Bedrijfseconomie - Van Lodenstein College (Kesteren)

Bedrijfseconomie - Van Lodenstein College (Kesteren)

Introductie Bedrijfseconomie

Geschiedenis

• BECO heette tot 2018 Management en Organisatie, daarvoor werd het vak gegeven onder de noemer Handelswetenschappen en Recht/ economie II.

• In 1998 is het programma gewijzigd en is het boekhouden komen te vervallen en werd het Management & organisatie (M&O), vanaf dit schooljaar is de naam gewijzigd in BECO.

• Het schoolvak BECO geeft de leerling inzicht in managen van organisaties. Het management maakt keuzes op basis van bedrijfseconomische gegevens. (kostprijs en winstberekening)

• De componenten “Ondernemerschap” en “Financiële zelfredzaamheid” neem ook een belangrijk deel van de vak inhoud in

Drie belangrijke hoofdonderwerpen

In het nieuwe examenprogramma zijn drie belangrijke hoofdonderwerpen opgenomen:

1. Bedrijfseconomie. Dat houdt in dat je oefent met financiële, juridische en economische opgaven die behoren bij een leidinggevende functie binnen een bedrijf. Dit onderdeel doet een groot beroep op je rekenvaardigheid. Wanneer je voor dit vak kiest is het dus belangrijk dat je graag met cijfers werkt en daar voldoende voor scoort bij toetsen.

2. Financiële zelfredzaamheid. Dit betekent dat je kennis gaat opdoen over hoe je later als burger je op een verstandige wijze financiële zaken regelt. Voorbeelden van onderwerpen zijn salaris, hypotheek, schenken, sparen en beleggen, alimentatie en erfenissen.

3. Ondernemerschap. Hierbij moet je denken aan het starten van een eigen onderneming of wellicht als ZZP-er (Zelfstandige Zonder Personeel) aan de slag gaan. Het ondernemerschap kan je ook ruimer zien. Als je later in een bedrijf werkt is het verstandig wanneer je ondernemende vaardigheden hebt ontwikkeld.

Kort samengevat:  Bedrijfseconomie is een geschikt vak voor jongeren die affiniteit hebben met rekenen, cijfers en ondernemerschap. Het geeft een solide basis om na  HAVO/VWO een vervolgopleiding te gaan volgen op financieel/economisch terrein.

Het verschil tussen het HAVO en VWO programma Bedrijfseconomie 

Het VWO programma wordt gekenmerkt door meer diepgang en analyse; het HAVO programma is meer gericht op praktische vaardigheden en kennis die nodig zijn voor een functie in het management of als ondernemer.

Verschillen Economie en bedrijfseconomie

• Economie is algemene economie, BECO is bedrijfseconomie

• Economie is meer macro-niveau, BECO is meer micro-niveau

• Economie is meer beredeneren, BECO is meer rekenen

• Economie is meer begrijpen, BECO is meer toepassen

PTA Bedrijfseconomie

Bedrijfseconomie Examen

Indeling

Inleiding

Het vak bedrijfseconomie, ondernemerschap en financiële zelfredzaamheid (in het kort: bedrijfseconomie) is een algemeen vormend keuzevak, dat in verschillende profielen kan worden opgenomen. Voor vwo zijn er 440 studielasturen aan toegekend, voor havo 320 studielasturen.

Verschil havo en vwo

In het examenprogramma is een bepaalde mate van overeenkomst tussen de eindtermen voor havo en voor vwo. In de havo-syllabus is gekozen voor de pragmatische insteek van de startende ondernemer. De benadering in de vwo-syllabus is wetenschappelijker, met meer aandacht voor theorievorming en conceptvorming. In het subdomein F2 (financieel beleid: kost- en winstvraagstukken) in de havo-syllabus is een aantal technieken om kosten en winst te berekenen achterwege gelaten. In het subdomein F2 van de vwo syllabus wordt van de kandidaten meer rekenwerk gevraagd, waarbij zij ook een verklaring of toelichting moeten geven. Bij de andere domeinen is het verschil tussen havo en vwo op tweeërlei gebied: – dezelfde onderwerpen, maar voor vwo handelingswerkwoorden van hogere denkvaardigheden; – dezelfde onderwerpen, maar met verdieping.

 

Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de (sub)domeinen A, B, C2, D2, E2, F en G zoals hieronder nader uitgewerkt.

Tabel: Toedeling van de examenstof bedrijfseconomie voor havo en vwo aan centraal examen en schoolexamen.  

 

Examen syllabus

Examen vaardigheden

Domein A: Vaardigheden Algemene vaardigheden

Subdomein A1: Informatie-vaardigheden gebruiken

1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, interpreteren, selecteren en verwerken.

Subdomein A2: Communiceren

2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied.

Subdomein A3: Reflecteren op leren

3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces.

Subdomein A4: Studie en beroep

4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze bedrijfseconomische en organisatorische kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen.

Subdomein A5: Onderzoeken

5. De kandidaat kan in contexten onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.

Vakspecifieke vaardigheden

Subdomein A6: Benaderingswijzen 

6. De kandidaat kan relevante bedrijfseconomische en organisatorische aspecten van een probleem herkennen, zowel binnen een organisatie als in het persoonlijk leven.

7. De kandidaat kan bij de oplossing van een bedrijfseconomisch of organisatorisch probleem een bedrijfseconomische denkwijze gebruiken.

8. De kandidaat kan bij veel voorkomende vraagstukken binnen een organisatie op het gebied van: • de interne organisatie en personeelsbeleid

• de investeringen en financiering

• het marketingbeleid

• het financieel beheer

• de verslaggeving de bedrijfseconomische en organisatorische dimensie vanuit het perspectief van het management toepassen en analyseren.

9. De kandidaat kan bedrijfseconomische en organisatorische perspectieven en daaruit voortvloeiende belangen onderkennen van de diverse betrokkenen bij de organisatie.

10. De kandidaat kan:

• bedrijfseconomische werkwijzen toepassen;

• bedrijfseconomische begrippen gebruiken;

• bedrijfseconomische grootheden gebruiken;

• bedrijfseconomische relaties analyseren.


Domein B: Van persoon naar rechtspersoon

Subdomein B1: Persoonlijke financiële zelfredzaamheid

11. De kandidaat kan vraagstukken met persoonlijke financiële consequenties herkennen en (financieel) onderbouwde keuzes maken.

Subdomein B2: De oprichting van een eenmanszaak

12. De kandidaat kan het proces voor en rond de oprichting van een eenmanszaak beschrijven en in de rol van ondernemer toepassen.

Subdomein B3: Van eenmanszaak naar rechtspersoon

13. De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van verschillende rechtsvormen beschrijven.

Subdomein B4: Perspectief op de organisatie

14. De kandidaat kan de plaats van de organisatie in de maatschappij beschrijven.

Domein C: Interne organisatie en personeelsbeleid

Subdomein C1: Interne organisatie

15. De kandidaat kan de interne organisatie (inclusief de taken van het management en de stijlen van leiderschap) van een organisatie beschrijven en deze relateren aan de doelstelling en aard van de organisatie.

Subdomein C2: Personeelsbeleid

16. De kandidaat kan personeelsbeleid/HRM beschrijven en daarbij de relatie leggen met de doelstelling en de aard van de organisatie.

Domein D: Investeren en financieren

Subdomein D1: Investeren

17. De kandidaat kan bij een investeringsvraagstuk beschrijven welke gegevens relevant zijn, vaststellen of een investering economisch zinvol is en hierbij verschillende investeringsselectiemethoden toepassen en analyseren.

Subdomein D2: Financieren

18. De kandidaat kan vanuit het perspectief van een organisatie de werking van de vermogensmarkt beschrijven.

19. De kandidaat kan in de context van een financieringsvraagstuk de redenen voor het aantrekken van verschillende types vermogen onderscheiden.

20.  De kandidaat kan onderkennen welke risico’s financiering met vreemd vermogen met zich meebrengt.

Domein E: Marketing

Subdomein E1: Doel en organisatie van marketingactiviteiten

21. De kandidaat kan marketing beschrijven met het oog op de te onderscheiden doelgroepen.

Subdomein E2: Marketingbeleid

22. De kandidaat kan het marketingbeleid van een organisatie beschrijven.

Domein F: Financieel beleid

Subdomein F1: Vastleggen van financiële en niet-financiële informatie

23. De kandidaat kan financiële feiten inventariseren en verwerken tot financiële overzichten.

24. De kandidaat kan financiële en niet-financiële informatie onderscheiden en het belang van beide uitleggen voor het besturen van de organisatie.

Subdomein F2: Kosten- en winstvraagstukken

25. De kandidaat kan voor een dienstverlenende onderneming de verschillende kostensoorten onderscheiden, de winst bepalen en verschillen verklaren.   

Domein G: Verslaggeving

26. De kandidaat kan de jaarrekening van een eenvoudige organisatie (zoals een MKB-bedrijf) interpreteren en uitleggen.

 

 

Examen onderwerpen

Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:

Domein A Vaardigheden

Domein B Van persoon naar rechtspersoon

Domein C Interne organisatie en personeelsbeleid

Domein D Investeren en financieren

Domein E Marketing

Domein F Financieel beleid

Domein G Verslaggeving

Domein H Keuze-onderwerpen

Het centraal examen Het centraal examen heeft betrekking op de (sub)domeinen A, B, C2, D2, E2, F en G  zoals hieronder nader uitgewerkt.

CvTE stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast. CvTE maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.

Het schoolexamen Het schoolexamen heeft betrekking op domein A, B en :

- de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking  heeft;

- indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of  subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft;

- indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per  kandidaat kunnen verschillen.

De examenstof Domein A: Vaardigheden Algemene vaardigheden

Subdomein A1: Informatie-vaardigheden gebruiken

1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, interpreteren, selecteren en verwerken.

Subdomein A2: Communiceren

2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied.

Subdomein A3: Reflecteren op leren

3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces.

Subdomein A4: Studie en beroep

4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze bedrijfseconomische en organisatorische kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen.

Subdomein A5: Onderzoeken

5. De kandidaat kan in contexten onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.

Vakspecifieke vaardigheden

Subdomein A6: Benaderingswijzen 

6. De kandidaat kan relevante bedrijfseconomische en organisatorische aspecten van een probleem herkennen, zowel binnen een organisatie als in het persoonlijk leven.

7. De kandidaat kan bij de oplossing van een bedrijfseconomisch of organisatorisch probleem een bedrijfseconomische denkwijze gebruiken.

8. De kandidaat kan bij veel voorkomende vraagstukken binnen een organisatie op het gebied van: • de interne organisatie en personeelsbeleid

• de investeringen en financiering

• het marketingbeleid

• het financieel beheer

• de verslaggeving de bedrijfseconomische en organisatorische dimensie vanuit het perspectief van het management toepassen en analyseren.

9. De kandidaat kan bedrijfseconomische en organisatorische perspectieven en daaruit voortvloeiende belangen onderkennen van de diverse betrokkenen bij de organisatie.

10. De kandidaat kan: • bedrijfseconomische werkwijzen toepassen; • bedrijfseconomische begrippen gebruiken; • bedrijfseconomische grootheden gebruiken; • bedrijfseconomische relaties analyseren.


Domein B: Van persoon naar rechtspersoon

Subdomein B1: Persoonlijke financiële zelfredzaamheid

11. De kandidaat kan vraagstukken met persoonlijke financiële consequenties herkennen en (financieel) onderbouwde keuzes maken.

Subdomein B2: De oprichting van een eenmanszaak

12. De kandidaat kan het proces voor en rond de oprichting van een eenmanszaak beschrijven en in de rol van ondernemer toepassen.

Subdomein B3: Van eenmanszaak naar rechtspersoon

13. De kandidaat kan de belangrijkste kenmerken van verschillende rechtsvormen beschrijven.

Subdomein B4: Perspectief op de organisatie

14. De kandidaat kan de plaats van de organisatie in de maatschappij beschrijven.

Domein C: Interne organisatie en personeelsbeleid

Subdomein C1: Interne organisatie

15. De kandidaat kan de interne organisatie (inclusief de taken van het management en de stijlen van leiderschap) van een organisatie beschrijven en deze relateren aan de doelstelling en aard van de organisatie.

Subdomein C2: Personeelsbeleid

16. De kandidaat kan personeelsbeleid/HRM beschrijven en daarbij de relatie leggen met de doelstelling en de aard van de organisatie.

Domein D: Investeren en financieren

Subdomein D1: Investeren

17. De kandidaat kan bij een investeringsvraagstuk beschrijven welke gegevens relevant zijn, vaststellen of een investering economisch zinvol is en hierbij verschillende investeringsselectiemethoden toepassen en analyseren.

Subdomein D2: Financieren

18. De kandidaat kan vanuit het perspectief van een organisatie de werking van de vermogensmarkt beschrijven.

19. De kandidaat kan in de context van een financieringsvraagstuk de redenen voor het aantrekken van verschillende types vermogen onderscheiden.

20.  De kandidaat kan onderkennen welke risico’s financiering met vreemd vermogen met zich meebrengt.

Domein E: Marketing

Subdomein E1: Doel en organisatie van marketingactiviteiten

21. De kandidaat kan marketing beschrijven met het oog op de te onderscheiden doelgroepen.

Subdomein E2: Marketingbeleid

22. De kandidaat kan het marketingbeleid van een organisatie beschrijven. 

Domein F: Financieel beleid

Subdomein F1: Vastleggen van financiële en niet-financiële informatie

23. De kandidaat kan financiële feiten inventariseren en verwerken tot financiële overzichten.

24. De kandidaat kan financiële en niet-financiële informatie onderscheiden en het belang van beide uitleggen voor het besturen van de organisatie.

Subdomein F2: Kosten- en winstvraagstukken

25. De kandidaat kan voor een dienstverlenende onderneming de verschillende kostensoorten onderscheiden, de winst bepalen en verschillen verklaren.   

Domein G: Verslaggeving

26. De kandidaat kan de jaarrekening van een eenvoudige organisatie (zoals een MKB-bedrijf) interpreteren en uitleggen.

Examen voorbeeldopgaven

Cito heeft voorbeeldexamenopgaven gemaakt over de nieuwe examenstof. Je vindt deze opgaven hieronder.

Voorbeeld examenopgaven

Periode A - Basisvaardigheden (H1 t/m H3)

Intro

Domein A Basisvaardigheden

1 Bedrijfseconomie
2 Basisrekenvaardigheden
3 Balans, winst-en-verliesrekening en liquiditeit
4 Basis Excel

Studiewijzer periode A

Uitlegvideo's

Hoe werkt de balans bij boekhouden? (InformeerOnline)

Hoe werkt de winst-en-verliesrekening (InformeerOnline)

Mutaties op de balans en winst-en-verliesrekening (M Loonen)

Powerpoints Havo

Powerpoints VWO

Samenvattingen Havo

Samenvattingen VWO

Extra VWO stof

Oefentoets hoofdstuk 1

Oefentoets hoofdstuk 2

Oefentoets hoodfstuk 3

Excel gratis cursus

Basiscursus Excel

Periode B - Van persoon naar rechtspersoon (H5 t/m H7)

Studiewijzer

Uitlegvideo's

Eindwaarde van een rente (alleen VWO)

Contante waarde van een rente (alleen VWO)

Jongeren ontdekken de beurs

Hoe aandelen kopen en verkopen

Hoe werkt de beurs?

Wat is een beleggingsfonds? (Rabobank)

Waarom is advies over fondsen zinloos? (Rabobank)

Beleggen in opties

PowerPoints Havo

PowerPoints VWO

Periode C - Van persoon naar rechtspersoon (H8 t/m H10)

Studiewijzer (Havo én VWO)

Powerpoints H8

Powerpoints H9

Powerpoints H10

Uitlegvideo's

Kopen of huren?

Hypotheken (Economie Academy)

Bruto en netto rente (Economie Academy)

De notaris

Hoe verdeel je een erfenis?

Beneficiair aanvaarden

Een erfenis verwerpen

Rente op vordering van wettelijke verdeling

Samenvattingen

Trouwen, samenlevingscontract en geregistreerd partnerschap

Extra oefenmateriaal

Periode D - Interne organisatie en personeelsbeleid (H13 t/m H16)

Uitlegvideo's

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Structureren van bedrijven

Uitwerkingen Havo

Uitwerkingen VWO

Powerpoints Havo

PowerPoints VWO

Samenvattingen Havo

Samenvattingen VWO

Periode E - Praktische opdracht

Periode F - Investeren en financieren (H17 t/m H20)

Periode G - Marketing en financieel beleid (H21 t/m H26)

Studiewijzer

Marktonderzoekje

Aankoopgedrag

Marketingbeleid

21.1 Doel marketing

21.2 Marketingmix

21.3 Marktonderzoek

21.4 Aankoopgedrag

21.5 Marktsegmentatie

Product en prijs

22.1 Het product

22.2 Het merk

22.3 Levenscyclus

22.4 Prijsbepaling

Plaats en promotie

23.1 Plaats

23.2 Logistiek

23.3 Promotie

23.4 Reclame

23.5 Medium

E-business

24.1 E-marketingbeleid

24.2 E-commerce

24.3 E-mailmarketing, zoekmachineoptimalisatie en webvertising

24.4 Social media

Kostensoorten

Begrote en werkelijke winst

Periode H - Financieel beleid (H27 t/m H30)

Studiewijzer

PowerPoints

Uitlegvideo's

Inkomsten versus opbrengsten

Liquiditeitsbegroting (Economie compact online)

Periode J - Verslaggeving (H31 t/m H35)

Samenvattingen

Powerpoints

Uitlegvideo's

Hoofdstuk 31

Kengetallen (Online slagen)

Cashflow (Economie compact online)

Liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit

Rentabiliteit en het hefboomeffect

Uitwerking zelftoetsen

Extra oefenopdrachten

Excelopdrachten

Periode K - Diverse onderwerpen (H5 t/m H10, H12 en H17)

Werkboek examentraining

Uitwerkingen examenopdrachten

Extra opdrachten inclusief uitwerkingen

PowerPoints