Inleidende informatie

Schrijven is een proces van denken, schrijven, reflecteren, herschrijven, perfectioneren, afronden.

Naast het kennen van de conventies, is vooral de houding van leerlingen heel belangrijk. Zij moeten bereid zijn steeds weer te schaven aan een tekst, het doel voor ogen houden en aansluiten bij de doelgroep.

Het zijn vooral die houdingsaspecten die het voor sommige leerlingen moeilijk maken. Om het benodigde doorzettingsvermogen op te brengen, hebben leerlingen tussentijdse positieve feedback nodig.  

Toetsing

Tijdens het leerproces worden er verschillende formatieve toetsen gemaakt. Deze toetsen testen zowel de theoretische kennis en de toepassing hiervan als de hogere denkvaardigheden zoals evalueren en creëren. Het creëren weegt uiteindelijk het zwaarst. In de eindtoets is hiermee de helft van het totaal aantal punten te verdienen.

Leerlingen krijgen vooraf zicht op de toetsmatrix. Zo weten zij waar ze naar toe werken en hoe zwaar de verschillende onderdelen tellen. In de leeromgeving kunnen ze steeds weer terugschakelen naar theoretische informatie die nodig is om een bepaald doel te bereiken. Alles is onderverdeeld in handige kopjes in een menu dat bij elke stap in het proces zichtbaar is.

Lesopbouw

Gezamenlijk én persoonlijk

De lessenserie begint met een introductie op de lessenserie en een eerste opdracht. De tweede les bestaat uit het maken van diagnostische toetsjes en een vervolgopdracht. De diagnostische toetsen maken zichtbaar welke verschillen er in de groep zijn op het gebied van deelvaardigheden in het schrijfproces. Om in te spelen op de verschillen zijn er verschillende oefeningen voor deelvaardigheden. Zo is er bijvoorbeeld een aantal oefeningen en een toets voor spelling, maar ook voor het gebruik van signaalwoorden. Leerlingen die hier direct al goed op scoren hoeven deze oefeningen niet te maken. De scores van de diagnostische toets kunnen ingevoerd worden in een Excelbestand (zie ‘Materialen’). Hieruit rolt automatisch een overzichtje van het leerpad dat de betreffende leerlingen dan moeten doorlopen. Leerlingen kúnnen bij alle informatie, dus wil een leerling bij wijze van oefening toch graag een extra opdracht maken, is dat mogelijk. Uiteindelijk is het de bedoeling dat iedereen eenzelfde minimale eindniveau haalt maar hoger mag natuurlijk ook (convergente differentiatie). De schrijfopdracht is voor iedereen hetzelfde. Ook hier zullen niveauverschillen optreden bij het maken van deze opdracht. Dat is juist goed. Door leerlingen in groepjes te laten reflecteren en dit ook zo nu en dan klassikaal te doen, zien leerlingen elkaars schrijfproduct en zo leren ze van elkaar.

Er zijn verschillende klassikale momenten. Deze dienen voor het geven van theorie, modellen, voorbeelden laten zien, enthousiasmeren, reflectie en samenwerking.

De rol van de docent is een coachende. De docent vertelt wat het doel van de lessenserie is, hoe deze bereikt gaat worden, motiveert en geeft tussentijdse feedback. Als de klas zelfstandig aan het werk is, is er ruimte voor extra begeleiding aan groepjes die dat nodig hebben.