Schrijven-docentenhandleiding

Schrijven-docentenhandleiding

Inleiding

Deze handleiding hoort bij de Wikiwijs lessenserie voor 2 VWO. Het leerlingmateriaal van deze lessen is te vinden op: http://maken.wikiwijs.nl/81995/Schrijven

Met plezier leren schrijven

Hoewel veel leerlingen schijnen te denken dat schrijven een talent is dat je hebt of niet, is goed leren schrijven voor iedereen weggelegd. Natuurlijk zijn er wel gradaties mogelijk (goed-beter-best). Daar is deze lessenserie ook op afgestemd. Er zijn leerlingen die bepaalde deelvaardigheden nog niet beheersen en leerlingen die dat wel doen. Daarvoor is apart lesmateriaal ontwikkeld. Wat echter vooral belangrijk is, is dat leerlingen plezier gaan krijgen in schrijven. Dat plezier moeten wij, leerkrachten, zien over te dragen. Er zijn verschillende opdrachten opgenomen die hierop gericht zijn. Je kunt kiezen welke vorm bij je klas past.

Inhoud handleiding

In deze handleiding staat:

- Welke leerdoelen centraal staan.

- Hoe de toetsmatrix eruit ziet.

- Hoe de lessen ingepland kunnen worden in een logische opbouw.

- Hoe je kunt differentiëren.

- Aanvullende materialen die je kunt gebruiken.

 

Veel plezier!

Anja

 

Leerdoelen

Hieronder staan de doelen waaraan gewerkt wordt tijdens deze lessenserie. De meeste doelen zijn procesdoelen die niet voor iedereen in één les bereikt zullen zijn. Het is vooral belangrijk leerlingen zicht te geven op hun groei en gerichte feedback/feedforward te geven waarmee leerlingen verder kunnen.

Samenhang
  • Tekstopbouw: de tekst heeft een opbouw met inleiding-kern-slot. De inhoud staat op de goede plaats.
  • Alinea's: de leerling schrijft in alinea’s. Elke alinea heeft een eigen deelonderwerp. Verbanden tussen alinea's worden duidelijk aangegeven.
  • Verwijswoorden: de leerling gebruikt signaalwoorden en verwijswoorden goed. Een enkele fout kan voorkomen.
  • Schrijfdoel: het doel van de tekst is duidelijk. De tekst is goed afgestemd op het schrijfdoel.
  • Afstemming op publiek: de leerling past woordgebruik en toon goed aan het publiek aan.
  • Woordenschat: de leerling varieert het woordgebruik goed. Hij/zij maakt soms nog fouten met uitdrukkingen.
  • Leesbaarheid: De leerling maakt de tekst goed op. Hij/zij gebruikt in brieven de juiste lay-out. Hij/zij gebruikt bij artikelen, werkstukken en verslagen titel en tussenkopjes.
Spelling en grammatica
  • De leerling ziet het nut in van het opleveren van correcte teksten.
  • De leerling controleert zijn eigen werk.
  • De leerling vraagt anderen om feedback en verwerkt deze in zijn/haar schrijfproduct.
Houding
  • De leerling ziet in dat het schrijfproces een proces is van vooruitdenken, uitvoeren, reflecteren en bijschaven. Hij begrijpt dat het nuttig is om deze fasen secuur te doorlopen.
  • De leerling reflecteert op zijn/haar eigen werk en verbetert.
  • De leerling kan feedback vragen aan anderen en deze verwerken.
  • De leerling kan zelf feedback geven aan anderen in tips en tops.
  • De leerling werkt netjes en zorgvuldig.

Rubric

Deze rubric komt van de website van het SLO.

Tip: zet de rubric in https://forallrubrics.com/. Je kunt binnen deze website klassen koppelen aan de rubric. Vervolgens kun je leerlingen zichzelf laten beoordelen én kun jij dat doen. De beoordelingen zijn per leerling te bekijken en vormen een handig hulpmiddel bij het geven van feedback. Het voordeel van rubrics is bovendien dat leerlingen meteen ook begrijpen dat schrijven een proces is waarin je kunt groeien.

Opbouw lessenserie

Inleidende informatie

Schrijven is een proces van denken, schrijven, reflecteren, herschrijven, perfectioneren, afronden.

Naast het kennen van de conventies, is vooral de houding van leerlingen heel belangrijk. Zij moeten bereid zijn steeds weer te schaven aan een tekst, het doel voor ogen houden en aansluiten bij de doelgroep.

Het zijn vooral die houdingsaspecten die het voor sommige leerlingen moeilijk maken. Om het benodigde doorzettingsvermogen op te brengen, hebben leerlingen tussentijdse positieve feedback nodig.  

Toetsing

Tijdens het leerproces worden er verschillende formatieve toetsen gemaakt. Deze toetsen testen zowel de theoretische kennis en de toepassing hiervan als de hogere denkvaardigheden zoals evalueren en creëren. Het creëren weegt uiteindelijk het zwaarst. In de eindtoets is hiermee de helft van het totaal aantal punten te verdienen.

Leerlingen krijgen vooraf zicht op de toetsmatrix. Zo weten zij waar ze naar toe werken en hoe zwaar de verschillende onderdelen tellen. In de leeromgeving kunnen ze steeds weer terugschakelen naar theoretische informatie die nodig is om een bepaald doel te bereiken. Alles is onderverdeeld in handige kopjes in een menu dat bij elke stap in het proces zichtbaar is.

Lesopbouw

Gezamenlijk én persoonlijk

De lessenserie begint met een introductie op de lessenserie en een eerste opdracht. De tweede les bestaat uit het maken van diagnostische toetsjes en een vervolgopdracht. De diagnostische toetsen maken zichtbaar welke verschillen er in de groep zijn op het gebied van deelvaardigheden in het schrijfproces. Om in te spelen op de verschillen zijn er verschillende oefeningen voor deelvaardigheden. Zo is er bijvoorbeeld een aantal oefeningen en een toets voor spelling, maar ook voor het gebruik van signaalwoorden. Leerlingen die hier direct al goed op scoren hoeven deze oefeningen niet te maken. De scores van de diagnostische toets kunnen ingevoerd worden in een Excelbestand (zie ‘Materialen’). Hieruit rolt automatisch een overzichtje van het leerpad dat de betreffende leerlingen dan moeten doorlopen. Leerlingen kúnnen bij alle informatie, dus wil een leerling bij wijze van oefening toch graag een extra opdracht maken, is dat mogelijk. Uiteindelijk is het de bedoeling dat iedereen eenzelfde minimale eindniveau haalt maar hoger mag natuurlijk ook (convergente differentiatie). De schrijfopdracht is voor iedereen hetzelfde. Ook hier zullen niveauverschillen optreden bij het maken van deze opdracht. Dat is juist goed. Door leerlingen in groepjes te laten reflecteren en dit ook zo nu en dan klassikaal te doen, zien leerlingen elkaars schrijfproduct en zo leren ze van elkaar.

Er zijn verschillende klassikale momenten. Deze dienen voor het geven van theorie, modellen, voorbeelden laten zien, enthousiasmeren, reflectie en samenwerking.

De rol van de docent is een coachende. De docent vertelt wat het doel van de lessenserie is, hoe deze bereikt gaat worden, motiveert en geeft tussentijdse feedback. Als de klas zelfstandig aan het werk is, is er ruimte voor extra begeleiding aan groepjes die dat nodig hebben.

 

Planningsoverzicht

In schema ziet de planning er als volgt uit:

 

Toelichting planning

Afhankelijk van het onderwijsbehoefte van de groep, kun je de lessen naar eigen inzicht inplannen. Uiteraard start je wel met de introductieles. Daarna is het belangrijk dat ook de diagnostische toetsen worden afgenomen. Vanaf dat moment kun je naar eigen inzicht de volgorde van de opdrachten aanpassen.

Belangrijk is het om in ieder geval regelmatig kleine schrijfopdrachten in te plannen waar leerlingen op reflecteren en waarmee ze kunnen zien dat ze steeds beter worden in schrijven.

De extra lessen op het gebied van deelvaardigheden, kun je tussendoor inplannen of als huiswerk opgeven. Leerlingen die deze vaardigheden nog niet beheersen, werken aan de deelvaardigheden. Leerlingen die deze vaardigheden wel beheersen, krijgen een verdiepende opdracht.

Als een rode draad loopt dan de grotere schrijfopdracht erdoorheen. Deze kan met tussenpozen worden aangeboden. Het leert leerlingen dat het goed is schrijfwerk af en toe te laten liggen en weer op te pakken. Met een frisse blik kijk je dan weer naar je eigen schrijfprodukt en verbetert deze. Ook deze opdracht kan deels thuis gemaakt worden.

De lessenserie wordt afgesloten met een summatieve toets. Afhankelijk van de afspraken op school kun je deze met de rubric beoordelen of er een cijfer voor geven, gebaseerd op de toetsmatrix.

NB: klassen met een laptop kunnen de Wikiwijs via hun computer volgen, de diagnostische toetsen met Formative maken, hun schrijfopdracht in Word maken en deze inleveren op een Padletpagina die je hiervoor aanmaakt. Voor klassen die met boeken werken, kun je de Wikiwijs als een PDF uitprinten. De diagnostische toetsen kunnen ze via hun mobiel maken, thuis of via de printversie (het nabespreken kun je dan klassikaal doen). De schrijfopdrachten maken ze dan in hun schrift, met een definitieve versie op inleverpapier.

Toetsmatrix

De toets is gebaseerd op onderstaande taxonomie.

 

Toetsmatrix schrijven op basis van taxonomie van Bloom voor afsluitende toets      
             
  Kennis Inzicht Toepassing Analyse Evaluatie Creatie
(reproductie-vragen) (begrips-vragen) (oplossen, gebruiken) (onderzoeken, concluderen) (beoordelen, reflecteren) (zelf bedenken)
Tekstopbouw: de tekst heeft een opbouw met inleiding-kern-slot. De inhoud staat op de goede plaats.           Schrijf een informatieve tekst over de reddingsbrigade (thema NN helden). Gebruik hierbij de feiten uit het kader. De tekst is bedoeld voor leerlingen van groep 7/8 van de basisschool. Met de tekst wil je duidelijk maken wat een helden er werken bij de reddingsbrigade. Alle feiten gebruikt: 5 punten. Een inleiding-kern-slot: 3 punten. Alle informatie op de juiste plaats: 2 punten. Totaal 10 punten.
Alinea's: de leerling schrijft in alinea’s. Elke alinea heeft een eigen deelonderwerp. Verbanden tussen alinea's worden duidelijk aangegeven.           Vul eerst het schrijfschema in. Geef per alinea aan welk deelonderwerp je gaat bespreken. 4 punten
Verwijswoorden: de leerling gebruikt signaalwoorden en verwijswoorden goed. Een enkele fout kan voorkomen.     Tekst zonder verwijswoorden: vervang de herhaalde woorden door de juiste verwijswoorden. 2 punten.   Twee teksten beoordelen: 1 met en 1 zonder signaalwoorden. Welke tekst is beter en waarom? 2 punten  
Schrijfdoel: het doel van de tekst is duidelijk. De tekst is goed afgestemd op het schrijfdoel.         Na schrijven tekst laten toelichten: vind je dat je doel goed overkomt in je tekst? Geef 2 argumenten. 2 punten. Invullen in schrijfschema. 2 punten
Afstemming op publiek: de leerling past woordgebruik en toon goed aan het publiek aan.       Twee tekstjes geven. Voor welke doelgroep zouden deze zijn geschreven? Waar kun je dat uit opmaken? Noem steeds 2 argumenten. 4 punten.    
Woordenschat: de leerling varieert het woordgebruik goed. Hij/zij maakt soms nog fouten met uitdrukkingen. Verbind de woorden met de juiste betekenis (5 woorden.   Schrijf drie tot vijf zinnen waarin je de volgende woorden op samenhangende wijze gebruikt: …., ….., daardoor, dus. 2 punten.      
Leesbaarheid: De leerling maakt de tekst goed op. Hij/zij gebruikt in brieven de juiste layout. Hij/zij gebruikt bij artikelen, werkstukken en verslagen titel en tussenkopjes.           De geschreven tekst bevat een titel en tussenkopjes. 1 punt aftrek op de totaalscore van de tekst per missend item.
Spelling: de leerling levert een tekst om met weinig spelfouten (max. 3). Dit geldt niet voor dyslecten.   Waarom is het belangrijk om goed op de spelling te letten als je iets schrijft? Noem 2 argumenten. 2 punten.       De geschreven tekst bevat maximaal 3 spelfouten. Indien meer, een halve punt aftrek per 2 spelfouten.
Totaal aantal punten per item 2 2 4 4 4 16
             
Totaal aantal punten: 32. Bij 22 goed een 6.            

Materialen

Basismaterialen lessenserie

De leerlingmaterialen zijn te vinden op: http://maken.wikiwijs.nl/81995/Schrijven. In de lessenserie zitten Formative-toetsen. Klik hier voor een instructie voor het gebruik van Formative. Als je voor de leerlingen een klas aanmaakt, kun je Formative inzetten voor de toetsanalyse (zie de instructie).

Overige materialen:

PPT 1e les

Overzicht lesmaterialen, TPack, toetsmatrix.

Spellingsdictee: zie Word document hieronder. De spellingstoets moet worden voorgelezen. De antwoorden worden door de leerlingen in Formative getypt of in hun schrift geschreven. In Formative is automatisch nakijken mogelijk. Een foutanalyse is te maken met het overzicht in het document.

 

Open bestand Spellingdictee

Open bestand Voorbeeld proefwerk

Aan het eind van de serie lessen is het goed om nog één keer een afsluitende diagnostische toets af te nemen. Leerlingen controleren hiermee of ze alle benodigde stof voor de toets beheersen en krijgen de gelegenheid zelf te kiezen voor een extra oefening. Zo zullen leerlingen zeker met een gerust hart de toets in gaan!

De toets is gemaakt met Google Forms. Kopieer dit formulier naar je eigen account, deel de link met je leerlingen en analyseer de binnenkomende resultaten.

Deze PPT kun je gebruiken om deze toets te introduceren en leerlingen inzicht te geven in de toetsing. Ervaring leert dat leerlingen hier zorgvuldiger naar kijken, vlak voor een toetsmoment en dat nog even herhalen van de criteria meer rust geeft. Terwijl leerlingen zelfstandig werken, kun je zelf gedifferentieerd aan het werk met kleine groepjes, bijvoorbeeld om nog wat aanwijzingen te geven of een spellingsafspraak te oefenen, enzovoort.

Extra lesmaterialen

Hieronder vind je lessuggesties die je kunt gebruiken om leerlingen aan het schrijven te krijgen. Dit zijn de opdrachten die je voor de extra schrijflessen kunt gebruiken, naast de grote schrijfopdracht.

Writing prompts: korte, aansprekende opdrachten om in één minuut aan het schrijven te raken: http://passievoorschrijven.nl/korte-schrijfopdrachten-krijgen-jou-wel-schrijven/ (even doorscrollen naar de links met suggesties). Dit helpt leerlingen om over hun barrière heen te stappen. Ideaal voor leerlingen die denken dat ze niet kunnen schrijven.Afbeeldingsresultaten voor korte strip

Stripverhaal: neem een strip naar keuze en maak de tekstballonetjes blanco met Tipex. Laat nu de leerlingen zelf de tekst invullen. Zo komen ook de minder taalvaardige leerlingen tot schrijven!

Animatiefilmpje: laat leerlingen een filmpje zien (bijvoorbeeld: https://www.youtube.com/watch?v=L9gD79aDIeg&list=PLT2j3Z0Usvm8p3TlsDSdk8Bc3qZGMe_ag) zonder geluid. Laat ze nu zelf de tekst erbij schrijven. Natuurlijk spreken ze die dan ook in. Zo oefenen ze ook meteen hun stemgebruik.

Props: dit is een groepsopdracht. Neem een aantal voorwerpen mee. Laat elk groepje een voorwerp kiezen en een verhaal schrijven over dat voorwerp. Dat kan zijn waar het vandaan komt, wat ermee gebeurd is, waar het geweest is, enzovoort.

Kletsdobbelstenen: ze zijn te koop in de winkel maar je kunt ze ook zelf maken: dobbelstenen met plaatjes erop (dat kan zijn van sprookjesfiguren, dieren, enz.). Verdeel de leerlingen in groepjes. Laat elk groepje een setje dobbelstenen gooien. Over de plaatjes die bovenop komen te liggen moeten ze een verhaaltje schrijven.

Schrijven met emotie: met deze lessugesties krijg je leerlingen aan het schrijven waarbij ze hun emotie uitdrukken.

Rubricforall: als leerlingen eenmaal wat meer zicht krijgen op hoe teksten in elkaar zitten en de Rubric begrijpen, is het heel effectief om ze de rubric voor elkaar te laten invullen. Op deze wijze komt peer-feedback tot stand. Leerlingen helpen elkaar en krijgen daardoor zelf ook meer inzicht.

 

 

 

 

Verantwoording

De lessenserie schrijven is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en onze overtuiging dat iedereen kan leren schrijven!

De uitgangspunten en onderbouwing kun je hieronder lezen. Voor wie meer wil weten over schrijfdidactiek hebben we een literatuuroverzicht opgenomen.

Vooraf

Bij het ontwerp van deze blended leeromgeving hebben we de volgende uitgangspunten in acht genomen:

  • Een krachtige ICT-leeromgeving is alleen mogelijk als de technologie in orde is (Slobbe & Ast, van, 2016).
  • Leerlingen moeten al een basisvaardigheid in ICT hebben anders leidt het af van het beoogde doel (Questier, 2015).
  • Een interessant onderwerp draagt bij aan de motivatie. Als leerlingen enthousiast zijn, kunnen ze moeilijkheden beter          overwinnen (Nelis & Sark, 2014 en Questier, 2015).
  • Ingebouwde (en dus directe) feedback draagt ertoe bij dat leerlingen langer geconcentreerd kunnen werken aan een taak en meer gericht zijn op het leren (Cornelissen & Groenendijk, 2015).
  • Verwerkingsvragen stellen draagt ertoe bij dat de inhoud beter beklijft (Nijman & Verstraete, 2014).
  • In schrijfdidactiek is het beter om je te richten op het proces dan op het resulaat (Pullens, 2008),

Differentiatie

Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen een taak beter uitvoeren als ze de overtuiging hebben dat ze in staat zijn de taak tot een goed einde te brengen (Baaij, 2011). Dit zelfvertrouwen komt bij een aantal leerlingen niet vanzelf. Een gebrek aan zelfvertrouwen kan belemmerend werken: een leerling begint met moeite aan de taak, denkt dat het niet zal lukken, maakt fouten en versterkt daarmee zijn zelfbeeld. Met behulp van informatietechnologie kan het zelfbeeld beïnvloed worden (Russe & Pike, 2014). ICT heeft de mogelijkheid om tussentijds feedback te geven. Door directe, positieve feedback kunnen leerlingen langer aan de taak werken en zijn ze geneigd meer door te zetten. Uit een praktijkstudie blijkt dat als leerlingen zicht krijgen op hun groei, dat bijdraagt aan een positief gevoel over zichzelf.

Motivatie is een belangrijke voorwaarde om taken tot een goed einde te brengen. Het is mogelijk om leerlingen te enthousiasmeren voor schrijven door aan te sluiten bij de interesse, leerlingen zelf verantwoordelijk te maken voor hun leerproces, vertrouwen te geven, samen te werken en het nut duidelijk te maken van de taak (Guthrie, 2008). Menselijke autonomie en sociale verbondenheid zijn nodig voor optimaal leren (Van der Helden & Bekkering, 2015). Nelis & Van Sark (2014) ondervroegen leraren en pubers over motivatie. Uit hun verhalen blijkt steeds weer dat autonomie als heel belangrijk wordt ervaren: zelf invloed kunnen uitoefenen op je leerproces. Dit leidt tot een grotere motivatie.

Niet iedereen leert even makkelijk. De verschillen in leervermogen zijn groot, ook op het VO. Door passend onderwijs is er ook steeds meer diversiteit in de klas zichtbaar. Zo zijn er leerlingen met autisme die moeite hebben een taak te overzien en in kleine stukken op te delen of leerlingen met ADHD die moeite hebben met concentratie. Mens, Boonstra & Tjallema (2013) geven inzicht in aanpakken die werken om het leervermogen te vergroten. Zij beschrijven de belangrijkste ‚sleutels‘ die zorgen dat informatie in ons lange-termijn-geheugen komt: leerdoelen vaststellen en benoemen, voorkennis ophalen, herhalen, voorbeelden geven, markeren (aangeven wat bereikt is en wat nog gaat komen), clusteren (kennis groeperen tot betekenisvolle gehelen), opdelen (informatie in hapklare brokken aanbieden), visualiseren (zichtbaar maken van leerstof, instructie, strategieën en afspraken), schakelen (verandermomenten in lessituaties helder aangeven) en feedback geven (uitkomst leergedrag en prestaties terugkoppelen). Bij het inrichten van deze blended leeromgeving, hebben we zoveel mogelijk steun willen bieden aan de docent om dit mogelijk te maken. De leerkracht zal leerlingen goed door de verschillende lesfasen moeten begeleiden. Het directe instructiemodel biedt hier handvatten voor. De leerkracht doet er goed aan het doel van de les uit te leggen (wat, hoe, waarom), te modellen, leerlingen zelf te laten experimenteren met strategieën en vervolgens met hen te reflecteren op wat werkt voor hen. Smale-Jakobs & Harskamp (2013) waarschuwen voor het simpelweg aanleren van stappenplannen. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat een te eenzijdige nadruk op strategieën/stappenplannen onvoldoende leerrendement oplevert. Minstens zo belangrijk is het stimuleren van de motivatie. Van doorslaggevend belang echter is de leerkracht en de mate waarin deze in staat is in te spelen op de verschillen in leervermogen van de leerlingen (Vernooij, 2007).

Voordelen van ICT in het onderwijs zijn dat ze leerproblemen kunnen overbruggen, de leerefficiëntie verhogen en kunnen inspelen op een leervoorsprong of achterstand (Questier, 2015). Nadelen zijn er echter ook: werken op internet maakt de verleiding groot om teksten te kopiëren/plakken zonder er echt over na te denken. Ook is de kans op afleiding groot omdat op de achtergrond bijvoorbeeld facebookmeldingen opflitsen. Daarnaast kan het langdurig zitten achter een scherm fysieke problemen opleveren. Problemen met de techniek kunnen leiden tot meer tijdverlies. Het kan ook leiden tot een ‚leuk‘ gebruik zonder dat het leerproces er echt bij gebaat is. Het vereist veel kennis van de leerkracht. De leerlingen moeten goed weten wat betrouwbare bronnen zijn, anders komen ze makkelijk in aanraking met ‚foute‘ informatie. De docent zal zorgvuldig moeten inspelen op signalen uit de groep.

Verantwoording toetsing

Uitgangspunt

Hoewel veel leerlingen schijnen te denken dat schrijven een talent is dat je hebt of niet, is goed leren schrijven voor iedereen weggelegd. Natuurlijk zijn er wel gradaties mogelijk (goed-beter-best). Schrijfdidactiek vraagt dan ook een gedifferentieerde aanpak vanuit het besef dat niet alle leerlingen hetzelfde nodig hebben (Pullens, 2009). Op dat uitgangspunt is deze lessenserie gebaseerd. Er zijn leerlingen die bepaalde deelvaardigheden nog niet beheersen en leerlingen die dat wel doen. Er zijn leerlingen die heel creatief schrijven en leerlingen die al bij voorbaat dichtslaan. Daarvoor is gedifferentieerd lesmateriaal ontwikkeld. Wat voor ons vooral belangrijk is, is dat leerlingen plezier gaan krijgen in schrijven. Dat plezier moeten wij, leerkrachten, zien over te dragen. Er zijn verschillende opdrachten en werkvormen in de docentenhandleiding opgenomen die hierop gericht zijn. De docent kan kiezen welke vorm bij zijn/haar klas past. Leerlingen hebben op verschillende momenten zelf de mogelijkheid om te kiezen voor een bepaald type opdracht en voor de inhoud van hun tekst. Door leerlingen autonomie te geven, wordt hun zelfvertrouwen gesterkt (Nelis & Sark, 2014). Bovendien zal een leerling meer plezier beleven aan het werk als het vanuit een eigen keuze wordt gedaan. Voor schrijven vinden we dat uitermate belangrijk. Als leerlingen met tegenzin aan een schrijfopdracht beginnen, is de creativiteit geblokkeerd en komt er maar zelden een acceptabel niveau tot stand. In de toets is ook een woordenschatdeel opgenomen. Deze schrijftoets volgt op een begrijpend leestoets. Besloten is om dezelfde elementen terug te laten komen, zowel de woordenschat als de theorie over onderwerp, hoofdgedachte en doelgroep. Zo beklijft het beter én zien leerlingen ook het verband tussen lezen en schrijven. De criteria in de toets zijn gebaseerd op het referentieniveau 2F wat past bij 2VWO.

Toetsing

Als uitgangspunt voor het beschrijven van vaardigheden hebben we de Rubric van het SLO genomen. We gebruiken deze tijdens de lessen om leerlingen bewust te maken van de groei die ze doormaken. De rubric vullen ze in aan het begin én aan het eind van de lessenserie. Als we samen met de leerlingen zichtbaar kunnen maken dat ze groeien, zijn we al heel tevreden. Er is tegenwoordig veel discussie over het geven van cijfers. Leerlingen zouden teveel gericht zijn op cijfers in plaats van op het ontwikkelen van vaardigheden. We volgen de discussie op de voet, onder andere via de facebookpagina ‘leren zonder cijfers’. De lessenserie zou goed zonder cijfers gebruikt kunnen worden. Het organiseren van feedback en feedforward en het controleren of de leerdoelen zijn behaald, is ingebouwd in de lessenserie.  Leerlingen schrijven een tekst over een zelfgekozen onderwerp en geven elkaar feedback daarop. Ons schoolsysteem vraagt echter ook om het opleveren van cijfers. We hebben daarom ook een absoluut einddoel vastgesteld. Met de lessenserie zouden deze doelen voor iedereen haalbaar moeten zijn. We hechten eraan dat de docent vooral ook de Rubric inzet om leerlingen bewust te maken van hun groei.

Rechtvaardigheidsanalyse

We hebben onze toets met zorg samengesteld. Leerlingen hebben zich een deel van de kennis eigen kunnen maken in de lessenserie begrijpend lezen die voorafging aan de schrijflessen. Tijdens de schrijflessen vormde die kennis de basis waarmee ze hun schrijfvaardigheid ontwikkelden. De toets meet wat er tijdens de lessen is behandeld. Leerlingen weten van tevoren aan welke eisen hun schrijfproduct moet voldoen en welke kennis en vaardigheden ze daarvoor nodig hebben. Dit is vastgelegd in het lesmateriaal. Ze oefenen met het schrijven van teksten én met de benodigde deelvaardigheden. De toets is daarmee een bevestiging van wat ze zich in het voortraject eigen hebben gemaakt. Dat maakt het voor leerlingen heel transparant. Ze weten wat ze kunnen verwachten en ook wat ze moeten weten en kunnen. In een planningsoverzicht houden ze zelf bij welke vaardigheden ze beheersen en aan welke vaardigheden ze nog moeten werken. Dat weten ze door de formatieve toetsen die ze maken en de feedback die ze krijgen. Doordat de toets aansluit op het onderwijs dat vooraf is gegeven, is deze ook valide (Bonset, 2015). Dat wordt ook geborgd omdat de leerlingen bekend zijn met de schrijfdoelen in de toetsopdracht. Deze zijn al eerder getoetst bij begrijpend lezen. Daarnaast kennen ze ook de publieksgroep. Ze moeten schrijven voor groep 7/8 van de basisschool. Dat ligt nog dichtbij genoeg om zich daar iets bij voor kunnen stellen. De criteria voor beoordeling zijn dezelfde als die tijdens het leerproces worden gehanteerd. De betrouwbaarheid wordt geborgd door het antwoordmodel. Hierin staat aangegeven wat wel of niet goed wordt gekeurd. Ook is er een checklist van elementen die beoordeeld moeten worden met een puntentelling. Onderdelen zijn tekstopbouw, spelling en interpunctie, formulering, doelgerichtheid en publieksgerichtheid. In het formatieve traject zitten ook al toetsmomenten. Deze formatieve en summatieve toetsen geven tezamen een betrouwbaar beeld. Leerlingen hebben in het voortraject veel geoefend, zodat ze vaardig genoeg zijn om de toets binnen de twee lesuren te maken. Dat maakt de toets haalbaar.

Bronnen

We kunnen de volgende literatuur van harte aanbevelen:

  • Ministerie van Economische Zaken en Onderwijs en Wetenschappen (1982). Onderwijs en informatietechnologie, zitting 1981/1982 Tweede Kamer der Staten-Generaal. Den Haag: SDU.
  • Michael Fullan, M. (2012): ‘Stratosphere’ over de verbindende kracht van technologie, pedagogie en veranderkunde. Canada: Pearson.
  • Bakker, K. (1998). De digitale revolutie in het onderwijs. Den Haag: SMO.
  • Nelis, H. & Sark, Y. van (2014). Motivatie binnenstebuiten. Utrecht: Kosmos Uitgevers.
  • Mens, M. & Boonstra, M. & Tjallema, M. (2013). Breinsleutels. Rotterdam: CED-groep.
  • Verstraete, I. & Nijman, K. (2016). Handboek leren leren voor het voortgezet onderwijs. Huizen: uitgeverij Pica.
  • Berben, M. & Teeseling, M. van (2015). Differentiëren is te leren, omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs. Utrecht: EDG Media.
  • Slobbe, P. van & Ast, M. van (2016). Kleppen Dicht! Effectief leren met ICT. Huizen: Uitgeverij Pica.

Artikelen

  • Cornelissen, R. & Groenendijk, R. (2015). Apps in taallessen, hoe het gebruik van apps leerlingen kan helpen met hun taalvaardigheid. Levende Talen Magazine, nummer 6, september 2015, 4-9.
  • Van Eunen, K. (2015). Op reis over het internet. Levende Talen Magazine, nummer 6, september 2015, 46.
  • Pullens, T. (2008). Van product naar proces. Stand van zaken van het schrijfonderwijs op de Nederlandse basisschool. Tijdschrift Taal, jaargang 1, nummer 2, 2008, 12-16.

Internetbronnen

 

  • Het arrangement Schrijven-docentenhandleiding is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anja Schoots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-08-09 14:13:52
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Het leerlingenmateriaal bij deze handleiding is te vinden op                    

    http://maken.wikiwijs.nl/81995/Schrijven

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Toelichting lessenserie + onderbouwing
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Schoots, Anja. (z.d.).

    Schrijven

    https://maken.wikiwijs.nl/81995/Schrijven