Veel topsporters krijgen te maken met blessures.
Maar ook gewone sporters kunnen er last van krijgen.
En ook als je niet sport, kun je een blessure krijgen, bijvoorbeeld door het gebruik van de computermuis of een verkeerde houding bij het tillen of een verkeerd afgestelde bureaustoel.
In dit thema staan (sport)blessures centraal.
Aan het eind van het thema maak je samen met een klasgenoot twee beschrijvingen van blessures voor in een folder.
In die folder leg je uit:
wat de blessures inhouden,
hoe de blessures kunnen ontstaan en
wat je kunt doen om de blessures te voorkomen.
Voordat je hiermee aan de slag gaat, moet je iets weten over het geraamte, over beenderen, over de wervelkolom, over spieren, over lichaamshouding en over beenverbindingen. Daarover gaan dan ook de vijf opdrachten in deel B.
Planning
In dit thema ga je aan de gang met vijf opdrachten en de afsluiting.
In de tabel staat per onderdeel hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.
Activiteit
Aantal lessen
Inleiding
0,5
Opdracht: Geraamte-skelet
2
Opdracht: Beenderen
2
Opdracht: Rechtop staan
1
Opdracht: Spieren
2
Opdracht: Lichaamshouding
3
Afsluiting
2
Totaal
12,5
Werkplan
Het thema '(Sport)blessures' bestaat uit een groot aantal opdrachten/oefeningen.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan houd je bij welke onderdelen afgerond zijn.
Kijk ongeveer een minuut naar het volgende filmpje.
In deze opdracht staat het skelet centraal.
Hoe heten al die botten in ons skelet?
Wij behoren tot de zoogdieren.
Hebben andere zoogdieren dezelfde botten als de mens?
Op deze vragen ga je in deze opdracht antwoord geven.
Succes
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af door samen met een klasgenoot een skelet in elkaar te zetten en de verschillende botgroepen te kleuren.
Beoordeling
Laat het skelet beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling gebruikt je docent de volgende vragen:
Is het skelet op de juiste manier in elkaar gezet?
Zijn de botgroepen op de juiste manier gekleurd?
Staan de namen van de zeven botgroepen op het skelet?
Is het skelet met zorg gemaakt?
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Kun je alle namen benoemen van de beenderen van het skelet.
Kun je verschillende botgroepen.
Kun je de kenmerken van zoolgangers, teengangers en hoef/topgangers.
Kun je uitleggen waarvoor je een skelet nodig hebt.
Kun je zelf een model van skelet bouwen.
Kun je bij verschillende diersoorten de plek van tenen/vingers,
voeten/handen, onderarm en dijbeen/bovenarm onderscheiden.
Werkwijze
Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 5 doe je alleen. Soms heb je wel de hulp van een klasgenoot nodig.
Het maken van het skelet (stap 5) doe je samen met een klasgenoot.
karton en printer (of je krijgt de bouwplaat uitgedeeld)
kleurpotloden (rood, groen, grijs, geel, paars en blauw)
schaar
tang om gaatjes te maken plus acht splitpennen
touw/katoendraad en naald
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Stap1
Het geraamte of skelet
Bestudeer uit de kennisbank biologie de eerste twee pagina's van het onderdeel over het geraamte/skelet en beantwoord dan de vraag over de functies van het geraamte.
Welke functies heeft ons geraamte allemaal?
Kies meerdere antwoorden uit de volgende mogelijkheden.
Het maakt bewegingen mogelijk.
Het geeft vorm aan ons lichaam.
Het beschermt sommige tere organen.
Het zorgt voor stevigheid en rechtop blijven staan.
In het beenmerg worden bloedcellen aangemaakt.
Vergelijk jouw keuze met de keuze van een klasgenoot.
Hebben jullie een verschillend antwoord. Kijk nog even in de kennisbank.
Stap2
Verschillende botten
Ga opnieuw naar het onderdeel 'Geraamte' in de kennisbank biologie.
Kijk uit welke botten en beenderen de schedel, de romp, de wervelkolom en de ledematen zijn opgebouwd (pagina 3 t/m 7).
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ken je nu alle botten en kun je de botten bij jezelf aanwijzen?
- Download het werkblad Het Skelet .
- Ga in dezelfde houding staan als de afbeelding.
- Vraag een klasgenoot om een foto van je te maken.
- Plak deze foto in het werkdocument achter het skelet.
- Benoem alle genummerde botten.
- Kijk of je elk bot bij jezelf kunt voelen.
Oefen met een klasgenoot: de één wijst een lichaamsdeel aan, de ander zegt welk bot daar zit.
Stap4
Mens en dier
In de volgende toepassing "Mens en paard" onderaan deze pagina, zie je dat er als je kijkt naar het skelet overeenkomsten zijn tussen mens en paard.
Werkt de toepassing niet download dan het werkblad Mens en Paard
Op de website van natuurinformatie vind je extra informatie over het skelet van 'viervoeters': natuurinformatie - skeletten .
Lees wat het verschil is tussen hoefgangers, zoolgangers en teengangers.
Beantwoord nu de vijf vragen hieronder.
Op welk deel van de voeten loopt een zoolganger?
Op welk deel van de voeten loopt een teenganger?
Op welk deel van de voeten loopt een hoefganger?
Wie van de die typen viervoeters is het snelst?
Wat voor ganger is de mens, een paard en een hond?
Cheetah
In het volgende filmpje kun je mooi zien hoe snel een cheetah is en hoe een cheetah zijn prooi vangt.
Het commentaar is in het Engels; het geeft niet als je het niet helemaal verstaat.
Bekijk het filmpje en beantwoord dan de twee vragen.
Door de bouw is de cheetah snel. Wat kun je zeggen over de wervelkolom?
De wervelkolom is kort.
De wervelkolom is flexibel.
De wervelkolom is stijf.
Wat voor type ganger is de cheetah?
Een zoolganger.
Een teenganger.
Een hoefganger.
Toepassing: Mens en paard
Toepassing: Mens en paard
0%
Mens en paard
Een mens is een zoolganger. Het paard is een hoefganger. Een paard loopt letterlijk op de top van zijn tenen.
Het onderste deel van een paardenbeen bevat dan ook minder botten dan het onderste deel van een mensenbeen.
Je ziet de achterbenen van een paard en de benen van een mens.
Vergelijk de bouw van de ledematen.
Je ziet de voorbenen van een paard en een arm van een mens.
Vergelijk de bouw van de ledematen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Schrijf de namen van de zeven botgroepen op het skelet.
Kijk of je trekpop voldoet aan de beoordelingscriteria.
Klaar en tevreden?
Laat je trekpop beoordelen door je docent.
Begrippenlijst
Been
Been is keihard en stevig en tevens hetgeen waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.
Beenderen
Intro
Bekijk het filmpje.
In het filmpje zie je een baby die zijn voeten in zijn mond steekt.
Waarom kunnen veel baby's dat wel en de meeste ouderen niet?
Wat maakt botten soepel en wat maakt botten stijf?
Op deze vragen ga je antwoord geven in deze opdracht.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met een onderzoeksverslag.
In het verslag komt te staan:
de onderzoeksvraag en hypothese
de werkwijze (opzet van het onderzoek)
de resultaten
de conclusie
Je beoordeelt verslag zelf en laat het verslag beoordelen door je docent.
Je docent beoordeelt de correctheid van het verslag, maar kijkt ook naar de verzorging/netheid.
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Kun je de samenstelling van beenderen benoemen.
Kun je uitleggen waarvoor kalkstof en lijmstof dienen.
Heb je geoefend met het schrijven van een onderzoeksverslag.
Kalk en lijmstof
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn.
De botten zijn daarom erg hard en zo sterk als staal.
Een bot bestaat gewoonlijk uit been en voor de geboorte uit kraakbeen.
Enkele botten zoals in je neus en oorschelp blijven uit kraakbeen bestaan.
Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.
Kalk ken je vast wel, want stoepkrijt is ook van kalk.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje stoepkrijt probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is net een soort gum. Het is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug.
Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men er lijm van (beenderlijm).
Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel skelet, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
Beantwoord de volgende vijf vragen.
Waaruit bestaat hard bot?
kraakbeen
been
kalk
Wat is van kalk gemaakt?
stoepkrijt
waspoeder
gum
Welke twee eigenschappen passen bij lijmstof?
broos
soepel
terugverend
Wat is een voorbeeld van een zacht bot bij een volwassene?
oorschelp
staartbeentje
borstbeen
Welke twee stoffen zorgen samen voor een stevig skelet?
beencellen en kalk
lijmstof en kalk
lijmstof en beencellen
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bespreek verschillen. Komen julllie er niet uit vraag dan de hulp van de docent.
Stap2
Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
Maak de onderstaande oefening.
Oefening: Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
Oefening: Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
0%
Algemene Informatie
Titel
Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees het onderzoeksverslag een keer helemaal door.
Lees ook de beoordelingscriteria door.
Bekijk het onderzoek in stap 4 opnieuw.
Vul het onderzoeksverslag helemaal in.
Beoordeel eerst zelf het onderzoeksverslag.
Laat het onderzoeksverslag beoordelen door je docent.
Succes
Rechtop staan
Intro
Bekijk de volgende twee filmpjes.
In beide filmpjes zie je de wervelkolom.
De wervelkolom speelt een belangrijke rol bij het rechtop staan.
In deze opdracht bekijk je hoe de wervelkolom in elkaar zit.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Rechtop staan'.
De toets bestaat uit negen meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Als bewijs kun je dan het certificaat 'Rechtop staan' printen.
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Kun je de bouw van de wervelkolom beschrijven.
Kun je aangeven waardoor de wervelkolom kan bewegen.
Werkwijze
Groepsgrootte
Je doet deze opdracht alleen. Soms overleg je met een klasgenoot.
Benodigdheden
Geen extra benodigdheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 1,5 uur de tijd.
Stap1
Wervelkolom
Bestudeer in de kennisbank biologie pagina 5 en 6.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bekijk een tekening of kijk naar het skelet in de klas.
Hoeveel halswervels heeft de wervelkolom?
2
7
14
Hoe heten de twaalf wervels die onder de halswervels liggen?
rugwervels
middenwervels
borstwervels
Hoeveel lendenwervels zijn er?
1
5
11
Hoe heet het been tussen de lendenwervels en het staartbeen?
tussenbeen
heiligbeen
bekkenbeen
kraakbeen
Waardoor is de wervelkolom buigzaam?
Doordat de wervels gescheiden zijn door tussenwervelschijven.
Doordat de wervelkolom een S-vorm heeft.
Doordat de wervels van binnen hol zijn.
Doordat de wervels uit verschillende soorten wervels bestaat.
Waaruit bestaan de tussenwervelschijven?
Alleen uit kraakbeen.
Alleen uit vocht.
Uit kraakbeen en vocht.
Als mensen ouder worden kunnen ze rugpijn krijgen.
Waardoor komt dat?
De tussenwervels 'drogen uit' waardoor de kwaliteit verslechtert.
De tussenwervels nemen meer vocht op en dit veroorzaakt pijn.
De wervels komen in de knel en dit veroorzaakt pijn.
Wat is geen direct gevolg zijn van beknelling van een ruggenmergzenuw?
lagerugpijn
pijn in de benen
meniscus
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bespreek verschillen.
Komen julllie er niet uit vraag dan de hulp van de docent.
Stap3
Hernia
Je hebt vast wel eens gehoord van een hernia.
Misschien ken je wel iemand die last heeft van een hernia.
In deze stap onderzoek je wat een hernia is.
Opdracht
Ga op internet op zoek naar informatie over een hernia.
Probeer antwoord te geven op de volgende vragen:
Er bestaan verschillende hernia's.
Wat is de meest voorkomende hernia?
Hoe herken je een hernia?
Wat zijn de belangrijkste symptomen?
Wat zijn de oorzaken van een hernia?
Hoe kun je een hernia voorkomen?
Hoe kun je van een hernia afkomen?
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Stap4
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit negen vragen.
Voor iedere vraag kun je 2 punten halen.
Probeer alle punten te halen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.
Bewegen
Intro
Bekijk de volgende filmpjes:
Je lichaam doet de hele dag niks anders dan bewegen:
lopen, zitten, schrijven of typen, staan, fietsen, rennen en ga zo maar door.
Hoe komt het dat je kunt bewegen? Hoe werkt jouw bewegingsapparaat?
Onder je huid zit een ingewikkeld bewegingsapparaat dat bestaat uit botten, gewrichten, spieren, pezen en zenuwen.
Daarover ga je in deze opdracht meer te weten komen....
Veel succes.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Hoe kom ik in beweging?'.
De toets bestaat uit tien meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Als bewijs kun je dan het certificaat 'Hoe kom ik in beweging?' printen.
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Kun je de vier manieren beschrijven waarop botten met elkaar verbonden zijn.
Ken je de onderdelen van een gewricht en hun functies.
Begrijp je de werking van spieren en gewrichten.
Kun je kogel-, rol- en scharniergewrichten onderscheiden.
Kun je metingen verrichten om de werking van spieren te onderzoeken.
Werkwijze
Groepsgrootte
Je werkt grotendeels alleen.
Het practicum doe je samen met een klasgenoot.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Armspieren
In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.
Welke spier toont een bodybuilder als zij haar arm buigt?
En welke spier als zij haar arm strekt?
Vaak is het voor vrouwen (maar ook voor mannen) onmogelijk om zonder doping aan zulke grote spieren te komen.
Welke vorm van doping wordt vaak gebruikt?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Stap4
Practicum armbuigspier
Je onderzoekt hoe de dikte van je buigspier verandert als je je arm samentrekt.
Je vergelijkt je linker- en rechterarm.
En je vergelijkt jouw resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.
Zoek de spullen bij elkaar die je nodig hebt om het onderzoek uit te voeren.
Voer het practicum samen met klasgenoot uit.
Vul de resultaten van de metingen in de tabel in.
Geef daarna antwoord op de vragen onder het kopje conclusie en geef de verklaring.
Vergelijk jullie resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.
Stap5
Typen spieren
Lees de tekst in de bron en beantwoord daarna de vragen.
Bewegen als je dat zelf wilt
De spieren die de armen, benen, gezicht, hoofd en lichaam bewegen zijn ‘willekeurige’ spieren.
Dit betekent dat ze alleen maar werken als jij dat wilt.
Vaak moet je, als je voor het eerst iets doet, er goed bij nadenken welke spieren je nodig hebt.
Bijvoorbeeld: toen je leerde fietsen. Je moest toen leren om tegelijkertijd te trappen, te sturen en je evenwicht te bewaren. Pas na veel oefening kon je fietsen en je willekeurige spieren gebruiken zonder er steeds bij na te denken.
Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie dwarse streepjes.
Daarom heten de willekeurige spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.
Spieren die vanzelf werken
Je hebt ook spieren die je niet met je wil kunt besturen.
Ze zitten in je darmen, in bloedvaten en nog meer organen. Het zijn ‘onwillekeurige’ spieren ofwel gladde spieren. Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je geen dwarsstreepjes. Dit soort spieren werkt dus automatisch: Niemand hoeft te leren het voedsel door de darmen te vervoeren.
Eén spier is nooit moe
Het hart is eigenlijk één grote speciale spier, de hartspier.
Elke keer als de hartspier samentrekt, wordt er bloed uit het hart geperst.
De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
Hij heeft wel dwarse streepjes maar lijkt in zijn werking meer op gladde spieren.
De spieren waarmee we onze armen en benen bewegen zijn ...
willekeurige spieren
onwillekeurige spieren
Als je willekeurige spieren onder de microscoop bekijkt, zie je ......
dwarsgestreepte spieren
langgerekte gladde spieren
Een spier in ons lichaam, die nooit moe wordt, is .........
de borstspier
de hartspier
Een voorbeeld van onwillekeurige spieren zijn de ......
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Myoglobine
Deze stof vind je in rode spiervezels. Kenmerkend is het feit dat deze stof zuurstof opslaat in de spieren en relatief lang kan samentrekken.
Antagonisten
Spieren met een tegenovergestelde werking; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Antagonisme
Tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Lichaamshouding
Intro
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af door samen met een klasgenoot een poster te maken. De poster maak je voor in de wachtkamer van een dokter.
De titel van de poster is 'Niet zo, maar zo'.
Op de poster laat je zien wat een goede en een slechte zithouding is. Je geeft ook tips voor een goede zithouding.
Beoordeling
Jullie laten de poster beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling gebruikt jullie docent de volgende vragen:
Bevat de poster de juiste informatie?
Is op de poster beeld en tekst op een goede manier gecombineerd?
Is de poster aantrekkelijk om naar te kijken? Is de poster origineel?
Is de poster met zorg gemaakt?
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Kun je het belang van een goede lichaamshouding aangeven.
Kun je vertellen hoe je moet tillen.
Kun een ander aanwijzingen geven over zijn zit- of tilhouding.
Kun je de informatie verwerken tot een poster.
Werkwijze
Groepsgrootte
Een deel van de opdracht (stap 1 t/m stap 3) doe je alleen.
Stap 4 doe je samen met een klasgenoot.
Ook het eindproduct (de poster) maak je samen met een klasgenoot.
Benodigdheden
Vel A3-papier
Pen, (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, ..... voor het maken van de poster
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.
Neem één uur voor stap 1 t/m stap 4.
Neem twee uur voor het maken van de poster.
Stap1
Lichaamshouding
Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Beenverbindingen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Slaaphouding
Lees onderstaande tekst over een goede slaaphouding.
Inleiding
Een goede slaaphouding en een goed matras zijn van invloed op het welbevinden. Een verkeerde slaaphouding of een slecht matras kunnen allerlei klachten veroorzaken. Tijdens de slaap moet het lichaamsgewicht over de gehele oppervlakte gelijkmatig gedragen wordt. En dan ook nog in een houding die de natuurlijke krommingen van de rug ondersteunt.
Slapen op de buik
Slapen op de buik wordt afgeraden. Als u op de buik slaapt, ligt de nek in een te sterke draai om vrij te kunnen ademen. De kromming in het bekken vergroot waardoor u met een holle rug ligt. Deze houding kan tot rug- en/of nekklachten leiden.
Slapen op de rug
De rugligging is een goede houding omdat het lichaamsgewicht hierbij over een zo groot mogelijk oppervlakte wordt verdeeld. Hierbij moet het lichaam wel zo gedragen worden dat de natuurlijke S-vormige kromming behouden blijft. Het hoofd moet afzonderlijk ondersteund worden door middel van een kussen. Dit moet niet te dik of te hard zijn aangezien dit weer een knik in de wervelkolom veroorzaakt.
Geef van de volgende vijf stellingen aan of ze waar of niet waar zijn.
De buikligging is een goede ligging, omdat je dan met een holle rug ligt.
Zowel de rugligging als de zijligging zijn goede slaaphoudingen.
Slapen zonder kussen is beter dan slapen met een kussen.
Een goed matras is een hard matras.
Bij een waterbed is de vochtregulatie beter dan bij andere matrassen.
Heb je dezelfde antwoorden als je buurman/buurvrouw?
Stap4
Goed tillen
In het onderdeel lichaamshouding heb je gezien hoe je goed moet tillen.
Besteed niet meer dan 10 minuten aan het lezen van de informatie op internet.
Doe nu de volgende oefening samen met een klasgenoot.
Pak om de beurt een aantal voorwerpen op.
Geef elkaar op een goede manier feedback op de manier waarop de voorwerpen worden opgepakt.
Stap5
Eindopdracht
Je gaat samen met een klasgenoot een poster maken.
Kijk in de gereedschapskist voor tips.
De poster maak je voor in de wachtkamer van een dokter.
De titel van de poster is 'Niet zo, maar zo'.
Op de poster laat je zien wat een goede en wat een slechte zithouding is.
Je geeft ook tips voor een goede zithouding.
Klaar en tevreden?
Laat het resultaat beoordelen door je docent.
Begrippenlijst
Spier
Een spier bestaat uit spierweefsel, dat door het samentrekken of ontspannen van de betreffende cellen, voor beweging zorgt.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam en heeft vaak een slijtage voorkomende functie.
Ergonomie
De wetenschap die zich bezig houdt met een gezonde lichaamshouding.
Afsluiting
Intro
De meest voorkomende blessure in de sportwereld is de enkelblessure. Maar ook blessures aan de knie, elleboog, rug en schouder komen vaak voor. Of wat dacht je van een hamstringblessure of een slijmbeursontsteking?
Je rondt dit thema af door samen met een klasgenoot een folder te maken. In de folder beschrijf je twee (sport)blessures.
Per blessure beantwoord je de volgende vragen:
Wat houdt de blessure in?
Hoe kan de blessure ontstaan?
Wat kan er aan de blessure worden gedaan?
Wat kun je doen om de blessure te voorkomen?
De beschrijving van de blessures laten jullie beoordelen door je docent.
Eindproduct
Bij de beoordeling van de beschrijvingen voor in de folder geeft jullie docent
punten voor de volgende onderdelen:
Van iedere blessure wordt besproken wat de blessure inhoudt. (20 p)
Van iedere blessure wordt aangegeven hoe de blessure kan ontstaan.
Wat zijn risicosporten, hobby's of beroepen? (10 p)
Van iedere blessure wordt besproken of er iets aan kan worden gedaan
en zo ja, wat er aan kan worden gedaan. (10 p)
Van iedere blessure wordt verteld wat kan worden gedaan om de
blessure te voorkomen. (10 p)
De teksten zijn in goed Nederlands. (10 p)
In de folder staat tekst en beeld. (20 p)
De folder is verzorgd vormgegeven. (10 p)
De folder is verzorgd vormgegeven. (10 p)
Werkwijze
Groepsgrootte
Je maakt het eindproduct samen met een klasgenoot.
Tijd
Voor het maken van het eindproduct hebben jullie 2 uur:
Voor het zoeken van informatie nemen jullie ongeveer 1 uur.
Voor het beschrijven van de sportblessures nemen jullie ook 1 uur.
Benodigdheden
Computer met internet en een tekstverwerker
Papier en (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ...
voor het maken van het eindproduct.
Stap1
Zoeken informatie
Op internet zijn verschillende filmpjes te vinden waarin een blessure wordt uitgelegd.
Hieronder zien jullie twee voorbeelden:
Kies in overleg met jullie docent twee (sport)blessures uit.
Ga op internet op zoek naar informatie over de twee blessures.
Maak tijdens het doornemen van de informatie aantekeningen in een Worddocument.
Schrijf ook de URL's van de websites op waar jullie de informatie vinden.
Je kunt de informatie dan gemakkelijker later terugvinden.
Verzamel ook alvast goede en duidelijke afbeeldingen voor bij jullie omschrijvingen.
Stap2
Beschrijving maken
Gebruik de verzamelde informatie om twee beschrijvingen van (sport-) blessures te maken voor in een folder.
Zorg dat jullie in ieder geval antwoord geeft op de volgende vier vragen:\
Wat houdt de blessure in?
Hoe kan de blessure ontstaan?
Wat kan er aan de blessure worden gedaan?
Wat kun je doen om de blessure te voorkomen?
Vraag een ander tweetal de gemaakte beschrijvingen te lezen.
Vraag ze de folder te beoordelen volgens de punten die staan 'Beoordeling'.
Zijn er nog zaken te verbeteren?
Beoordeel ook de beschrijvingen voor een ander tweetal.
Tevreden?
Laat de folder beoordelen door jullie docent.
Terugkijken
Hoe is het gegaan?
Overleg met z'n tweeën wat hebben jullie geleerd tijdens het maken van de folder over de blessures en schrijf dit op.
Het arrangement Thema Blessures vmbo-kgt12 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Melissa Kieviet
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Skelet
Mens en paard
Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
Rechtop staan
Rechtop staan
Beenverbindingen
Bouw van een spier
Spieren van een hond
Bewegen
Hoe moet je staan en hoe moet je zitten?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.