Verhalen - periode 5

Verhalen - periode 5

Verhalen - periode 5

In deze periode gaan we aan de slag met allerlei verhalen. Je gaat lezen, analyseren en beoordelen. Je geeft je mening en gebruikt argumenten om die mening zo goed mogelijk te onderbouwen.
De lessenserie sluit aan bij het onderdeel 'lezen' uit NU Nederlands 3F (boek A).

A. Verhalen lezen

Week 8 - Anne Provoost - De laatste kogel

Week 10 - Toon Tellegen - De egel dat ben ik

Week 11 - Jan Arends - De zelfmoordenaar

Week 12 - Roald Dahl - Het grote muizenplan

Oefenen voor de toets

B. Verhalen analyseren

Als je jouw mening over een verhaal moet geven, is het handig als je dit verhaal eerst kunt analyseren. Dit helpt je op twee punten. Allereerst bij het vormen en bepalen van wat je mening over het verhaal eigenlijk is. Ten tweede bij het beargumenteren ervan. Als je moet uitleggen waarom je iets aan een verhaal goed/mooi/saai/realistisch/origineel/vergezocht/spannend/of ... vindt, dan kunnen de begrippen die we hieronder gaan behandelen je daarbij helpen. 

Stijl

Als je het hebt over de stijl van een schrijver, bedoel je alles wat opvallend is aan zijn taalgebruik. Je kunt letten op stijlkenmerken en op stijlfiguren.
 

Stijlkenmerken

Voorbeelden van kenmerken waarmee je de stijl van een schrijver kunt beschrijven:

  • Zinslengte
  • (Veel) bijvoeglijke naamwoorden
  • (Veel) moeilijke woorden
  • Voorkeur voor het gebruik van bepaalde leestekens (zoals ... om spanning mee op te wekken)
  • Afstandelijk (verleden tijd en/of lijdende vorm)
  • Beeldspraak

 

Voorbeeld: voorkeur voor het gebruik van bepaalde leestekens

Hersenschimmen

In het leven terug? ... maar waar is zoiets gebleven? ... is er wel zoiets? ... of was gewoon alles inbeelding van het hoofd? ... hersenschimmen?

Bron: Bernlef - Hersenschimmen

 

Voorbeeld: (veel) bijvoeglijke naamwoorden en beeldspraak (tegenstelling)

Stilte heeft een eigen stem

Ze staan in de rij voor bloed. De vroege junizon schijnt stralend over een sliert vrouwen die geduldig wachten bij el matadero. Waaiers worden opengeklapt en heen en weer bewogen, tegen de warmte van Madrid en de geur van vers vlees die uit het slachthuis komt drijven.

Bron: Ruta Sepetys – Stilte heeft een eigen stem

 

Voorbeeld: lange zin en beeldspraak (vergelijking)

Joe speedboot

De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.

Bron: Tommy Wieringa – Joe speedboot

 

Voorbeeld: ironie

Immortelle LXXXIV
O, spreek mij niet van liefde,
Van vriendschap en van trouw;
Die zijn al sinds lang overleden,
‘k Ben lang er al van in den rouw.
Neen, spreek mij van ‘s menschen ellende,
Van al zijn kommer en nood,
En hoe hij zijn broeders leven
Verbittert,— dan lach ik mij dood!

Bron: Piet Paaltjens - Snikken en grimlachen

Stijlfiguren

Schrijvers gebruiken stijlfiguren om indruk te maken op hun lezers. Een stijlfiguur is een middel waarmee de schrijver dat wat hij wil zeggen sterker of treffender kan uitdrukken.

De vorm die een schrijver kiest hangt af van het doel. Voorbeelden van verschillende soorten stijlfiguren zijn:

  • Ironie (de schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt)
  • Zelfspot
  • Benadrukken door tegenstellingen (paradox) en/of herhalingen (pleonasme en tautologie)
  • Afzwakken (eufemisme)
  • Overdrijvingen en/of understatements
  • Gebruik van neologismen (nieuwe woorden)

Eufemisme en understatement

Pleonasme en tautologie

Verhaalstructuur

Verhaallijn

Verhalen kun je op allerlei manier overbrengen. Je kunt ze vertellen, opschrijven, uitbeelden of een combinatie hiervan. Maar hoe je een verhaal ook overbrengt, het bevat altijd minimaal de volgende 'ingrediënten':

  • een ruimte/plaats/omgeving;
  • een personage (mens/dier/ding);
  • een tijdsverloop om aan te geven dat er iets is/gebeurt;
  • een conflict of gebeurtenis.

Deze aspecten vormen de context voor de verhaallijn. De verhaallijn is een weergave van een reeks gebeurtenissen, die uiteindelijk leiden tot een conflict en een ontknoping. 

Conflict

Bij een conflict komt een personage uit een verhaal in de problemen. Met anderen of met zichzelf. 

Als een conflict een botsing tussen verschillende personages uit een verhaal is, dan heet dit een uiterlijk conflict. Als een personage in de problemen zit met zichzelf of voor een moeilijke keuze staat, dan heet dit een innerlijk conflict. 

De ontknoping (ook wel: climax) is de manier waarop het conflict binnen het verhaal wordt opgelost (waarbij dus ook voor een slechte oplossing kan worden gekozen). 

 

In een verhaal zit altijd een conflict, maar dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Er is altijd een ontwikkeling naar de botsing en de afloop toe, waardoor er op de een of andere manier spanning ontstaat. Het hoogtepunt in een conflict noemen we een crisis: dit is het beslissende moment in het conflict. Het conflict kan dan:

  • in een botsing tot een uitbarsting komen (een woordenstrijd, een gevecht enz.) 
  • naar binnen slaan (en leiden tot bijvoorbeeld een zelfmoord)

Een conflict kan ook wel eens niet tot een crisis of botsing leiden, omdat het probleem al in eerder stadium wordt opgelost. Hoe een conflict ook de wereld wordt uitgeholpen, er is dus altijd sprake van een ontknoping.

Vragen bij het verhaal

Toets:Verhaalstructuur

Spanning

Open plekken

Om spanning in zijn verhaal te brengen, creeert een schrijver zogenoemde 'open plekken' in zijn tekst. Open plekken zijn momenten in een verhaal die vragen oproepen bij de lezer. Een paar voorbeelden:

  • informatie is tegenstrijdig en de lezer moet er zien achter te komen wat juist is;
  • de schrijver houdt (voorlopig) informatie achter, waardoor de lezer moet blijven doorlezen;
  • personages gedragen zich verdacht en alleen doorlezen kan duidelijk maken waarom.

 

Open plekken zijn dus de nog niet ingevulde stukken van een verhaal, die je als lezer verderop in het verhaal wil gaan invullen. Spanning is de verwachting van de lezer over het verdere verloop van een verhaal. Die spanning is subjectief: iedereen ervaart die op zijn eigen manier.

De tijd die verloopt tussen het oproepen van een vraag en het geven van het antwoord heet de spanningsboog.

 

Kijk voor meer informatie eventueel het volgende filmpje:

Manipulatietechnieken

Een schrijver kan op allerlei manieren open plekken in zijn verhaal brengen (en daarmee dus spanning creeeren). Een aantal van deze technieken zijn:

  • stoppen op een spannend moment (de cliffhanger);
  • wisselen van perspectief;
  • veranderen van verhaallijn;
  • de lezer op een dwaalspoor zetten (je verwacht iets, maar bij verder lezen blijkt de situatie anders te zijn).

Een schrijver kan ook gebruikmaken van:

  • een vooruitwijzing (suggereren dat er iets gaat gebeuren, maar (nog) niet vertellen wat);
  • een vertraging (de verhaallijn vlak voor een ontknoping bewust vertragen).

Afloop

Soms roept een schrijver in zijn verhaal meer vragen bij de lezer op dan dat hij beantwoordt.

Als belangrijke vragen in het verhaal niet worden ingevuld, spreek je van een open einde. Wanneer al deze vragen wel worden beantwoord, dan is het einde gesloten

Vragen bij het verhaal

Oefening:Het grote muizenplan

Tijd en plaats

Een verhaal heeft altijd een aantal vaste ingdredienten. Twee van die ingredienten zijn de factoren tijd en plaats. Een verhaal speelt zich immers altijd ergens en op enig moment af. Op deze pagina's gaan we daar verder op in.

Tijd

Een schrijver, de auteur, kan spelen met het tijdverloop in een verhaal. De belangrijkste reden hiervoor is vaak het creeeren van spanning.

Ieder verhaal heeft een chronologisch verloop. Dat is het verloop van tijd zoals het zich in werkelijkheid afspeelt (of zou hebben afgespeeld, als een verzonnen verhaal zich echt zou voordoen).

De meeste schrijvers vertellen hun verhaal meestal anders (dus niet chronologisch) en spelen juist met het tijdverloop. Een schrijver bepaalt immers zelf in welke volgorde hij de gebeurtenissen in het verhaal wil zetten. Bij een detective bijvoorbeeld gaat het er vaak niet om dat er iemand vermoord is, maar om de vraag naar de motieven (en daarmee de dader). Detectives beginnen dus vaak bij de ontknoping (de moord) en gaan dan pas over de voorgeschiedenis en het conflict.

De volgorde uit het chronologische verhaal kan dus sterk verschillen van het verhaal zoals dat uiteindelijke op papier staat.

  • Als een schrijver veel aandacht besteedt aan een bepaalde gebeurtenis, met veel details, dan noemen we dat tijduitbreiding/tijdvertraging. Denk bijvoorbeeld aan de filmische effecten als je een kogel door de ruimte ziet vliegen. Doordat de lezer gedwongen wordt er langer bij stil te staan, werkt zo'n beschrijving vertragend en neemt vaak ook spanning toe.
  • Als een schrijver minder belangrijke gebeurtenissen slechts kort en vluchtig beschrijft, heet dat tijdversnelling. 'Zo ging er een tiental jaren voorbij waarin de kinderen groot werden en het huwelijk een sleur werd' is daarvan een voorbeeld.
  • Als een schrijver een gebeurtenis in zijn geheel weglaat, dan heet dan een tijdsprong.
  • Een schrijver kan er ook voor kiezen om tijdens een fragment uit zijn verhaal terug te gaan in de tijd. Dit heet een flash-back. Soms bestaat zo'n flash-back maar uit een paar zinnen, maar het kan ook om een veel langer stuk gaan. 
  • Tot slot kan een schrijver ook een flash-forward gebruiken. Meestal gaat het om een enkele zin, waarin de schrijver zijn lezer even laat weten dat híj de afloop al kent (en jij als lezer dus duidelijk nog niet). 

Plaats

De plaats (of ruimte) waar een verhaal zich afspeelt is altijd van groot belang voor de sfeer in een verhaal. De fysieke ruimte (een kamer, een land, een speciale buurt enz.) beschrijft een schrijver dan ook vaak uitgebreid en met behulp van al zijn zintuigen: wat hij er hoort, ziet, ruikt en voelt.

Vaak ondersteunt die beschrijving ook het thema in het verhaal. Zo zie je bijvoorbeeld vaak dat het regent als de hoofdpersoon verdrietig is en dat het nacht is als er iets spannends staat te gebeuren. Ook dit wordt tot de ruimte gerekend.

Oefenen met tijd en plaats

Personages

Personages zijn de karakters (mensen, dieren, dingen) die in een verhaal worden opgevoerd. 

Rollen

In een verhaal kunnen allerlei personages voorkomen. Die zijn soms mensen, maar kunnen ook dieren of dingen zijn. Zo lang ze in het verhaal maar 'tot leven' komen. 

Je kunt ze meestal onderverdelen in hoofd- en bijfiguren. Hoofdfiguren maken tijdens het verhaal een echte ontwikkeling door, bijfiguren meestal niet of veel minder. 

Bij het analyseren van een verhaal kan het soms helpen om de rol van de verschillende personages te bepalen. Welke rol een personage speelt, is altijd gerelateerd aan het doel van de hoofdpersoon. Er zijn allerlei soorten rollen:

  • hoofdpersoon (het personage dat in het verhaal een doel wil bereiken)
  • helper (iemand die de hoofdpersoon helpt om zijn doel te bereiken)
  • tegenstander (iemand die de hoofdpersoon tegenwerkt)
  • begunstigde (iemand die de hoofdpersoon niet helpt, maar er wel van profiteert als die zijn doel bereikt)
  • slachtoffer (iemand die er last van heeft als de hoofdpersoon zijn doel bereikt)
  • afzijdige (iemand die niets met het doel van de hoofdpersoon te maken wil hebben). 

 

 

Karakterontwikkeling

Tijdens een verhaal kan een personage zich in meer of mindere mate ontwikkelen. Die ontwikkeling uit zich meestal in de wijze waarop een personage leert; hij krijgt meer of nieuwe inzichten over zichzelf of anderen.

Een personage dat zich ontwikkelt noem je een round character. Een personage dat dit juist niet doet is een flat character. Vaak gaat het dan om typetjes: het personage is opgebouwd rond een enkele eigenschap die wordt uitvergroot, zoals de verleider, de slechterik of de optimist.

Een round character kan zich ontwikkelen op tal van eigenschappen. Een aantal voorbeelden zijn:

  • betrouwbaar ⇔ onbetrouwbaar
  • strijdlustig ⇔ geeft de moed snel op
  • druk ⇔ rustig
  • aardig ⇔ gemeen
  • lui ⇔ actief
  • haatdragend ⇔ vergevingsgezind
  • agressief ⇔ vredelievend
  • eerlijk ⇔ oneerlijk
  • standvastig ⇔ wispelturig
  • onzeker ⇔ zelfbewust
  • verlegen ⇔ brutaal
  • angstig ⇔ zelfverzekerd
  • bescheiden ⇔ brutaal
  • bazig ⇔ onderdanig
  • nieuwsgierig ⇔ ongeinteresseerd
  • vrolijk ⇔ somber
  • impuslief ⇔ denk goed na
  • warm/gezellig ⇔ koel/afstandelijk
  • naief ⇔ achterdochtig
  • enz.

 

Speaking names

Je spreekt van een speaking name als de naam van een personage iets zegt over het karakter ervan.

Veel bekende voorbeelden zijn terug te vinden in sprookjes. Sneeuwwitje is immers geen toevallige naam. En als je de namen van de zeven dwergen opsomt wordt het principe helemaal helder: Giechel, Grumpie, Stoetel, Dommel, Niezel, Bloosje en Doc. 

Vertelperspectief

Het perspectief verwijst naar de vertelwijze in het verhaal. Een schrijver kan verschillende vertellers gebruiken die het verhaal aan de lezer overbrengen. Hij bepaalt door wiens ogen de lezer het verhaal tot zich krijgt.

Meestal is een verhaal niet in één perspectief geschreven, maar wisselen verschillende perspectieven zich in meer of mindere mate af.

Ik-perspectief

Bij een ik-perspectief is er een ik-personage dat het verhaal aan de lezer 'vertelt'. Het is een vertelvorm die de lezer sterk bij het verhaal betrekt. 

De ik-verteller deelt alle gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en waarnemingen van hemzelf van binnenuit rechtstreeks mee. Omdat de lezer zich vaak gaat identificeren met die ik-verteller, kan de ik-verteller dus ook rechtstreeks op de lezer 'inpraten' en hem op die manier beinvloeden. De lezer is zijn publiek en hij weet dat.

Er zijn twee manieren om zo'n ik-verhaal te vertellen: belevend-ik of een achteraf vertellende ik.

Een belevend-ik vertelt het verhaal terwijl hij er zelf nog middenin zit. Hij weet dus zelf nog niet hoe het afloopt. Terwijl een achteraf vertellende ik het verhaal na afloop ervan pas aan de lezer vertelt. Hij weet dus zelf wel hoe het afloopt en neemt zijn lezer mee in zijn herinnering ervan. 

Personaal perspectief

Als een schrijver een personaal perspectief gebruikt vertelt hij het verhaal via één of meerdere hij/zij-figuren.

Als hij kiest voor slechts één hij/zij-figuur gaat een lezer zich vaak snel met dit personage identificeren, wat de betrokkenheid van de lezer bij het verhaal vergroot. Dit betekent dat de hij/zij-figuur dus rechtstreeks op de lezer kan 'inpraten' en hem op die manier kan beinvloeden. De lezer is zijn publiek en hij weet dat.

Dit is anders bij het meervoudig hij/zij perspectief. In dat geval vertellen meerdere verhaalfiguren het verhaal, zodat de lezer de gebeurtenissen van meerdere kanten hoort. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van wat je leest.

Alwetende verteller

Als een schrijver voor een alwetende verteller kiest, dan laat hij het verhaal vertellen door iemand die er zelf geen rol in heeft. De verteller staat dus buiten het verhaal en heeft het zelf niet mee gemaakt.

Oefenen met vertelperspectief

C. Verhalen beoordelen

Als je jouw mening over een verhaal geeft, dan geef je een recensie. In een recensie vertel je wat je van het verhaal vindt en waarom. Een geschreven recensie is een tekstsoort met een argumentatiestructuur.

Uitleg over de opbouw (of structuur) van zo'n tekst vind je in NU Nederlands 3F, boek A, onderdeel lezen, de opbouw van een tekst. 

Daarnaast bevat een recensie een aantal elementen, die in dit onderdeel één voor één worden behandeld.

Recensie

Een geschreven recensie is een tekstsoort met een argumentatiestructuur.

Uitleg over de opbouw (of structuur) van zo'n tekst vind je in NU Nederlands 3F, boek A, onderdeel lezen, de opbouw van een tekst.

Over de opbouw (structuur) van een tekst

Over de tekstsoort recensie

Signalement

Het signalement bestaat uit een opsomming van een aantal gegevens over het verhaal. Denk aan:

  • titel;
  • schrijver;
  • publicatie (waar het verhaal deel van uit maakt) en
  • de datum van publicatie.

Indien van toepassing kun je ook de illustrator vermelden.

Korte beschrijving

De beschrijving van het verhaal is eigenlijk een (korte) samenvatting, waarin je je alleen tot de hoofdlijnen beperkt. Verklap nog niet alles, zodat je samenvatting anderen kan uitnodigen om het verhaal ook te gaan lezen.

Een samenvatting begint vaak met het onderwerp van het verhaal. Ook de hoofdgedachte komt erin terug (zie ook NU Nederlands 3F, boek A, onderdeel lezen, leesteksten verkennen).

  • Het arrangement Verhalen - periode 5 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Mette van Straaten Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-04-03 12:27:54
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In deze periode gaan we aan de slag met allerlei verhalen. Je gaat ze lezen, analyseren en beoordelen. Je geeft je mening en gebruikt argumenten om die mening zo goed mogelijk te onderbouwen. De lessenserie sluit aan bij het onderdeel 'lezen' uit NU Nederlands 3F (boek A).
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Eufemisme en understatement
    https://www.taaluilen.nl/stijlfiguren-eufemisme-en-understatement/
    Link
    Pleonasme en tautologie
    https://www.taaluilen.nl/pleonasme-en-tautologie/
    Link
    https://youtu.be/NN-Me535oR4
    https://youtu.be/NN-Me535oR4
    Video
    Over de opbouw (structuur) van een tekst
    https://maken.wikiwijs.nl/89567#!page-2620531
    Link
    Over de tekstsoort recensie
    https://maken.wikiwijs.nl/89571#!page-2620542
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Personages - Perspectief - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169404/Opdracht__Personages___Perspectief___v456

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Spanning - Tijd - Ruimte - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169405/Opdracht__Spanning___Tijd___Ruimte___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Stijlfiguren

    Verhaalstructuur

    Het grote muizenplan

    De indeling van teksten

    Recensie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.