Projectdagen - Leerjaar 4

Projectdagen - Leerjaar 4

Onderzoeksdag

Tijdens de onderzoeksdag gaan jullie, klas 4, onderzoek doen naar een onderzoeksvraag intern.

Jullie werken in groepjes aan de oplossingsgerichte- en betekenisvolle onderzoeksopdracht van een opdrachtgever tijdens de onderzoeksdag.  Die opdrachtgever dat kan een docent, concierge, directeur, teamleider enz. zijn. Als het maar binnen de school valt. Jullie moeten je aanpassen aan de regels van je opdrachtgever en het is van belang om te realiseren dat jullie komen om kennis en vaardigheden op te doen.

Het is een leersituatie. Jullie zullen in staat moeten zijn om onderzoek te doen en volgens reflectieopdrachten te werken. Reflectie in die zin dat jullie steeds tijdens het onderzoek terugkijken in wat jullie gedaan hebben, wat verbetert moet worden en welke nieuwe leervragen jullie hebben.


Verder zorgen jullie ervoor dat jullie eindresultaat netjes gepresenteerd wordt.

 

Veel succes!

Proef onderzoek

Simulatie:

Voordat jullie aan de slag gaan met een opdrachtgever gaan we eerst een keer oefenen. Tijdens deze oefening ga je samenwerken met ongeveer 4 personen. Jullie worden je eigen opdrachtgevers. Tijdens deze oefening ga je alle stappen doorlopen die nodig zijn voor het succesvol afronden van je onderzoeksvraag.

 

Opdracht 1, (individueel):

Neem een tijdschrift dat je graag leest mee naar school. Zorg ervoor dat het wel een tijdschrift op jouw niveau is, bijvoorbeeld de Boerderij, de Kijk, de Cosmo girl enz. Dus niet de Donald Duck.

 

Opdracht 2, (individueel):

Op de projectdag krijg je een half uur de tijd om je blad door te lezen. Je zult merken dat de meeste artikelen niet geschreven konden worden zonder dat er onderzoek is gedaan. Schrijf minimaal 5 onderzoeken op die in jouw blad voorkomen.

 

Opdracht 3, (groepsopdracht):

Maak een groepje van ongeveer 4 personen. Leg al jullie onderzoeksvragen bij elkaar. Kies uit deze onderzoeksvragen 1 vraag die jullie het meest aanspreekt.

 

Opdracht 4, (groepsopdracht):

 

Schrijf de onderzoeksvraag in het midden van een vel papier. Let op, een goede onderzoeksvraag:

- Begint met een woord als: Hoe, wat, welke, is, enz.

- Het staat in een vraagvorm.

- Het is een open vraag. Het kan niet beantwoord worden met een ja of nee.

- Kan beantwoord worden. Vragen zoals: "Bestaat er een god" is niet te beantwoorden.

- Is haalbaar, maak het niet te breed. Dus niet: "Hoe helpen we alle vooroordelen over gehandicapten de wereld uit?"

- Is bondig. Probeer het zo specifiek en nauwkeurig mogelijk te formuleren. Dus niet: "Bestaan er, onder autochone Nederlanders, vooroordelen ten opzichte van allochtonen dan wel in Nederland wonende kinderen van deze groep, en zo ja, hoe kunnen deze, gebruikmakend van het intergratiemodel, worden bestreden?

 

Opdracht 5, (groepsopdracht):

 

Maak om de onderzoeksvraag een Mindmap.

Bij een mindmap ga je brainstormen over het onderwerp. Schrijf alles op dat bij je naar boven komt. Misschien lijken woorden in eerste instantie je niet te helpen bij je onderzoek, later blijken ze misschien heel zinvol. Bekijk de voorbeelden goed. Je ziet dat er bij sommige woorden een nieuwe mindmap ontstaat. Doe dit ook bij je eigen mindmap.

 

Opdracht 6, (groepsopdracht) :

Maak aan de hand van je mindmap 5 deelvragen bij je hoofdvraag. Bijvoorbeeld:

 

Hoofdvraag: Hoe goed hebben jongeren tussen de 12 en 14 hun facebookprofiel beveiligd?

 

Deelvragen:

- Hoeveel jongeren tusen de 12 en 14 jaar hebben een facebookprofiel?

- Hoeveel uur per week zijn jongeren tussen de 12 en 14 jaar actief op dit facebookprofiel?

- Welke informatie plaatsen jongeren tussen de 12 en 14 jaar op hun facebookprofiel?

- Welke beveiligingsmogelijkheden zijn er op facebook?

- Weten jongeren tussen de 12 en 14 jaar van het bestaan van de beveiligingsmogelijkheden?

 

Opdracht 7, (groepsopdracht):

 

Jullie hebben nu je onderzoeksvraag en de deelvragen bepaald. Nu is de taakverdeling binnen de groep aan de beurt. Ga eens brainstormen over al het werk dat gedaan moet worden en welke taken daarvoor nodig zijn.

 

Als jullie taken op papier hebben bedenk dan wat een eerlijke taakverdeling binnen je groep kan zijn. Zorg ervoor dat alle werkzaamheden weggezet worden bij de juiste personen.

 

Opdracht 8, (klassikaal):

Met je groep en klassikaal gaan we reflecteren op deze opdracht om daarna een goede start te maken met je echte onderzoek.

 

Voorbereiding Onderzoek

Wat wil ik, wat kan ik?

Het onderzoek ga je samen met een groepje uitvoeren. Maar de groep moet niet te groot zijn en de groep moet geïnteresseerd zijn in hetzelfde. Ook is het van belang dat we even sterke groepjes krijgen.

Hoe gaan we dat aanpakken?

Het is heel makkelijk om te zeggen met wie je een bepaald project wil uitvoeren. Maar je vrienden hoeven niet je beste werkmaatjes te zijn. We gaan testen maken om te kijken wat de beste groepssamenstelling is.

1) Netwerken

Netwerken is tegenwoordig heel belangrijk. Je komt bijna dagelijks nieuwe mensen tegen, maar horen deze ook binnen je netwerk? Probeer bij de volgende vragen eens een schatting te maken. Je mag hierbij je social media accounts openen.

 

Met hoeveel mensen heb je wekelijks fysiek contact?

Hoeveel mensen spreek / chat je elke dag van de week?

Met hoeveel personen boven de 21 heb je contact?

Hoeveel klasgenootjes beschouw je als goede vriend?

Hoeveel personen staan in je social media account?

Hoeveel klasgenootjes heb je in een social media account staan?

Met hoeveel mensen heb je wekelijks contact via social media?

Met hoeveel mensen ben je bevriend op social media maar zie je of spreek je nooit meer?

Met hoeveel mensen heb je contact gehouden na een baantje / stage?

Hoeveel mensen ken je die je kunnen helpen bij het vinden van een baantje / stageplek?

2) Teamrollentest

Je werkt straks in een team. Wat voor teamrol neem jij in een team in? Dat ontdek je door de Belbin teamrollentest te maken. In onderstaand filmpje zie je welke rollen in een team worden onderscheiden:

Teamrollentest

Maak de onderstaande test:

https://www.123test.nl/groepsrollentest/

En geef daarna antwoorden op de onderstaande vragen.

  • 1. Aan welke rol gaf je de meeste punten?
     
  • 2. Aan welke rol gaf je daarna de meeste punten?
     
  • 3. Aan welke rol gaf je de minste punten?

3) Medestudenten

Welke kwaliteiten bezit je en waar kun je nog aan werken?
Wat vinden medestudenten wat jouw kwaliteiten en leerpunten zijn?

Je gaat het gesprek aan in een groep (de groepen worden door de coaches samengesteld).  In deze groep gaan jullie elkaar vertellen wat diegenen heel goed kan en waar zijn/haar leerpunten liggen.

Dit neem je mee voor de volgende opdracht.

4) SWOT-analyse

Je gebruikt de informatie over jezelf uit de voorgaande opdrachten om een persoonlijk profiel te maken. Dit doe je in de vorm van een persoonlijke SWOT-analyse.

SWOT staat voor:

  • Strengths (sterkten)
  • Weaknesses (zwakten)
  • Opportunities (kansen)
  • Threats (bedreigingen).

In een persoonlijke SWOT-analyse zet je het volgende neer bij elk onderdeel:

  • Strengths: waar ben je goed in? Waar kun jij je voordeel meedoen en waar ben jij beter in dan je medestudenten?
  • Weaknesses: waar ben je niet zo goed in en kun je je nog in verbeteren?
  • Opportunities: welke kansen zijn er in jouw omgeving die je kan pakken? Dit kunnen kansen binnen het onderzoek zijn, maar ook daarbuiten. Misschien heb je wel hele goede connecties over een bepaald onderwerp die je kunt gebruiken?
  • Threats: welke bedreigingen zijn er? Bijvoorbeeld medestudenten die ergens beter in zijn dan jij en een baan voor jouw neus kunnen wegkapen.

5) Evalueren en groepssamenstelling

Naar aanleiding van alle bevindingen gaan we groepen samenstellen. We gaan zorgen dat we allemaal even sterke groepen krijgen.

Informatie voor de opdrachtgevers

Stappen in het onderzoek

1. Op zoek naar een opdrachtgever

2. Onderzoeksvraag/deelvragen

Stap 2                        Het formuleren van de hoofdvraag

De hoofdvraag moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

 

Ø Niet te globaal: Hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt;
Ø Ook niet te specifiek: Alleen beschrijvende vragen lossen vaak niets op;
Ø Duidelijk afgebakend: Het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?);
Ø Eenduidig: De (hoofd)vraag is maar op één manier uit te leggen;
Ø Haalbaar: De (hoofd)vraag moet te onderzoeken zijn met de beschikbare tijd en middelen.
 
Stap 2.1                        Het formuleren van de deelvragen
 

Ø Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de onderzoeksdoelstelling (niet te globaal/ specifiek, afgebakend, eenduidig, haalbaar);

Ø Dienen ter ondersteuning van hoofdvraag. Geen onnodige deelvragen opstellen voor het beantwoorden van de hoofdvraag;
Ø Deelvragen zijn minder complex dan de onderzoeksvraag. Vaker beschrijvende vraagstelling dan verklarende of evaluerende vraagstellingen;
Ø In logische volgorde:

  - Chronologisch;

  - Zodat het lopend verhaal oplevert;

  - In volgorde van moeilijkheid (van makkelijk naar moeilijk)

Ø Beperk het aantal deelvragen (circa 5-7 deelvragen);
Ø Bij te stellen gedurende het onderzoekstraject!

 

3. Inleiding schrijven

Stap 3:                Inleiding schrijven

Een inleiding bevat 4 elementen:

1.Opening

Bepaalt de belangstelling van de lezer.

Soorten:

•Actuele opening – lezer herinneren aan actuele kwestie
•Anekdotische opening – korte geschiedenis waarbij het onderwerp naar voren komt
•Trechteropening – inperking van  het onderwerp door ingewonnen informatie
 
2.Doelomschrijving

Wat wil je bereiken met dit onderzoek? Welke doelen zijn er gesteld?

•Voor jullie als onderzoeksgroep
•Voor het onderzoeksbedrijf

Dus…

Je leerproces inzichtelijk maken voor de lezer.

3.Vooruitblik op de inhoud

‘Kapstok’ of minisamenvatting

•Onderzoeksaanpak
•Opbouw van het onderzoek - stappenplan
•Hoofd- en deelvragen
 
4.Noodzakelijke voorinformatie
•Bedrijfsinformatie
•Achtergrondinformatie

4. Onderzoeksmethoden

Stap 4:                Kwalitatief vs. kwantitatief onderzoek

Op basis van alle voorgaande informatie maak je een keuze voor een onderzoeksmethodiek:

 

Ø Kwantitatief onderzoek:
  • Kwantitatief wil zeggen: uitgedrukt in getallen;
  • Geschikt om uitspraken te doen over grote groepen mensen (zoals Nederlandse bevolking, alle leerlingen van het Zone.college)
  • Onderzoek onder grote groep deelnemers;
  • Onderzoek naar feiten (om die uit te drukken in %).
  • Al veel (feiten) bekend over de doelgroep.

 

  • Onderzoek naar redenen, behoeften, wensen, belevingen;
  • Onder (relatief) kleine groep deelnemers;
  • Om meer diepgaandere informatie te krijgen door doorvragen naar achterliggende redenen;
  • Onderzoek indien nog weinig bekend is over de doelgroep

 

Ø Kwantitatieve onderzoeksmethoden:
  • Online onderzoek;
  • Persoonlijk onderzoek;
  • Schriftelijk onderzoek;
  • Telefonisch onderzoek;

 

  • Deskresearch;
  • Groepsdiscussies;
  • Diepte interviews;

 

 

 

5. Veldwerk

Stap 5:                Voorbereiding op het veldwerk

 

Ø Maak een planning;

Ø Denk vooraf aan de manier van verwerking/ analyse van de verzamelde gegevens

 

Ø Voorbereiden op kwantitatief onderzoek:
  • Ontwerpen vragenlijst/ enquête lettend op:
  • Geen dubbele vragenstelling;
  • Afwisseling vraagstelling;
  • Geen overlap in categorieën;
  • Achtergrondkenmerken van deelnemers (leeftijd, geslacht, woonplaats, klas, etc. )

 

Ø Tips en voorbeelden voor opstellen vragenlijst/ enquête:

 

Tijdens veldwerk gaat het om het verzamelen van data. Dit zijn antwoorden die de doelgroep heeft gegeven op jouw vragen: de doelgroepondervraging. Let hierbij op:

 

Ø Moet het representatief zijn? Moet het de hele (doel)groep vertegenwoordigen/ een afspiegeling van de hele (doel)groep zijn;
Ø Steekproefgrootte: (http://bit.ly/JgHwBg );
Ø Aantallen deelnemers aan de enquête;
ØIncentive om bereidheid tot deelname te bevorderen;

 

Extra informatie: enquete en interview

Hoe maak je een enquete?

ØDeelvragen zijn geen enquêtevragen!
Ø Maak de enquête met in je achterhoofd dat de meeste mensen die je ondervraagt niet gewend zijn om een enquête in te vullen.
Ø Schrijf een korte inleiding aan het begin van je enquête
Ø Deel je vragenlijst in onder centrale thema’s/ deelonderwerpen en vertel kort waar de volgende vragen over gaan
Ø Geef bij elke vraag duidelijk aan of je wilt dat er één of meerdere antwoorden gegeven moeten worden (slechts één antwoord mogelijk/ meerdere antwoorden mogelijk);
Ø Begin met het opstellen van de vragenlijst met het einde in gedachten. Let op dat je voor alle deelvragen uit je onderzoek vragen in je enquête opneemt.
Ø Bewaar persoonlijke vragen (achtergrondkenmerken van je doelgroep) tot het einde.
Ø Biedt ruimte voor opmerkingen aan het eind van je enquête
 
 
Hoe houd je een interview?
 
Ø Simpele vragen;

Ø Gebruik een neutrale vraagstelling;

Ø Eerst algemene en dan specifieke vragen;
Ø Doe geen aannames;
Ø Stel vragen zo eenduidig mogelijk. Zorg er met andere woorden voor dat een vraag slechts op één enkele manier kan worden begrepen;
Ø Stel géén vragen over zaken die invullers moeilijk kunnen inschatten of weten;
Ø  Wees zo specifiek en concreet mogelijk. Gebruik bijvoorbeeld geen onbepaalde telwoorden als 'weinig', 'veel', 'soms', 'vaak' etc.
Ø Let er op dat je niet twee vragen in één vraag stelt:
Ø Vermijd teveel open vragen (kwantitatief onderzoek);
Ø Gebruik afwisselende vraagtypes.

 

Het kan voorkomen dat je tijdens je onderzoek een interview moet afnemen. Hieronder staan twee documenten die je daarbij kunnen helpen.

Open bestand De kunst van het interviewen.

Open bestand Waarop moet je letten bij een interview?

6. Resultaten verwerken

Stap 6:       Resultaten verwerken

 

Let hierbij op:

Ø Analyse van de verzamelde gegevens:

  • Percentages (Excel), gemiddelden, meest voorkomende, hoogste-laagste, etc.;

 

ØRapportage;
  • Resultaten in tabellen (per deelvraag);
  • Resultaten in uitgeschreven resultaten (per deelvraag);
  • Afsluiten met conclusie (antwoord op je onderzoeksvraag)
Ø Doel van de analyse: de deelvragen van je onderzoek beantwoorden. Kijk goed welke vragen uit je enquête je moet analyseren om antwoord te krijgen op je deelvragen.
 

Diagrammen/ grafieken maken:

Ø Tabellen zijn onoverzichtelijk. Daarom grafieken/ diagrammen.

Ø In één oogopslag duidelijk wat de uitkomst van een vraag is.

Ø Altijd 1 diagram per vraag (behalve bij stellingen). Je mag niet meerdere vragen uit je enquête in 1 diagram zetten.

Ø Kies altijd een 2D grafiek. Die zijn overzichtelijker.

Ø Gebruik opvallende kleuren die qua kleur goed van elkaar te onderscheiden zijn. En vragen over hoe tevreden je doelgroep is, kleur rood bij ontevreden en groen bij tevreden.

 

1. Taart-/ cirkeldiagramGerelateerde afbeelding

Ø Er wordt een cirkel getekend. De hele cirkel staat voor 100%. De ‘antwoorden op je vraag’ krijgen procentueel gezien een deel van de cirkel.

Ø Kan alleen gebruikt worden als je maar 1 antwoord op de vraag mag/ kan geven (bijvoorbeeld “ben je een man of een vrouw?’)
Ø Van vragen waarbij doelgroep meerdere antwoorden mag/ kan geven, mag geen taartdiagram worden gemaakt (bijvoorbeeld welke social media apps gebruiken ouderen?).
Ø Gebruik de taartdiagram niet wanneer er te veel partjes in de cirkel getekend moeten worden: Onoverzichtelijk.
Ø Gebruik de taartdiagram niet wanneer je verwacht dat de partjes ongeveer even groot gaan worden (dus bijvoorbeeld 50% en 50%),
 

2. StaafdiagramAfbeeldingsresultaat voor horizontale staafdiagram

Ø Handig om te vergelijken bij veel antwoordmogelijkheden. Bijvoorbeeld het gebruik van verschillende apps.

Ø Van vragen waarbij je doelgroep meerdere antwoorden mag/ kan geven, gebruik je een staafdiagram. (bijvoorbeeld welke social media apps gebruiken ouderen?).

Ø Gebruik een horizontale staafdiagram. Hierdoor is er vaak meer ruimte voor teksten (je antwoordmogelijkheden).

Ø Bij een staafdiagram zijn de antwoordmogelijkheden geplaatst op de verticale as/ lijn (de staande lijn), zodat de staven op deze as geplaatst worden. Voor elke antwoordmogelijkheid wordt er een staaf geplaatst. De lengte van de staaf komt overeen met het percentage hoe vaak het antwoord gegeven is.

 

7. Het presenteren van de resultaten

Stap 7:       Het presenteren van de resultaten van het onderzoek

 

Je hebt het onderzoeksgedeelte nu afgerond. Nu moeten de resultaten van het onderzoek worden ‘gepresenteerd’. In welke vorm je dat doet, is je eigen keus.

 

Welke onderdelen terug moeten komen in de presentatie.

  • Aanleiding van het onderzoek (waarom doe je dit onderzoek en hoe ben je bij dit bedrijf gekomen).
  • Hoofd en deelvragen bespreken.
  • Methodische opbouw van het onderzoek (hoe heb je het aangepakt).
  • Conclusie
    - resultaten (alleen de relevante/ belangrijke resultaten, geen opsomming van alle resultaten).
    - aanbevelingen voor het bedrijf
  • Zorg voor een goede heldere lay out
  • Spelfouten kunnen echt niet.
  • Bedenk hoe je de presentatie aantrekkelijk maakt voor publiek, maak het origineel of anders.

 

8. Evaluatie

Open bestand Evaluatie

 

Stap 8:                Evaluatie van de onderzoeksopdracht

 

Bij elk onderzoek dat je verricht, gaan er dingen goed en dingen niet goed, dat is logisch. Door voor jezelf en voor anderen (!) duidelijk te maken wat er precies goed en fout gegaan is, verlaag je de kans dat je bij een volgend onderzoek in de problemen komt. Bovendien kan het ook liggen aan

* de tijdsplanning (op tijd begonnen? genoeg tijd gekregen?, juiste tijd van het jaar?, etc.),

* de onderzoeksopdracht (duidelijk genoeg?, genoeg vrijheid?, etc.)

* de samenwerking (goede taakverdeling?, hield iedereen zich aan de afspraken?, etc.)

* de beschikbare onderzoeksmiddelen (voldoende tijd voor computergebruik, aanwezige boeken, te interviewen deskundigen/betrokkenen, etc.?),

* de begeleiding (werd je goed geholpen bij problemen?, was het duidelijk waar de docent je bij kon helpen?, etc.

 

Natuurlijk kan je evenveel leren van wat er goed gegaan is.

 

Vul de evaluatie in, zie document

Verslag maken

Hoe schrijf je een verslag?

Je gaat met je groep van het onderzoek een verslag maken.

 

Inhoud van het verslag

  • Inleiding
    • Opening
    • Doel van het onderzoek: In dit deel schrijf je waarom je het onderzoek doet, dit is meestal in de vorm van een vraag.
    • Om het onderzoek te kunnen uitvoeren en de resultaten te kunnen vergelijken met wat al bekend is, heb je theorie nodig. De theorie die je opgezocht hebt, moet je verwerken in dit hoofdstuk. Een deel van de theorie heb je ook nodig voor de hypothese. Vergeet niet de bronnen te noteren.
    • Noodzakelijke voorinformatie

    •  
  • Hypothese
    • Maak een hypothese voordat je aan een experiment begint.
      De hypothese is de voorspelling van de uitkomst van je onderzoek, het antwoord op de onderzoeksvraag. De hypothese helpt je een goed experiment op te zetten.
      Die voorspelling moet kloppen met de kennis die je al hebt over een onderwerp.
    • Je moet ook uitleggen waarom je denkt dat dit de uitkomst zou kunnen zijn. Geef aan waarom je een bepaalde hypothese hebt, waar deze op gebaseerd is.
    • Voorspel tenslotte bij welk meetresultaat de hypothese bevestigd wordt.
      Maak een als ... dan redenering: als de hypothese waar is.... dan zal het resultaat van het experiment zijn...........
    • Maak in je verslag duidelijk onderscheid tussen de verschillende onderdelen:
      • hypothese;
      • verantwoording van de hypothese;
      • voorspelling van het meetresultaat.

 

  • Werkwijze
    • Materiaal
      • Noem het gebruikte materiaal zo nauwkeurig mogelijk
      • Zet dit onder elkaar of in kolommen.
    • Methode
      • Het onderzoek moet nauwkeurig beschreven worden.
      • Beschrijf hoe je het hebt uitgevoerd.
        Iemand anders moet aan de hand van je verslag het precies na kunnen doen. Vermeld nooit resultaten in dit hoofdstuk.
      • Schrijf de methode in de 1e persoon enkelvoud of meervoud of gebruik de lijdende vorm.

 

  • Resultaten
    • In dit hoofdstuk kunnen verschillende onderdelen staan, afhankelijk van de soort onderzoek die je hebt uitgevoerd.
      Alles wat je hebt waargenomen, gemeten, getekend en gezien hoort in dit deel van het verslag. Noteer je resultaten zo nauwkeurig mogelijk.
    • Per deelvraag ga je het uitwerken en vanuit de enquête/observatie/interviews plaats je de juiste vragen/grafieken erbij.
    • Je gaat dus de resultaten verwerken. Verantwoord de manier waarop de resultaten verwerkt zijn.
    • Trek géén conclusies, geef geen oordeel over wat je hebt waargenomen!
      • Vermeld alles wat je gezien en gemeten hebt.
      • Vermeld alle meetresultaten in overzichtelijke tabel(len). Noteer in de tabellen de grootheden en eenheden die van toepassing zijn.
      • Zet ook de verwerkte resultaten in een tabel. Maak van de verwerkte resultaten in een overzichtelijke grafiek.
      • Probeer de grafiek zo te maken dat deze het antwoord op het probleem weergeeft. Op de x-as komt zet je te staan wat je zelf gevarieerd hebt (onafhankelijke variabele) en op de Y-as watje gemeten hebt (de afhankelijke variabele).
        Tekeningen kunnen ook verhelderend zijn.

 

  • Discussie (of Nabespreking)
    • Conclusie
      • Schrijf hier op wat te weten gekomen over het probleem, welke conclusies kun je trekken? Geef antwoord op de onderzoeksvraag.
      • Geef aan waar je die conclusie(s) op baseert. Noem hierbij welke gegevens je gebruikt, getallen zijn het beste bewijsmateriaal dat je goed zit.
      • Vergelijk je conclusie met de hypothese. Schrijf of je hypothese klopte of niet. Als de hypothese niet in overeenstemming is met de conclusie, probeer daar dan een verklaring voor te vinden.
      • Vergelijk je eigen resultaten en conclusie met gegevens uit de literatuur.
    • Foutendiscussie/Evaluatie
      • In dit deel schrijf je op wat er goed en fout ging bij het onderzoek, of het onderzoek nauwkeurig en goed was uitgevoerd.
        Je kunt hierbij ook suggesties voor een verbeterd en/of een vervolgonderzoek geven. Welke nieuwe problemen ben je tegen gekomen?

 

  • Literatuur
    • Maak een bronnenlijst met de gebruikte bronnen in alfabetische volgorde van de namen van de schrijvers/titels van de websites.

 

Extra opdrachten

Logboek

Hoe maak je een logboek?

 

Een logboek is bedoeld als geheugensteuntje tijdens het project. Hierin kun je de voortgang, de planning of taakverdeling aangeven. Meestal is de notulist hiervoor verantwoordelijk.

Er zijn veel verschillende manieren om een logboek bij te houden. Kies een manier die bij jezelf en je groep past.

 

Houd rekening met:

  • Zorg voor voldoende kopieën van het logboek.
  • In geval groepsgenoten een logboek maken: Leg uit hoe jullie willen dat een logboek wordt gemaakt. Maak afspraken over hoe de groepsgenoten kritische moeten opschrijven welke activiteiten ze uitvoeren, waarom, wat ze ervan vinden en waartoe de activiteiten hebben geleid.
  • Laat een logboek controleren door een coach.
Voorbeeld logboek
Voorbeeld logboek

Planning

Je gaat samen een planning bijhouden.

We verwachten van jullie dat je ons wekelijks kan laten zien wat je in de lesuren gaat doen, wat er af moet zijn aan het einde van de les, wie wat doet enz. En we verwachten van jullie dat je een jaarplanning, om te bewaken dat je de deadline gaat halen.

 

Jaarplanner

Dagplanner

Taken en rolverdeling

Taken / rolverdeling

Binnen een onderzoek bestaan er verschillende taken en rollen. Hieronder staan er een aantal genoemd.

- Leider/Voorzitter

Stuurt de groep aan. Spreekt mensen aan  (positief of negatief) op hun voortgang. Zorgt ervoor dat het 1 team is. Hakt bij discussies de knoop door.

- Tijdsbewaker

Heeft contacten met de planner. Gaat na of iedereen zich aan de planning houd. Grijpt in als taken te veel tijd in beslag nemen. Spreekt de leider of planner aan als mensen zich niet houden aan hun tijdsplanning.

- Planner

Zorgt ervoor dat voor de hele groep een dag en weekplanner bekend is. Werkt samen met leider en tijdsbewaker. Spreekt leider aan als mensen zich niet aan de gemaakte afspraker voor de planner houden.

- Contactpersoon

Legt contacten met het bedrijf. Is het vaste aanspreekpunt voor het bedrijf. Telefonisch contact of mail contact loopt via deze persoon. Brengt afspraken en mailverkeer over naar de groep.Trekt op tijd aan de bel als de communicatie niet soepel verloopt.

- Notulist

Noteert tijdens overleg wat er besproken wordt en de gemaakte afspraken. Tijdens een interview schrijft deze persoon mee met de antwoorden. Communiceert veel met de planner en de informatie verzamelaars.

- Informatie verzamelaar

Deze persoon verzamelt alle informatie die binnengehaald wordt. Denk aan verschillende bronnen zoals internet, interview, enquetes, enz. Hij zorgt er ook voor dat de bronvermelding bekend is en in het verslag of presentatie verwerkt wordt.

- Informatie verwerker

Werkt samen met de informatie verzamelaar. Deze persoon scheid hoofdzaken van bijzaken. Welke informatie is zinvol voor het onderzoek? Controleerd of de gegevens betrouwbaar zijn.

- Interviewer

Deze persoon houd het interview. In overleg met de groep stelt deze de vragen samen voor het interview. Hij is verantwoordelijk voor de voorbereiding, uitvoering en verwerking van het interview.

- Cameraman / vrouw

Deze persoon regelt opname apparatuur draagt hier de verantwoordelijkheid voor. Hij filmt zinvol beeldmateriaal voor de presentatie. Werkt samen met de vormgever voor het monteren van de film.

- Vormgever

De vormgever is verantwoordelijk voor het uiterlijk van de presentatie, videomateriaal en verslag. Hij werkt veel samen met de informatie verwerker. Hij zorgt ervoor dat alles in dezelfde opmaak / lettertype / sfeer staat.

- Controleur

De controleur bekijkt het werk dat mensen aanleveren. Hij bekijkt uiterlijk en inhoud. Hij haalt taalkundige fouten uit teksten. Werkt veel samen met de vormgever, informatie verwerker en de leider.

- Samenvatter / overzicht bewaarder

De samenvatter heeft het totaaloverzicht. Hij bekijkt alles van een afstand. Wat hoort bij het onderzoek, wat kan er uit gelaten worden. Wordt het uiteindelijk 1 geheel? Wordt er naar een conclusie toegewerkt of dwaalt de groep af van de onderzoeksvraag.

Vergadering

Vergaderen doe je samen

Een vergadering is een overleg. Je praat samen over zaken die gedaan moeten worden en maakt afspraken wie dat gaat doen. Voor een goede vergadering is het belangrijk dat een paar afspraken (regels) gemaakt worden. Iedereen die aan de vergadering meedoet, moet deze afspraken kennen. De voorzitter let erop dat iedereen zich houdt aan de vergaderregels. Voorbeelden van regels zijn:

• iedereen is op tijd aanwezig

• je spreekt alleen over onderwerpen die op de agenda staan

• er praat maar één iemand tegelijk

• maak een afspraak over pauze nemen

• de voorzitter bepaalt wanneer de vergadering klaar is

• je spreekt over één onderwerp, maakt afspraken en handelt het onderwerp af.

 

Voor een goede vergadering bereidt iedereen zich voor. Iedereen heeft zijn eigen taken voor de vergadering. Zie bij taken/rolverdeling.

 

Het belangrijkste voor een goede voorbereiding is de agenda. Als je de agenda leest, ben je op de hoogte waar de vergadering over gaat. De agenda moet minimaal 7 dagen voor de vergadering worden voorbereid en verspreid.

De agenda maak je samen, dus iedereen heeft inbreng.

 

Voorbeeld agenda

Voorbeeld notulen

 

 

  • Het arrangement Projectdagen - Leerjaar 4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Simone Rissewijck Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-04-10 15:33:02
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Teamrollentest
    https://youtu.be/Bvrv56UVrtA
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.