discussie, en gebruik onder andere de volgende bronnen:

Verwerk hier ook je slotantwoorden van stap 2 en 3.
Probeert het circus zoveel mogelijk stress en stereotiep gedrag te voorkomen? Zo ja, hoe?

Schrijf met je groep een opiniërende column over het onderwerp.
De gehele opdracht vind je op het werkblad Dierenverblijf .
Lever je column met commentaren in bij je docent en bewaar het in je portfolio.
Ga verder met stap 5.

Stap 5: Afsluiting

Afsluiting

 

Voor of tegen het gebruik van proefdieren?

Als afsluiting van deze module oriënteer je je op het onderwerp dierproeven en welzijn van de proefdieren.

Discussieer met een groep van klasgenoten over het gebruik van proefdieren. Wanneer vind je het oke, en wanneer niet? Aan welke voorwaarden moeten dierproeven voldoen? Onder welke omstandigheden mogen ze al dan niet plaatsvinden? 

 

Opdracht: Voor of tegen?

Formuleer drie argumenten voor en drie argumenten tegen het gebruik van proefdieren. Wanneer wel, en wanneer niet en onder welke voorwaarden?

Noteer ze in je schrift of portfolio en leg ze ter beoordeling voor aan je docent.

 

Gebruik onder andere de volgende bronnen.

www.informatiedierproeven.nl


www.proefdiervrij.nl

 

Toets

De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Mensen houden (van) dieren'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op de knop om de toets te starten.

Toets:Mensen houden (van) dieren

Afsluiting

Stap 1: Samenvatting bioplek - controle leerdoelen - kennisbank

Hoe haal je het in je hoofd?
Bekijk de samenvatting op bioplek
Kijk nog eens naar de leerdoelen bij de modules die je hebt gevolgd.
Controleer of je de leerdoelen beheerst door ze aan jezelf of een klasgenoot uit te leggen.
Zoek onderdelen zo nodig nog een keer op in de kennisbank.

Stap 2: Reflectie

Reflectie
In welke beroepsgroepen is kennis van de ethologie van belang volgens jou?
Welke rol zou kennis van ethologie kunnen spelen in jouw persoonlijk leven?

Stap 3: Examenvragen

Geen examenvragen over dit onderwerp in de Havo-examens van de afgelopen jaren.
Om toch te kunnen oefenen vind je hier een aantal examenvragen uit vwo-examens.

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Stap 4: Organisatieniveaus gedrag

De lift
Gebrek aan voldoende vette vis kan de hersenontwikkeling van jonge meeuwen blijvend verstoren. Daardoor zijn zeevogelpopulaties nog kwetsbaarder voor klimaatverandering dan tot dusver werd aangenomen.

Als uit de visgronden waarop meeuwen zijn aangewezen, alleen de vette vissoorten wegtrekken, kunnen vogels achterblijven met zo slecht ontwikkelde hersenen dat ze letterlijk te dom zijn om zich in leven te houden.

Dat sinistere scenario wordt geschetst in de Proceedings of the Royal Society (Biological Sciences, First Cite Early Online). De schrijvers doen dat met behulp van drieteenmeeuwen. In de zuidoostelijke Beringzee bij Alaska zijn de populaties roodpootdrieteenmeeuwen (Rissa brevirostris) rond de Pribilof eilanden sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw in een vrije val geraakt. Inmiddels zijn ze gehalveerd. Dat was reden voor biologen van de Universiteit van Alaska Fairbanks om onderzoek te doen naar de oorzaken. Ze hadden daar al wel een idee over: het instorten van de vogelpopulatie viel samen met een verminderde beschikbaarheid van vetrijke vissoorten door klimaatverandering. Andere vissen bleven wel voorradig.

Lukte het de jonge kuikens in deze situatie nog zulke kennisvaardigheden te ontwikkelen, dat ze een zelfstandig volwassen bestaan konden opbouwen? Zelden. Dat mag je vermoeden na het realistisch naspelen van de meeuwenopvoeding. Twintig jongen werden in gevangenschap veertien dagen opgevoed zoals dat vroeger hoorde, met een vetrijk dieet. Daarna, tot op een leeftijd van 47 dagen - de standaard uitvliegleeftijd - werd een groep vetarm opgevoed, terwijl de andere helft op het zelfde rijke dieet bleef.
Door middel van aanvullende vitamine- en mineraal-preparaten werd verzekerd dat alleen het vetgehalte van de voeding hier varieerde. Tenslotte werden alle vogels weer tien dagen lang vetrijk gevoerd.

Ondertussen werden prille vogels allerlei cognitieve tests afgenomen. Ze kregen leertaken waarbij ze bijvoorbeeld de kleur van schalen moesten zien te koppelen aan de aanwezigheid van voedsel, en moesten hun talent voor ruimtelijke oriëntatie aantonen. De uitkomst was duidelijk: de luxe opgevoede jongen leerden deze taken tot in perfectie.
De vetarm opgevoede vogels bleven daarbij ver achter. En die achterstand liepen ze ook niet meer in.
Die vermogens spelen een grote rol in een actief vogelleven dat vaak ook een sterk beroep doet op flexibiliteit.
De armelijk opgevoede vogels hadden veel hogere concentraties stresshormonen in de bloedbaan.
Een eenduidige, conclusie is helaas nog niet mogelijk. De vetarm gevoerde vogels zijn bij het uitvliegen ook lichter en dat op zichzelf verlaagt al evenzeer de overlevingskans.

Frans van der Helm
Bron: NRC 191105


Vragen

  1. Organisme-niveau: Wat was het gevolg van de vetarme voeding voor het gedrag van de meeuwenkuikens?
  2. Populatieniveau: Stel dat de conclusie van het onderzoek juist is. De jonge drieteenmeeuwen zijn door het gebrek aan vet in hun voeding slechter in het zoeken van voedsel. Welk gevolg heeft dit voor de populatie?
  3. Ecosysteemniveau: Leg uit hoe een klimaatverandering invloed kan hebben op de aanwezigheid van vette vis (haring, kabeljauw) in een bepaalde oceaan.

En nu weer naar beneden:

  1. Celniveau: Welke cellen in de jonge dieren hebben zich blijkbaar niet goed kunnen ontwikkelen?
  2. Molecuulniveau: Welke voedingsstoffen moeten in de voeding van jonge kuikens in voldoende mate aanwezig zijn?