Thema: Reddende luiers h45

Thema: Reddende luiers h45

Introductie

Wat ga je doen?

Jullie gaan:

  • Engage: nader onderzoek doen naar een luier.

  • Explore: brandwerende onderdelen nader bekijken.

  • Explain: je verdiepen in materialen en uitzoeken wanneer een materiaal water goed vasthoudt.

  • Elaborate: wat je geleerd hebt in een andere situatie toepassen.

  • Evaluate: evalueren wat je geleerd hebt.

In de tabel staat hoeveel lessen je hier ongeveer mee bezig bent.
Je hoort van je docent of en hoe je een precieze planning maakt.
Ook hoor je van je docent hoe je wordt beoordeeld.

Activiteit

 

Max. aantal lessen

Engage

Activiteit 1

1

Explore

Activiteit 2

1

Explain

Activiteit 3

1

 

Activiteit 4

0.5

 

Activiteit 5

0,5

 

Activiteit 6

1

 

Activiteit 7

0,5

 

Activiteit 8

0,5

 

Activiteit 9

1

 

Activiteit 10

0,5

 

Activiteit 11

0,5

Elaborate

Activiteit 12

1

Evaluate

 

1

 

Totaal

10

Teamboekje

Je hoort van je docent hoe je gaat samenwerken.
In het teamboekje maak je opdrachten.

Zorg ervoor dat bij elke activiteit er duidelijk één leerling schrijver is. Hij of zij zorgt ervoor dat antwoorden die jullie samen bedenken, worden opgeschreven in het teamboekje.

Dit teamboekje blijft op school en is voor de docent ter inzage.

Antwoorden schrijf je óók zelf op in een eigen schrift of in een digitaal bestand. Het teamboekje lever je aan het eind in bij de docent. Het wordt beoordeeld.

Download hier het Teamboekje Reddende Luiers .

Wat ga je leren?

Bij elk nieuw thema gaan we nu de domeinen behandelen die als bekend worden geacht op je eindexamen. Deze eisen kun je terugvinden op deze site.
Je gaat leren:

Inhoudelijk

  • Subdomein B2: Eigenschappen en modellen. Je kunt macroscopische eigenschappen van een stof of materiaal in relatie brengen met deeltjesmodellen.
  • Subdomein B4: Bindingen, structuren en eigenschappen. Je kunt op basis van kennis van aanwezige structuren en de bindingen in en tussen deeltjes een macroscopische eigenschap van een stof of materiaal verklaren.
  • Subdomein E1: Kenmerken van innovatieve processen. Je kunt in innovatieve processen het gebruik van structuur-eigenschappen-relaties ten minste in de context van materialen, geneesmiddelen of voeding, herkennen en beschrijven.

Vaardigheden

  • Subdomein A1: Informatievaardigheden gebruiken. Je kunt doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken.
  • Subdomein A5: Onderzoeken. Je kunt in contexten instructies voor onderzoek op basis van vraagstellingen uitvoeren en conclusies trekken uit de onderzoeksresultaten. Je maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
  • Subdomein A7: Modelvorming. Je kunt in contexten een probleem analyseren, een adequaat model selecteren en modeluitkomsten genereren en interpreteren. Je maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
  • Subdomein A11: Redeneren in termen van context-concept. Je kunt 1) in leefwereld-, beroeps- en technologische contexten chemische concepten herkennen en gebruiken en 2) op basis daarvan voorspellingen doen, en berekeningen en schattingen maken.
  • Subdomein A12: Redeneren in termen van structuur-eigenschappen. Je kunt 1) macroscopische eigenschappen in relatie brengen met structuren op meso- en microniveau en daarin aspecten van schaal herkennen en 2) omgekeerd vanuit structuren voorspellingen doen over macroscopische eigenschappen.

Engage

Activiteit 1

Zoals je in de inleiding hebt gelezen, ga je het materiaal in luiers verbeteren zodat een brandwerend product ontstaat.

Als productontwikkelaar moet je op veel dingen letten om te weten te komen hoe een gebruikte luier werkt als brandwerend materiaal. Je moet weten hoe zo’n luier in elkaar zit en wat er bijvoorbeeld verandert als de luier nat wordt.

Onderzoek hoe een luier in elkaar zit en hoe het kan dat een gebruikte luier niet brandt. Werk in je groepje samen. Ieder groepje krijgt een luier.
Vraag de docent om eventuele hulpmiddelen. Maak alle opdrachten in jullie teamboekje.

Aan de slag 1: Tekening - teamopdracht
Bekijk de luier goed. Maak een grote, duidelijke tekening van een opengevouwen droge luier. Zorg ervoor dat de verschillende onderdelen goed in je tekening te zien zijn. Geef ieder onderdeel een zinvolle naam. Vermeld ook de afmetingen.

Aan de slag 2: Tekening opengeknipte luier - teamopdracht
Knip nu de droge luier open. Bekijk en teken de onderdelen die je nog niet had gezien.
 

Aan de slag 3: Onderzoek van de luier - teamopdracht
Om erachter te komen welke delen van de luier eventueel als brandwerend materiaal kunnen functioneren, moeten de onderdelen onderzocht worden. Onderzoek daartoe tussen verschillende delen het verschil tussen ‘nieuw’ en ‘gebruikt’. Gebruik hiervoor water.

  1. Knip stukjes uit verschillende delen van de luier.
  2. Leg deze stukjes in water.
  3. Bekijk de stukjes goed.
  4. Noteer de gegevens in de tabel in je teamboekje.
  5. Trek daarna conclusies uit je waarnemingen.


Aan de slag 4: Opnamecapaciteit - teamopdracht
Als je de hele tabel hebt ingevuld, vraag je een nieuwe luier en maak de volgende vragen.

  • Bepaal de massa van de droge luier:
    mdroog= ......... g
  • Vul vervolgens de luier maximaal met water. Doe dit met een maatcilinder zodat je bij kunt houden hoeveel mL water opgenomen wordt.
    De luier kan ......... mL water opnemen

Explore

Activiteit 2

In activiteit 1 heb je onderzocht welke onderdelen van de luier ervoor zouden kunnen zorgen dat een natte luier niet verbrandt. In deze activiteit zet je je kennis op een rijtje en formuleer je onderzoeksvragen. Zo leer je zelf vragen stellen:
• Wat weet je over gebruikte luiers?
• Welke nieuwe kennis heb je nodig om een brandwerend middel te ontwikkelen?

Aan de slag 5: Kennis op een rijtje - teamopdracht
In deze opdracht word je geholpen met het structureren van je opgedane kennis en wat je nog te weten moet komen. Beantwoord daartoe de vragen en schrijf ze op in jullie teamboekje.

  1. Wat ben je inmiddels te weten gekomen? Welke conclusies trek je over de luier? Waardoor denk je dat een gebruikte luier brandwerend is? (Geef een korte omschrijving, of een schema).
  2. Wat moet je te weten komen om dit vraagstuk slim aan te pakken? Een aantal vragen zijn al geformuleerd. Bedenk zelf nog een paar vragen waar je antwoord op moet hebben om een goed materiaal te ontwikkelen.
    • Hoe komt het dat de luierkorrels zoveel water opnemen?
    • Zijn er nog andere materialen die dat ook kunnen?
    • Waar komen de luierkorrels vandaan? Wat is de grondstof?
    • Zijn deze korrels goed of slecht voor het milieu?
    • etc.

Explain

Activiteit 3

Introductie
In deze explainfase ga je nieuwe kennis verwerven door je verder in de materialen te verdiepen.

Doe dit op de volgende manier:

  1. Zoek naar verschillende materialen voor het brandwerende middel. Verzamel gegevens en doe ervaring op.
  2. Orden
    • Wat weet je al over het opnemen van water door de materialen, de brandwerende eigenschappen en de herkomst van materialen?
    • Welke nieuwe kennis is nodig om het product goed te ontwerpen?

  3. Heb je al genoeg argumenten om de contextvraag te beantwoorden?

Luierkorrels zijn brandwerend omdat ze zoveel water kunnen opnemen. Het vastgehouden water voorkomt dat de ontbrandingstemperatuur wordt bereikt.
Zijn er andere materialen die dat beter of minstens zo goed kunnen?

In deze activiteit onderzoek je systematisch de wateropname en brandwerendheid van een aantal stoffen. Dit onderzoek kan op twee manieren uitgevoerd worden.

Vraag aan je docent welke methode jullie gaan gebruiken.

Activiteit 3 - methode 1

Aan de slag 6: Methode 1 - teamopdracht
Met deze methode ga je erachter komen wat de brandwerende eigenschappen van materialen en mengsels van verschillende materialen met water zijn. Dit doe je door gebruik te maken van een porseleinen schaaltje (smeltkroes).

Benodigdheden
Porseleinen schaaltje
Stopwatch
Gasbrander
Verschillende stoffen (staat in de tabel in jullie teamboekje)

Werkwijze

  1. Doe een schep van een bepaald materiaal in een porseleinen schaaltje (smeltkroes). Zie de lijst in het teamboekje.
  2. Houd de brander met een zacht ruisende vlam er 2 seconden boven en haal de brander er twee seconden vanaf. Kijk wat er gebeurt.
  3. Herhaal het bovenstaande totdat er niets meer aan het materiaal verandert. Noteer de totale tijd.
  4. Noteer de waarnemingen in de tabel in het teamboekje.

Activiteit 3 - methode 2

Aan de slag 6: Methode 2 - teamopdracht
Om hetzelfde te onderzoeken, kan je ook deze methode gebruiken. Hierbij maak je gebruik van papieren 'bootjes'.

Benodigdheden
Papier om bootjes van te vouwen
Stopwatch
Tang
Gasbrander
Bak (met water om (brandend) afval in te gooien)

 


Werkwijze 

  1. Knip uit gewoon papier een aantal brede stroken.
  2. Vouw dit strookje over de lengte dubbel en vouw aan de linkerkant het papiertje om, zodat je een driehoek aan deze kant krijgt. Niet dit omgevouwen deel met twee nietjes vast. Je hebt dan een soort ‘bootje’.
  3. Vul dit ‘bootje’ een keer met water, en met de mengsels van water en de verschillende materialen die in de tabel in jullie teamboekje staan.
  4. Als de mengsels nog niet klaarstaan, bepaal dan zelf hoe je het materiaal en het water mengt en in welke hoeveelheden.
  5. Houd vervolgens het gevulde ‘bootje’ in de vlam van een brander of waxinelichtje. Je kan de tang gebruiken om het bootje vast te pakken.
  6. Meet de brandtijd. Kijk goed wat er gebeurt. Noteer brandtijd en waarnemingen nauwkeurig in de tabel in jullie teamboekje.

Activiteit 3 - Overzicht materialen

Je hebt de brandwerendheid van verschillende materialen onderzocht.
Maak een overzicht en selecteer één of meerdere materialen voor een brandwerend middel.

Aan de slag 7: Overzicht materialen - teamopdracht
Je hebt de brandwerendheid van verschillende materialen onderzocht. Maak een overzicht van de opgedane kennis over de stoffen en selecteer één of meerdere materialen die geschikt zijn als een brandwerend middel. Vul hiertoe de tabel in jullie teamboekje in.

Maak hierbij gebruik van bron 1.

Bron 1: overzicht van materialen nader bekeken.

Activiteit 4

In deze activiteit onderzoek je drie materialen: wol, katoen en luierkorrels.

Aan de slag 8: Wateropname - teamopdracht
In deze opdracht gaan jullie uitzoeken wat de wateropname van verschillende stoffen is. Leg hierbij de drie materialen wol, katoen en luierkorrels naast elkaar. Laat alle materialen zoveel mogelijk water opnemen en kijk daarna of je het water er weer uit kunt knijpen. Vul de tabel in jullie teamboekje in en beantwoord de vragen.

 

  1. Vul de tabel in.
    Materiaal % water opgenomen ten opzichte van afgewogen materiaal % water opgenomen na uitknijpen ten opzichte van afgewogen materiaal Welk materiaal neem het meeste water op? Welk materiaal houdt het best water vast?
    Wol        
    Katoen        
    Luierkorrels        

  2. Welk materiaal bindt water het sterkst als het materiaal water heeft opgenomen?
  3. Waar denk je dat het water zich in de materialen bevindt?


Aan de slag 9: Structuren - teamopdracht
Bestudeer de structuren in bron 2 en vul de tabel in jullie teamboekje in. Schrijf vervolgens je conclusies op in jullie teamboekje. Beschrijf hierbij de mesostructuren met woorden zoals; in/tussen vezels, poriën, hechten aan, opnemen etc.

Bron 2: elektronenmicroscoopfoto’s van luierkorrels, wol en katoen

Activiteit 5

Aan de slag 10: Wateropname andere stoffen - teamopdracht
In deze activiteit onderzoek je de wateropname van andere materialen dan wol en katoen. Deze worden ook vergeleken met luierkorrels.

Benodigdheden
Alginaat, luierkorrels, behangplaksel
Plastic bekertjes
Water
Balans (1 decimalig)

Werkwijze

  1. Maak mengsels van de verschillende stoffen met water. Van je docent hoor je in welke verhouding je de stoffen moet mengen.
  2. Onderzoek of je het mengsel makkelijk kunt overschenken in een bekertje.
  3. Onderzoek of de mengsels stroperig of gelvormig zijn
  4. Noteer je waarnemingen in de tabel in jullie teamboekje en schrijf je conclusie op.

Activiteit 6

In activiteit 4 heb je de wateropname van wol, katoen en luierkorrels onderzocht. Luierkorrels kunnen veel meer water opnemen dan wol en katoen. Vervolgens heb je foto’s van de mesostructuren bekeken. In luierkorrels zitten gaten maar het is onmogelijk dat al het water in de gaten gaat zitten. Waar blijft het water dan?

In activiteit 5 heb je ontdekt dat door de toevoeging van water aan behangplaksel en alginaat er stroperige, gietbare mengsels ontstaan. Met luierkorrels ontstaat een gel. Dat komt omdat de luierkorrels het water als het ware vasthouden.

Waarom kunnen sommige stoffen en materialen veel meer water opnemen dan andere? Waarom is een mengsel van water met behangplaksel of alginaat wel gietbaar en een mengsel van water met luierkorrels niet?


Om deze vragen te kunnen beantwoorden, maken we kennis met modellen. Modellen zijn bedoeld om een (eenvoudige) systematische weergave te geven van iets om daardoor eigenschappen te kunnen verklaren. Je kunt er echter ook voorspellingen mee doen. Handig, want zo kun je voorspellen of een materiaal geschikt is voor een bepaalde toepassing.

Maak Aan de slag 11 t/m 14 in jullie teamboekje. Download de opdrachten hier nogmaals. Maak bij het beantwoorden van de vragen gebruik van bron 3.

Bron 3: Meer modellen, dieper bekeken

Activiteit 7

In activiteit 6 heb je kennis gemaakt met modellen. Deze modellen kunnen helpen te verklaren waarom het ene materiaal water beter bindt dan het andere.

Aan de slag 15: Kennis op een rijtje - teamopdracht
In deze opdracht word je opnieuw geholpen met het structureren van je opgedane kennis en je wordt geholpen met een conclusie trekken. Met behulp van modellen ga je een stof kiezen, die water nog beter vast kan houden. Noteer al jullie antwoorden in jullie teamboekje.

  1. Wat weet je inmiddels? Zet overzichtelijk alle plussen en minnen op een rijtje: welke modellen kies je als de beste materialen voor het brandwerende middel? Tip: kijk nog eens naar de tabellen bij activiteit 3.

    Materiaal/stof Geschikt als wateropnemend brandwerend middel
    (+, +/-, -)
    Herkomst grondstof – evaluatie van duurzaamheid (+, +/-, -) Model om de structuur van de stof te beschrijven; maak een duidelijke tekening
           
           
           
           
           

  2. Wat is je conclusie?
    Heb je suggesties om met behulp van de modellen een nog betere stof te kiezen? Schrijf je conclusie als een structuur–eigenschap-relatie;
    Als ….[eigenschap(pen)] …. dan ….. [structuur(en)]
  3. Welke van je deelvragen (contextvragen) van ‘ Aan de slag 5: Kennis op een rijtje’ heb je nu beantwoord? In welke mate?
    Moeten er nog andere contextvragen beantwoord worden voor je zelf slim aan de slag kunt?

Activiteit 8

De brandweerman in Florida ontdekte dat de gebruikte luiers niet waren verbrand. Hij verbaasde zich erover en bedacht een nieuwe toepassing.

Aan de slag 16: Parels van alginaat – teamopdracht
In deze module zoek je naar een duurzaam brandwerend middel dat gemaakt is van natuurlijke materialen. Misschien kan het materiaal dezelfde eigenschappen krijgen als luierkorrels. Het behangplakselpoeder of alginaatpoeder moet dan worden aangepast, zodat er een gel wordt gevormd. De schrijvers van deze module zochten met de zoeksleutels ‘alginaat’ en ‘crosslinks’ naar artikelen op internet. Ze vonden een interessant verslag van leerlingen van het Mater Dei College uit Leuven (bron 4).

  1. Lees bron 4. Aan de verschillende stoffen wordt calciumchloride toegevoegd. Wat is de functie van calciumchloride?
  2. Bedenk een reden waarom bolletjes van cola en schweppes zonder koolzuur stabieler zijn dan bolletjes van cola en schweppes met koolzuur?
Bron 4: Parels van alginaat: de nieuwe kaviaar.

Activiteit 9

Uit bron 5 blijkt dat alginaat met calciumchloride mooie bolletjes vormt. In deze activiteit wordt alginaat verder onderzocht. Hiervoor worden alginaat en calciumchloride in verschillende verhoudingen gemengd. Het product dat ontstaat, wordt getest op overschenkbaarheid (zie activiteit 5) en brandwerendheid (zie activiteit 3).

Er wordt uitgegaan van verschillende alginaatoplossingen (1%, 0,5% en 0,25%). Ook wordt er uitgegaan van verschillende calciumchloride-oplossingen (1%, 0,5%, 0,25%).

De alginaatoplossing wordt met een injectiespuit gedruppeld in een calciumchloride-oplossing. Zoals je in bron 5 kunt lezen, worden er dan bolletjes gel gevormd. Deze bolletjes ga je bestuderen.

Bron 5: Op maat maken’ van de hoeveelheid crosslinks in luierkorrels.
Lees eerst de bron.
Hierna ga je een practicum, bestaande uit twee delen, doen. In het eerste deel onderzoek je wat de invloed van verschillende concentraties alginaat- en calciumchloride-oplossingen is. In het tweede de brandwerendheid van het materiaal. Dit practicum staat op de volgende pagina's maar moet je invullen in je teamboekje. Je kan de opdracht ook hier nogmaals downloaden en uitprinten.

Activiteit 9 - Practicum werkwijze deel 1

Aan de slag 17: Practicum ‘Crosslinkers’ – teamopdracht
Nu je weet dat alginaat met calciumchloride mooie bolletjes vormt, gaan we alginaat verder onderzoeken. Voer hierbij het volgende practicum uit in tweetallen en vul jullie waarnemingen in de tabel. De crosslinker die wordt gebruikt, is calciumchloride (CaCl2, zie bron 5). Spreek met je docent(e) af of jullie de verschillende alginaat- en calciumchloride-oplossingen zelf maken of dat de TOA dit doet.

Benodigdheden
Alginaat, calciumchloride, water, bekerglazen, brander, zeefjes, tang, porseleinen bakje (smeltkroes) of papieren bootjes

Werkwijze (deel 1)
1. Doe 10 mL alginaatoplossing in een injectiespuit.
2. Druppel deze oplossing toe aan 100 mL calciumchloride-oplossing.
3. Haal de bolletjes met een zeefje uit de oplossing.
4. Bekijk de bolletjes met het blote oog of met een loep.
5. Noteer jullie resultaten in de tabel in jullie teamboekje.


Alginaat- oplossing Calciumchloride-oplossing Calciumchloride-oplossing Calciumchloride-oplossing
1% 0,5% 0,25%
1%
0,5%
0,25%

Variant op het experiment:
Spuit de alginaatoplossing net onder het vloeistofoppervlak. Hierdoor ontstaan draden of grotere bolletjes.

Activiteit 9 - Practicum werkwijze deel 2

Werkwijze (deel 2)
1. Test de brandwerendheid van het materiaal met één van de twee methodes beschreven bij 'Activiteit 3'.
2. Noteer jullie resultaten in de tabel.


Alginaat- oplossing Calciumchloride-oplossing Calciumchloride-oplossing Calciumchloride-oplossing
  1% 0,5% 0,25%
1%      
0,5%      
0,25%      

Noteer jullie conclusie ook in het teamboekje. Deel vervolgens jullie resultaten met andere groepje. Als er grote verschillen zijn, noteer ze dan.

Je krijgt nu een grote tabel met alle resultaten uit de klas. Geef antwoord op de volgende vragen:

  1. Welke combinaties geven goede bolletjes?
  2. Bij welke concentraties zijn niet of nauwelijks bolletjes gevormd?
  3. Welk materiaal is het meest brandwerend?
  4. Heb je de centrale contextvraag en alle deelvragen over deze module nu geheel beantwoord?

Activiteit 10

Aan de slag 18: Rapport schrijven – teamopdracht
In activiteit 9 heb je uitgezocht welke concentratie van alginaat en calciumchloride het meest geschikt is. Over deze activiteit schrijf je een rapport op dezelfde manier als in bron 5. Hiervoor kun je het schema gebruiken dat in het teamboekje staat. Je schrijft het rapport over het materiaal dat jullie zelf het beste vonden.

Activiteit 11

Aan de slag 19: Samenhang - teamopdracht
Beantwoord nu de contextvraag:
Hoe kun je van luiermaterialen een goed brandwerend middel maken?

Beschrijf uitvoerig en gedetailleerd hoe je van luiers een goed brandwerend middel kunt maken.
Geef argumenten waarbij je ook ingaat op structuur–eigenschapsrelaties. De volgende vragen helpen je hierbij:

  1. Hoe stellen jullie voor om dit brandwerende product te maken (geef precieze hoeveelheden)?
  2. De brandwerende eigenschappen worden als getest op wat voor een manier?
  3. Dit doen we omdat…
    (geef je argumenten met ‘structuur – eigenschaprelaties’; gebruik de woorden: ’ karakteristieke groepen’ en ‘crosslinks’)
  4. Zijn alle vragen (‘Aan de slag 5’, Activiteit 2 en ‘Aan de slag 14’, Activiteit 7) beantwoord?
  5. Zijn er nieuwe vragen die je mee wilt nemen naar een volgende module? Schrijf ze op.

Elaborate

Activiteit 12

Aan de slag 20: Zachte lenzen - teamopdracht
In deze activiteit gebruik je wat je geleerd hebt in een andere context.
Je krijgt de opdracht op zoek te gaan naar een goed materiaal voor zachte contactlenzen.

Dit materiaal moet aan een aantal eigenschappen voldoen. Het vermogen water op te nemen is een belangrijke eigenschap bij contactlenzen. De vocht laag functioneert als smeerolie tussen het oog en de lens. Het is ook belangrijk dat bacteriën en eiwitten zich niet hechten aan het oppervlak.
Bovendien moeten de lenzen bij het opnemen van water uit het traanvocht hun vorm behouden.
Lees eerst bron 6 en maak vervolgens de vragen. Schrijf de antwoorden op in jullie teamboekje.
Bron 6: Zachte contactlenzen.

Je bent op zoek naar mogelijk bruikbare materialen voor zachte lenzen.

  1. Noem drie eigenschappen die contactlenzen moeten hebben. Geef een overzicht van drie belangrijke (meso /micro )structuren in contactlenzen.
  2. Leg voor elk van de drie in de vorige vraag genoemde structuurelementen uit welke materiaaleigenschap, die voor een contactlens belangrijk is, wordt beïnvloed.

Iemand doet onderzoek naar bestaande contactlenzen en onderzoekt vooral vormvastheid en waterbindend vermogen.

  1. Stel dat het wateropnemend vermogen niet goed genoeg is. Leg uit hoe je contactlenzen meer water kunt laten opnemen.
  2. Stel dat de vormvastheid van de lens niet goed genoeg is. Leg ook uit hoe een contactlens beter de vorm kan behouden.

De ketenpolymeer, polyvinylalkohol, ontstaat uit een additiereactie.
Als monomeer gebruikt men het ethenol. De structuurformule van ethenol staat in de popup.

  1. Geef in een tekening weer hoe uit drie van deze monomeren een stukje polymeer ontstaat.

Ketenpolymeer

Evaluate

Evaluate

01 - individueel
Voor de evaluatie hebben we in het overzichtje in de Introductie van deze module één lesuur uitgetrokken, maar daarnaast is het nodig dat je ook thuis in je eentje studeert. Je zou met de docent kunnen afspreken dat je voor stap 1 en 2 eerst thuiswerk doet. De evaluatieles zelf bestaat dan uit twee delen. In deel 1 bespreek je je aantekeningen over onderdeel 1 en 2 met je buurman en verbetert die waar nodig. De docent helpt je als dat nodig is. In deel 2 van de les beantwoordt de docent klassikaal gestelde vragen of stelt zelf vragen. Daarna is het verstandig dat je thuis je aantekeningen definitief op orde maakt en nog een keer studeert.

Stap 1
Het doel van evalueren is achterhalen of je alles weet, begrijpt en kunt wat in een module centraal staat. Daarom is de eerste stap in het evaluatieproces dat je teruggaat naar ‘Wat ga je leren?’ (introductie) en daar de subdomeinen nog eens bekijkt. Hopelijk komen er dan onmiddellijk een aantal zaken in je hoofd op, die je zo kunt ‘oplepelen’.

Stap 2
Daarna ga je dat proces herhalen, maar nu systematisch. Je probeert per subdomein uit ‘Wat ga je leren?’ in je (digitale) aantekenschrift beknopt een voorbeeld te geven. Neem de tijd die nodig is. Voor de een is dat een half uur, maar voor een ander kunnen dat zo maar twee uur zijn. Als je klaar bent, pak je je aantekeningen en al het modulemateriaal erbij, om de voorbeelden verder met steekwoorden aan te vullen of te verbeteren. Bestudeer daarna ' Aan de slag 5, 15 en 19 ' in het teamboekje.

Stap 3
Bespreek je voorbeelden met een medeleerling. Help elkaar bij het leren begrijpen van eventuele moeilijke onderdelen van de leerstof. Als je ergens niet uitkomt, vraag dan de docent om hulp.

Stap 4
Als je daarna je aantekeningen op orde hebt, is het zaak dat je zorgt dat alle informatie geordend in je hoofd opgeslagen wordt. Daardoor neemt de kans toe dat je het bij een toets of proefwerk nog uit je hoofd kunt halen. Het is belangrijk dat je steeds meer tijd gaat besteden aan die zaken die voor jou het moeilijkste zijn. Wat je goed weet en begrijpt, vraagt weinig leertijd. Dit leerprincipe noemen we ‘steeds meer aan steeds minder’.

Examenvragen

Wil je oefenen met oudere examenvragen?

Log dan in bij ExamenKracht.

  • Het arrangement Thema: Reddende luiers h45 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2023-03-14 15:18:21
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor scheikunde voor havo/vwo leerjaar 4 en 5. De volgende onderdelen worden behandeld: macroscopische eigenschappen van een stof of materiaal in relatie brengen met deeltjesmodellen, bindingen, structuren en eigenschappen verklaren en kenmerken van innovatieve processen.
    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Materie; Scheikunde; Reactiviteit; Bindingen;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, binding, deeltjesmodel, havo/vwo 45, innovatief proces, macroscopische eigenschap, scheikunde, stercollectie, structuren