- Onderzoeksdag - Het Groene Lyceum -

- Onderzoeksdag - Het Groene Lyceum -

Het Groene Lyceum - Onderzoeksdag

locatie Almelo
locatie Almelo

Inleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In dit arrangement vind je allerlei opdrachten en handige tips om je zo goed mogelijk te begeleiden met het maken van een onderzoek. Deze wikiwijspagina is speciaal ontwikkeld om zelf me aan de slag te gaan. De opdrachten zijn zo ontworpen dat je deze zelfstandig en met je groep kunt uitvoeren.

Je opdrachten voer je uit met behulp van boeken, het internet en andere bronnen. Je gaat ook zelf op onderzoek uit, zo kom je buiten het lokaal en krijg je een ander beeld van een onderzoek.

 Het onderzoek is zo leuk als dat je het zelf maakt!

 Wanneer je dit werkboek hebt doorgenomen en uitgewerkt ben je in staat zelf een gedegen onderzoek uit te voeren.

 Wat heb je nodig?

Voor dit onderzoek ga je veel informatie verzamelen. Deze informatie moet je ook ergens kunnen bewaren. Gebruik hiervoor een stevige map die geschikt is om deze informatie in op te slaan. Naast je laptop heb je ook regelmatig pen en papier nodig. Dit gebruik je om belangrijke informatie te noteren zoals een titel van een boek of een internetsite.

 

  • Laptop
  • Map
  • Schrijfpapier
  • Pennen en potloden

 

Doel van dit arrangement

 

 

Het doel van dit arrangement is het maken van een onderzoek waarbij je werkt aan het verbeteren en versterken van je competenties. We vragen je om de hoofdstukken te doorlopen en de opdrachten te maken. Al doende leer je hoe een onderzoek werkt en waar je aan moet denken. De verschillende opdrachten helpen je hierbij.

Elke week wordt een logboek gevraagd waarin je beschrijft wat je gedaan hebt. De inhoud van dit logboek staat beschreven onder het kopje "Logboek". 

Daarnaast moet je een eindrapport en een reflectie verslag aanleveren. Het eindrapport moet voldoen aan bepaalde eisen, deze eisen staan beschreven bij het kopje eindrapport. Het reflectieverslag gaat over jou en hoe je hebt gehandelt. Je beschrijft daarin welke groei je hebt gemaakt en waar je trots en minder trots op bent.

Gevraagd wordt:

- Een Eindrapport

- Een Reflectieverslag

- Een Logboek(wekelijks)

 

Heel veel succes,

 

Voor vragen en antwoorden kun je terecht bij je docenten.

 

Algemene planning onderzoeksdag

 

 

 

 

 

 

Algemene planning onderzoeksdag

 

   

 

Het  Groene Lyceum Almelo

 

 

       

 

Start onderzoek

 

 

       

 

WEEK

     

 

1

Opstart onderzoeksdag

 

2

Opstart onderzoeksdag groepen maken

Invullen competenties

 

3

Start arrangementen eerste ontmoeting opdrachtgever

4

     

 

5

     

 

6

Afsluiten H1

 

 

7

     

 

8

     

 

9

Afsluiten H2

   

 

10

Tussentijdse beoordeling laten invullen  

 

11

 

Invullen competenties

   

 

12

Afsluiten H3

   

 

13

   

 

14

     

 

15

     

 

16

Afsluiten H4 - H5

 

 

17

Invullen competenties    

 

18

 

   

 

19

Inleveren schets onderzoeksverslag en reflectie verslag.

 

20

Inleveren definitief onderzoeksverslag en reflectie verslag.

Invullen competenties

 

 

21

Presentatie onderzoek

 

22

Presentatie onderzoek

 

             

 Vakanties en feestdagen vooraf inplannen met de docenten/begeleiders.

 

 

 

Bij een cyclus van 10 weken ( tweede periode) wordt de planning in overleg met de leerlingen gemaakt.

 

Planning tweede cyclus (10 weken)

(voorbeeld)

 

Week

Activiteit

1

Invullen competenties, groepsverdeling, introductie arrangement.

2

Af H 1

3

 

4

Af H 2 & 3

5

Tussentijdse beoordeling, invullen competenties

6

AF h 4 & 5

7

Af H 6

8

Experimenteren

9

Eindverslag schets inleveren

10

Eindverslag inleveren, presenteren, invullen competenties

 

Maak met je groep een planning voor de komende cyclus. Zorg dat dit een haalbare planning is en dat de hele groep weet wanneer er zaken af moeten zijn. Bekijk je planning ook wekelijks met je groep, om verrassingen te voorkomen

 

 

 

 

Competenties

Betekenis van de competenties

 

Groei tijdens Onderzoeksperioden

 

Geef in de overzichten zoals ze hieronder staan aan waar je volgens jou staat, bespreek dit ook met je begeleiders. 

Presenteren

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik presenteer mijzelf in een groep

en

ik vertel wat en hoe ik iets doe.

Ik breng een eenvoudig standpunt over een eenvoudig onderwerp in

en

kan daarover duidelijk eenvoudige vragen beantwoorden.

Ik benoem, zet uiteen en licht toe – met als zonder presentatiehulpmiddelen – de kern van een  kwestie

en

beantwoord daarover vragen op hoofdlijnen.

Ik beheers voldoende technieken en vaardigheden om een boodschap over een willekeurig onderwerp over te brengen op publiek.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht, onder rechtstreeks toezicht

en

ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht/klus/karwei

en

ik ben  ook verantwoordelijk voor die opdracht/klus/ karwei.

Ik werk in overleg zelfstandig 

en

ik ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en

Ik ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

Ik presenteer voor een kleine groep (klas).

Ik presenteer voor direct betrokkenen.

Ik presenteer voor directe collega’s en klanten.

Ik presenteer voor collega’s, klanten en andere geïnteresseer-den.

Complexiteit

Ik maak  mijn presentatie op basis van de opgedane kennis.

Ik maak  mijn presentatie op  basis van  feiten en kan eenvoudige verklaring begrijpen.

Ik heb kennis van feiten en de gebruikte methoden waardoor ik een verklaring en toelichting kan geven.

Ik heb kennis van feiten, gebruikte methoden en principes

En

Ik kan argumenten opstellen/analyseren.

Ik kan kennis en vaardigheden overdragen.

Transfer

 

Ik kan vragen over mijn handelen beantwoor-den.

Ik kan eenvoudige vragen, over dit onderwerp, beantwoorden.

Ik kan vragen over dit onderwerp beantwoorden.

Ik kan antwoorden/inspelen op de vragen/interesse van het publiek.

 

Plannen en organiseren

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik bereid mijn werk voor zodat ik mijn handelingen op volgorde kan verrichten. Ik meld het als werk niet op tijd af zal zijn.

 

 

Ik bereid mijn werk voor zodat ik mijn handelingen op volgorde kan verrichten. Ik houd in de gaten of ik voldoende opschiet en ik meld tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

 

Ik stel prioriteiten in de voorbereiding van mijn werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden. Ik bewaak de planning van de dagelijkse werkzaamheden en stel de planning zo nodig bij.

 

Ik coördineer en adviseer de organisatie over de inzet van mensen, middelen en materialen op basis van een planning voor één of meerdere maanden. Ik voorspel de voortgang op basis van resultaten en stel prioriteiten bij onvoorziene omstandigheden om de geplande doelen te behalen.

Verantwoordelijk-heid

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

Ik kan werkzaamheden van een dag plannen en bereidt deze op de juiste manier voor. 

Ik mijn het werk voor meerdere dagen plannen en zorg voor de juiste voorbereiding.

Ik kan het werk voor een aantal weken plannen en de juiste voorbereidingen treffen.

Ik kan werk voor meerdere maanden plannen en de juiste voorbereidingen treffen.

Complexiteit

Ik kan een eenvoudig, logische planning van mijn taken maken.

Ik kan mijn taken zodanig plannen en organiseren dat deze een logische opbouw hebben.

Ik kan prioriteiten stellen in de voorbereiding van de werkzaamheden zodat er goed doorgewerkt kan worden.

Ik kan op basis van de resultaten de voortgang voorspellen. En prioriteiten stellen, daar naar handelen om de geplande doelen te halen.

Transfer

Ik kan tijdig aangeven dat het werk niet op tijd afkomt.

Ik houd in de gaten of het werk volgens de planning gaat. Ik meld tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.

Ik houd de planning van de werkzaamheden in de gaten en stel deze zo nodig bij.

Ik houd de planning van de werkzaamheden in de gaten en stel deze zo nodig bij.

 

Formuleren en rapporteren

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik benoem eenvoudige informatie over voor mij vertrouwde zaken in eenvoudige woorden en zinnen. Ik schrijf mijn personalia en een korte vraag of melding correct en leesbaar.

 

Ik informeer collega's en publiek mondeling kort en bondig over het werk. Ik beantwoord eenvoudige vragen / een eenvoudige e-mail. Ik verwoord informatie volledig en correct in eenvoudige schriftelijk berichtjes.

 

Ik onderscheid feiten en meningen en hoofd- en bijzaken. Ik breng  structuur aan in een zakelijke, rapportage of instructie. Ik druk me mondeling en schriftelijk correct uit in een zakelijke stijl. Ik neem op vlotte wijze deel aan gesprekken en overleg.

Ik breng structuur in een betoog met het oog op doel en publiek en ik hanteer daarbij een passende stijl en taalgebruik. Ik neem deel aan gesprekken en openbare discussies over complexe of specialistische onderwerpen uit mijn vakgebied.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik kan de gegevens van mijn werkzaamheden correct en leesbaar opschrijven.

Ik kan mijn collega’s volledig en correct informeren.

Ik kan mijn collega’s en direct betrokkene correct informeren.

Ik kan mijn collega’s en andere belanghebbende op de juiste manier informeren.

Complexiteit

 

Ik kan van eenvoudige taken het verloop  beschrijven.

Ik kan, mijn collega’s, informeren over het resultaat van eenvoudig taken.

Ik kan informatie op de juiste wijze aan betrokkenen overbrengen.

Ik kan keuzes maken over welke informatie nodig is en deze op de juiste wijze aan betrokkenen overbrengen  

Transfer

 

Ik kan informatie correct weergeven.

Ik kan informatie volledig en correct weergeven.

Ik kan informatie structureren en op zakelijk en correct wijze weergeven.

Ik kan informatie structureren en op juiste en correcte wijze gebruiken.

 

 

 

 

Analyseren

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik herken belangrijke informatie en kan deze informatie veilig bewaren.

 

Ik verzamel systematisch gegevens en sla deze op voor het gebruik door anderen.

 

Ik check gegevens en doe op basis daarvan verbetervoorstellen voor mijn werkzaamheden.

 

Ik selecteer betrouwbare informatiebronnen, vergelijk ze met elkaar en doe op basis daarvan verbetervoorstellen voor mijn werkzaamheden.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik kan uit kleine opdrachten/werkzaamheden informatie halen en deze bewaren zodat ze beschikbaar zijn voor anderen.   

Ik kan uit werkzaamheden van enkele dagen, gegevens verzamelen en maak deze beschikbaar voor mijn werkcontacten.

Ik kan gegevens, van mij en anderen, voortkomend uit enkele weken werk, vinden.

Ik kan gegevens, voorkomend uit langdurige werkzaamheden, van mij en anderen vinden.

Complexiteit

 

Ik kan, bij routinematige werkzaamheden, belangrijke informatie herkennen.

Ik kan, werkend volgens standaard procedures, relevante gegevens verzamelen.

Ik kan, aan de hand van de gegevens en opgedane kennis, het verloop verklaren en toelichten.

Ik kan, op basis van kennis en feiten, bepalen welke gegevens betrouwbaar zijn en op basis daarvan argumenten geven voor verbetervoorstellen.

Transfer

 

Ik herken de belangrijke informatie, voortkomend uit het werk.

Ik herken, in vertrouwde situaties, de gegevens die nodig zijn.

Ik kan, op basis van de gegevens en opgedane kennis, verbetervoorstellen doen.

Ik kan, de juiste gegevens selecteren, deze vergelijken en daaruit verbetervoorstellen doen.

 

 

 

 

Samenwerken

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik ga op juiste wijze om met de mensen in mijn groep. Ik stem mijn werkzaamheden af op de groep.

 

Ik ga op juiste wijze om met de meeste mensen. Ik lever mijn bijdrage aan werkoverleg en ik geef aan waar samenwerking nodig is.

 

Ik neem het initiatief tot voldoende overleg met collega´s / opdrachtgevers / klanten en ik zorg dat zij daarbij voldoende betrokken zijn. Ik bewaak een goede (werk)relatie met hen.

 

Ik neem het initiatief om samenwerking met en tussen mijn medewerkers te stimuleren en te optimaliseren. Ik bevorder adequaat overleg en afstemming met mijn medewerkers, mijn leidinggevende en mijn collega's. Ik bewaak de sfeer in de groep.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht (assisteer) en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik kan goed samenwerken met  de mensen in mijn groep.

Ik kan goed samenwerken met mijn directe collega’s.

Ik kan goed samenwerken met mijn collega’s, de opdrachtgever en klanten.

Ik kan goed samenwerken met alle medewerkers en regiobedrijfs-contacten.

Complexiteit

 

Ik heb overzicht van mijn werkzaamheden en weet wat mijn rol binnen de groep is.

Ik heb overzicht van mijn werkzaamheden en durf mijn inbreng in overleggen te geven.

Ik heb overzicht van de werkzaamheden binnen het bedrijf. Bij overleg stimuleer ik collega’s, opdrachtgever en klanten om hun inbreng te geven.

Ik heb overzicht van de werkzaamheden binnen het bedrijf. Ik zorg er voor dat alle betrokkenen de werkzaamheden overleggen en op elkaar afstemmen.

Transfer

 

Ik maak het bespreekbaar als ik het samenwerken niet prettig vind. Ik probeer met mijn groep hier een oplossing voor te vinden.

Ik zie wanneer een samenwerking goed of niet goed verloopt. Ik neem hierin mijn eigen verantwoordelijkheid en probeer de werksfeer te verbeteren.

Ik kan het samenwerken van mezelf en anderen analyseren. Hieruit haal ik verbeterpunten en pas deze de volgende keer toe. Ik zorg hierbij voor een goede werksfeer.

Ik kan het samenwerken van mezelf en anderen goed analyseren. Hieruit haal ik verbeterpunten, pas deze toe en maak ze bespreekbaar. Ik bewaak de werksfeer in de groep.

 

 

 

 

Omgaan met veranderingen

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik pas mijn werk aan bij nieuwe instructies en ik ga positief om met kleine veranderingen.

 

Ik pas me aan, aan nieuwe mensen en pas nieuwe methoden of andere veranderingen toe in mijn werk.

 

Ik benut nieuwe ideeën voor mijn werk en mijn bedrijf. Ik red mijzelf daardoor in nieuwe situaties. Ik pas mij zakelijk gezien snel aan, aan nieuwe mensen. 

 

Ik speel constructief in op nieuwe ideeën en kansen voor mijn werk en mijn bedrijf. Ik organiseer deze nieuwe ontwikkeling zodanig dat de diversiteit tussen mensen wordt benut en rekening wordt gehouden met veranderende omstandigheden en onzekerheden.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht.

Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht.

Ik ben verantwoordelijk voor een klus/karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg.

Ik ben verantwoordelijk voor een ploeg, team, project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief. Ik ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik pas mijn werk aan bij nieuwe instructies.

Ik pas me aan, aan nieuwe  mensen, methoden of andere veranderingen.

Ik pas mij aan, aan nieuwe ideeën voor mijn werk, aan directe collega’s en klanten.

Ik kan me aanpassen aan nieuwe ideeën en ontwikkelingen.

Ik kan mijn team betrekken/motiveren bij veranderingen.

Complexiteit

 

Ik kan bij veranderingen routine matige werkzaamheden herhalen.

Ik kan bij veranderingen handelen op basis van standaard procedures.

Ik kan bij veranderingen handelen op basis van door mij aangepaste procedures.

Ik kan bij veranderingen handelen op basis van door mij aangepaste en verbeterde procedures.

Transfer

 

Ik volg veranderingen en pas mijn werk daar op aan.

In vertrouwde situaties red ik mij in veranderende omstandigheden.

Ik kan mijn werk in veranderende situaties bijstellen.

Ik kan mede richting geven bij veranderingen, veranderingen initiëren en/of ideeën voor verandering aandragen.

 

 

Onderzoeken

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik haal in opdracht, eenvoudige informatie uit een aangereikt handboek, tijdschrift, webpagina en dergelijke.

 

Ik vind zelfstandig eenvoudige informatie, in een beperkte set bekende handboeken, tijdschriften, webpagina’s, experts en dergelijke.

 

Ik zoek naar mogelijke oorzaken van fouten. Ik gebruik daarbij  informatie uit Nederlandstalige tijdschriften, handboeken, vakbladen, experts, internet en selecteer op bruikbaarheid.

 

Ik doe systematisch onderzoek naar curatieve en preventieve oplossingen voor manco’s op het bedrijf. Ik zoek daarvoor structureel informatie op over complexe onderwerpen en specialismen in de belangrijkste vakbladen en Nederlands- en Engelstalige websites en populair wetenschappelijke tijdschriften.

Verantwoordelijkheid

 

Ik assisteer bij werkzaamheden, in opdracht, onder rechtstreeks toezicht en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik kan delen van een onderzoek uitvoeren.

Ik kan zelfstandig een klein onderzoek uitvoeren

Ik kan een zelfstandig een onderzoeken uitvoeren.

Ik kan zelfstandig een groot onderzoek uitvoeren.

Complexiteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik kan eenvoudige informatie vinden in aangereikte bronnen.

Ik kan informatie vinden in diverse bronnen.

Ik kan benodigde informatie vinden door gebruik te maken van diverse Nederlandstalig bronnen.

Ik kan gestructureerd, gericht en systematisch de benodigde informatie vinden door gebruik te maken van diverse Nederland- en Engelstalige bronnen.

Transfer

 

Ik kan de informatie uit de aangereikte bronnen gebruiken.

Ik kan de informatie uit de verschillende bronnen gebruiken.

Ik kan, aan de hand van gevonden informatie en opgedane kennis, de oorzaak van fouten verklaren.

Ik kan gestructureerd, gericht en systematisch,  aan de hand van de gevonden informatie en opgedane kennis, oorzaken en oplossingen van fouten geven.

 

 

 

 

Met druk en tegenslag omgaan

 

MBO 1

MBO 2

MBO 3

MBO 4

 

Ik raak niet in paniek en werk door.

Ik laat me niet uit het veld slaan door druk, kritiek of tegenslag en werk door.

Ik vang extra werkdruk of een tegenslag effectief op en stevige kritiek gebruik ik om mijn werk te verbeteren.

Ik raak niet uit balans door een periode van aanhoudende werkdruk. Ik en mijn team blijven presteren.

Verantwoordelijkheid

 

Ik werk in opdracht onder rechtstreeks toezicht en ben verantwoordelijk voor mijn eigen handelen.

Ik werk zelfstandig, na een gerichte opdracht en ben daarbij verantwoordelijk voor de klus/het karwei.

Ik werk zelfstandig, in overleg en ben verantwoordelijk voor een ploeg, een team, een project.

Ik werk zelfstandig, op basis van mandaat/eigen initiatief en ben verantwoordelijk voor een of meer teams, projecten of het bedrijf.

Reikwijdte

 

Ik richt mij op mijn eigen werkzaamheden.

Ik zorg er voor dat mijn werkzaamheden af komen.

Ik zorg er voor dat ik en mijn medewerkers door kunnen werken.

Ik zorg er voor dat ik en mijn medewerkers door kunnen werken.

Complexiteit

 

Ik werk door.

Ik blijf mijn werk geconcentreerd uitvoeren.

Ik kijk naar oplossingen om het werk uit te voeren en de problemen op te lossen.

Ik blijf geconcentreerd en stuur mijn team zodanig aan dat de werkzaamheden door gaan.

Transfer

 

Ik blijf kalm

Ik blijf kalm en werk geconcentreerd door.

Ik gebruik de opgedane kennis en ervaringen zodat het werk verbeterd.

Ik gebruik de opgedane kennis en ervaring zodat ik en mijn team het werk kunnen verbeteren en blijven presteren.

 

Competenties passend bij de hoofdstukken

 

 

In de tabel hieronder staat aan welke competenties je werk tijdens dit proces. Je ziet duidelijk welke competenties aan de hoofdstukken zijn gekoppeld. Deze tabel kan je ondersteunen bij het maken van je logboek. Je ziet precies aan welke competentie je hebt gewerkt, maar ook aan welke competentie je nog moet werken.

 

 

Competentie

H 1

H 2

H 3

H 4

H5

H6

Presenteren

X

X

 

 

 

X

Plannen en organiseren

X

 

X

 

X

X

Formuleren en rapporteren

X

X

 

X

X

X

Analyseren

X

X

X

 

X

 

Samen

werken

X

X

X

X

X

X

Omgaan met veranderingen

X

X

X

X

 

X

Onderzoeken

X

X

 

 

X

X

Met druk en tegenslag omgaan

X

X

X

X

X

X

 

 

 

Onderzoeksgroepen

 

 

Belangrijk bij onderzoeken is dat er, voordat er wordt begonnen met onderzoeken, de onderzoeksgroepen vast staan.

Dit is een klassikale opdracht, maak een verdeling van de studenten die graag met elkaar willen samenwerken. Bedenk wel goed wie hetzelfde denken d.w.z. diergezelschapmensen bij elkaar, hoveniers bij elkaar en vappers bij elkaar. Onthoudt goed dat er een 5L-er bij elke groep aanwezig moet zijn. Dit omdat de 5L-er al ervaring heeft met de onderzoeksdag.

 

Wat ga je doen?

 

Maak een goede verdeling voor heel het project. Geef elke groep een naam of titel en noteer elkaars nummers en email-adressen. Zet deze informatie in de werkruimte zodat je deze gegevens altijd kunt opzoeken.

 

BELANGRIJK!!

Bij ziekte en afwezigheid moet  je,naast dat je je afmeld bij de administratie, bij één van je overige groepsleden afmelden.

 

 

 

Het Logboek

Het Logboek

 

 

Het logboek is een extra verslag voor jou, je groep en de docenten. Op deze manier weet iedereen wat er gebeurt binnen jullie groep. Door het logboek wekelijks bij te houden krijgt iedereen een goed beeld van de gemaakte opdrachten en de vorderingen binnen de groep. De docent zal hierom vragen. Het is dus belangrijk dat je de logboeken gestructureerd plaats in het werkruimte
op kiss. Geef de logboeken een logische naam zodat ze in de juiste volgorde te vinden zijn. Geef hierbij het bestand een datum mee volgens amerikaanse afspraken.

 Bijvoorbeeld:

2014-01-07 logboek dag 1

2014-01-14 logboek dag 2

2014-01-21 logboek dag 3

etc.

 

Het logboek bevat de volgende informatie:

 Wat het je onderzocht?

Waar was dit?

Wanneer was het?

Met wie werkte je samen?

Wat was jou rol?

 

Wat was je taak of opdracht?

Wat moest er gebeuren?

 

Wat het je gedaan vandaag?

Wat was je werkvolgorde?

Waarom het je het op deze wijze gedaan?

Wat moet er voor volgende week gedaan en geregeld worden?

 

Wat zou je een volgende keer anders doen?

Wat het je over jezelf geleerd?

Aan welke competenties heb je gewerkt?

Heb je voor deze competentie bewijsmateriaal geleverd?

 

Bekijk de format  hieronder en vul deze voor jezelf zo compleet mogelijk in zodat je hier elke week gemak van hebt. 

Bron:
HPBO leerlingenboekje pag. 42.

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Oriënteren

 

Bekijk de introductie film over het onderzoeken. Het kan je helpen een beeld te vormen over het onderwerp onderzoeken.

 

 

Inleiding Onderzoek doen

 

 

Introductie hoofdstuk 1   -start van het onderzoek -

 

In dit hoofdstuk ga je de eerste fase van het onderzoek behandelen.De paragrafen zijn hieronder in de tabel verwerkt.Houdt je aan de paragrafen want wanneer je één van de stappen niet uitvoert kun je in een later stadium van het onderzoek problemen tegen komen. Daarnaast houdt de docent een afvinklijst bij, hierin staat precies wie er nog bepaalde stukken moet maken en/of moet inleveren. Wanneer je deze lijst nog niet vol hebt kun je niet verder met het volgende hoofdstuk.

Laat elke gemaakte opdracht afvinken door de docenten!

Maak je bepaalde opdrachten niet? Laat de docent dit dan weten en beschrijf waarom je deze keuze maakt, de docent bekijkt dan of je hiervoor vrijstelling krijgt.

 Paragrafen               Titel

1.1

Contact leggen met je opdrachtgever

1.2

Brainstormen

1.3

Taakverdeling

1.4

Briefing

1.5

Typen van onderzoek

1.6

Plan van aanpak

1.7

Aanleiding

1.8

Doelstelling

1.9

Probleemstelling

1.10

Kaders en randvoorwaarden

1.11

Samenvatting

 

 

Het lijken veel grote stappen maar het zijn slechts kleine stappen dit je snel op weg helpen. Wanneer je deze opdrachten goed uitvoert weet je direct waar je aan toe bent.

 

Bronnen:

Maak gebruik van verschillende bronnen, kijk hiervoor in de bronverwijzing welke bronnen je kunt gebruiken. Je mag natuurlijk ook zelf bronnen opzoeken.

LET OP: Noteer alle bronnen die je gebruikt in een bronnenlijst. Bekijk hiervoor de informatie van "Richtlijnen bronvermelding". Hierin staat beschreven hoe je de bronnen moet vermelden. De stukken tekst of citaat wat je gebruikt moet je natuurlijk ook in de tekst vermelden, zodat lezers kunnen achterhalen waar je je informatie vandaan hebt gehaald.

Opdrachten:

Alle gemaakte stukken(opdrachten) worden in de werkruimte op kiss gemaakt. Belangrijk is dat je deze stukken makkelijk kunt terug vinden. Daarom is het verstandig deze stukken logisch te nummeren bijvoorbeeld door het gebruik van de datum voor de titel van het stuk. Je kunt in je planning terugvinden wanneer je dit stuk gemaakt hebt.  

 

1.1 Contact leggen met je opdrachtgever.

 

 

Je bent opzoek naar een leuke opdracht, je moet er toch aan geloven “het onderzoek”. En wat dan? Een onderzoek ontstaat niet zomaar en in de meeste gevallen krijg je van je docent te horen wie je opdrachtgever is . Het eerste contact gaat daarom
vrij gestructureerd en wordt begeleid door je docent. Om zelf een goed gesprek te voeren moet je natuurlijk met verschillende onderwerpen rekening houden want," wie is het", en vooral belangrijk, "wat moet je onderzoeken". Om hierachter te komen kun je een eerste vragenlijst opstellen met je groep. Bedenk kort met elkaar wat je belangrijk vind om te weten. Wat je eigenlijk gaat doen is het afnemen van een interview. Bedenk met je groep de vragen en noteer deze.

 

Deze fase van het onderzoek heet de initiatieffase ofwel de startfase. Deze fase is belangrijk want dan bepaalt de opdrachtgever de voorlopige onderzoeksdoelstelling. In de onderzoeksopdracht die de opdrachtgever formuleert staat de volgende informatie:

  • De aanleiding van het onderzoek;
  • De doelstelling of het resultaat dat het onderzoek moet opleveren;
  • De afbakening van het onderzoek;
  • Een einddatum voor het onderzoek en eventueel een globale planning;
  • Een budget;
  • Eventueel de samenstelling van het onderzoeksteam.

 

Voorbeeld

Een dierspeciaalzaak wil weten hoe tevreden zijn klanten zijn en formuleert daarvoor de volgende vraag.

 Aanleiding

De directie heeft het gevoel dat klanten niet meer zo tevreden zijn als vroeger, omdat er verschillende veranderingen binnen het bedrijf zijn geweest.

 Doelstelling

Het vergroten van de klanttevredenheid. 

 Afbakening

Alleen de vaste klantenmoeten worden onderzocht. “losse” klanten merken over het algemeen niet veel van deze veranderingen. Onderzoek naar deze doelgroep zal dus minder opleveren. 

Einddatum en planning

Einddatum: in december van dit jaar.

Planning: over drie weken is het plan van aanpak gereed en eind december worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd.

Budget

Er is €500,- beschikbaar voor de uitvoering van het onderzoek.              

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het onderzoek word normaal gesproken niet door de initiatiefnemer uitgevoerd omdat die persoon hiervoor geen tijd heeft naast zijn dagelijkse werkzaamheden.  Wel kan het zijn dat de initiatieffase binnen een organisatie wordt uitgevoerd, maar dat de organisatie de rest van het onderzoek aan anderen overlaat.

 

Wat moet je doen?

 Maak een duidelijk verslag van de eerste ontmoeting met jouw opdrachtgever en noteer alle belangrijke punten voor het onderzoek(zie hierboven) . Deze punten gebruik je als richtlijnen voor je onderzoek. Ze vormen de basis van je plan van aanpak.

 Maak met je groep een duidelijke lijst met vragen en/of aandachtspunten die jullie belangrijk vinden. Dit helpt jullie een goed beeld te krijgen van het onderzoek.

 Laat deze lijst met vragen en/of aandachtspunten aan de docent zien voor controle. 

Als de lijst is goedgekeurd en/of aangepast kun je deze voor het eerste gesprek gebruiken.

 

 

 

 

1.2 Brainstormen

 

brain·stor·men [breenstorm?(n)] (werkwoord; brainstormde, heeft gebrainstormd)

 1(onvoorbereid) een probleem van alle kanten bespreken

 

bron: http://www.vandale.nl/

 

Onvoorbereid een probleem van alle kanten bespreken, dat wil zeggen dat je noteert welke woorden, zinnen en gedachtes bij
jouw probleem naar boven komen.   

 

Wat ga je doen?

Zoek op het internet naar informatie over de mindmap of woordweb. Maak hier,met je groepje,  een korte beschrijving van zodat je een duidelijk beeld krijgt over het maken van een mindmap. Controleer vervolgens met je klasgenoten of zij nog andere informatie hebben en pas vervolgens je beschrijving aan.

Noteer welke bronnen je hebt gebruikt voor deze informatie in de bronnenlijst.

Laat de beschrijving controleren door de docent.

 

Wat ga je doen?

Het doel van deze opdracht is het kort nadenken over je onderzoek. Maak een mindmap over jou onderzoeksonderwerp en vergelijk deze met je groepsgenoten. Iedereen maakt een eigen mindmap. Noteer daarna welke overeenkomsten jullie hebben en welke verschillen jullie hebben genoteerd en maak een overzicht van deze trefwoorden. Bewaar de mindmap zodat je deze kunt
inzien wanneer dit nodig is.

Laat de mindmap en de lijst met trefwoorden controleren door de docent.



1.3 Taakverdeling

 

Bij een onderzoek is het belangrijk dat iedereen groeit in weten, willen, kunnen en doen. Daarom is het belangrijk dat iedereen een taak aanneemt en deze voortdurend wisselt zodat iedereen ervaring krijgt met verschillende taken. 

Wat ga je doen?

Zoek op het internet of in boeken wat een taakverdeling is en noteer welke rollen hierbij horen. Noteer de gebruikte bronnen in een bronnenlijst.Voeg een beschrijving van deze taakverdeling toe en maak vervolgens een planning voor de komende periode zodat iedereen weet welke taak hij/zij moet uitvoeren.

Laat de taakverdeling met bijbehorende planning controleren door de docent. 

Voorbeeld: 

Datum

Week

Wie?

Wat?

13-9

37

…………

Stap 1,2,3

20-9

38

………...

Stap 4,5,6

27-9

39

………….

Stap 6,7,8

4-10

40

………….

Stap ……..

11-10

41

………….

Stap ……..



1.4 Briefing

 

 

De briefing is een gesprek met je opdrachtgever. Dit gesprek moet je een beeld geven over de inhoud van je onderzoeksopdracht. In termen van projectmatig werken ben je nu in de definitiefase aanbeland: je gaat uitzoeken wat precies de uitgangspunten en doelstellingen achter de onderzoeksopdrachten zijn, welke invloed van buitenaf het onderzoek kan veranderen, wie er intern bij betrokken zijn en wat de risico’s zijn. In deze fase werk je de onderzoeksopdracht gedetailleerd uit. Je moet dus veel communiceren met de mensen die betrokken zijn bij dit onderzoek. Op deze manier krijg je duidelijkheid in de nodige middelen en activiteiten om het eindresultaat te bereiken.

 

 Wat ga je doen?

Het eerste gesprek met de opdrachtgever is inmiddels achter de rug en er is al veel bekend over het onderzoek. Voor dit tweede gesprek met de opdrachtgever moet er een lijst gemaakt worden met vragen die dieper op het onderzoek ingaan zoals:

  • Wat wil de opdrachtgever precies weten?
  • Welke vragen moet je beantwoorden om zijn vragen te beantwoorden?
  • Hoe wordt het contact met de opdrachtgever geregeld?
  • Welke activiteiten moeten er worden ondernomen om tot een goed eindresultaat te komen?

 

Laat deze vragenlijst controleren door de docent.

Wanneer de lijst is goedgekeurd kun je het gesprek,de briefing, samen met je groep en de opdrachtgever uitvoeren.

 

Waar moet je op letten? 

  •  Zorg ervoor dat je op tijd bij je afspraak bent.
  •  Bespreek een rustige ruimte waar je het gesprek kun voeren, ga je naar de opdrachtgever toe is deze daarvoor verantwoordelijk.
  •  Maak een rolverdeling zodat er niet door elkaar heen wordt gepraat.
  •  Geef na elke vraag een samenvatting zodat de opdrachtgever weet of je de vraag goed hebt begrepen.



 

Bron: http://www.dwotd.nl/2008/12/527-vergadering.html geraadpleegd 6-12-12

 

 

1.5 Typen van onderzoek

 

 

Er zijn verschillende typen onderzoek en daarom ook verschillende typen doelstellingen van onderzoek. Je doet een onderzoek niet zomaar, elke onderzoek heeft een doel. Er zijn verschillende typen onderzoek te weten:

  • Beschrijvend
  • Verklarend
  • Evaluerend/toetsend
  • Adviserend

 

Wat ga je doen?

 

Zoek op wat de typen van onderzoeken zijn. Gebruik hiervoor verschillende bronnen en noteer deze bronnen in de bronnenlijst.

 

Om je op weg te helpen:

Beschrijvend: je geeft aan hoe iets is of hoe  het in elkaar zit.

Verklarend: je onderzoekt waarom en waardoor iets is zoals het is.

Evaluerend: je beoordeelt iets.

Adviserend: je geeft aan wat er moet gebeuren of hoe iets moet gebeuren.

 

 

Maak met je groep de uitwerking van deze vier typen onderzoek zo compleet mogelijk en bespreek deze met de docent.

Kies daarna één van de vier typen van onderzoeken voor jouw onderzoek.

 

 

 

 

1.6 Plan van aanpak

 

 

Wat je nu gaat doen is het formuleren van het eerste deel van de plan van aanpak. In het kort moet er worden nagedacht aan de structuur van het onderzoek. Zonder deze structuur kun je geen goed onderzoek uitvoeren. In een plan van aanpak beschrijf je welke stappen er moeten worden ondernomen om je onderzoek uit te voeren.

Omdat je voor het onderzoek in een groep werkt is het belangrijk  dat iedereen weet wat er moet gebeuren.

Wat ga je doen?

Zoek bij verschillende bronnen zoals internet en boeken op wat een plan van aanpak is en hoe je deze het beste kunt formuleren. Maak aan de hand van de gezochte informatie een beschrijving van een plan van aanpak.

Noteer alle gebruikte bronnen in de bronnenlijst.

Controleer met de docent of de beschrijving correct is.

Wat ga je doen?

Maak met je groep een plan van aanpak, let op: deze is nooit in een keer goed waardoor je het zult moeten bijwerken.  Dit is niet erg als je je bedenkt dat wanneer er word gewerkt met een niet functionerend plan van aanpak de gevolgen veel
groter zijn en fouten nog eerder gemaakt worden.

Beschrijf goed welke stappen er ondernomen worden en wanneer deze worden uitgevoerd, vergeet niet de taakverdeling te verwerken in je plan van aanpak.

Laat het plan van aanpak controleren door de docent en verbeter deze.

Neem met je opdrachtgever contact op zodat ook hij het plan van aanpak kan inzien, de opdrachtgever heeft eventueel nog toevoegingen of aanpassingen te melden.

 

 

1.7 Aanleiding

 

 

Bij deze stap ben je op zoek naar een antwoord op de vraag waarom je het onderzoek wilt voeren. Je wilt hiermee de lezer overtuigen dat het onderzoek een goed onderzoek zal zijn en daarom moet worden uitgevoerd.  Doordat je deze tekst
schrijft geef je aan wat het probleem is wat je onderzoekt.  Door het schrijven van en aanleiding maak je duidelijk wie de opdrachtgever is en je geeft een duidelijke beschrijving van het probleem.  Het doel van de aanleiding is dat je de lezer overtuigt van de ernst van de zaak. Maak gebruik van de informatie die je hebt gekregen tijdens de briefing.

De beschrijving van de aanleiding vormt in grove lijnen al de hoofdvraag van je onderzoek.

 

Wat ga je doen?

Schrijf de aanleiding van je onderzoek. Bekijk en bespreek daarna je tekst met de docent en pas de tekst eventueel aan.  Zet daarna de tekst in je werkruimte. Bespreek de aanleiding ook met je opdrachtgever zodat ook hij deze tekst goedkeurt.

Plaats daarna de tekst in je werkruimte. 

 

 

Wat wil ik weten?
Wat wil ik weten?

1.8 Doelstelling

Bij elk onderzoek is de doelstelling het achterhalen van de oorzaak. De doelstelling geeft aan welke doel de opdrachtgever uiteindelijk met de onderzoeksresultaten wil bereiken. 

Voorbeeld.

Een fabrikant van speelgoed merkt dat de afzet van zijn producten terugloopt. Omdat dit meerdere redenen kan hebben, zijn er meerdere onderzoeken nodig om een oplossing te vinden. Elke onderzoek heeft zijn eigen doelstelling, dit is dan ook de
hoofdvraag.

Wat ga je doen?

Zoek op het internet op wat SMART is en noteer de gebruikte bronnen. Laat dit document aan de docenten zie en bespreek deze. Pas je SMART zo nodig aan.

Je SMART moet heel duidelijk beschreven worden en elk belangrijk detail moet worden beschreven.

Wat ga je doen?

Maak gebruik van de aanleiding en bedenk de doelstelling. Bespreek je doelstelling met de opdrachtgever en de docent.

 

Plaats je tekst in je werkruimte en vermeld eventueel gebruikte bronnen in de bronnenlijst.

 

Smart!
Smart!

1.9 Probleemstelling

 

In de probleemstelling beschrijf je exact wat je wilt onderzoeken. Bij deze stap formuleer je de hoofdvraag en bedenk je ook enkele deelvragen. Deelvragen zijn hulpvragen, ze helpen je om bepaalde informatie te vinden.

 Wat ga je doen?

Gebruik deze stap als hulpmiddel voor  de volgende stappen. Bedenk met je groep een hoofdvraag en enkele deelvragen die je helpen met het vinden van informatie. Je hoeft niet een hoofdvraag te verzinnen maar bedenk er een paar en kies met je
groep de beste vraag. Bespreek deze vraag met de opdrachtgever en de docent.

 Plaats daarna de tekst in je werkruimte.

1.10 Kaders en randvoorwaarden

 

 

Kaders en randvoorwaarden zijn richtlijnen waar je je aan moet houden. Dit kan verschillende dingen omvatten
bijvoorbeeld:

 

  • Het budget is €500,-
  • Het onderzoek duurt van 1 mei tot 1 juli.
  • De doelgroep zijn vrouwen, uit Almelo, in de
    leeftijd van 18 tot 28 jaar.

 

Het is belangrijk dat je je onderzoeksgebied beperkt, dat moet. Maak het niet groter of moeilijker dat nodig is.

Wat ga je doen?

Bedenk met je groep welke kaders en randvoorwaarden voor jullie van toepassing zijn. Stel hiervan een lijst op en bespreek deze met de docent. Maak de lijst zo compleet mogelijk, op deze manier weet je precies waar je aan toe bent.  

Maak een afspraak met de opdrachtgever om de lijst door te nemen. Het is belangrijk dat de opdrachtgever weet wat er met zijn onderzoek gebeurt.

 

Je mag deze lijst ook telefonisch doornemen. Wanneer je dit van plan bent moet je dit gesprek eerst goed doornemen. Verdeel ook de taken: wie belt de opdrachtgever? Ga niet met de hele groep bij elkaar zitten om het gesprek te voeren. Houdt het gesprek zakelijk, het is niet gepast te giechelen aan de telefoon.

 Je wilt toch ook graag dat je opdrachtgever jou serieus neemt?

 Wat ga je doen?

Zoek op hoe je een telefoon gesprek uitvoert. Noteer de vuistregels en controleer deze door meerdere bronnen te raadplegen. Maak een duidelijk verslag van de gevonden informatie en controleer deze met de docent. Wanneer de informatie goed is verwerkt kun je het gesprek gaan oefenen met je groep.  

Kies een rustige ruimte, je belt nog niemand en blijf serieus met je rol bezig.

Wat ga je doen?

Zet de lijst met vragen in je werkruimte en maak een verslag van het gesprek. Zorg ervoor dat alle vragen beantwoord zijn.

De lijst met beantwoorde vragen mag ook in je werkruimte.

1.11 Samenvatting

 

 

Een collage is een verzameling van afbeeldingen, woorden en zinnen op een stuk papier. Voor het maken van een collage mag je gebruik maken van tijdschriften, vakbladen en kranten. Het internet mag hiervoor ook gebruikt worden. Wanneer je foto's wilt gebruiken voor je collage kun je ervoor kiezen om zelf een paar foto's te maken.

Wat ga je doen?

Maak een collage met afbeeldingen en informatie over de informatie die jullie groep heeft verzameld. Deze collage
mag maximaal 3 A4-tjes groot zijn.

Zoek in tijdschriften en boeken naar afbeeldingen en foto’s die passen bij de onderzoeksvraag. Je mag ook zelf foto’s maken. De
teksten die je gaat gebruiken voor je collage mag getypt zijn maar dit kunnen ook zinnen zijn uit deze tijdschriften en/of boeken.

Maak de collage zodat het voor de lezer duidelijk is wat je onderzoeksvraag is. Je laat dus met de collage zien welke informatie je tot nu toe heb gevonden en besproken.
Presenteer de gemaakte collage met je groep aan de klas en eventueel aan de opdrachtgever.

Verzamel van deze presentatie beeldmateriaal(foto’s) en zet deze, samen met een foto van de collage, in je werkruimte.

 

Vermeld de gebruikte bronnen in je bronnenlijst.

 

Wat heb je nodig:

Tijdschriften, kranten, vakbladen, laptop met internet, fotocamera, schaar, lijm, 3 A-4tjes, plakband.

Go - No Go.

 

 

De docent heeft een afvinklijst bijgehouden. Op deze afvinklijst staan alle handelingen die jullie moeten hebben uitgevoerd. Wanneer alle handelingen zijn afgevinkt krijg je een GO. Wanneer er delen ontbreken uit de lijst zul je ervoor moeten zorgen dat deze alsnog worden aangetoond. Pas als alle stappen zijn doorlopen kun je verder naar het volgende hoofdstuk.

Wat ga je doen?

Bespreek individueel je behaalde resultaten. Wanneer je eerste lijst volledig is afgevinkt krijg je de GO van je docent. Daarna kun je verder met hoofdstuk 2.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Richten

 

Introductie hoofdstuk 2  -Richten-

In dit hoofdstuk ga je aan de slag met het maken van de hoofdvraag en deelvragen. Ook ga je uitwerken welke onderzoeksmethoden er zijn en welke je kunt toepassen. Lees dit hoofdstuk door en maak de opdrachten, ook hiervan word een afvinklijst door de docent bijgehouden en wanneer alles is ingevuld en gemaakt krijg je wederom een GO of NO GO.

 

 

 

Paragraaf      Titel

 

2.1

Hoofdvraag

2.2

Deelvragen

2.3

Onderzoeksmethoden

2.4

Deskresearch

2.5

Fieldresearch

2.6

Afbakenen

2.7

Samenvatting

 

 

 

 

 Voor dit hoofdstuk mag je gebruik maken van:

  • Laptop.
  • Papier.
  • Pennen en potloden.
  • Boeken, tijdschriften en andere bronnen.

Je gaat je nu richten op je onderzoek, dat wil zeggen dat je nu weet wat er van je verwacht word. In het vorige hoofdstuk heb je vooral gekeken naar de wensen van de opdrachtgever en naar de gegevens die al bekend zijn over je onderwerp. Het vorige hoofdstuk heeft je vooral geholpen met het oriënteren, wat weet ik en wat wil ik.

 

 

2.1 Hoofdvraag

 

 

Bekijk de hulpfilm via de link hieronder. Deze film kan je helpen bij dit hoofdstuk.

 

Veel succes!

 

 

hulpfilm hoofd en deelvragen

 

 

De belangrijkste vraag van het onderzoek is de hoofdvraag. Er moet wel gelet worden op het onderscheidt tussen het probleem en de hoofdvraag. De hoofdvraag is altijd geformuleerd in een vraag.

Voorbeeld:

Probleem

De gemiddelde besteding bij bloemenwinkel X loopt terug.

Mogelijke hoofdvragen

-Hoe kan bloemenwinkel X ervoor zorgen dat het bestedingspatroon stijgt?

-Welke producten kunnen ervoor zorgen dat het bestedingspatroon stijgt?

 

Als je een hoofdvraag bedenkt moet je duidelijk zijn met deze vraag, hij mag dus niet vaag overkomen. Het moet duidelijk zijn wat je wilt onderzoeken.

Wat ga je doen?

Bedenk met je groep enkele hoofdvragen. Formuleer deze hoofdvragen SMART. Je zult zien dat je kritisch kijkt naar de
keuze van de hoofdvraag. Je wilt immers dat je doel bereikt word.

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat ga je doen?

Noteer de gekozen hoofdvraag, en onderbouw deze vraag met de informatie uit het gesprek met je opdrachtgever. Je geeft nu aan waarom deze vraag gekozen is.

Plaats de hoofdvraag samen met de deelvragen (volgende stap) in de werkruimte. Je mag hier een document van maken.

 

 

 

 

2.2 Deelvraag

 

 

 

In de vorige stap heb je de hoofdvraag voor je onderzoek bedacht. Je kunt nu vast een paar vragen bedenken die je kunnen helpen met het beantwoorden van de hoofdvraag. Je snijdt de hoofdvraag dus eigenlijk in stukjes.

Belangrijk is dat je deze vragen samen in een document zet in je werkruimte zodat je deze makkelijk kunt terug vinden.

 Wat ga je doen?

Bedenk met je groep enkele deelvragen. Gebruik de informatie die je bij probleemstelling hebt gevonden en formuleer deze vragen ook SMART. Analyseer de gekozen vragen en kies er ongeveer 3 uit die het meest relevant zijn voor jullie onderzoek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 Wat ga je doen?

Maak een document waarin de doelstelling, de probleemstelling, de hoofdvraag en de deelvragen beschreven staan. Dit document gebruikt je voor je verdere onderzoek.

Controleer en bespreek het document met je docent. Laat deze afvinken op de lijst en plaats het document in je werkruimte.

 

 

 

 

2.3 Onderzoeksmethoden.

 

Er zijn verschillende onderzoeksmethoden zoals:

  • Literatuurstudie
  • Bronnenonderzoek
  • Diepte interviews
  • Enquêtes
  • Discussies met experts
  • Experimenten
  • Observatieonderzoek

 

Wat ga je doen?

Maak een beschrijving van elk bovenstaand onderwerp. Maak gebruik van verschillende bronnen en vermeld deze bronnen in de bronnenlijst.

Bespreek de teksten met de docenten en pas ze eventueel aan. Plaats je goede beschrijvingen in je werkruimte.

 

Wat ga je doen?

Maak een keuze van een van de bovenstaande onderzoeksmethoden en onderbouw deze keuze. Bespreek deze keuze met de groep en plaats deze onderbouwing in je werkruimte.

 

2.4 Deskresearch

 

Wat is deskresearch? Dat ga je onderzoeken bij deze stap. Maak met je groep een duidelijke beschrijving van dit begrip. Maak gebruik van diverse bronnen en vermeld deze bronnen in je bronnenlijst.

 

Wat ga je doen?

Maak een collage van één A-4tje waarop beschreven staat wat “deskresearch” inhoud.  Maak gebruik van afbeeldingen en
stukjes tekst waarmee je een duidelijke beschrijving maakt van dit begrip.

Je mag boeken en tijdschriften gebruiken voor deze opdracht. Ook het internet bied voldoende mogelijkheden, vermeld wel altijd welke bronnen je hebt gebruik(zie bronvermelding).

 

Laat de collage zien aan de docent en laat dit afvinken in de lijst.

Maak een foto van de collage en plaats deze in je werkruimte.

2.5 Fieldresearch

 

Het zelfde geld voor “fieldresearch”. Wat houdt dat in? Ook hier maak je een duidelijke beschrijving van dit begrip. Maak gebruik van diverse bronnen en vermeld deze bronnen in je bronnenlijst.

 

Wat ga je doen?

Maak een collage van één A-4tje waarop beschreven staat wat “Fieldresearch” inhoud.  Maak gebruik van afbeeldingen en stukjes tekst waarmee je een duidelijke beschrijving maakt van dit begrip.

Je mag boeken en tijdschriften gebruiken voor deze opdracht. Ook het internet bied voldoende mogelijkheden, vermeld wel altijd welke bronnen je hebt gebruik(zie bronvermelding).

 

Laat de collage zien aan de docent en laat dit afvinken in de lijst.

Maak een foto van de collage en plaats deze in je werkruimte.

2.6 Afbakenen

 

 

Wanneer je een grote groep moet onderzoeken, baken je je onderzoek af door het trekken van steekproeven. De grote en omvang van deze groep word bepaald door de opdrachtgever.

 

Voorbeeld

Je krijgt de opdracht om in het centrum van de gemeente Enschede te onderzoeken wat de  bewoners vinden van de natuur in hun omgeving.  Het centrum van Enschede bestaat uit  huishoudens (personen). De onderzoekspopulatie is afhankelijk van wat de opdrachtgever wil weten. Wil hij bijvoorbeeld de mening weten van de inwoners of is hij geïnteresseerd in de mening van de huishoudens. Dit is al een aantoonbaar verschil. Wanneer je weet wat je opdrachtgever wil weten, houdt je dus een steekproef, omdat alle adressen bekend zijn en de populatie redelijk klein is.

 

Wat ga je doen?

Maak voordat je deze bespreking hebt een goede taakverdeling: wie doet wat?  Neem de vragen door en bespreek  dit met de docent. Daarna maak je een afspraak met je opdrachtgever om dit gesprek uit te voeren.

?

Wat ga je doen?

Bespreek met je groep en de opdrachtgever welke afbakening jullie moeten treffen. Op deze
manier stel je vast wie je doelgroep is voor je onderzoek. Maak een samenvatting van dit gesprek en plaats deze samenvatting in je werkruimte.

 



2.7 Samenvatting

 

 

Voor dit hoofdstuk heb je al twee collages gemaakt. Controleer  samen met de docent of je alle opdrachten hebt afgevinkt.

 

Je plan van aanpak is nu helemaal klaar. Je bent bijna aangekomen bij het uitvoerende deel van onderzoeken!  Blijf gemotiveerd en maak het leuk voor jou en de groep. Neem de tijd voor je onderzoek maar ook de tijd voor jezelf. Overleg goed met elkaar en bespreek problemen waar je tegenaan loopt.

 

Wat ga je doen?

Maak een presentatie voor je klas, je docent en je opdrachtgever. Deze presentatie moet een duidelijk beeld geven van wat jullie
tot nu toe hebben gedaan en bereikt. Je kunt hiervoor verschillende presentatieprogramma’s gebruiken zoals Power Point en Prezi. Beslis in de groep welke jullie gaan toepassen.

 

Wat belangrijk is, is dat je een passende presentatie maakt waarbij het voor elke groep duidelijk is wat je doet en hebt gedaan.

Maak de presentatie voor je klas, je docent en je opdrachtgever. Controleer de presentatie met je docent en pas het eventueel
aan.

Maak een afspraak met de opdrachtgever om de presentaties te houden.

 

Plaats de presentatie in je werkruimte.

 

Wat ga je doen?

Maak een kort verslag van de feedback van je opdrachtgever. Hiermee toon je aan wat zijn/haar bevindingen zijn over jullie
vorderingen. Plaats dit verslag in je werkruimte.

Wanneer je alles klaar hebt en alles is afgevinkt, kun je verder met hoofdstuk 3.

 

Tussentijdse Beoordeling Opdrachtgever

 

 

 

Evaluatieformulier  opdrachtgever

 

Geachte heer / mevrouw ______________________,

 

U bent de opdrachtgever van de onderzoeksvraag___________________________.

 

De leerlingen ___________________________________________________

zijn een aantal weken bezig geweest met de voorbereiding van een onderzoek. 

 

We willen u vragen een tussenbeoordeling en een eindbeoordeling in te vullen. Deze worden samen met de begeleidster van school besproken tijdens een bezoek aan het bedrijf in de onderzoeksperiode

 Uw opmerkingen komen goed van pas in onze reflectiegesprekken met de leerlingen en kunnen de leerlingen helpen zich verder te ontwikkelen.

Dit formulier wordt bewaard in het portfolio van de leerlingen.

U behoort te weten dat het onderzoek doen in uw bedrijf een realistische situatie is en wij vragen u daarom ook om kritisch te zijn. Misschien helpt het als u zich voorstelt dat de leerlingen  echte externe deskundige zijn. Alléén positieve opmerkingen geven de leerlingen geen ontwikkelingsmogelijkheden.

Hartelijk dank voor uw bijdrage!

 

Met vriendelijke groet,

 


Tussentijdse beoordelingen en praktijkonderzoek Groene Lyceum leerlingen 

 

Arceer of kruis een  level  aan

 

 

 

LEVEL 1

 

Beginner

LEVEL 2

Gevorderde

 

LEVEL 3

Expert

Uitvoeren van het  voorbereidende onderzoek

De antwoorden op de gestelde vragen zijn correct

 

…… en zijn voorzien van een correcte uitwerking.

…….en deze uitwerking is voorzien van heldere toelichtingen.

Voorbereiding eigen onderzoek

De resultaten van het voorbereidend onderzoek worden op een rijtje gezet.

 

.... en er worden vragen vermeld waar (nog) geen antwoord op is

 

……en er worden conclusies getrokken waaruit blijkt dat het voorbereidend onderzoek je op de goede weg helpt voor je eigen onderzoek.

Probleemstelling en vraag van het eigen onderzoek

Je hebt een echte onderzoeksvraag opgeschreven.

 

... en deze onderzoeksvraag kan door eigen onderzoek in de klas worden beantwoord door jou.

…. en deze onderzoeksvraag is vanuit jezelf verwoord.

Probleem verkenning

 

Je noemt bruikbare internetsites en verdiept je in hoe je daar informatie vandaan kunt halen.

 …. en je geeft een overzicht van informatie die beschikbaar is.

... en je past je probleemstelling al voldoende aan of stelt hem zo nodig bij.

Plan maken

Je maakt een onderzoeksplan op papier volgens de regels

 

..... en je geeft al een overzicht van de metingen die nodig zijn en de manier waarop je de metingen zult gaan verwerken.

 

 

…..en je geeft je vermoedens over de uitkomst.

Plan uitvoeren

 

Je stelt tabellen, grafieken en dia- grammen samen, waarin de gezochte informatie is opgenomen.

Je gebruikt correct materialen en apparaten.

 

... en je bent in staat precies die metingen uit te voeren die van belang zijn; niet teveel en niet te weinig!

 

.....je toont een uitstekende en creatieve wijze van omgang metmaterialen en een veilige en doelmatige omgang met apparaten.

Conclusies trekken 

Je trekt conclusies en formuleert die in hele zinnen op papier.

..... en je geeft volledige conclusies in juiste woorden van MITS, DUS, WANT, IMMERS

 …… en je noemt vragen voor verder onderzoek.

..... je denkt na over de geldigheid van je onderzoek: is het echt zoals je zegt?

Schriftelijke Presentatie

 

Het werkstuk bevat een weergave van het voorwerk, het onderzoek, bijlagen. En ziet er goed verzorgd uit.

  ……en het is overzichtelijk ingedeeld. De formuleringen zijn helder.

De taal is correct. De tekstverwerking en lay-out zijn overzichtelijk.

….en het is een leesbaar stuk voor medeleerlingen, die de opdracht niet gedaan zouden hebben.

Samenwerking    

Het logboek maakt een gelijke inspanning van ieder duidelijk.

 

.... en het logboek laat zien dat jullie de taken efficiënt hadden verdeeld.

... en het blijkt dat ieder van het totaal op de hoogte is.

Planning

 

Verslag is op tijd

... en alles is op tijd gedaan

.... een prachtig werkstuk!

Tijd Over?

 

Heb je tijd over? ga bij een aantal rubrieken naar een hoger LEVEL

Heb je tijd over? ga bij een aantal rubrieken naar een hoger LEVEL

Heb je tijd over? vraag een EXTRA BONUS Opdracht.

 


?

In te vullen door de opdrachtgever, het bedrijf!

 

Werkhouding

Onvoldoende

Matig

Voldoende

Goed

Kan overleggen

 

 

 

 

Toont belangstelling voor het bedrijf

 

 

 

 

Voelt zich verantwoordelijk voor het bedrijf

 

 

 

 

Is flexibel

 

 

 

 

Is bereid nieuwe handelingen of werkwijzen uit te proberen

 

 

 

 

Pakt de problemen aan door te overleggen

 

 

 

 

Pakt de problemen zelfstandig aan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

        

Uitvoering

Onvoldoende

Matig

Voldoende

Goed

Voorbereiding van het onderzoek

 

 

 

 

Uitvoeren van het onderzoek

 

 

 

 

Verwoorden van de onderzoeksvraag in het onderzoek

 

 

 

 

Verzamelen info voor het  onderzoek

 

 

 

 

Plan maken

 

 

 

 

Plan uitvoeren

 

 

 

 

Tussentijdse  conclusies in het onderzoek

 

 

 

 

Presentatie van het onderzoek

                             

 

 

 

Samenwerking bij het onderzoek

 

 

 

 

Planning van het onderzoek

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Planning

 

 

Hoofdstuk 3 gaat over het vastzetten van een aantal belangrijke zaken. Bij een gemiddeld onderzoek worden de onderstaande genoemde zaken besproken met de opdrachtgever en vast gezet. Het kan zijn dat deze zaken bij dit schoolonderzoek niet worden besproken of niet worden toegepast. Dan moet je de uitwerking van deze paragrafen doornemen met je docenten en zonodig open laten.

In dit hoofdstuk bespreken we de volgende paragrafen:

 

Paragraaf      Titel

3.1

Planning

3.2

Budget

3.3

Communicatie

3.4

Samenvatting

Voor hulp, vragen en antwoorden kun je bij de docenten terecht. Wanneer je informatie en hulp nodig hebt van je opdrachtgever kun je, in overleg met je docenten, een afspraak maken.

Veel succes!

 

 

 

3.1 Planning

 

 

Een planning is belangrijk voor je onderzoek. Je hebt de afgelopen weken veel informatie opgezocht over het onderzoek. Jij en de groep weet nu ook precies wat je moet onderzoeken.  Maak daarom een planning voor de volgende onderzoeksperiode. Denk eraan dat je naast een duidelijke planning ook de taakverdeling maakt zodat je weet waar je aan toe bent. Spreek elkaar erop aan wanneer iemand zijn of haar taak niet naar behoren uitvoert. Blijf wel redelijk in taal en antwoord. Ruzie heeft
geen nut en werkt negatief voor het uiteindelijke resultaat.

Wat ga je doen?

Maak een opzet voor de planning. Gebruik de goede weeknummers dus van de week van het jaar en niet van het onderzoek.  Plan tijd om op bezoek te gaan maar maak ook tijd om informatie te verwerken die je hebt opgezocht.

Bespreek de planning met de docent en plaats deze in je werkruimte.

Laat jullie planning ook zien aan de opdrachtgever, hij/zij weet dan ongeveer wat jullie doen en waar jullie zijn.

Voorbeeld:

Datum

Week

Wie?

Wat?

13-9

37

…………

Stap ……….

20-9

38

………...

Stap ……….

27-9

39

………….

Stap ……….

4-10

40

………….

Stap ……….

11-10

41

………….

Stap ……….



3.2 Budget

 

 

Als er een budget beschikbaar is voor jullie onderzoek is het belangrijk deze gelden te verdelen over jullie planning. Waar ga je het geld voor gebruiken.

Is er geen geld beschikbaar voor je onderzoek? Dan is dat geen probleem. Bij dit soort “schoolonderzoeken”word vaak geen budget vrijgegeven. Moet je onverwacht toch geld uitgeven voor je onderzoek moet je dit eerst overleggen met de docenten en de opdrachtgever.

 

Geld wat zomaar word uitgegeven is voor eigen rekening en mag niet worden gedeclareerd.

 

Wat ga je doen?

Maak een begroting wanneer je een budget hebt afgesproken met je opdrachtgever. Laat de begroting zien aan de docent. Wanneer er geen budget is afgesproken hoef je geen begroting maken. Laat deze stap wel afvinken door de docent in de afvinklijst. 

Kosten

beschrijving

week

overig

Excursie

42

 

Reiskosten

42

 

Bezoek aan….

45

 

 

 

 

3.3 Communicatie

 

 

Communicatie is één van de hoofdsleutels voor een onderzoek. Wanneer er niet gecommuniceerd word kunnen er geen gesprekken worden gevoerd, geen e-mails worden verstuurd en geen telefoongesprekken worden gevoerd. Wat bekend is, is dat je weet met wie je het onderzoek uitvoert. Je hebt elkaar telefoonnummers en houdt deze bij je. Ook zijn de nummers en e-mail
adressen van de opdrachtgevers genoteerd. Ook deze worden bewaard.

 Wat ga je doen?

Maak duidelijke afspraken naar aanleiding van de planning over wanneer je een afspraak wilt met de opdrachtgever. Leg de planning ernaast en kijk wanneer je een gesprek wilt met de opdrachtgever. Maak op tijd een afspraak met jullie opdrachtgever zodat je niet voor verassingen komt te staan.

Wanneer je een gesprek hebt met deze persoon is het zaak deze afspraak goed voor te bereiden. Je wilt immers niet zijn tijd verdoen met een presentatie waarvan je niet weet wat de inhoud is.  

Wees altijd op tijd voor je afspraken!

3.4 Samenvatting

 

 

Open een nieuw document in Word en noteer de letter A t/m Z onder elkaar.

Schrijf één voor één een woord op wat begint bij de eerstvolgende letter.  De woorden moeten aansluiten bij het onderzoek of moeten geassocieerd zijn met je onderzoeksopdracht.

 

Bijvoorbeeld

A-    
Aanleiding

B-     
Budget

C-     
Communicatie

D-    
 …

E-     
 …

 

Print de lijsten uit en geef iedere groep een kopie.

Bespreek de lijst met de klas en kies drie woorden uit elke lijst van de andere groepen. Als alle lijsten zijn doorgesproken, neem je de tijd om deze drie woorden  met de groep te bespreken. Je vraagt dus een toelichting op het woord. Vraag ook naar
woorden waarvan jij of de groep de betekenis niet weten.  

Deze opdracht mag maximaal 50 minuten duren.

 

Plaats de lijst in je werkruimte en laat deze opdracht afvinken door de docent.



Hoofdstuk 4 Voorbereiding op de uitvoering

4.1 Voorbereiden op de uitvoering

 

Voor dit hoofdstuk hoef je geen grote opdrachten te maken. Het is nu zaak dat iedereen weet wat er van hem en haar verwacht wordt.  Zaak is dat je ervoor zorgt dat iedereen het zelfde idee krijgt over dit onderzoek. Wat er moet gebeuren is, dat er een bijeenkomst gehouden wordt waarbij je het onderzoek bespreekt. Je zorgt ervoor dat de neuzen de zelfde kant uit staan.

Houdt de kwaliteit van de onderzoek in de gaten door jezelf een paar vragen te stellen.

 Bijvoorbeeld:

  • Hou ik me wel aan de afspraken?
  • Ben ik nog wel bezig met het beantwoorden van
    een deelvraag?
  • Zitten we nog wel op schema?
  • Voert iedereen zijn of haar taken goed uit?

 Wat ga je doen?

Bedenk ongeveer tien vragen die je jezelf kunt vragen. De vragen moeten over het onderzoek gaan en passen bij jouw taken en gedachten over het onderzoek. Houdt rekening met de wensen van de opdrachtgever.  

Daarna beantwoord je deze vragen en zet de vragen met antwoorden in je werkruimte. Laat de opdracht afvinken bij de
docent.

 

 

4.2 Samenvatting

 

Print de pagina uit en maak de woordzoeker. De woordzoeker staat vol met termen en begrippen die veel worden gebruikt tijdens het onderzoek.

Bewaar de woordzoeker in je map.

 

 

Hoofdstuk 5 Verzamelen

5.1 Gegeven verzamelen

 

 

Het echte onderzoeken gaat nu beginnen. Je gaat nu informatie opzoeken dat relevant is voor je onderzoek. Je hebt in de vorige hoofdstukken een goed beeld gekregen van de wensen van je opdrachtgever. Je weet nu ook wat je doel is en wat je wilt bereiken. Je gaat nu echt op onderzoek uit.

 

Wat ga je doen?

Onderschat deze opdracht niet. Je bent hier een tijdje mee bezig.  Noteer altijd alle bronnen waar je je informatie vindt.

Je kunt zoeken via:

Boeken, tijdschriften, internet, vakbladen en een expert*.

* een expert is iemand met heel veel kennis over een bepaald onderwerp.(vakman)

Noteer alle gebruikte bronnen (zie paragraaf 3)

Waar je begint is geheel aan jullie, er kan niet voor je gezegd worden waar je van start moet gaan. Het is handig eerst bij een deelvraag te beginnen. Door deze te beantwoorden krijg je veel informatie wat je kan helpen bij het beantwoorden van de hoofdvraag. Noteer alle informatie in een duidelijk documentje zodat je deze informatie niet kwijt raak. Geef het document een gemakkelijke naam bij het opslaan.

 

Waar moet je aan denken?

 

  • Noteer en bewaar alle bronnen die je raadpleegt.
  • Geef alle documenten een logische naam.
  • Check gevonden informatie, controleer of meerdere sites of boeken dezelfde informatie publiceren.

 

Beantwoordt de deelvragen zo compleet mogelijk.  Wil je op een andere manier informatie verzamelen? Ga dan naar stap 2 enquête.

 

 

 

5.2 Enquête

 

 

Bekijk de hulpfilm voor het maken van een enquête. Deze film kan je hierbij helpen.

 

veel succes!

 

 

 

 

hulpfilm enquete

 

 

Een enquête is een vragenlijst voor externe contacten. Je gaat deze vragen stellen aan een bepaalde doelgroep welke relevant is voor jou onderzoek.

De vragen die je gebruikt voor je onderzoek zin gebaseerd op een termenboom.

Wat ga je doen?

Maak met je groep een termenboom. Een termenboom is een handige manier om, voor jezelf duidelijk te maken wat je kunt vragen. Hieronder is de term huisstijl uitgewerkt. Zodat je weet welke termen er bij huisstijl horen kun je nu vragen bedenken voor je enquête over de huisstijl.

Voorbeeld:

Wat vinden de bezoekers van het tuincentrum van het logo?

Komt het kleurgebruik overeen met de sfeer van het tuincentrum?

 



Een enquête is géén interview Je zoekt eerst potentiële kandidaten op voor je enquête. Deze lijst laat je altijd goedkeuren door je opdrachtgever. Je kunt de enquêtes schriftelijk en mondeling afnemen.

 

Schriftelijk: Als je aanwezig bent als je kandidaat de vragenlijst invult, houd dan in de gaten of hij/zij alle vragen invult. Je mag deze persoon niet beïnvloeden in je keuze van zijn/haar antwoorden.  Wanneer je je enquête opstuurt per post of mail zorg dan altijd voor een duidelijke instructie voor degene die je enquête invult. Zo worden alle enquêtes op dezelfde manier ingevuld.

 

Mondeling: Hierbij is een korte en bondige introductie vereist. Je wilt immers de volledige aandacht van je kandidaat zonder dat je opdringerig overkomt.  Wanneer je ervoor kiest je enquête telefonisch af te nemen, zorg je voor een rustige stille plek waar je niet gestoord word.

Bereid altijd het telefoongesprek voor en blijf beleefd aan de telefoon. Plan deze gesprekken en zorg ervoor dat je de juiste persoon aan de telefoon krijgt. Je kunt dus eerst een afspraak maken per mail waarna je de enquête telefonisch afneemt.

 

Ga je op pad met de enquêtes, dan moet je ervoor zorgen dat je vooraf weet welke doelgroep je gaat benaderen. Je hebt natuurlijk altijd met een ander publiek te maken.  Zorgt altijd dat je ook deze vorm goed voorbereid. Neem voldoende papier en pennen mee. Zorg ervoor dat je er verzorgt bijloopt(nette kleren, haar kammen etc.).

 

Laat de enquête altijd goedkeuren door je opdrachtgever!

 

Wat ga je doen?

Maak aan de hand van deze informatie een lijst met vragen. Selecteer de beste vragen voor je enquête.

Maak een duidelijke lijst van personen wat overeenkomt met jouw doelgroep. Laat alle handelingen die je maakt controleren door je opdrachtgever: doelgroep, vragenlijst etc..

Schrijf bij je vragenlijst een korte, interessante introductie die je kunt gebruiken als inleiding voor je kandidaten.

 

Bespreek je enquête met je groep, docent en opdrachtgever. Wanneer de opdrachtgever je enquête goedkeurt kun je gaan plannen wanneer je deze afneemt. Zorg voor een realistische score, drie uitslagen van een enquête is niet voldoende. Zorg daarom voor een vooraf bepaald aantal ingevulde enquêtes, afhankelijk van je doelgroep.

 

5.3 Een bronnenlijst maken

 

 

bekijk onderstaande link.

 

 

 

 

Het is de bedoeling dat alle gebruikte bronnen zo nauwkeurig mogelijk worden genoteerd en verwerkt. Op deze manier geef je duidelijk weer welke bronnen nuttig zijn geweest voor het onderzoek. Docenten en belangstellenden kunnen deze bronnen controleren en bekijken.

Noteer daarom zo nauwkeurig mogelijk alle gebruikte bronnen in een apart documentje.

 

 

5.4 Tabellen en grafieken

 

 

Bekijk de link hieronder.

 

 

 

 

Door het maken van tabellen en grafieken maak je de gevonden gegevens zichtbaar. In Word kun je eenvoudig je gegevens verwerken in tabellen en grafieken. Zorg ervoor dat deze tabellen en grafieken zijn voorzien van de juiste cijfers en nummers zodat het voor de lezer duidelijk is wat je gevonden hebt.

 

5.5 Interview

Een interview helpt je om informatie te verzamelen die je ondersteunen je hoofdvraag te beantwoorden. Je kunt natuurlijk ook iemand interviewen die specifiek voor een deelvraag  expert kan worden genoemd. Een interview is een toevoeging voor een enquête.

 

Wat ga je doen?

 

Bedenk goed wie je wilt interviewen. Kan diegene er daadwerkelijk voor zorgen dat jij de juiste informatie ontvangt? Belangrijk is ook dat je dit gesprek goed voorbereid en dit begint al bij het opstellen van een vragenlijst. Je moet kritische vragen stellen die dieper op de stof ingaan. Je gaat ervan uit dat jouw “expert”de beste is in zijn vak en dat diegene alles al weet.

 

Voorbeeld:

Je wilt graag weten welke bomen geschikt zijn om te planten in een droge grond. Ook moeten deze bomen weinig verzorging nodig hebben.

Je zoekt dus een expert die veel verstand heeft van bomen en van grond soorten. Ook moet deze expert weten hoeveel verzorging deze boom nodig heeft. Je lijst met vragen is dus een zoekcriterium.

 

Bedenk vooraf goed of je het gesprek opneemt of dat je aantekeningen maakt. Vraag wel altijd toestemming voor het opnemen van het gesprek. Wanneer je aantekeningen maakt noteer je enkel steekwoorden maar  geen lange zinnen, dit duurt te lang.

 

 

Het interview afnemen:

Stel jezelf voor en zorg ervoor dat je kandidaat zich op zijn/haar gemak voelt. Introduceer het onderwerp en vertel duidelijk waarom je hem/haar hebt gevraagd voor een interview. Zorg voor een kop koffie of thee en begin eerst over een ander onderwerp. Neem rustig de tijd voordat je aan de vragen begint.

Stel in het begin open vragen en laat je kandidaat uitpraten. Zorg ervoor dat je wel dieper op het onderwerp ingaat, zodat je de juiste informatie verzameld. Wanneer je niet helemaal de juiste informatie krijgt die je verwacht moet je hierop inspelen en doorvragen. Deze vragen kun je niet van te voren opstellen.

Wees niet bang voor stiltes in je gesprek, je kandidaat is misschien wel bezig een menig te vormen of zijn gedachten te ordenen.

Zorg voor een frisse indruk, ga niet onderuit gezakt zitten, knik af en toe wanneer je het antwoord begrijpt, of zeg hm, hm. Kijk niet naar buiten en zeker niet op je horloge of telefoon.

Bedankt de interviewer voor zijn tijd en vraag of hij de uitgewerkte vragen nog wil bekijken. Noteer zijn/haar gegevens wanneer dit het geval is. Vraag ook of je contact mag opnemen met diegene wanneer je informatie niet meer duidelijk is. Werk je interview direct na afloop uit, op deze manier onthoudt je de meeste informatie.

 

5.6 Bronnenonderzoek

 

 

Je hoeft niet alle informatie te verzamelen via interviews en enquêtes Je kunt ook een bronnenonderzoek houden. Veel informatie kun je vinden in boeken en op het internet.

Zorg ervoor dat je goede bronnen gebruikt voor je onderzoek, een goede bron is eenvoudig te vinden. Wanneer informatie die voor jouw onderzoek belangrijk is op meerdere site's te vinden is, is de bron hoogstwaarschijnlijk betrouwbaar. Wanneer dit niet het geval is kun je beter even door zoeken naar meer of betere informatie. Noteer altijd de gebruikte bronnen ook al haal je er niet altijd informatie vanaf.

Zet de tekst altijd in je eigen woorden in het verslag, je mag niet klakkeloos teksten overnemen (kopiëren/ plakken). Dit noemen we plagiaat, plagiaat is strafbaar.

Je kunt ook buitenlandse site's raadplegen voor informatie, deze informatie kun je vertalen.

 

 

5.7 Experimenteren

 

 

Wanneer je vastloopt in het verzamelen van informatie of je wilt graag weten of dat wat jij hebt uitgedacht ook daadwerkelijk werkt. Kun je ervoor kiezen om te gaan experimenteren. Je verzamelt dat gegevens en informatie door dat je proefdraait of oefent in een veilige omgeving.

 

Wil je graag experimenteren?

Maak eerst een goed plan voor je experiment. Bespreek met elkaar hoe je het experiment het beste kunt uitvoeren. Maak een soort draaiboek met daarin de stappen die je moet nemen om een goed experiment te kunnen uitvoeren.

 

Dus van begin tot eind maak je een draaiboek. Bespreek dit draaiboek voor je gaat experimenteren met je docent. Vraag de docent en de opdrachtgever om toestemming.

 

Je ontwerp kun je ook klassikaal bespreken, vaak heeft iemand anders nog een ander of beter idee!

 

 

 

 

5.8 Samenvatting

 

 

Dit gaat goed, alweer een hoofdstuk af. Het einde is in zicht en het grootste deel van dit arrangement zit er op. Als afsluiter van dit hoofdstuk is er gekozen voor een werkvorm. Een werkvorm kan je helpen nadenken over een onderwerp of thema. bijvoorbeeld dit hoofdstuk.

 

Wat ga je doen?

Je pakt 2 A4'tjes en voor ieder groepslid een roze en een geel post-it velletje.

Schrijf op het ene A4'tje Jubelmuur en op het andere A4'tje Klaagmuur.

De roze post-it gebruik je om je tekst op te zetten voor de jubelmuur; Wat gaat er goed? Waar ben je tevreden over? Ben je over iemand anders erg tevreden?

De gele post-it gebruik je om je tekst op te zetten voor de klaagmuur; Wat ging er niet goed?Waar ben je niet tevreden over? 

Bij de klaagmuur mag je geen lelijke dingen over je groepsgenoten schrijven, als je onderling even niet goed met elkaar overweg kunt of je wilt de ander aanspreken over zijn/haar gedrag, dan doe je dat op een gepasten en professionele manier.

 

Hoofdstuk 6 Analyseren en Concluderen

 

 

In dit hoofdstuk ga je bezig met de afwerking van je onderzoek. Belangrijk hierbij is dat je alles goed op orde hebt zodat je eenvoudig je rapport of verslag kunt afronden. Je hebt immers alle bronnen genoteerd en alle stukken gecontroleerd en verwerkt tot een goed geheel.

Maak gebruik van de kennis en vaardigheden die je al beheerst en dan is rapport eenvoudig te maken. Denk goed na voordat je stukken tekst verwijderd, deze kunnen nog van pas komen. Bewaar alles is de boodschap!

Belangrijk is dat je je ook hier houdt aan de paragrafen zodat je extra kennis opdoet voor het maken van het eindrapport en je reflectieverslag.

 

Inhoud van dit hoofdstuk:

Paragraaf      Titel

6.1

 Gegevens verwerken

6.2

 Conclusies trekken

6.3

 Verslag leggen

6.4

 Eindrapport

6.5

 Eindpresentatie

6.6

 Samenvatting

Heel veel succes bij het afronden van je onderzoek.

 

 

6.1 Gegevens verwerken

 

 

Je hebt in het vorige hoofdstuk al enkele zaken verwerkt tot grafieken en tabellen. Wat bij deze stap belangrijk is, is dat je alle informatie ordent zodat je deze makkelijk kunt terug vinden voor het maken van je eindrapport. Belangrijk is dat alle antwoorden zijn gevonden. Je kunt deze antwoorden onderbouwen en toelichten wanneer er vragen over zijn.

 

Wat ga je doen?

Bekijk alle informatie die je tot nu toe hebt, Klopt alles? Zorg ervoor dat overal een toelichting vermeld staat. Waarom deze informatie nuttig is en vooral waar je deze informatie gevonden hebt.

Geef per document aan waarvoor je deze informatie wilt gebruiken. Dus wat hoort bij de eerste deelvraag en welke informatie hoort bij de tweede deelvraag etc..

 

 

 

6.2 Conclusies trekken

 

 

Wanneer je weet welke informatie bij welk onderdeel van het rapport hoort kun je nu een conclusie trekken. Belangrijk is dat je een representatief oordeel kunt aanbieden aan je opdrachtgever.

Bij de resultaten van bijvoorbeeld de enquête geeft je antwoord op (één van de) deelvragen. Wanneer je de deelvragen kunt beantwoorden kun je verder gaan met het beantwoorden van de hoofdvraag.

Bij het trekken van conclusies het je het plan van aanpak weer nodig. Hierin staat precies beschreven wat de doelstelling is van je onderzoek en ook de hoofd- en deelvragen. Je moet voor jezelf elke deelvraag goed beantwoorden. Maak duidelijk welk antwoord bij welke vraag hoort. Kijk ook naar welk type onderzoek je hebt uigevoerd, je kunt bij een beschrijvend onderzoek geen verklaring geven.

 

Wat ga je doen?

 

Lees bovenstaande tekst aandachtig door en bekijk jouw onderzoek tot nu toe.

Schrijf aansluitend jou conclusie van het onderzoek en dus het advies voor je opdrachtgever.

Bespreek deze tekst goed met je groep en onderbouw deze keuze. Overleg met de docent jullie keuze en licht deze keuze toe.

 

Plaats de conclusie in je werkruimte en zorg er tevens voor dat deze stap word afgevinkt bij de docent.

 

 

6.3 Verslag legging

 

 

Een belangrijk doel van je groep is het maken van een onderzoeksverslag. Je hebt nu alle informatie verzameld en geordend zodat je er nu een verslag van kunt maken.  

Wat ga je doen? 

Laat zien hoe je je verslag vormgeeft. Maak gebruik van verschillende bronnen. Laat de grove schets zien aan je groep en bespreek deze. Wanneer je groep het eens is over de indeling van het verslag laat je dit controleren door je docent. Let op kleurgebruik en lettertype. Maak het eenvoudig voor jezelf en je groep. Kies wel voor een unieke opmaak die past bij je onderzoeksvraag. Denk hierbij aan afbeeldingen etc. Ook kleurgebruik is een bepalende factor voor een verslag/rapport.

 

Presenteer in het kort de opzet van je verslag aan de klas, dit mag maximaal 5 minuten per groep duren. Je laat kort zien waarom je voor een bepaalde kleur kiest en waarom je het lettertype hebt gekozen.

 

Plaats de opzet van het verslag in je werkruimte en vink deze stap af bij je docent.

Let op! Het presenteren van het verslag is een apart onderdeel op de lijst.

 

 

6.4 Eindrapport

 

Je hebt bij de vorige stap je schets van het rapport gepresenteerd. Deze opmaak kun je nu vullen met de informatie die je reeds geordend hebt.

 

Wat ga je doen?

Open de gemaakte schets en sla deze op onder een andere naam, bijvoorbeeld: eindrapportversie1.doc. Wanneer je een andere versie maakt van het rapport moet je de naam wijzigen in versie 2 etc..

Vul je rapport met de gesorteerde informatie. Voeg afbeeldingen en foto’s toe, let op de lettertype. Gebruik correct Nederlands en zorg ervoor dat zinnen vloeiend lopen.

 

Wat ga je doen?

Wanneer je rapport af is kun je deze door de docent laten beoordelen. De docent zal inhoudelijk niet veel corrigeren, maar kijkt enkel naar de indeling van het verslag. Ziet het er netjes uit, is het lettertype overal het zelfde, zijn de kleuren goed op elkaar afgestemd etc.  Wanneer de docent het rapport op uiterlijk goedkeurt is het aan jullie de taak om het op taal en schrijffouten te controleren. Je kunt hiervoor ook een docent Nederlands vragen.

 

Bekijk voor de laatste controle van het rapport de checklist: Checklist rapport.

6.5 Eindpresentatie

 

 

Het einde is in zicht en jullie moeten jullie resultaten presenteren aan jullie opdrachtgever en de klas. Je gaat als het ware jouw resultaten verkopen aan de belangstellenden.  Door middel van de presentatie geef je weer wat je voor je opdrachtgever hebt onderzocht. Je laat zien welke methode je hebt gebruikt en welke informatie je hebt verzameld. Ook geef je aan op welke manier je deze informatie hebt verzameld en verwerkt.  Laat merken dat je trots bent op je resultaat en dat je het leuk vindt om dit te presenteren.

 

Wat ga je doen? 

Bereid aan de hand van je rapport of verslag je presentatie voor. Wanneer er nog geen afspraak gemaakt is met de opdrachtgever moet dit zo spoedig mogelijk gebeuren.

 

Wat ga je doen?

Maak met behulp van PowerPoint of Prezi een presentatie over het onderzoek. Vermeld alle belangrijke punten van het rapport.

Laat de presentatie eerst goed controleren door je docent.

 

Wat ga je doen?

Oefen de presentatie pas als hij is goedgekeurd. Zorg ervoor dat je alles goed hebt voorbereid. Ligt alles klaar?

Denk hierbij aan: een lokaal of ruimte die geschikt is voor een presentatie, mapjes met de presentatie in Hand-out, Koffie/thee, pennen voor eventuele notities van belangstellenden.

Bedenk goed van te voren wat je doel is van deze presentatie.

 

Structuur van de presentatie:

De structuur van de presentatie is als volgt:

Een inleiding met de aanleiding van het onderzoek;

De doelstelling, hoofdvraag en deelvragen;

De methode van onderzoek en een korte verantwoording hiervan;

De resultaten;

De conclusie: het antwoord op de deelvragen en de hoofdvraag;

Het beantwoorden van de vragen van de belangstellenden.

 

Houdt de tekst van je presentatie spannend en bondig. Zorg ervoor dat je telkens nieuwe interessante gegevens kunt aanbieden om zo de aandacht vast te houden.

Let goed op de uitspraak van woorden en zinnen. Spreek bij het oefenen al af, wie wat gaat zeggen en let erop dat iedereen aan het woord komt. Wanneer er een onderdeel van het rapport besproken wordt, wat veel informatie omvat ,kun je ervoor kiezen om deze tekst door meerdere personen voor te dragen.

 

Let erop dat je presentatie niet overheerst en dat de tekst en toelichting belangrijker is dat de PowerPoint of Prezi, dit zijn slecht ondersteunende middelen.

 

Zorg ervoor dat je PowerPoint duidelijk is. Gebruik een afbeelding of foto, maar zorg ervoor dat de tekst duidelijk leesbaar is.

 

 

6.6 Samenvatting

 

 

Je bent nu zo goed als klaar met het onderzoek. De presentatie, het eindrapport en het reflectie verslag zijn (bijna) klaar om te worden ingeleverd. Als laatste vragen we van je het volgende;

Wat vond je van dit arrangement?

Maak een korte verwoording van je beleving met dit arrangement (max. een 4'tje);

  • Wat heb je eraan gehad?
  • Wat vind je van het werken met "wikiwijs"?
  • Heeft het arrangement je geholpen?
  • Staat er bepaalde informatie in die je (nog)niet wist?
  • Zou je dit arrangement in de toekomst nogmaals gebruiken bij het maken van een onderzoek?
  • Heb je iets aan de hulpmiddelen gehad?

 

Het mag natuurlijk ook een verhaaltje zijn met je bevindingen over het werken met het arrangement op wikiwijs.

Maak deze opdracht eerst zelfstandig en bespreek daarna wat je klasgenoten hebben genoteerd. Doe dit samen met je docenten/begeleiders.

 

Komt jullie uitkomst overeen?

 

 

Checklist - Hulpmiddelen.

Checklist Rapport

Inhoud van het verslag.

 

Inhoud van een verslag

 

 

Inleiding

 

Aanleiding en doel van de opdracht door de opdrachtgever

Beschrijving van de context van de opdracht en de opdrachtgever

(bijvoorbeeld: bedrijfsbeschrijving ,beschrijving relevante ontwikkelingen bij het bedrijf of in de maatschappij, beschrijving belangrijke belanghebbenden)

Hoofdvraag en deelvragen

 

 

 

 Onderzoeksaanpak

 

Hoe ga je je vragen beantwoorden?

Hoe maak je je kenmerk meetbaar?      ( per kenmerk aangeven )

2.3   Welke meetmethoden gebruik je?         ( per deelvraag aangeven)

2.4   Bij wie of wat pas je je methoden toe? (per meetmethode aangeven)

2.5   Op welke manier ga je je gegevens analyseren? ( per meetmethode

        aangeven)

 

 

 

3        Analyseresultaten

Korte samenvatting van de ervaringen tijdens het verzamelen van de

    Gegevens: tegenslag, meevallers, bijzonderheden, veranderingen    

    t.ov. oorspronkelijke opzet, etc.

     -         Per gegevensanalyse of per thema de uitkomsten beschrijven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Conclusie en antwoord op de deelvragen en hoofdvraag

 

Per deelvraag een antwoord op basis van de analyseresultaten

Een antwoord op de hoofdvraag

 Kloppen je conclusies?

                 -  Is het goed controleerbaar wat je hebt gedaan?

                 -  Kan iemand het onderzoek nadoen?

                 -  Wat zou je nu anders doen en waarom (goed 

                    beargumenteren)?

                 -  Als iemand anders het onderzoek zou doen, komt er

                 -  dan hetzelfde uit?

 

 

 

Bronnenlijst

 

Bijlagen

 

Informatie zoekproces

 

Vragenlijst (indien toegepast)

 

Interviewformat (indien toegepast)

 

Logboeken

-eigen logboek

-groepslogboek


Het reflectieverslag

 

 

 

Reflecteren is goed naar jezelf kijken!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar blijf wel eerlijk naar jezelf en anderen!

Reflectieverslag

 

Reflectieverslag

 

HULPVRAGEN BIJ HET MAKEN VAN  REFLECTIEVERSLAG

Bij het schrijven van de verschillende onderdelen kun je jezelf allerlei vragen stellen. In het schema hieronder geven we een aantal van die hulpvragen. Natuurlijk kan je er zelf ook nog nieuwe bij verzinnen!

Let op: Het is niet de bedoeling dat je deze vragen allemaal gaat behandelen in je reflectieverslag. Sommige vragen lijken ook een beetje op elkaar.
Je gebruikt deze vragen om over je leerdoel en wat er van terecht is gekomen na te denken en informatie te verzamelen. Als je dat hebt gedaan, maak je er in je eigen woorden een ‘verhaaltje’ van.

 

Leerdoel

     Wat wil ik leren?

      Waar heb ik dat voor nodig? Met welke kerntaak of welk werkproces heeft het te maken?

         Heb ik hier al eens feedback op gehad? En zo ja, wat was die dan? Waarom is het nog steeds een leerdoel?

Situatie

Keuze situatie

     welke situaties ben ik tegengekomen die veel te maken hadden met mijn leerdoel?

     In welke situatie(s) heb ik het meeste geleerd?

Beschrijving situatie

     wat was de situatie, wat gebeurde er?

     wat waren mijn taken?

      wat heb ik gedaan?

     hoe heb ik het aangepakt?

      welke problemen ben ik tegengekomen?

      hoe heb ik die problemen opgelost?

      hoe liep het af?

      met welke theorie heeft dit te maken?

      hoe herken ik die theorie in deze praktijksituatie?

      wat voelde ik daarbij?

       dacht ik daarbij?

      wat was de reactie van anderen (wat deden ze, wat hebben ze gezegd?)

     was de reactie positief of negatief?

Terugblikken

            wat vind ik zelf van mijn handelen?

            hoe tevreden ben ik zelf over mijn handelen

            wat vonden anderen van mijn handelen?

            wat is mijn leerresultaat:

hoe heb ik mij als persoon ontwikkeld?

hoe heb ik mij als beroepsbeoefenaar ontwikkeld?

welke algemene competenties heb ik ontwikkeld?

welke beroepscompetenties heb ik ontwikkeld?

Conclusie

in hoeverre heb ik mijn leerdoel bereikt?

wat heb ik wel, en wat niet bereikt van mijn leerdoel?

wat heeft mij geholpen bij het leren?

wat heeft mij belemmerd bij het leren?

welke rol spelen anderen bij het leren?

welke zwakke/sterke punten heeft mijn manier van leren?

welke alternatieven zie ik voor mijn leren?

welke voornemens volgen hieruit voor de volgende periode?

hoe ga ik het de volgende keer (anders) aanpakken?

welk leerdoel heb ik nu nog naar aanleiding hiervan?

 

 

CHECKLIST BIJ HET MAKEN VAN EEN REFLECTIEVERSLAG

Als je het reflectieverslag, een eerste versie, af hebt, dan kun je deze checklist gebruiken. Loop alle aspecten maar eens na en bekijk na afloop hoe vaak je ja of nee hebt aangestreept. De onderdelen waar je zelf ´nee´ hebt gescoord, zul je dan nog een keer moeten bekijken en verbeteren.

TIP: Verplaats je eens in de positie van je studieloopbaanbegeleider of je praktijkbegeleider, wat zouden die aanstrepen, ´ja´ of ´nee´?

 

Categorie

Aspecten

 

 

Structuur

het verslag heeft een logische opbouw (inleiding, kern, conclusie)

 

het verslag heeft een duidelijke hoofdstukindeling

 

het verslag is volledig

ja

 

 

ja

 

ja

nee

 

 

nee

 

nee

Inhoud

het is duidelijk op welk leerdoel ik reflecteer

de kern heeft ook te maken met het leerdoel

de conclusie heeft ook te maken met de kern

ja

ja

ja

nee

 

nee

 

nee

Taalgebruik

in de ik-vorm geschreven

correct Nederlands gebruikt

 begrippen en termen die bij het beroep horen gebruikt

eigen woorden gebruikt

ja

ja

ja

 

ja

nee

nee

nee

 

nee

 

Eindbeoordeling studenten door de opdrachtgever

 

                                Eindbeoordeling

 

 

Gegevens leerling                                                Gegevens bedrijf

 

Naam:                                                                                  Naam:

Klas:                                                                         Contactpersoon:

                                                                                  Adres:

                                                                                 

 

Beoordeling

Beginner

Gevorderde

Expert

Voorbereiding van het onderzoek

 

 

 

Met veranderingen omgaan

 

 

 

Onderzoeken

 

 

 

Presenteren

 

 

 

Nauwkeurigheid

 

 

 

Met druk en tegenslagen omgaan

 

 

 

Samenwerken

 

 

 

Formuleren en Rapporteren

 

 

 

Analyseren

 

 

 

Algemene indruk

 

 

 

Plannen en organiseren

 

 

 

Uitvoering van het onderzoek

 

 

 

Presentatie van het onderzoek

 

 

 

 

Opmerkingen:

__________________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________

___________________________________________________________________________________________

 

 

Handtekening opdrachtgever:

 

­­­­­­­­­_________________________

 

Handtekening leerling:

 

_________________________

 

­­­Handtekening schoolbegeleider:

 

­­­­_________________________

 

student:

__________________________


Richtlijnen bronvermelding

Richtlijnen bronvermelding

 

 

Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst? © 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl

 

INLEIDING

 

 Je mag teksten en ideeën van anderen niet samenvatten of wijzigen en het vervolgens presenteren als je eigen werk. Dat noemen we plagiaat. Als je voor een werkstuk literatuur en andere bronnen hebt bestudeerd, kun je daar tóch delen uit overnemen. Door een duidelijke bronvermelding maak je duidelijk welke delen van je werkstuk zijn overgenomen uit het werk van een ander. Met deze bronvermelding kan je docent (of een andere lezer) nagaan:

• welke bronnen je hebt gebruikt (betrouwbaarheid)

• of je een variatie aan bronnen hebt gebruikt

• of de bron correct is gebruikt, en

• of belangrijke bronnen ontbreken.

 

Dit overnemen van delen van andermans werk kan op twee manieren:

• door te parafraseren (in je eigen woorden weergeven)

• door te citeren (een stukje van de tekst letterlijk overnemen). Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens.

 

Achterin je werkstuk neem je een lijst op van alle bronnen die je hebt geraadpleegd: de bronnenlijst. De verwijzingen in deze bronnenlijst zet je in alfabetische volgorde van (eerstgenoemde) auteur.

 

VERWIJZEN NAAR INTERNETBRONNEN

 

Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website.

Voorbeelden:

Meijden, B. van der (1998). Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of profielwerkstuk. Geraadpleegd op 7 juli 2005, http://www.histopia.nl/schiphol.htm

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (z.d.). WAO: Informatievoor werknemers over de kabinetsplannen. Geraadpleegd op 3 augustus 2004, http://home.szw.nl/navigatie/rubriek/dsp_rubriek.cfm?rubriek_id=991&subrubriek_id=995&link_id=30945

De geschiedenis van het internet. (z.d.). Geraadpleegd op 7 juli 2005,

http://www.be-wired.nl/info/geschiedenis.htm

 

VERWIJZEN NAAR BOEKEN

 

Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever: uitgever.

Voorbeeld:

Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuu. Amsterdam: Promotheus.


 

RICHTLIJNEN BRONVERMELDING

 

Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst? © 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl

 

 

VERWIJZEN NAAR KRANTEN- EN TIJDSCHRIFTARTIKELEN

 

Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s).

Voorbeeld:

Ouwerkerk, D. van, & Grinten, J. van der (2004). De kracht van zacht: Wat mannen over vrouwelijke vergaderstijlen kunnen leren. Interne Communicatie, 4, p. 11-13.

Voorbeeld:

Dongen, M. van (7 juli 2005). Bestuur hoofdstad is niet effectief. Volkskrant, p. 12.

 

OPMERKINGEN

 

• Staat er bij een bron geen publicatiedatum vermeld? Noteer dan z.d. (zonder datum, zie internetbronnen voorbeeld 2 en 3).

• Is de auteur van een bron niet bekend? Vermeld dan de verantwoordelijke organisatie, zie internetbronnen voorbeeld 2. Is die ook niet bekend? Zet dan de titel vooraan en het publicatiejaar erachter, gevolgd door de rest van de bronvermelding (zie internetbronnen voorbeeld 3). In de bronnenlijst vermeld je deze bron dan bij de eerste letter van de titel.

• Het adres van een website begint met http:// en is geheel onderstreept.

• Soms is een publicatie geschreven door meerdere auteurs. Vermeld er hooguit drie. Zijn het er meer, dan vermeld je alleen de eerste drie, met de toevoeging et al of e.a. (= en anderen).

 

 

VERWIJZINGEN IN DE TEKST VAN JE WERKSTUK

 

Als je in de tekst van je werkstuk een bron letterlijk citeert of in je eigen woorden weergeeft, kun je ook op die plaats de bron vermelden. Die bron staat al uitgebreid beschreven in je bronnenlijst, daarom kun je hier volstaan met een verwijzing tussen haakjes, direct achter het citaat of de parafrase.

Die verwijzing ziet er als volgt uit: (auteur, publicatiejaar, paginanummer(s))

Voorbeeld: Er vielen veel slachtoffers onder de mariniers in Vietnam. Drie procent van de mariniers in Vietnam sneuvelde, en zo’n 17 procent raakte gewond. (Pietersen, 2006, p. 97)

Bronnenlijst

 

 

 

Hieronder staan alle gebruikte bronnen vermeld. Enkelen zijn slecht voor alleen de afbeelding gebruikt anderen zijn gebruikt voor informatie en hulpmiddelen voor de leerlingen.

 

Onder "Links" staan nog meer nuttige adressen.

 

Gebruikte bronnen voor dit arrangement

Bronnenlijst

 

Elshof, Drs. Marjon ,Pieters, Drs. Ineke,(2006),Een goed onderzoek,ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen.

 

Dumont, Minka (2008) leren onderzoeken.

 

HBPO leerlingboekje

HPBO bedrijvenboekje

 

Baarda, Ben,(2009),Dit is onderzoek!,Noordhoff Uitgevers, Groningen/Houten.

 

Bijkerk, Lia, Van der Heide, Wilma, (2006), het gaat steeds beter!, Bohn Stafleu van Loghum, Houten.

 

Geene,Wim,(2004), Goed gezien,uitgeverij Pak,Den Haag.

 

 

 

Internetbronnen:

 

http://www.carrieretijger.nl/

 

http://www.wikiwijs.nl 

 

http://www.ditisonderzoek.noordhoff.nl

 

http://www.vandale.nl

 

http://www.isaiahhankel.com

 

http://tussendroomendaad.wordpress.com/?

 

http://shivatje.wordpress.com/2012/01/02/een-spiegel/?

 

https://bib.hva.nl/nl/informatievindenenverwerken/Bronvermelding/Paginas/default.aspx?

 

 

 

 

Links

Google.nl

Wikipedia.nl

Aoc-oost
website van school.

Carrieretijger.nl

Competentie poster

Van Dale

Verslag en ander gesnuiter

  • Het arrangement - Onderzoeksdag - Het Groene Lyceum - is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jauke Leferink Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2014-02-05 11:27:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Hulpmiddel voor het maken van een (eenvoudig) onderzoek.
    Leerniveau
    MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding; VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VWO 2; VO; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; Volwasseneneducatie, Niveau 1; MBO, Niveau 3: Vakopleiding; Volwasseneneducatie, Niveau 4; HAVO 4; HAVO 1; VMBO theoretische leerweg, 4; VWO 6; VMBO gemengde leerweg, 1; MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2; MBO, Niveau 1: Assistentenopleiding; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie; HAVO 5; Praktijkonderwijs; Volwasseneneducatie, Niveau 3; Volwasseneneducatie, Niveau 2; VWO 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; HAVO 2; VMBO gemengde leerweg, 4; VWO 5; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur en 50 minuten
    Trefwoorden
    het groene lyceum, onderzoeken, onderzoeksdag

    Bronnen

    Bron Type
    Inleiding Onderzoek doen
    http://www.youtube.com/watch?v=_ChnRIiVAgE
    Link
    hulpfilm hoofd en deelvragen
    http://www.youtube.com/watch?v=roKMRt_4Xio&feature=relmfu
    Link
    hulpfilm enquete
    http://www.youtube.com/watch?v=OZNFO7_E9PI&feature=relmfu
    Link
    Google.nl
    http://www.google.nl
    Link
    Wikipedia.nl
    http://www.wikipedia.nl
    Link
    Aoc-oost
    http://www.aoc-oost.nl
    Link
    Carrieretijger.nl
    http://www.carrieretijger.nl
    Link
    Competentie poster
    http://www.kwalificatiesmbo.nl/tl_files/bestanden/Poster%20SHL%20competenties%20CC%202010.pdf
    Link
    Van Dale
    http://www.vandale.nl
    Link
    Verslag en ander gesnuiter
    http://82.94.231.186/COM_MBO/handleidingen/het_verslag_v69.pdf
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.