Stam + t:
Je gebruikt stam + t bij zinnen met als onderwerp ''iemand anders' in het enkelvoud, zoals: hij, jij, zij, het, u, men, iedereen, de groep, enzovoort.
Hulpwerkwoord 'lopen':
Bij deze oefening krijg je te maken met hele werkwoorden die eindigen op –den.
Bij deze woorden kun je niet goed horen of er een –t achter de stam komt.
Je kunt dit probleem op twee manieren oplossen:
1. Eerst in je hoofd bedenken wat de stam is van het werkwoord en vervolgens een -t achter de stam plaatsen.
|
2. Vul in gedachte het werkwoord ‘lopen’ in. Je hoort dan of er een –t achter de stam komt, zoals:
|
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.