Door jong en oud worden er nog veel fouten gemaakt met de spelling van werkwoorden in verschillende soorten teksten, zoals kranten, tijdschriften en reclames. Hieruit blijkt maar weer dat veel mensen van verschillende leeftijden werkwoordspelling erg lastig vinden en daarom is het belangrijk dat jij uiteindelijk wel de regels kent van de tegenwoordige tijd.
In de toekomst wil je natuurlijk geen spelfouten maken. Bij bijvoorbeeld een sollicitatiebrief komt het erg slordig over als je bijvoorbeeld de regels van tegenwoordige en verleden tijd door elkaar haalt. Je maakt geen positieve indruk! En dat is juist wat je wel wilt! Je solliciteert niet voor niets naar die baan. Nu lijkt solliciteren voor jou misschien nog ver weg.
Maar je hebt wel te maken met werkstukken of presentaties. Als je bijvoorbeeld een Prezi- of PowerPointpresentatie maakt en er staat een fout in de werkwoordspelling, staat dat slordig. Het zal jouw cijfer ook (negatief) beïnvloeden.
Hieronder zie je een aantal voorbeelden van fouten, die heel slordig overkomen!
Werkwoordspelling:
De aankomende periode gaan we aan de slag met werkwoordspelling. Eerst gaan we bezig met de tegenwoordige tijd en daarna met de verleden tijd.
Een handig hulpmiddel hiervoor is een 'algoritme', een soort van schema die je helpt bij het correct vervoegen van werkwoorden, zie onderstaande afbeelding:
Bij dit digitale leermateriaal gaan we eerst leren om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen.
Doel:
Je leert door middel van dit digitale leermateriaal de spelling van persoonsvormen in de tegenwoordige tijd, zodat je straks in je verslagen, PowerPoint presentaties, e-mails en brieven die je schrijft, hier geen fouten meer in maakt.
Aan het werk
Aan het werk:
Voorkennis:
Eerst wordt de theorie herhaald van het onderwerp van zin bepalen en ga je dit even oefenen.
Instructie tegenwoordige tijd:
Het digitale leermateriaal start met algemene theorie over de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Drie vormen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd:
Vervolgens wordt stapsgewijs uitlleg gegeven over de drie vormen van tegenwoordige tijd, namelijk:
Stam
Stam + t
Stam + en
Bij elke vorm zijn er oefeningen en ondersteunende uitleg. Daarnaast ga je na elk onderdeel evalueren wat je moeilijk en makkelijk vond bij het onderdeel.
Na de oefeningen kun je nog extra oefenen door middel van extra oefenopdrachten.
Test je kennis:
Na de drie vormen zijn er twee testjes waarmee je je kennis kunt toetsen over de spellingsregels van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Evaluatie:
Na de theorie, oefeningen en de testjes ga je het lesmateriaal en je eigen leerproces evalueren.
Je hebt voor het kezen van de theorie en het maken van de oefeningen en testjes twee lesuren. Als je het daarna niet af hebt, dan kan je het rustig thuis afmaken.
Heel veel plezier en succes gewenst bij het lezen van de theorie en het maken van de oefeningen!
Voorkennis:
Herhaling: onderwerp van de zin bepalen
Herhaling: onderwerp van de zin bepalen
Bij deze oefening gaan we even kort herhalen wat ook alweer het onderwerp van de zin is.
Deze kennis heb je nodig om straks goed de regels van tegenwoordige tijd toe te passen.
Een werkwoord in de tegenwoordig tijd kan in drie vormen worden geschreven worden, namelijk:
1. Stam
2. Stam + t
3. Stam + en
Dit is afhankelijk van het onderwerp. Het onderstaande schema geeft aan wanneer je welke vorm gebruikt.
Oefenen:
De drie vormen gaan we stapsgewijs oefenen door middel van verschillende opdrachten, zodat je straks een kanjer wordt in de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Instructiefilmpje: Tegenwoordige tijd
Drie vormen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1. Stam
1. Stam
Stam (van het werkwoord):
De stam is de kortste vorm van het werkwoord, namelijk de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.
Zoals: Ik loop - Loop ik?
Je vindt de stam door twee manieren:
1. Het weglaten van -en bij het hele werkwoord, zoals: kijken – ik kijk, fietsen – ik fiets
2. Soms komt er een extra klinker erbij, verandert er een letter en wordt er een medeklinker weggelaten, zoals: eten – ik eet (toevoeging -e), horen – ik hoor (toevoeging -o), verhuizen - ik verhuis, graven- ik graaf.
Bij het vorige onderdeel heb je geleerd dat je bij de ik-vorm en jij-vorm in de vragende vorm de stam van het werkwoord gebruikt, zoals 'ik loop' en 'loop jij?'. Weet je nog de stam van de volgende woorden: bijten, eten, horen, graven en knippen?
Als je het niet meer zeker weet, lees dan terug of vraag je medeleerlingen of je docent om feedback.
Bij dit onderdeel leer je het gebruik van stam + t.
Stappenplan:
Eerst bedenk je wat de stam van het werkwoord is en vervolgens zet je een –t achter de stam, zoals:
Bij het vorige onderdeel heb je geleerd dat als het onderwerp van de zin 'iemand anders' is, dat je dan stam + t gebruikt, zoals: hij loopt, zij loopt, men loopt, de groep loopt, het dier loopt, enz. Kun je het werkwoord 'lopen' vervoegen in de volgende zinnen: Jij.....-......jij? - Hij......
Als je het niet meer zeker weet, lees dan terug of vraag je medeleerlingen of je docent om feedback.
Bij dit onderdeel leer je het gebruik van stam + en.
Bij zinnen met als onderwerp meerdere mensen (meervoud) dan gebruik je het hele werkwoord stam + en.
Voorbeelden:
Wij lopen, zij voelen, jullie huilen, de mensen schreeuwen, enzovoort.
Je kunt nog extra oefenen voordat je de twee testjes gaan doen. Ook kun je nog de PowerPoint presentatie van de tegenwoodige tijd gaan bekijken om je geheugen op te frissen.
De oefenopdrachten zijn:
Opdracht 1: Werkblad maken of de antwoorden op een blaadje te schrijven en deze te laten zien aan je docent. De docent kijkt het na en geeft je feedback.
Opdracht 2: Werkblad maken of de antwoorden op een blaadje te schrijven en daarna zelf je antwoorden controleren door middel van een antwoordenblad.
Opdracht 3: Verschillende spellen spelen in tweetallen of viertallen.
Bij de extra oefenopdrachten moet je soms nog wel bijbehorend materiaal voor gaan zoeken!
Het arrangement Les: tegenwoordige tijd is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Nadine Brouwer
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-09-22 09:57:35
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefening: Onderwerp van de zin bepalen.
Oefening 1: Stam
Oefening 2: Stam
Oefening 1: Stam + t
Oefening 2: Stam + t
Oefening 3: Stam + t
Oefening: Stam + en
Test je kennis 1 (individueel)
Test je kennis 2 (in tweetallen)
Evalueren van het lesmateriaal
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.