Stam + t:
Je gebruikt stam + t bij zinnen met als onderwerp ''iemand anders' in het enkelvoud, zoals: hij, jij, zij, het, u, men, iedereen, de groep, enzovoort.
Bij deze oefening ga je leren wanneer je stam en waneer je stam + t gebruikt bij zinnen met als onderwerp 'jij'.
De twee regels hiervoor zijn:
1. Staat 'jij' voor de persoonsvorm, dan stam +t: Geen vraagzin:
|
2. Staat 'jij' achter de persoonsvorm, dan stam!: Vraagzin:
|
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.