Stam + t:
Bij het vorige onderdeel heb je geleerd dat je bij de ik-vorm en jij-vorm in de vragende vorm de stam van het werkwoord gebruikt, zoals 'ik loop' en 'loop jij?'. Weet je nog de stam van de volgende woorden: bijten, eten, horen, graven en knippen?
Als je het niet meer zeker weet, lees dan terug of vraag je medeleerlingen of je docent om feedback.
Bij dit onderdeel leer je het gebruik van stam + t.
Stappenplan:
Eerst bedenk je wat de stam van het werkwoord is en vervolgens zet je een –t achter de stam, zoals:
|
Let op!
Staat 'jij' voor de persoonsvorm, dan stam +t:
|
Staat 'jij' achter de persoonsvorm, dan stam!
|
Instructiefilmpje: Stam + t https://www.youtube.com/watch?v=3NUcVQSjXjE