Stam + t:
Je gebruikt stam + t bij zinnen met als onderwerp ''iemand anders' in het enkelvoud, zoals: hij, jij, zij, het, u, men, iedereen, de groep, enzovoort.
Bij deze oefening ga je in je hoofd eerst bedenken wat de stam is en vervolgens bij de stam van het werkwoord een -t toevoegen, zoals:
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.