Smaaklessen Inspiratieboek Middenbouw

Aan de slag!

Hoe wordt sinaasappelsap gemaakt? Smaakt een biologische appel anders dan een gewone? Waarom is een volkorenboterham gezonder dan een witte? En wie durft rode appelmoes te proeven?

Smaaklessen is hét lesprogramma over voeding voor groep 1 tot en met 8 van de basisschool. Ervaren en beleven staan centraal. Door te proeven, ruiken, horen, voelen en kijken verkennen kinderen hun eten. Hiermee leren kinderen op jonge leeftijd gezonde en bewuste voedingskeuzes te maken.

U bevindt zich in het Inspiratieboek van Smaaklessen. Hierin vindt u allerlei concrete lesideeën die u naast de gewone Smaaklessen kunt gebruiken. Wilt u eerst de gewone Smaaklessen uitvoeren? Ga dan naar de lerarenhandleidingen.

Het inspiratieboek is opgedeeld in verschillende thema’s die te maken hebben met eten: smaak, voeding en gezondheid, eetgewoonten en cultuur, voedselbereiding, voedselproductie en productgroepen.

Hoe werkt het?

  1. Op deze pagina vindt u alle Inspiratieboek lessuggesties voor de middenbouw. (Klik hier voor de onderbouw of de bovenbouw)
  2. Klik op één van de thema’s in het linkermenu. Dit thema wordt nu uitgeklapt.
  3. U ziet een overzicht van alle lesactiviteiten die bij dit thema horen. In de naam van de lesactiviteit, ziet u direct met wat voor soort activiteit u te maken heeft (bijvoorbeeld: proeven, experimenteren, bewegen, knutselen).
  4. Klik op één van de activiteiten. U ziet nu een volledige beschrijving van de activiteit.
  5. Onderaan de lesactiviteit ziet u bij welke gewone Smaakles u hierbij kunt uitvoeren. Ga dus eventueel ook aan de slag met de bijbehorende Smaakles.
  6. U kunt er ook voor kiezen om te zoeken  in alle inspiratieboek suggesties. Typ dan uw trefwoorden in.

Zoeken

Doorzoek het hele aanbod van Smaaklessen. Zoek bijvoorbeeld op trefwoorden als 'aardappel', 'brood' of 'smaak'.

 

Consumentenaspecten

Wat kun je in de winkel kopen? Wat staat er precies op een etiket? Waar let je op als je boodschappen doet? En als je iets hebt gekocht, hoe zorg je dan thuis dat het ook goed blijft? Hoe voorkom je dat je eten verspilt? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Consumentenaspecten.

 

Experiment: Handen wassen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen worden zich bewust van hygiëne bij het omgaan met voedsel.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • potlood
  • pritt-stift
  • glitter
  • papieren handdoekje
  • twee geschilde aardappelen
  • twee bordjes
  • zeep
  • schone handdoeken
  • grote poster
  • tekengerei

 

Voorbereiding
Smeer een potlood in met lijm van een pritt-stift. Rol het potlood in glitteren laat hem dan drogen.

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over het belang van hygiëne bij het omgaan met voedsel. Wat is belangrijk voordat je gaat eten of eten gaat maken? Allereerst handen wassen!

Vraag de kinderen of ze weten waarom er altijd wordt gezegd dat je je handen moet wassen voordat je met eten omgaat. (Bacteriën en virussen kunnen je ziek maken. Ze zijn microscopisch klein, dus ook al lijken je handen schoon, je handen zitten er vol mee.) Laat nu het glitter-potlood rondgaan. Vraag ieder kind het potlood aan het kind naast hem te geven, totdat iedereen het heeft aangeraakt. Vraag de kinderen wat er gebeurd is met de glitter op het potlood. (Een klein beetje glitter gaf af op ieders handen.) Vraag de kinderen zich voor te stellen dat ieder glittertje een bacterie is. Vraag: ‘Zie je hoe makkelijk bacteriën zich kunnen verspreiden?’  Dit kan voorkomen worden door je handen te wassen, bijvoorbeeld nadat je op het toilet bent geweest, en zeker als je omgaat met voedsel!

Een leuk proefje om te zien of we schone of vieze handen hebben is het volgende:
Toon de kinderen twee geschilde aardappelen. Droog de aardappelen goed af en geef de eerste aardappel door, zodat alle kinderen hem hebben aangeraakt. Leg deze aardappel op een bordje en leg er een briefje bij: ‘ongewassen handen’. Laat vervolgens de kinderen allemaal hun handen wassen met zeep. Laat dan de tweede aardappel rondgaan. Leg daar ook een briefje bij: ‘gewassen handen’. Vraag de kinderen de aardappelen elke dag te bekijken en te vergelijken. Na een week zal de groei van bacteriën op de aardappel die betast is met ongewassen handen groter zijn dan op de andere!

Wat gebruik je bij het proeven? Je moet altijd schone messen, vorken en lepels gebruiken. Om alles goed schoon te kunnen houden gebruik je een schoon vaatdoekje en een schone theedoek. Wat mag wel en wat mag niet bij het proeven? Je mag niet met je vingers of met een vieze lepel in de schaaltjes en de proefbakjes. Gebruik altijd twee lepels: één algemene lepel om iets op jouw lepel te scheppen. Je proeft alleen met jouw lepel.

 

Aansluitende Smaaklessen
Groep 1-2

6. Gezond winkelen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Film: Conserveren

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken welke manieren er zijn om voedsel te bewaren.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen welke manieren van voedsel ‘goed houden’ ze al kennen.
Voedsel kan bederven omdat micro-organismen (bacteriën, virussen, schimmels en gisten) het voedsel aantasten. Hier kun je ziek van worden doordat je een ‘voedselinfectie’ krijgt. Je kunt dan last krijgen van diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, buikkramp en/of koorts. En dat willen we natuurlijk niet.

Er zijn allerlei manieren om eten te bewaren, zodat het langer goed blijft. Welke? Dat leren de kinderen in dit filmpje van School TV (2.52 minuut)

 

Geschiedenis: De kruidenier (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Film, geschiedenis
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waar er vroeger voedingsmiddelen gekocht werden.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen waar ze denken dat je vroeger je eten haalde. Vroeger waren er namelijk nog geen supermarkten.
Je boodschappen haalde je bij een kruidenier. In ieder dorpje was wel een kruidenier. Bekijk daarvoor het filmpje met de kinderen(2.38 minuut).

 

Praat over het filmpje na met de kinderen: Wat was er anders aan boodschappen doen vroeger? Wat kon je niet kopen? Wat lijkt je leuk van die tijd? Wat lijkt je lastig?

Groepsgesprek: Sperziebonen bewaren

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren waar en hoe eten bewaard moet worden.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • verse sperziebonen in een papieren of plastic zak
  • sperziebonen in een pot
  • sperziebonen uit de diepvries

 

Uitvoering

Laat de kinderen drie soorten sperziebonen zien: verse, in een pot en uit de diepvries. Vraag de kinderen naar de verschillen (kleur, smaak, bereidingstijd, prijs, houdbaarheid). Stel vragen als:

  • Hoe lang kunnen de boontjes in de pot bewaard worden?
  • Waar moet ik ze bewaren?
  • Hoe lang kunnen de boontjes uit de diepvries worden bewaard?
  • Waar moeten die bewaard worden?
  • Hoelang denk je dat de verse boontjes bewaard kunnen worden?
  • Waar moet ik die bewaren?

Draai de dop van de boontjes in een pot.

  • Hoelang kunnen de boontjes in de pot nú bewaard worden? (enkele dagen, als je ze koel houdt) Hoe komt dat? (omdat er zuurstof bij is gekomen)
  • Hoelang kan ik de bevroren boontjes bewaren als ik ze ontdooi? (Deze moeten meteen worden klaargemaakt.)
  • Hoe moet je verse boontjes bewaren? (Je kunt sperziebonen in een open plastic zak een paar dagen bewaren op een koele plaats of in je koelkast.)
  • Hoe kun je bepalen of iets veilig gegeten kan worden of niet? (houd je aan de informatie op het etiket, dus hóé je het moet bewaren en hoe láng je het kunt bewaren, ruik aan het eten, kijk naar de kleur, controleer de substantie, proef een klein beetje, schimmelgroei, knijp erin)
  • Welke zintuigen kunnen je allemaal daarbij helpen? (ruiken, zien, proeven, voelen)

 

Proeven: Slasaus

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen ontdekken verschillen en overeenkomsten in kant-en-klare slasaus en zelf gemaakte slasaus.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • fles kant-en-klare slasaus
  • ingrediënten om slasaus te maken (zie bijvoorbeeld onderstaande ingrediënten)
  • kom
  • maatbeker
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering

De kinderen gaan een kant-en-klare slasaus vergelijken met een zelfgemaakte slasaus. Neem hiervoor een duidelijk recept, bijvoorbeeld van internet, of gebruik onderstaand recept.

Laat de kinderen eerst in groepjes zelf slasaus maken. Daarna proeven ze beide sausjes en praten hierover na. Welke verschillen proefden, zagen en roken ze? Wat vonden ze lekkerder? Waarom? Hoe komt dat, denken ze?

Laat de kinderen het etiket van de slasaus lezen en vergelijken met de ingrediënten van het recept. Welke verschillen ontdekken ze? (In de saus zitten extra ingrediënten om ervoor te zorgen dat het niet schift en lang bewaard  kan blijven.) Wat is hetzelfde? Conclusie: Het is dus heel eenvoudig om zelf een sausje te maken. Je maakt zoveel als je nodig hebt, je weet precies wat er in zit en je hebt de kant en klare producten niet nodig.

 

Ingrediënten

50 ml karnemelk
75 gram mayonaise
60 ml biogarde
snuf selderijzout
klein scheutje appelazijn
scheutje appeldiksap
peper
groene kruiden (peterselie, selderij enz.), indien mogelijk vers
scheut citroensap

 

Bereidingswijze
Begin met de karnemelk. Hierna de selderijzout, appelazijn, appeldiksap, peper, kruiden en citroensap toevoegen. Alles goed mengen. Mayonaise toevoegen. Tenslotte de biogarde erdoor roeren.

 

Proeven: Soep koken vers of kant-en-klaar

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen ontdekken verschillen en overeenkomsten in kant-en-klare soep en zelf gemaakt soep.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • een pakje tomatensoep
  • een blik tomatensoep
  • keukenspullen (zie recept)
  • ingrediënten om zelf tomatensoep te maken (zie recept hieronder)
  • bekertjes (drie per kind)
  • drie pannen
  • kookplaat
  • houten lepels

 

Uitvoering

De kinderen gaan drie soorten soep met elkaar vergelijken: soep uit een pakje, soep uit blik en zelfgemaakte soep. Neem bijvoorbeeld groentesoep of tomatensoep.

Laat de kinderen eerst de drie soepen maken. Verdeel de klas in drie groepen, die ieder verantwoordelijk is om één van de drie soepen te maken.
Neem voor de zelf te maken soep het recept hieronder of een duidelijk recept bijvoorbeeld van internet. De soep uit blik hoeft alleen opgewarmd te worden en de soep uit een pakje moet gemengd worden met water en aan de kook worden gebracht.

 

Recept Tomatensoep
Keukenspullen:
snijplank
dunschiller
snijmes
blikopener
hapjespan
kookplaat
houten lepel
kom
zeef
Ingrediënten:
1 ui
1/2 winterpeen
1 eetlepel (olijf)olie
1 eetlepel suiker
1 blikje tomatenblokjes (400 g)
1 pot rundvleesbouillon met rundvlees (340 ml)
1 kruidenbuiltje voor vleesbouillon
1/2 zakje verse peterselie (à 30 g)
100 g rundergehakt
zout en peper
Bereiding

Ui pellen en snipperen. Wortel schoonmaken, wassen en in blokjes snijden. In braadpan olie verhitten. Ui en wortel 2 minuten zachtjes fruiten. Suiker erover strooien en al roerend laten smelten en iets laten kleuren. Tomatenblokjes met vocht erdoor roeren en 1 minuut meewarmen. Bouillon boven pan door zeef schenken (vlees bewaren). Toevoegen: 1 pot (van bouillon) water, kruidenbuiltje en helft van peterselie. Aan de kook brengen en 15 minuten zachtjes laten koken. Gehakt mengen met zout en peper en tot kleine balletjes draaien. Tomatensoep boven andere pan zeven. Gehaktballetjes en rundvlees (uit de pot bouillon) aan soep toevoegen, aan de kook brengen en soep nog 10 minuten zachtjes laten koken. Peterselie fijnhakken. Vlak voor serveren fijngehakte peterselie erover strooien.

 

Geef de kinderen een bekertje van ieder van de drie soepen. Laat ze de drie soepen vergelijken en hierover napraten. Welke verschillen proefden, zagen en roken ze? Wat vonden ze lekkerder? Waarom? Hoe komt dat, denken ze?

Laat de kinderen hierna het etiket van blik en pakje lezen en vergelijken met de ingrediënten van het recept. Welke verschillen ontdekken ze? (In de soep uit blik en in het pakje zitten extra ingrediënten om ervoor te zorgen dat de soep lang bewaard  kan blijven.) Wat is hetzelfde?

Spel: Bacteriën doden (op de computer)

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen denken via een computerspel na over hoe bacteriën onschadelijk worden gemaakt.
Duur 15 minuten per kind

 

Uitvoering
Laat de kinderen het computerspel ‘bac-vechten’ spelen. Daarin moeten ze proberen alle bacteriën in de keuken uit te schakelen. Dit is een spel dat individueel op de pc gespeeld kan worden, bijvoorbeeld als de kinderen iets voor zichzelf mogen doen.

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Spel: SuperShopper

Leskenmerken
Activiteiten Spel, computer
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen ontdekken wat allemaal invloed heeft op je koopgedrag.
Duur 15 minuten per kind

 

Uitvoering

Laat de kinderen individueel het spel Supershopper van het Voedingscentrum spelen. Daarin doen ze al hun boodschappen in de supermarkt en ontdekken hoe zij als shopper in elkaar zitten. Op speelse wijze passeren gezondheid, milieu, dierenwelzijn en eerlijke handel de revue.

Tip: Als u gaat koken met de kinderen is het leerzaam om hen zelf de boodschappen te laten doen! Ze maken hiervoor van tevoren een boodschappenlijst. Bespreek vooraf waar je op kunt letten als je besluit wat je koopt: hoeveelheden, verpakking, prijs, biologische of gewone producten…

 

Taal: Houdbaarheidsdatum

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren houdbaarheidsaanduidingen op voedingsmiddelen lezen en begrijpen.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende etiketten van voedingsmiddelen

 

Uitvoering

Hoe weet je of iets nog goed is om te eten? Vraag de kinderen of ze daar ideeën over hebben.

Laat de kinderen daarna verschillende etiketten bekijken. Op het etiket zoeken ze hoeveel dagen dit product nog houdbaar is. Snappen de kinderen hoe ze dit op het etiket moeten vinden en lezen?

Concludeer samen met de kinderen dat er verschillende aanduidingen zijn en bespreek wat deze betekenen:

  • te gebruiken tot (hierna kan het product niet meer worden genuttigd), 
  • tenminste houdbaar tot (hierna gaat de smaak achteruit, maar is nog steeds geschikt voor consumptie), 
  • uiterste verkoopdatum (daarna mag de winkel het niet meer verkopen. Hier is veel discussie over, want hoe lang kun je het dan thuis nog gebruiken?).

Laat nu de kinderen van een aantal producten het etiket opnieuw bekijken. Wat voor soort aanduiding staat hierop? Weten ze nu wat dat betekent?

 

Taal: Rijmpje

Leskenmerken
Activiteiten Zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over welke producten je waar koopt.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Leer het volgende rijmpje aan en laat een kind steeds een andere voedingsmiddel invullen. Kan de rest van de groep antwoord geven?

Broodjes koop ik bij de bakker
Groente bij de groenteman
Maar wie o wie kan mij vertellen
Waar ik …. kopen kan?
(rijmpje van: Eric van Os)

Speel ook een alternatieve versie van het bekende spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee...’.  Zeg: ‘Ik ga naar de … (bijvoorbeeld: groentewinkel) en ik koop…. (bijvoorbeeld: sla)’.

 

Eetgewoonten en cultuur

Eet iedereen hetzelfde bij het ontbijt? Waarom eten mensen in Azië met stokjes? Waarom eten mensen sprinkhanen? Wat is Koosjer eten? En hoe komt het dat mensen in andere landen zoveel sambal door hun eten kunnen doen zonder dat hun mond in brand staat? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Eetgewoonten en cultuur.

 

Groepsgesprek: Eenheidssmaak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de redenen dat wij eten.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • een multi vitaminepil

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over de reden waarom we eigenlijk eten. Prikkel de discussie met de volgende opening: Laat een vitaminepil zien en beweer: ‘Slimme mensen hebben deze pil ontwikkeld. In deze wonderpil zitten alle (voedings)stoffen die je per dag nodig hebt.’ Slik de pil door met wat water en zeg: ‘Dat is gemakkelijk. Nu hoef ik nooit meer boodschappen te doen, te bedenken wat ik allemaal moet eten, te koken, en ik hoef ook nooit meer aan tafel te zitten. Ik ben klaar!’

Vraag de kinderen dan of zij ook zo willen eten. Laat de kinderen klassikaal of in groepjes brainstormen over de vraag: ‘Waarom eten we eigenlijk? ‘ Doe dit in de vorm van een woordspin. Schrijf de zin op het bord en zet de antwoorden er omheen. Mogelijke antwoorden: eten is gezellig, eten is lekker, alles heeft zijn eigen smaak, eten is nodig om te leven, eten is nodig om gezond te blijven, eten is nodig om te groeien, eten ziet er allemaal verschillend uit, eten is nodig voor voedingsstoffen.

Tip: Het gebruik van een blender kan deze activiteit nog spectaculairder maken. Doe brood, rijst, melk, fruit, groenten, olie en thee of andere voedingsmiddelen uit de Schijf van Vijf in de blender. Mix alles en vraag aan de kinderen wie dit op wil drinken. Bespreek vervolgens de vraag: ‘Waarom eten we eigenlijk?' (Zie eerder genoemde antwoorden.)

 

Groepsgesprek: Eetgewoontes

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Tweetallen
Doel De kinderen ontdekken elkaars eetgewoontes.
Duur 30 minuten

 

Uitvoering

Laat de kinderen in tweetallen elkaar vragen stellen over hun eetgewoontes. Ze bedenken eerst vragen die ze aan hun maatje willen stellen. Tijdens de interview schrijven ze elkaars antwoorden op. Denk aan vragen als:

  • Hoe laat eten jullie meestal?
  • Wat eten jullie ‘s avonds het vaakst?
  • Waar eten jullie ’s avonds?
  • Moet je altijd je bord leegeten?
  • Wie beslist er wat er gegeten wordt?
  • Wat eet je in het weekend?
  • Help je met koken?
  • Wat eet je als het feest is?
  • Zijn er dingen die jullie thuis nooit eten?

Bespreek de interviews na: Had je verwacht dat jullie antwoorden hetzelfde zouden zijn? Welk verschil vond je een verrassing? Welke feestdagen vieren jullie thuis? Wat eten jullie dan? Welke eetgewoonte van je maatje (of een andere klasgenoot) zou je wel willen uitproberen?

 

Groepsgesprek: Feesten en hun traktaties (met filmpjes)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, werkstuk
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen leren over feesten en hun traktaties, ook uit andere landen. 
Duur Klasgesprek: 20 minuten, werkstuk: meerdere dagen een uur

 

Benodigdheden
  • zak pepernoten of speculaasjes

 

Uitvoering

Laat de kinderen een zak pepernoten of speculaasjes zien. Vraag de kinderen wat het is. Wanneer eten we dit? (van oudsher hoort dit bij Sinterklaas) Wat eten we nog meer met Sinterklaas? (chocoladeletters, marsepein, strooigoed) Welke feestdagen zijn er nog meer? (Besteed hierbij aandacht aan zowel feesten die van oudsher in Nederland voorkomen zoals Sinterklaas, Kerst, Pasen en Oud en Nieuw, als aan feesten die uit andere culturen komen zoals het Suikerfeest (Islamitisch feest na afloop van de Ramadan), Diwali (Hindoestaans Licht Feest) en Pesach (Joods Paasfeest).) Laat de keuze hiervan afhangen van de culturele samenstelling van de klas.

Kunnen de kinderen bedenken welke speciale dingen op deze feestdagen worden gegeten? (Op het Suikerfeest worden er allerlei zoete koekjes en taartjes gebakken, zoals lokum (turks fruit). Bij Diwali is het traditie om tijdens het hoofdgerecht zoete rijst te eten, gekookt in kokosmelk. Er worden ook veel snacks gegeten zoals poories (gefrituurde gevulde broodjes) en mithai (flapjes met zoete pompoen en nootjes). Met Pesach eten ze ongezuurd brood, dus zonder gist, zoals matzes.)

Wat vinden de kinderen een leuk feest? Waarom? Hoe vieren ze het thuis en/of op school? In dit gesprek moet ruimte zijn voor de kinderen om te praten over eten en genieten ervan en over gewoontes uit andere culturen.

In de volgende aflevering van Willem Wever (25.33 minuut) wordt uitgelegd wat koosjer eten inhoud.

In dit filmpje van School TV (1.37 minuut) wordt uitgelegd wat Suikerfeest is:

 

Laat de kinderen nu in tweetallen of groepjes een werkstuk maken over één of meer culturele aspecten die te maken hebben met eetgedrag. Elke groepje kan bijvoorbeeld een godsdienst kiezen (zoals Jodendom, Islam, Boeddhisme en Hindoeïsme) en uitzoeken welke speciale gebruiken er binnen deze godsdienst zijn. Of ze kiezen een feestdag uit (zoals Nowruz (Iranees Nieuwjaar), Suikerfeest, Pesach (Joods Pasen) en Holi (Hindoefeest)) en zoeken uit welk voedsel speciaal is voor deze feestdag. Ook kunnen ze kiezen voor een bepaald land en haar maaltijdpatronen.
De werkstukken kunnen worden uitgewerkt op grote vellen of als powerpoint en aan elkaar gepresenteerd en opgehangen worden.

 

Groepsgesprek: Durf eens iets nieuws!

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over waarom het goed is om regelmatig iets nieuws te proberen.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Voer een leergesprek over wat de kinderen eten in de pauze en tussen de middag. Stel vragen als: Wat eet je meestal in de pauze/tussen de middag? Wie eet er altijd hetzelfde? Zijn dit producten die gezond zijn (uit De Schijf van Vijf) of zijn het extra’s? Waarom is het goed om niet altijd hetzelfde te eten? (Eén van de voedingsregels in de Schijf van Vijf zegt dat het gezond is om gevarieerd te eten.) Concludeer met de kinderen dat het belangrijk is om regelmatig wat nieuws te proberen. Zo breid je lijstje met mogelijkheden langzaam uit!

Laat ieder kind nadenken over wat ze zouden willen veranderen in hun eetpatroon of graag een keer willen uitproberen. Ze kunnen bijvoorbeeld een nieuw soort fruit meenemen naar school als pauzehap of thuis een nieuw zetmeelproduct zoals couscous uitproberen. Schrijf deze voornemens op een briefje en hang ze op een plek in de klas op. Vraag na enkele weken: Wie heeft zijn voornemen ook daadwerkelijk uitgevoerd? Hoe beviel dat?

 

Aansluitende Smaaklessen

Klik hier voor alle Smaaklessen »

Groepsgesprek: Multiculturele traktaties

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren over buitenlandse gewoontes van een gast in de klas.
Duur 30 minuten

 

Voorbereiding

Nodig een ouder of andere volwassene uit een andere cultuur uit in de klas. Die kan wat komen vertellen over traktaties uit zijn/haar cultuur en de bijbehorende feestdag. Bereid het bezoek voor en vraag de kinderen in groepjes vragen te bedenken die ze willen stellen aan de gast.

 

Uitvoering
Misschien kan aan het eind van het bezoek één van die lekkernijen vervolgens ook gemaakt worden in de klas! Zoals Pogaça, een traditionele Turkse lekkernij, die men onderweg naar school of werk warm bij de bakker koopt, of 's middags bij de thee neemt.

 

Recept Pogaça's
Keukenspullen:
oven
kom
bakplaat en bakpapier
vork/lepel om te mengen
Ingrediënten:
200 gram yoghurt ( liefst Turkse of Griekse)
100 gram olijfolie
2 eieren ( 1 eigeel bewaren om mee te bestrijken)
2 theelepels bakpoeder
500 – 600 gram bloem
200 gram Turkse feta, verkruimeld
dille, fijngehakt
50 gram zwarte olijven, zonder pit in stukjes
sesamzaad
Bereiden

Verwarm de oven voor op 175° C. Meng alle ingrediënten in een kom, maar houd het sesamzaad en 1  eigeel apart. Breng op smaak met zout en peper, voorzichtig met het zout, want de feta is al zout. Maak met je handen of een lepel kleine hoopjes deeg op een met bakpapier belegde bakplaat. Bestrijk de pogaça's met eigeel en strooi er sesamzaad op. Zet ze 40 - 50 minuten in de oven tot ze mooi goudbruin zijn.

 

Tip: Download/bestel de multiculturele traktatiekalender bij de NIGZ (€ 5 exclusief verzendkosten per set van 3 exemplaren)(bestelnummer OJ031244).

Groepsgesprek: Sprinkhanen en andere griezelige voeding (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat insecten ook eetbaar zijn.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Bekijk zonder voorbereiding met de kinderen het filmpje ‘Insecten eten is niet eng’ (4.10 minuten): 

 

Praat vervolgens hier met de kinderen over verder: Zou jij sprinkhaan of meelworm durven proberen? Waarom wel/niet? Waarom wordt het eten van insecten aangemoedigd? (Het eten van sprinkhanen en meelwormen is beter voor het milieu dan vlees eten! Ze zijn goede vleesvervangers!) Lust je slakken (escargots) of mosselen? Wat zouden mensen uit andere landen misschien ‘eng’ of ‘raar’ vinden als ze horen wat wij in Nederland eten? (rauwe haring met ui, varkenspoot in de erwtensoep, garnalen, mosselen)

Tip: Bekijk eens dit leuke, griezelige boekje over vreemde eetgewoonten uit andere landen.

 

Koken: Muntthee maken (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen proeven echte muntthee.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • 25 gram verse muntblaadjes
  • 4 eetlepels suiker
  • 1 liter kokend water

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat Marokkanen echte theeleuten zijn! Voor gasten wordt groene thee met munt op een speciale manier gezet. Laat zien hoe dat gaat in het volgende School TV filmpje (1.46 minuut)

 

Maak daarna met de kinderen muntthee zoals ze dat in Marokko doen: Doe 25 gram verse muntblaadjes en 4 eetlepels suiker in een grote theepot van 1 liter. (Wijs erop dat je beter niet zoveel suiker kunt nemen. Dat is niet zo gezond.) Giet er vanaf een hoogte 1 liter kokend water over. Laat de thee met een deksel op de pot circa 4 minuten trekken. Schenk de thee in glazen en zet in elk glas een takje verse munt. 

Opmerking: In Marokko wordt deze thee traditioneel in glazen geserveerd met een vers takje munt in elk glas.
Geniet van de thee samen en vraag ze daarna wat ze van de smaak vinden.

Proeven: Sambalbrand

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren van alles over sambal.
Duur 45 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten sambal (zoals sambal manis, sambal brandal en sambal badjak)
  • 20 rode pepers
  • zout
  • eventueel wegwerphandschoenen
  • vijzel of foodprocessor
  • roerstokjes
  • bruine suiker
  • stukjes brood

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat deze activiteit gaat over sambal. In veel landen wordt eten pittig gemaakt met sambal. Weten de kinderen waar sambal van wordt gemaakt? (chilipepers is de basis) Laat een chilipeper zien. Praat met de kinderen over wat ze van sambal vinden. Eten ze het weleens? Vinden ze het lekker? Weten de kinderen wat je kunt doen als je mond in brand staat na het eten van iets scherps (zoals sambal)? (Water werkt niet! Een hapje bruine suiker of een stukje brood blust de hete sensatie.) Neem de proef straks op de som en laat kinderen na het eten van een hapje sambal de ‘brand’ proberen te blussen met water en daarna met een stukje brood of een hapje bruine suiker.

Maak nu zelf sambal met de kinderen. Het is namelijk helemaal niet moeilijk. Hak 20 rode pepers en 2 theelepels zout samen tot een moes, bijvoorbeeld in een foodprocessor. Je kunt het ook in een vijzel fijnwrijven. Let op: pas op als je de pepers in je handen hebt gehad, want vooral de zaadjes zijn scherp! Wrijf dus niet in je ogen! Tip: Doe een paar wegwerphandschoenen aan.

Vraag de kinderen of ze meerdere soorten sambal kennen. Voor veel kinderen zijn alle typen sambal hetzelfde. Niets is echter minder waar! Laat de kinderen een aantal soorten sambal zien. De sambal die ze zelf gemaakt hebben is sambal oelek. Maar er bestaan bijvoorbeeld ook sambal manis, sambal brandal en sambal badjak.

Nu mogen de kinderen de verschillende soorten proeven en vergelijken. Dit doen ze met behulp van roerstokjes. (Voor iedere sambal een schone!) Welke verschillen proeven ze? Welke vinden ze het scherpst? Welke vinden ze het lekkerst? Laat ze de ‘brand’ een keer proberen te blussen met water, een keer met een stukje brood en daarna met een schepje bruine suiker.

 

Smaak

Wat is Smaak? Wat zijn de hoofdsmaken? Hoe moet je proeven? Welke zintuigen heb je? Smaken blauwe pannenkoeken anders dan gewone? Durf je nieuwe soorten eten te proeven? Hoe komt het dat je eten soms eerst niet lekker vindt, maar na een aantal keer proeven wel? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Smaak.

 

Bewegen: Basissmaken (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de smaken van verschillende producten.
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • ruimte: speel- of gymzaal

 

Uitvoering

Bekijk met de kinderen het volgende filmpje (15.32 minuut) waarin topkok Pierre de Wind uitlegt wat proeven is en wat de basissmaken zijn:

 

Speel vervolgens het volgende spel:

Vraag de kinderen door elkaar te gaan lopen in de zaal. Roep steeds een van de uitspraken over smaak, zoals ze hieronder staan. Als het waar is wat u roept, blijven de kinderen door de zaal lopen. Als u iets roept dat niet waar is, gaan de kinderen snel op de grond zitten.

Waar of niet waar?
Een druif is zout.
Chips is zout.
Een citroen is zuur.
Melk hoort zuur te zijn.
Spruitjes zijn bitter.
Een appel is zuur én zoet.
Patat is zoet.
Thee zonder suiker smaakt bitter.
Aardbeien zijn zoet.
Een ijsje is zout.

Experiment: Aroma's ruiken

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen leren wat aroma’s zijn en waar ze voor dienen.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • enkele flesjes met aroma’s, bijvoorbeeld van Baukje (vanille, citroen,  koffie), verkrijgbaar bij de bakafdeling van de supermarkt
  • stickers

 

Voorbereiding
Zet de flesjes met aroma klaar en plak er etiketten op met nummers zodat de kinderen niet weten wat ze gaan ruiken.

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze weten wat het woord ‘aroma’ betekent (geur). Waar worden aroma’s in voedingsmiddelen voor gebruikt? (ze worden toegevoegd aan eten om er extra geur aan te geven)

Laat de kinderen dan in groepjes de verschillende aroma’s ruiken, ze proberen op te schrijven welke geuren ze herkennen.

Leg daarna uit dat aroma’s vaak worden toegevoegd aan voedingsmiddelen. Aardbeiaroma wordt bijvoorbeeld toegevoegd aan Yokidrink Aardbei en aan aardbeienijs. Waarom worden aroma’s vaak toegevoegd aan voedingsmiddelen? (Om de smaak van een product te versterken, want geur helpt de smaak, zeker als er weinig echte aardbei in zit.)

 

Experiment: Blauwe pannenkoeken

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren dat als eten niet de juiste kleur heeft, je lichaam moeite heeft om te accepteren dat het lekker kan zijn.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • pannenkoekmix of kant-en-klare pannenkoekmix in schudfles
  • groene of blauwe voedingskleurstof (te koop in toko’s en kookwinkels)
  • koekenpan
  • kookplaat
  • stroop en/of poedersuiker

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze van pannenkoeken houden. Wat voor pannenkoeken vinden ze lekker? Houd je van pannenkoeken met stroop of poedersuiker? Hoe zien heerlijke pannenkoeken eruit?

Maak samen met de kinderen daarna het pannenkoekbeslag. Doe er vervolgens de groene of blauwe kleurstof bij. Leg uit dat dit voedingskleurstof is: volkomen ongevaarlijk en smaakloos. Bak samen met de kinderen pannenkoeken van het beslag  waar wat groene of blauwe kleurstof aan toegevoegd is.

Vraag de kinderen wat er met je gebeurt als je de blauwe of groene pannenkoeken ziet? Zien ze er lekker uit? Je weet dat ze gewoon naar pannenkoek zullen smaken, maar toch… Laat iedereen die durft vervolgens een stukje blauwe pannenkoek proberen!

 

Experiment: De neus proeft

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren dat het vooral de neus is die zorgt dat je proeft.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • enkele zakjes vanillesuiker

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hoeveel geuren ze denken dat de neus kan herkennen (tussen de 4.000 en de 10.000 geuren!). Hoeveel smaken herkent de tong? (slechts de vier hoofdsmaken: zoet, zuur, bitter en zout en drie andere smaken: umami, metaalachtig en zeepachtig) Concludeer met de kinderen dat het dus vooral de neus is die proeft. Het bewijs wordt geleverd als je verkouden bent: Hoe goed proef je als je verkouden bent? (Slecht, het slijmvlies in de neus zit dicht en kan geen geurstofjes herkennen. Daarom proef je dan ook veel minder.)

Laat de kinderen een zakje vanillesuiker zien. Dit is speciale suiker gemengd met vanille (denk aan de smaak van vanille ijs) die in taarten e.d. wordt gebruikt. Laat de kinderen nu een beetje vanillesuiker proeven. Eerst met de neus dicht, daarna met de neus open. (Je tong herkent de grote lijnen van een smaak, maar je neus kent alle details. Bij vanillesuiker proeft je tong het zoet van de suiker, maar je neus ruikt de vanille.)
Conclusie: Zonder je neus zou je eten heel saai smaken!

Hoe doet je neus dat: ruiken?
Als je gewoon inademt brengt de luchtstroom de geurstoffen vanzelf naar je neus. In je neusholte zit een klein stukje slijmvlies dat geurstofjes kan herkennen. Het zit boven in neus en wordt ook wel het reukepitheel genoemd.
Laat op het digibord een dwarsdoorsnede van de neus zien en wijs aan waar het slijmvlies zit.

 

Experiment: Hoe klinkt vers?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat producten die niet meer vers zijn veranderen van structuur.
Duur Voorgesprek: 10 minuten, daarna: enkele minuten per dag

 

Benodigdheden
  • appel
  • krop sla
  • boterham
  • cracker of beschuitje
  • cracottes (een halve per kind)

 

Voorbereiding
Haal wat cracottes (voor ieder kind een halve) uit de verpakking en laat ze in een dag hun knapperigheid verliezen.

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens cracottes eten. Laat de doos zien. Hoe smaken cracottes? (lekker licht en knisperig) Waarom zitten cracottes in plastic? (Laat zien in de doos.) (om ze knapperig te houden) Geef de kinderen ieder een halve cracotte. Hoe smaakt hij? (slap, niet knapperig) Wat is er gebeurd? (ze zijn te lang uit de verpakking en niet meer vers) Besluit met de kinderen dat de knapperigheid en structuur van een voedingsmiddel afhangt van hoe vers het is.

Voer dan de volgende proef uit met de kinderen:
Leg een appel, een krop sla, een boterham en een cracker of beschuitje onafgedekt op een kast in het lokaal. Kijk iedere dag met de kinderen naar de producten. Hoe zien ze eruit? Hoe voelen ze? Conclusies: Een niet-verse krop sla wordt steeds slapper en dus minder knapperig en sappig. Hetzelfde geldt voor een oude appel. Een beschuitje dat niet afgesloten is bewaard, wordt slap. Bij het kauwen geeft hij niet veel geluid meer. Brood wordt juist droger en harder als je het onafgedekt bewaart.

 

Experiment: Hoe voelt dat?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen ervaren dat voedingsmiddelen verschillend kunnen aanvoelen.
Duur Ontdekhoek: 10 minuten per tweetal, nabespreking: 10 minuten

 

Benodigdheden
  • blinddoek
  • verschillende voedingsmiddelen die anders aanvoelen (zoals een tomaat (glad), een kiwi (harig), sinaasappel (ruw), pinda (bobbelig), een vis (glibberig))
  • eventueel een zandloper

 

Uitvoering

Doe verschillende voedingsmiddelen in een dichte doos en zet deze in de voelhoek neer. Verdeel de groep in tweetallen.

Laat de duo’s om beurten plaatsnemen in de voelhoek. Eén van de kinderen doet een blinddoek voor. Het andere kind kiest een voedingsmiddel en laat het ‘blinde’ kind deze voelen. De ‘blinde’ probeert te vertellen wat hij voelt. Daarna wisselt het tweetal van blinddoek en kiest het andere kind een voedingsmiddel voor het ‘blinde’ kind. Ze mogen dit 10 minuten doen. Gebruik bijvoorbeeld een zandloper om de tijd zichtbaar te maken.

Als alle kinderen in de ontdekhoek zijn geweest stalt u alle producten uit in de kring en bespreekt u hun ervaringen na. Wat voelde je allemaal? Had je snel door wat je in je handen had? Vond je het moeilijk om te voelen en te raden? Gebruikte je soms andere dingen van je lijf om je te helpen? (neus, mond) Welke dingen voelden lekker aan? Hoe voelden die aan dan? Welke dingen voelden niet lekker aan? Lust je alles dat je voelde?

 

Experiment: Planten en kruiden koppelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen proberen door alleen te ruiken verse en gedroogde kruiden met elkaar te matchen.
Duur 10 minuten (per tweetal)

 

Benodigdheden
  • vier of vijf kruidenplantjes
  • vier of vijf gedroogde kruiden (dezelfde als de verse)

 

Voorbereiding
Verwijder de etiketten van de potjes met gedroogde kruiden. Zet letters op de potten van de planten en cijfers op de potjes.

 

Uitvoering

Leg de kinderen uit dat kruiden vers gekocht kunnen worden (laat een voorbeeld zien), maar ook in gedroogde vorm (strooi wat op de hand om te laten zien).

Vertel de kinderen dat ze gaan kijken hoe goed hun neus is. Ze moeten in de ontdekhoek proberen de kruidenplanten aan de juiste gedroogde potjes ervan te linken. Kunnen ze met behulp van hun neus de juiste planten met de juiste potjes verbinden? Oudere kinderen schrijven de letter en het cijfer die bij elkaar horen steeds op.
Tip: Het plantje kun je het beste ruiken door een blaadje of stengetje tussen je vingers te kneuzen (= knijpen en wrijven zodat de geur vrijkomt). Daarna kun je aan je vingers de geur goed ruiken.

Bespreek de juiste paren kruiden na. Vonden de kinderen het moeilijk? Zit er veel verschil tussen de geur van verse en de gedroogde kruiden? (de geur van gedroogde kruiden is veel zwakker)

 

Experiment: Praten over het smaakgeheugen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe suiker wordt gemaakt en waarom we houden van zoet.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • een suikerbiet
  • een mes
  • een pan
  • een kookplaat
  • een zeef
  • een koffiefilter
  • een rasp
  • een bord
  • een kom waar de zeef op past
  • een houten lepel

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat voor zoete dingen ze allemaal lekker vinden. Weten ze waar suiker van gemaakt wordt? (in Nederland vooral suikerbiet, in het buitenland ook suikerriet) Hoe wordt suiker gemaakt? Dat gaan ze nu zelf doen!
Was de suikerbiet, snijd de schil eraf en snijd de biet in stukken. Rasp de stukken suikerbiet. Kook de geraspte biet zachtjes voor 15 minuten. Doe de inhoud dan in een zeef en vang de vloeistof op. Pers de pulp in de zeef goed uit. Laat de vloeistof door de koffiefilter in de pan lopen. Breng de vloeistof weer aan de kook zonder deksel op de pan. Laat het langzaam inkoken totdat er stroop ontstaat. Laat de stroop afkoelen. Dit is de basis van suiker!
De meeste mensen houden van zoete dingen. Zoet wordt geassocieerd met energie, energie is nodig om te overleven. Daardoor krijg je bij het eten van zoet warme gevoelens. Deze warme gevoelens werken als een beloning waardoor je zoet lekker gaat vinden en er meer van wilt gaan eten. Zo krijgt je lichaam voldoende energie binnen! Als klein kind leerde je zo suiker te waarderen. Extra suiker in de thee, suiker op een beschuitje, suiker op de aardbeien, suiker bij de appelmoes, suiker bij de yoghurt.
Vraag de kinderen of, als suiker niet zou bestaan, er ook geen zoet smaak zou bestaan. (Zoet als smaak zou wel nog bestaan, want je allereerste smaakervaring is ook zoet. Moedermelk is namelijk zoet en romig! Met het drinken verdween de honger en er kwamen weldadige gevoelens voor in de plaats. Het zijn de eerste associaties van smaak met gevoelens!)

 

Experiment: Rode Drabsap-proef

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, experiment
Werkvorm klassikaal
Doel De kinderen leren verschillende smaken te onderscheiden in een drankje.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • 1 peer
  • 25-50 gram rode kool
  • 1 appel
  • 2 kiwi's
  • 20 ml ananassap
  • Snijplankje
  • mesje,
  • maatbeker
  • blender
  • kopieerblad (voor elk kind 1)
  • kleine (fluor)bekertjes

 

Voorbereiding
Maak het volgende drankje klaar zonder dat de kinderen kijken.
Schil de peer, de appel en de kiwi's. Was de rode kool en laat goed uitlekken. Snijd de groente (ongekookt) en het fruit in kleine stukjes. Voeg alles samen in de blender en sluit de mengkom goed af. Meng de inhoud eerst kort en pureeer daarna alles met de blender tot een gladde mix. Na bereiding direct serveren!

 

Uitvoering

Schenk voor elk kind een klein beetje van het sapje in een bekertje. Laat de kinderen proberen te proeven en te ruiken welke soorten groente en fruit er in het drankje zitten. Laat ze dit aankruisen op het kopieerblad.

Heeft iedereen het kopieerblad ingevuld? Verklap dan wat er allemaal in het drankje zat.

 

Kopieerblad rode drabsap-proef
Kopieerblad rode drabsap-proef

Experiment: Smaakpapillen bedwelmen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken wat het smaakvermogen van de tong beïnvloedt.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • melk (een bekertje voor ieder kind)
  • tandpasta
  • druivensap (een bekertje voor ieder kind)
  • grapefruitsap (twee bekertjes voor ieder kind)
  • bekertjes (4 per kind)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze melk lekker vinden. Hoe smaakt dat?
Voer nu het volgende simpele maar doeltreffende experiment uit: Ieder kind krijgt een beker  melk en een tandenborstel met tandpasta.
De opdracht is om eerst een slok melk te drinken. Mm, lekker. Daarna poetsen ze hun tanden met een vinger met tandpasta en nemen opnieuw een slok melk. Hoe smaakt het nu? (Afschuwelijk!) Hoe kan dat? Het is toch hetzelfde drinken als voorheen? (Dit heeft te maken met de pepermunt in de tandpasta. Die smaak is zo sterk dat het als het ware de smaakpapillen op je tong ‘bedwelmt’. Daarom kun je de smaak van het melk niet meer proeven.)

Nog een leuk, overtuigend proefje: Elk kind krijgt 3 bekertjes:
beker 1: mengsel van 50% druivensap en 50% grapefruitsap
beker 2: grapefruitsap
beker 3: weer een mengsel van 50% druivensap en 50% grapefruitsap
Laat de kinderen een slokje uit alle bekers proeven, in de volgorde beker 1, 2 en 3. Vraag ze daarna welke ze het zoetst vonden smaken. Waarschijnlijk vonden de kinderen beker 3 het meest zoet. Maar eigenlijk was deze precies hetzelfde als beker 1. Hoe kan dat? (In beker 2 zat grapefruitsap. Dit is heel bitter, waardoor je smaakpapillen tijdelijk verdoofd worden voor de smaak bitter. Hierdoor proef je het bittere van het grapefruitsap in beker 3 niet meer en proef je vooral het zoete van de druivensap.)
Vertel de kinderen dat koks daarom bij het koken vaak rekening houden met welke smaken ze met elkaar combineren en in welke volgorde!

 

Experiment: Soorten voelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren wat onze huid allemaal kan voelen.
Duur bespreken: 15 minuten, onderzoekje: 10 minuten per tweetal

 

Benodigdheden
  • heet water en een lepel of ijsklontjes

 

Uitvoering

Bespreek met de kinderen welke soorten van voelen wij kennen. Ze mogen hierbij hun lichaam nalopen! Help hen eventueel door de volgende zinnen aan te laten vullen: Als ik een doorn voel dan doet dat… (pijn). Als ik tegen een muur leun voel ik… (druk). Als ik mijn handen boven een haardvuur houd voel ik… (hitte). Als ik een sneeuwbal maak met mijn handen voel ik… (kou).

Concludeer dat er huidsensoren zijn in onze huid die gevoelig zijn voor pijn, druk, hitte of kou. Deze bevinden zich overal in de huid, alleen zijn deze niet gelijkmatig verdeeld over ons lichaam. De vingers, lippen en tong hebben heel veel sensoren. De vingertoppen zijn erg gevoelig, omdat er zich hier veel uiteinden van zenuwen bevinden. De handpalm is relatief minder gevoelig. 

Om dit te testen laat u de kinderen een warme lepel (warm gemaakt in heet water) of een ijsblokje op verschillende plekken van hun lichaam plaatsen, maar in ieder geval op de vingertoppen, de handpalm, de bovenarm en de lippen. Waar voelen ze de warmte/de kou het beste?
We gebruiken onze ‘tastzin’ ook bij voeding: bv. om te voelen of iets nog vers is.

 

Experiment: Specerijen in de ontdekhoek (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen, viertallen
Doel De kinderen proberen door alleen te ruiken specerijen met elkaar te matchen.
Duur 10 minuten (per groepje)

 

Benodigdheden
  • 10 potjes met specerijen  (2 x 5 potjes, bijvoorbeeld nootmuskaat, anijs, komijn, kaneel en peper)

 

Voorbereiding
Plak de potjes af zodat niet te zien is wat erin zit.

 

Uitvoering

Laat de kinderen lotto spelen met potjes met specerijen. Bij lotto moeten gelijke paren worden gemaakt.
Laat twee- of viertallen rouleren in de ontdekhoek. In deze hoek staan 2 x 5 ‘blinde’ potjes met specerijen. De kinderen proberen de potjes in de juiste paren te zetten: welke geuren zijn gelijk?

Bespreek hun ervaringen nadat iedereen geweest is. Stel vragen als:

  • Vond je het moeilijk om de tweelingpotjes bij elkaar te zetten?
  • Kon je het verschil ertussen goed ruiken?
  • Kun je eten bedenken waarin die specerijen gebruikt worden? (bijvoorbeeld nootmuskaat op de sperziebonen , muisjes van anijs, kaas met komijn, appelmoes met kaneel en vlees met peper)
  • Welke geur vond je het lekkerst?
  • En welk vond je het minst lekker? 

Bespreek tenslotte met de kinderen waar specerijen vandaan komen. Doe dit met behulp van het volgende filmpje van SchoolTV (2.12 minuut):

 

Experiment: Tomatensaus en appelmoes

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren dat er aan bepaalde producten vaak extra zout of suiker wordt toegevoegd.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • blik gezeefde tomaten
  • schaaltje
  • magnetron
  • 3 appels
  • mesje en appelboor
  • 6 bakjes
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering

Waarom wordt er vaak extra suiker of zout toegevoegd aan bepaalde producten? Twee producten die gebruikt kunnen worden om kinderen te laten zien wat de toevoeging van zout en suiker voor de smaak van een product kan betekenen, zijn zelfgemaakte tomatensaus en zelfgemaakte appelmoes. Deze activiteit vergt enige voorbereiding, maar de kinderen kunnen hierbij assisteren.

Neem een blik gezeefde tomaten. Giet de tomatensaus in een schaaltje, maar voeg er geen zout toe. 
Verwarm deze in 5 minuten op vol vermogen (700 – 1000 watt) in de magnetron.
Maak hier drie bakjes van met tomatensaus : één bakje blijft zonder zout, één bakje krijgt een beetje zout en één bakje krijgt meer zout.
Laat de kinderen met een proeflepeltje proeven van ieder bakje (na elke keer proeven lepeltje schoonmaken!) en daarna vertellen wat ze van iedere smaak vinden. De kinderen kunnen ook raden welke bakje geen zout bevat, welke een beetje en welke het meest?

Doe hetzelfde met appelmoes, maar dan zonder suiker, met een beetje suiker en met meer suiker. Schil enkele appels en haal de klokhuizen eruit. Snijd de appels in kleine blokjes en doe ze in een schaaltje. Zet het schaaltje in de magnetron en schakel die 5 minuten in op vol vermogen in (700 - 1000 Watt). Roer om, zet de schaal terug in de magnetron en schakel die weer 5 minuten in.
Roer nog een keer om en laat de appelmoes - als er nog kleine stukjes appel in zitten - 5 minuten nagaren, de stukjes verdwijnen dan vanzelf.
Laat de kinderen van de drie bakjes appelmoes proeven en vertellen wat ze van iedere smaak vinden. De kinderen kunnen ook raden welke bakje geen suiker bevat, welke een beetje en welke het meest!

Kant-en-klare tomatensaus en appelmoes uit de winkel bevat zout/suiker. Welk bakje komt het meest overeen met wat er in de winkels verkocht worden, denken de kinderen? (het bakje met het meeste zout/suiker) In kant-en-klare producten zit vaak (onnodig) veel suiker en zout.
Tip: U kunt dit eenvoudig aantonen door de kinderen de ingrediënten op het etiket van een potje kant-en-klare tomatensaus en/of een potje appelmoes te laten zien.

 

Experiment: Voeding voelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen ervaren dat goed voelen veel vertelt over een voedingsmiddel.
Duur Klassikaal: 15 minuten, ontdekhoek: 10 minuten per tweetal

 

Benodigdheden
  • hapjes voedingsmiddelen met een verschillende structuur (bijvoorbeeld sinaasappelpartjes, pinda’s, stukjes beschuit, plakjes boterhamworst, klontjes boter, stukjes komkommer, blaadjes sla, stukjes tomaat of chips)
  • keukenpapier
  • eventueel een blinddoek

 

Uitvoering

Bij dit raadspel is het de bedoeling dat de kinderen door goed te voelen raden wat voor voedingsmiddel ze in hun handen hebben.

Blinddoek een kind of laat hem zijn ogen goed dichtdoen. Pak een product en leg het in de handen van het geblinddoekte kind. Laat hem hardop vertellen wat hij voelt. Laat de andere kinderen mee beleven wat het geblinddoekte kind ervaart door vragen te stellen. Stel vragen als:

  • Welke vorm heeft het? (rond, hoekig, plat, bobbelig…)
  • Is het klein of groot?
  • Is het hard of zacht?
  • Is het ruw of glad?
  • Prikt het?
  • Helpt het als je eraan ruikt?
  • Hoe raadde je wat het was?

Geef het kind daarna een stukje keukenpapier om zijn handen schoon te maken.
Herhaal dit nog enkele malen met andere kinderen. De rest van de klas kan dit zelf in tweetallen spelen in de ontdekhoek.

Bespreek de ervaringen na. Stel daarbij vragen als: Wat voelde je allemaal? Zaten er dingen bij die je nog nooit hebt gegeten? Vond je het moeilijk om te voelen en te raden? Welke dingen voelden lekker aan? Hoe voelden die dan aan? Welke dingen voelden niet lekker aan? Waarom niet?

 

Knutselen: De gekke schilder

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen kleuren eten in ‘verkeerde’ kleuren.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • tekenblaadjes
  • verf of tekengerei

 

Uitvoering

Laat de kinderen een schilderij maken van eten met ‘verkeerde’ kleuren. Paarse bananen, paarse worteltjes en rode aardappels. Alles kan!
Praat daarna met de kinderen over onverwachte kleuren bij eten. In de natuur zijn er soms producten die een onverwachte, andere kleur hebben. Zo zijn er bepaalde rassen bloemkool die bijvoorbeeld paars zijn. Rode spruiten, oranje paprika’s en witte wortels bestaan ook. Zoek maar eens op internet!

 

Knutselen: Fruit van heel dichtbij

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen bekijken fruit door een vergrootglas.
Duur 15 minuten per groepje in de kijkhoek

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten fruit (bijvoorbeeld citroen, meloen, ananas, kiwi)
  • 4 vergrootglazen
  • tekenblaadjes
  • tekengerei

 

Uitvoering

Leg verschillende soorten fruit en een aantal vergrootglazen in de kijkhoek neer.

Vertel de kinderen dat ze het fruit goed moeten bekijken en natekenen. Laat ze het fruit vervolgens met vergrootglazen van heel dichtbij bekijken en nogmaals tekenen.

Bespreek hun ervaringen als iedereen is geweest. Stel vragen als: Wat zag je onder het vergrootglas? Zagen ze ook de vezels bij de citroen? (de draadjes tussen het vruchtvlees) Deze zorgen ervoor dat je goed naar de wc kunt. Wat zag er lekker uit? Wat zag er heel anders uit?

 

Knutselen: Kleurenkwartet

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen maken zelf een kleurenkwartet van groente en fruit
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • minimaal 28 witte kaartjes ter grootte van een speelkaart
  • tekengerei

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat ze zelf een groente- en fruitkwartet mogen maken. Dit kwartetspel komt in de klas te liggen.
Zo gaan ze te werk: De kinderen maken in groepjes ieder één of twee setjes kaarten voor het spel. Dit kwartet gaat over allerlei groenten en fruit, gesorteerd op kleur. Groepjes kaarten kunnen bijvoorbeeld zijn:
Geel: grapefruit, banaan, ananas, maïs
Groen: komkommer, courgette, druif, sperzieboon
Rood: tomaat, aardbei, kers, rode paprika 
Paars: aubergine, braam, blauwe druif, pruim
Oranje: wortel, mandarijn, sinaasappel, abrikoos
Wit: bloemkool, asperge, witte bes, champignon
Bruin: kiwi, koolraap, paddenstoel, meloen
Plastificeer het spel eventueel en leg het in de themahoek of materialenkast. Het kan taalzwakke kinderen ook helpen om het aantal bekende namen van groente en fruit spelenderwijs te vergroten!

 

Knutselen: Kleurplaten

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen, werken in hoeken
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen oefenen de namen en kleuren van verschillende soorten groente en fruit.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • kleurplaten van groente en fruit

 

Voorbereiding
Draai allerlei kleurplaten uit van het internet van groenten en fruit. Bijvoorbeeld van een sinaasappel, blije bloemkool of vrolijke krop sla.

 

Uitvoering
Laat de kinderen de kleurplaten in de juiste kleuren kleuren en de namen erbij schrijven of stempelen.

 

Knutselen: Lekkere kleuren

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de kleuren van eten.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • tekenpapier
  • tekengerei
  • verschillende kleuren grote vellen papier (zoals rood, geel, oranje, groen en paars)
  • tekengerei en/of supermarktkrantjes (of printer)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen welke kleuren zij het mooist vinden. Kennen ze voedingsmiddelen die deze kleur hebben? Zijn die kleuren ook (meestal) lekker? Zijn er ook kleuren die ze niet mooi vinden, maar wel vaak lekker?

Laat de kinderen vervolgens een kleur kiezen die ze heel mooi vinden en eten (en drinken) tekenen in die kleur. Vinden ze dat eten ook allemaal lekker?

Hang grote vellen papier op in de klas met verschillende kleuren. Laat de kinderen de voedingsmiddelen die ze hebben getekend op het juiste vel plakken. Ze kunnen ook nog plaatjes uit tijdschriften knippen of printen van de computer en deze op de vellen plakken.

 

Knutselen: Smaken plakken

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de smaak van voedingsmiddelen die ze eten.
Duur Iedere dag 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 grote vellen papier
  • supermarktkrantjes of plaatjes van internet (deze zoeken de kinderen zelf)

 

Voorbereiding
Hang vier grote vellen papier op. Schrijf op ieder vel een smaak: zout, zoet, zuur of bitter. (Plak voor kleuters in elk vak een dergelijk product als herkenning.) 

 

Uitvoering

Laat de kinderen in de komende weken steeds plaatjes van producten op het juiste vel plakken. Het leukst is het als u hen vraagt alleen plaatjes te plakken van producten die ze thuis hebben gegeten de vorige dag.

In de loop van het smaakproject worden er zo telkens nieuwe producten in de verschillende vakken geplakt of getekend. Door deze vellen in de klas op te hangen worden de kinderen telkens met de smaken geconfronteerd.

 

Proeven: Appelmoesproef

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren dat het lichaam waarschuwt als we een ongewone kleur voedsel zien.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • appelmoes
  • bakje
  • blauwe voedingskleurstof (te krijgen in toko’s en kookwinkels)
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering

Doe een beetje kleurstof in appelmoes. Hoe vinden de kinderen dit uitzien? Wat vinden de kinderen ervan?
Laat de kinderen een lepeltje van de blauwe appelmoes proeven. Wat gebeurt er? Twijfelen de kinderen voordat ze gaan proeven? We zijn gewend dat appelmoes geelgroen is. Een ongewone keur vertrouw je niet meteen. Je ogen waarschuwen je. Waarom is dat handig? (Eten kan bedorven zijn.)

 

Proeven: De blinde tong

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen testen hoe goed hun tong kan proeven.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende producten met diverse structuren en smaken (zoals plakjes banaan, stukjes beschuit, plakjes gekookt ei, plakjes rauwe wortel, stukjes brood, dropjes, druiven)
  • blinddoek

 

Voorbereiding
Zet verschillende producten klaar zoals plakjes banaan, stukjes beschuit, plakjes gekookt ei, plakjes rauwe wortel, stukjes brood, dropjes, druiven.

 

Uitvoering

We gebruiken onze tong om te proeven. Vertel de kinderen dat ze gaan ontdekken hoe goed hun tong is in proeven. Blinddoek om beurten een kind in de kring, of laat ze hun ogen sluiten. Geef het geblinddoekte kind een hapje van één van de producten. Door goed te proeven probeert het kind te raden welkvoedingsmiddel hij of zij proeft. Hoe smaakt het? Hoe ruikt het?  Maakt het geluid als je er op kauwt? Vinden ze het lekker? Hoe voelt het in de mond?

 

Proeven: Gekleurde yoghurt

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat een voedingsmiddel niet hoeft te smaken zoals de kleur doet vermoeden.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • naturelyoghurt
  • rode en gele voedingskleurstof (te krijgen in toko’s en kookwinkels)
  • 2 bakjes

 

Voorbereiding
Zet twee bakjes yoghurt klaar. Voeg aan het eerste bakje een beetje rode (voedings) kleurstof toe en aan het tweede bakje een beetje gele kleurstof. Laat de kinderen niet zien dat u kleurstof toevoegt. Leg lepeltjes klaar.

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens aardbeien of bananenyoghurt hebben gegeten. Zouden ze zonder te kijken weten welke yoghurt ze proeven? Waarschijnlijk zeggen alle kinderen ja.
Vraag dan vier kinderen als proefpersoon voor het volgende proefje.
Laat de kinderen naar de twee bakjes yoghurt kijken en voorspellen waar beide bakjes yoghurt naar zullen smaken.
Laat ze vervolgens de beide yoghurts proeven. Kloppen hun voorspellingen? Dachten ze dat de rode yoghurt naar aardbei en de gele yoghurt naar banaan zou smaken? Waarom?
Verklap uiteindelijk wat u gedaan hebt, en laat de voedingskleurstof zien. Fabrikanten voegen ook vaak kleurstoffen aan een voedingsmiddel toe om het meer uit te laten zien hoe de consument verwacht. Frambozensnoepjes hebben bijvoorbeeld niet veel kleur. Hieraan wordt rode kleurstof toegevoegd, zodat het idee dat er framboos  in zit versterkt wordt.

 

Proeven: Hoe klinkt een groentesnack?

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren hoe verschillende rauwe groentes klinken als je erop kauwt.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten rauwe groenten (met steeds een heel exemplaar en een exemplaar in stukjes)  bijvoorbeeld: tomaat, wortel, bloemkool, broccoli, witlof, komkommer en bleekselderij
  • mes en snijplank

 

Voorbereiding
Zet van verschillende soorten rauwe groenten een heel exemplaar en een exemplaar in stukjes klaar in de klas.

 

Uitvoering

Laat eerst de hele groentesoorten zien. Vraag aan de kinderen of ze de groente herkennen en weten hoe het heet. Denken de kinderen dat elke groente hetzelfde klinkt als je erin bijt?

Laat zelf eerst het verschil horen tussen een zachte groente en een harde groente (bijvoorbeeld een stukje tomaat en een stukje bloemkool). De eerste is sappiger en de tweede klinkt knapperiger. Je kunt het goed horen als je met je mond open kauwt. Bij deze oefening mag je een keer met je mond open kauwen, zonder dat het onbeleefd is!

Laat de kinderen nu stukjes rauwe groenten eten en luisteren hoe het klinkt. Bespreek hun ervaringen na. Deze oefening kan natuurlijk ook in de proefhoek worden gedaan.

 

Proeven: Lekker smakken

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren het verschil tussen hoe verschillende producten voelen en klinken in hun mond.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • pauzehapjes of lunches van de kinderen
  • beschuit (een halve per kind)
  • radijsjes (één per kind)

 

Uitvoering

Doe de volgende activiteit net voor de pauze zodat de pauzehapjes van de kinderen gebruikt kunnen worden. Vul ze aan met beschuitjes en radijsjes.

Vraag de kinderen hoe het eten van een beschuit klinkt. (Doordat we met tanden en kiezen op de beschuit moeten kauwen om hem in stukjes te verdelen maakt het kauwen geluid.) Daarna proberen ze het uit: ze kauwen op het beschuitje met de mond open en daarna met de mond dicht. Klinkt het anders als je met je mond dicht eet of met je mond open?

Laat de kinderen nu op verschillende dingen kauwen van hun pauzehapje. Denk bijvoorbeeld aan brood, appel, sappige peer, wortel, komkommer, radijsje. Klinkt het anders als je met je mond dicht eet of met je mond open?
Laat de kinderen ook verschillende drankjes drinken. Hoe klinkt het als je drinkt? Is er verschil tussen water en melk drinken en een iets dikkere vloeistof als yoghurt of vla?
Hoe komt het dat ze allemaal anders klinken? (Het ene product heeft een harde structuur, het andere zacht. Dat geeft een bepaalde sensatie in je mond waardoor het bijdraagt aan je mondgevoel, een onderdeel van smaak.)
De structuur van een voedingsmiddel hangt ook af van de versheid van het product. Een niet verse komkommer is slapper en niet zo sappig meer. Beschuit dat niet afgedekt bewaard is, wordt slap.

 

Proeven: Proeven en voelen

Leskenmerken
Activiteiten Proeven, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, viertallen
Doel De kinderen proeven en voelen in de mond de smaak van verschillende producten.
Duur 15 minuten per groepje van vier

 

Benodigdheden
  • 10 bakjes met daarin partjes citroen (zuur), (gezouten) boter, appel (zoet), mosterd (pittig), pindakaas (zout/zoet), rauwe ui (combi), kaas (zout), honing (zoet), koffie (bitter) en (zoet/zure) augurk
  • kleine stukjes brood
  • bekertjes water

 

Voorbereiding

Zet de 10 bakjes klaar. Zet daarnaast ook brood en water klaar zodat de kinderen tussen de producten door een stukje brood en een slokje water kunnen nemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ene smaak de andere beïnvloedt.

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat ze in de proefhoek verschillende voedingsmiddelen gaan proeven en proberen alle soorten smaken te herkennen.

Laat groepjes van vier kinderen rouleren en één voor één in de ‘proefhoek’ plaatsnemen.

Laat elk kind van elk product een hapje nemen. Na ieder hapje nemen ze een stukje brood en een slokje water.

Ze schrijven op een blaadje in een tabel met drie kolommen: het voedingsmiddel, welke sma(a)k(en) het heeft en hoe het in de mond voelt. Geef vooraf voorbeelden voor het beschrijven van hoe het in de mond voelt: prikkelend, knapperig, glad, droog, fris, glibberig, korrelig, sappig, filmend (= het eten laat een dun laagje achter in je mond dat een beetje blijft plakken, zoals boter en olie) enz.

Bespreek de proef na als alle groepjes geweest zijn. Welke smaken vonden ze lastig? Hadden de kinderen door dat sommige smaken een combinatie zijn zoet/zuur of zout/pittig?

 

Proeven: Sap proeven

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen proeven en beoordelen sap.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten minder bekende sappen (zoals wit druivensap, mangosap, papajasap, ananassap, bessensap, meervruchtensap, tomatensap en wortelsap)
  • de lege verpakkingen van bovenstaande sappen of plaatjes van de vruchten
  • bekertjes

 

Voorbereiding
Schenk de bekertjes van tevoren in en nummer ze. 

 

Uitvoering
Vertel de kinderen dat ze diverse soorten (minder bekende) sappen gaan proeven en beoordelen. Laat de verpakkingen (of plaatjes) zien.
Bij het proeven kunnen de kinderen letten op 1. de smaak, 2. de kleur en 3. het uiterlijk van de sappen. Ze moeten echter ook proberen de soorten sap te koppelen aan de juiste verpakking of plaatje.
Bespreek deze opdracht na. Zet op het bord welke sapnummers hoorden bij welke soort sap. Hadden ze het goed geraden? Stel verder vragen als:
- Welke sap smaakt het lekkerst volgens jou?
- Hoe vond je de kleur?
- Hoe vind je de sap eruit zien?
- Zou je die thuis ook drinken?
- Welke sap heeft de meeste stemmen gekregen?
Laat ze eventueel daarna nog op internet zoeken naar hoe de vrucht eruitziet en aan wat voor boom het groeit.

 

Proeven: Smaakfoppen

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren dat smaak wordt beïnvloed door wat je ervoor of erna eet.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • naturel yoghurt of citroensap (2 lepeltjes per kind)
  • thee (voor ieder kind een bekertje)
  • suiker
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat we onszelf kunnen ‘foppen’ als het om smaakt gaat. Hoe we een bepaalde smaak beleven wordt bijvoorbeeld beïnvloed door wat iemand voor of na het eten van een product heeft gegeten. Dat gaan ze nu uittesten.

Laat de kinderen iets proeven dat zuur is, bijvoorbeeld een lepel yoghurt of citroensap. Vraag ze goed te onthouden hoe zuur het smaakt. Laat ze daarna een slok thee drinken met één theelepel suiker. Laat ze vervolgens opnieuw een lepeltje yoghurt of citroensap nemen.  Smaakt het hetzelfde als de eerste keer? (Nee, het lijkt zuurder.) Laat ze vervolgens weer een slokje thee nemen. Smaakt de thee net zo zoet als daarvoor? (Nee, het lijkt zoeter.) Hoe komt dat?  (Iets zuurs lijkt nog zuurder als je daarvoor iets heel zoets hebt gegeten en iets zoets lijkt nog zoeter als je daarvoor iets heel zuurs hebt gegeten. Je smaakpapillen zijn een beetje ‘lamgeslagen’.)

 

Proeven: Smaakgeheugenproef

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen testen hun smaakgeheugen
Duur voorbereiding: 20 minuten, in de klas: 20 minuten

 

Benodigdheden

per 4 kinderen:

  • 1 peer
  • 25-50 gram rode kool
  • 1 appel
  • 2 kiwi’s
  • 20 ml ananassap
  • snijplank
  • mesje
  • maatbeker
  • blender

 

Voorbereiding
Maak vooraf het volgende aparte groente/fruitdrankje, zonder dat de kinderen de ingrediënten hebben gezien.
Schil peer, appel en kiwi’s. Was de rode kool en laat goed uitlekken. Snijd de groente (ongekookt) en fruit in kleine stukjes. Voeg alles samen in de blender en sluit de mengkom goed af. Meng de inhoud eerst kort en pureer alles daarna met de blender tot een gladde mix. Schenk dit in bekers. Na bereiding direct serveren!
 

 

Uitvoering
Vertel de kinderen dat er beroepen bestaan waarbij iemand de hele dag moet proeven. Kunnen de kinderen hier voorbeelden van bedenken? (bijvoorbeeld mensen die bij een fabriek moeten proeven of een product goed smaakt) Noem enkele voorbeelden: Bij een koffiefabrikant heet zo iemand bijvoorbeeld een melangeur, bij een wijnfabrikant een sommelier.
Vraag de kinderen wat je goed moet kunnen om beroepsproever te zijn. (Beroepsproevers zijn in ieder geval mensen met uitstekende zintuigen  voor geur en smaak, en vooral ook een goed ontwikkeld smaakgeheugen. Ze kunnen door te ruiken en proeven afzonderlijke smaken herkennen.)
Nu gaan de kinderen kijken hoe goed hun eigen smaakgeheugen is ontwikkeld! Vertel de kinderen dat u een drankje hebt gemaakt met behulp van de blender. Het is de bedoeling dat de kinderen het drankje proeven en opschrijven wat er volgens hen er allemaal in zit. Welke onderdelen kunnen ze erin herkennen?

 

Proeven: Smaakmemory

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Viertallen
Doel De kinderen oefenen om smaken te onthouden m.b.v. een leuk spel.
Duur 10 minuten per viertal

 

Benodigdheden
  • 8 plastic niet-doorschijnende bekertjes
  • aluminiumfolie
  • gekleurde rietjes (1 per speler)
  • blanco etiketten
  • 4 vloeistoffen (bijvoorbeeld: koude koffie, koude thee, koude bouillon en sinaasappelsap

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat ze gaan oefenen om smaken te onthouden. Dat gaan ze doen door het spel  ‘smaakmemory’ te spelen.
Maak eerst het spel: Wikkel 8 bekertjes in aluminiumfolie en laat de bodem vrij. Als de bekertjes niet doorschijnend zijn is alleen aluminiumfolie over de bovenkant nodig. Plak onderop de bekertjes een etiket met de naam van de vloeistof. Vul elke keer twee bekertjes met dezelfde vloeistof. Dek de opening af met twee blaadjes aluminiumfolie. Steek vier verschillend gekleurde rietjes door de folie van iedere beker. Elke speler heeft een eigen kleur.

Spelregels: Speel het spel met twee of vier spelers. Doel is het verzamelen van twee bekertjes met dezelfde vloeistof. Per beurt mag je twee bekertjes proeven. Als je in één keer twee dezelfde hebt geproefd, kun je dit setje buiten het spel zetten. Je mag dan nog een keer proeven. Heb je verschillende bekertjes getroffen, dan is de volgende speler aan de beurt. Als alle bekertjes uit het spel zijn, heeft degene met de meeste setjes gewonnen.

Bespreek na wat ze van het spel vonden, hoe het spel ging en wie er gewonnen heeft. Was het moeilijk om dezelfde smaken bij elkaar te zoeken?

 

Proeven: Tomaten vergelijken

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm viertallen
Doel De kinderen ontdekken dat tomaten ieder hun eigen smaak hebben.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • diverse soorten tomaten zien (bijvoorbeeld Hollandse tomaat, cherrytomaat, roma, tros, tasty tom, pomodori
  • twee bordjes per tomaatsoort
  • snijmes

 

Uitvoering
Laat de kinderen diverse soorten tomaten zien. Welke soorten kennen de kinderen wel en welke niet? Weten ze ook hoe die soorten heten? Waar komen tomaten vandaan? (uit de kas in Nederland of warme landen als Mexico en Spanje)
De tomaten hebben allemaal hun eigen uiterlijk en smaak. (Sommige komen (oorspronkelijk) uit andere landen, zoals de pomodori uit Italië.) Dit gaan de kinderen zelf ervaren. Zet twee bordjes per tomaatsoort klaar. Leg op één bord een hele tomaat en op het tweede bord een tomaat in stukjes gesneden.
Verdeel de tomatenproevers in groepjes van vier. Elk groepje proeft twee tomaatsoorten. Laat ze daarna rouleren en de andere soorten proeven of laat de groepjes ervaringen uitwisselen. Laat de kinderen de tomaten bekijken, voelen en eraan ruiken. Laat ze kort antwoord geven op de volgende vragen:
1 Uiterlijk?
2 Geur? 
3 Hoe voelt hij aan?
4 Hoe voelt hij in je mond? 
5 Smaak?
Bespreek daarna klassikaal wat ze ontdekt hebben

 

Proeven: Umami tomaat

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren de smaak umami.
Duur 25 minuten

 

Benodigdheden
  • stukjes tomaat (voor ieder kind twee)
  • Japanse sojasaus
  • bekertjes (2 per kind)
  • tomatensoep (uit een pakje of cup-a-soup)
  • een beker zwarte koffie en een eetlepel

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens van de smaak umami gehoord hebben. Wat is umami? (Sommige smaakgeleerden vinden dat ‘umami’ een smaak is. Andere smaakgeleerden vinden umami meer een soort gevoel, net als warm, koud en heet. Umami is het Japanse woord voor ‘mmm, lekker!’ Het zit in producten die andere producten een meer uitgesproken smaak geven.) Vertel de kinderen dat u ze de smaak umami gaat laten ervaren.
Laat ieder kind eerst een stukje tomaat proeven. 
Druppel daarna op hun tweede schijfje tomaat een druppel Japanse sojasaus. Wat proeven ze?  Hoe ze de smaak ook beschrijven… hartig, vleessmaak, bouillonachtig… dat is umami!
Vertel de kinderen dat het in producten zit die ándere producten een meer uitgesproken smaak moeten geven. Voorbeelden hiervan zijn: Japanse zoute sojasaus, koffie, lavas (maggiplant), zout, suiker, zeewier en vlees. Wanneer je een plakje tomaat met zoute sojasaus insmeert wordt de tomatensmaak sterker. De smaak van ‘umami’ is moeilijk uit te leggen, je moet  ‘umami’ ervaren en dat hebben ze gedaan!

Nog een umami-ervaring:
Geef ieder kind 2 halve bekertjes met tomatensoep. Dit kan door soep uit een pakje te maken op een  kookpit, maar ook door cup-a-soup te maken.
Laat de kinderen in één van de bekertjes een eetlepel koffie doen. Dit roeren ze er goed doorheen. Laat de kinderen vervolgens eerst het bekertje proeven zonder koffie. Dan met koffie. Vraag of ze de koffie in de soep proeven. Nee dus! Als je de twee bekers goed proeft, dan proef je bij de tomatensoep met koffie veel meer tomaat. Koffie heeft ook het umami-effect: het verhoogt de smaak!

 

Spel: Kleurenspel

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen bedenken voedingsmiddelen met een bepaalde kleur.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering
Speel het volgende spel met de kinderen in de kring. Er wordt met de klok mee gespeeld.
Doe het voor door zelf te beginnen. Noem een willekeurige kleur (bijvoorbeeld ‘oranje’). Het kind links van u moet nu een voedingsmiddel noemen met de kleur die u genoemd heeft (bijvoorbeeld sinaasappel). Vraag de groep: ‘Klopt dit?’
Nu is dit kind aan de beurt. Hij noemt een (andere) kleur (bijvoorbeeld ‘geel’). Zijn linkerbuurman noemt een voedingsproduct met die kleur (bijvoorbeeld ‘banaan’). De rest van de groep bepaalt of dat klopt.
Tip: Door met een wekker de tijd bij te houden, houdt u de vaart in het spel.
Maak het moeilijker door het spel nog een keer te spelen, maar nu met een kleur én een smaak (zoet, zout, zuur, bitter). Voorbeeld: geel en zuur = citroen, oranje en zoet = wortel, zwart en zout = zoute drop, geel en bitter = grapefruit. Lukt het de kinderen weer om een product te bedenken met die kleur én smaak? Was dat moeilijker?

 

Spel: Reukproefjes

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen raden voedingsmiddelen door alleen hun neus te gebruiken.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 of 5 papieren zakjes (bij de groenteboer te verkrijgen!)
  • sterk geurende producten zoals koffie, pepermunt, kaneel, cacao en (geraspte) kaas

 

Voorbereiding
Leg 4 of 5 (papieren) zakjes op tafel waarvan je de inhoud niet kunt zien. Doe hierin verschillende sterk geurende dingen, zoals koffie, pepermunt, kaneel, cacao en (geraspte) kaas. Zorg ervoor dat de producten niet te zien zijn!

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen dat je neus heel belangrijk is bij het proeven. Laat dan alle kinderen in één of meerdere van de zakjes hun neus steken en proberen te ruiken wat erin zit. Ze mogen niet in de zakjes kijken! Hussel de zakjes steeds door elkaar zodat het verrassend blijft. Let erop dat kinderen de producten niet opsnuiven!

Als alle geuren geraden zijn is het leuk om het iets moeilijker te maken: hussel de zakjes door elkaar en haal dan één zakje weg. Wie wil in alle zakjes ruiken en proberen te raden welke geur weg is? Doe dit een aantal keer.

 

Spel: Smaken raden

Leskenmerken
Activiteiten Spel
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de smaak van voedingsmiddelen die ze eten.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 4 grote vellen papier
  • supermarktkrantjes of plaatjes van internet (deze zoeken de kinderen zelf)

 

Uitvoering

Begin met  een raadspel. Beschrijf een voedingsmiddel en noem de smaak en bijzonderheden van dit voedingsmiddel. De kinderen moeten raden aan welk voedingsmiddel u denkt.

Voorbeelden:

  • Ik denk aan een soort fruit en het is geel. Het is lang en krom. Het smaakt zoet. > banaan
  • Ik denk aan een toetje. Het is wit en heel koud. > ijs
  • Ik denk aan iets te drinken. Het is bruin en warm.  > warme chocolademelk
  • Ik denk aan snoep. Het is zacht en zoet. Het is geel en roze. > spekjes
  • Ik denk aan iets dat plat is. Het is nogal vierkant. Het is zo groot als een verjaardagskaart. Het is wit of bruin. > boterham

Kunnen er kinderen nu raadsels aan elkaar opgeven?

 

Taal: Kruiden en specerijen thuis

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen onderzoeken welke specerijen en kruiden er thuis gebruikt worden.
Duur Inleiding: 15 minuten, thuisopdracht: 15 minuten, nabespreking: 10 minuten

 

Benodigdheden
  • verse peterselie en potje gedroogde peterselie of plaatjes van internet hiervan
  • potje kaneel of plaatje van internet hiervan

 

Uitvoering

Schrijf het woord ‘kruid’ en het woord ‘specerij’ op het bord. Beiden worden in eten gestrooid om de smaak lekkerder te maken. Maar weten de kinderen wat het verschil is tussen deze twee?
Laat ze beide woorden opzoeken in het woordenboek. (Van Dale Basiswoordenboek: Kruid: ‘plant die gebruikt wordt als geneesmiddel of bij het klaarmaken van eten’. Specerij: ‘gedroogde en vaak gemalen delen van planten met een sterke geur en smaak, zoals kaneel, komijn, kruidnagel en peper’.)  Hoe weet je dan precies wanner iets een kruid of een specerij is? (een kruid is meestal gemaakt van groene plantjes, een specerij niet)

Laat enkele kruiden en specerijen zien, zoals peterselie (vers en gedroogd) en kaneel. Of laat plaatjes van internet zien.  Laat de kinderen steeds raden of het om een kruid of specerij gaat.

Geef de kinderen nu als thuisopdracht mee om in de keuken thuis kijken welke kruiden en specerijen er zijn. Ze schrijven deze op en schrijven op hoe ze eruit zien, hoe ze ruiken en een voorbeeld van een gerecht waarin die specerij of kruid gebruikt wordt. Misschien hebben ze ook potjes met verse kruiden in de keuken of in de tuin een kruidentuin! Ze mogen ook boterhamzakjes met een beetje van deze kruiden mee naar school nemen.

Bespreek deze opdracht later met de kinderen na: Welke kruiden heb je gevonden? Waar gebruiken jullie die in? Welke specerijen heb je gevonden? Waar worden die in gebruikt? Welke vind je het lekkerst? Waarom? Welke kruid/specerij komt in elke keuken voor?

 

Voeding en gezondheid

Waarom heb je eten en drinken nodig? Welke voedingsmiddelen zijn goed voor je? Hoeveel heb je ongeveer op een dag nodig? Wat is de Schijf van Vijf? Wat gebeurt er met je tanden als je eet? En heb je meer trek als je meer beweegt? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voeding en gezondheid.

 

Experiment: Het water loopt me in de mond

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken de werking en het belang van speeksel.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • brood (kwart boterham per kind)

 

Uitvoering

Schrijf de uitdrukking ‘Het water loopt me in de mond’ op het bord. Weten de kinderen wat dit spreekwoord betekent? Hoe noemen we dat ‘water’ dat er in je mond zit? (speeksel) Wanneer loopt je mond vol met speeksel? (als je iets lekkers ziet en/of ruikt)
In je mond begint de vertering van je eten! Officieel heet het opnemen van voeding door je lijf ‘spijsvertering.’ Spijs is een oud woord voor voedsel. En verteren betekent: afbreken in kleine stukjes, zodat je maag en darmen er allerlei voedingsstoffen uit kunnen halen. Zie ook www.voedingscentrum.nl; de spijsvertering.

Een eenvoudige proef om te ervaren wat speeksel doet is om de kinderen een stukje droog brood in hun mond te laten nemen en daar een tijd op te kauwen. Wat gebeurt er na een tijdje? Het brood lijkt wel zoeter te smaken! Speeksel is een vloeistof die in de mond aangemaakt wordt door de speekselklieren. Het bestaat voornamelijk uit water, slijm en enzymen. Enzymen zijn speciale stofjes die zetmeel uit het brood omzetten in een speciaal soort suiker. Dit gebeurt omdat het lichaam suiker makkelijker op kan nemen.

 

Experiment: Fluorexperiment

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waar fluor in tandpasta voor dient.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • 1 fles fluorideoplossing (verkrijgbaar bij tandarts en apotheek)
  • 2 eieren
  • witte azijn
  • 3 doorzichtige bekers

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens van fluor gehoord hebben. (Fluor zit in tandpasta.) Wat is het en waar dient het voor? (Fluoride is een natuurlijke stof die de tanden en kiezen minder kwetsbaar maakt voor zuuraanvallen van bacteriën.)
Het volgende experiment laat zien hoe fluoride je tanden beschermt:
Giet 4 centimeter fluorideoplossing in een van de bekers en plaats dan een ei in de oplossing. Laat dat gedurende vijf minuten zitten. Haal het ei er dan uit. Giet in de twee andere bekers 4 centimeter azijn. Plaats het met fluor behandelde ei in één van de bekers en het onbehandelde ei in de andere. 
Wat er zal gebeuren: Het ei zonder fluorbehandeling zal beginnen te borrelen. Het azijn (zuur) valt namelijk de kalk in de schaal van het ei aan. Het behandelde ei is echter ‘immuun’ voor de zuuraanval.

Veel kinderen zijn rond deze leeftijd hun tanden aan het wisselen. Omdat kinderen van deze leeftijd óók dol op zoet zijn, is het zinvol om met ze te praten over hoe je goed voor je gebit zorgt:
1. Poets minstens ‘s morgens en ‘s avonds je tanden.
2. Poets met een fluortandpasta.
3. Vervang op tijd je tandenborstel.
4. Ga twee keer per jaar naar de tandarts.
5. Maak je tandvlees sterker door lekker te knabbelen op harde dingen zoals rauwe wortels, appels en broodkorstjes.
6. Eet en drink niet vaker dan 7 keer op een dag!

 

Experiment: Kippenbottest

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waarom maximaal 7 eetmomenten per dag het beste is.
Duur 20 minuten, proef: resultaat volgende dag bekijken

 

Benodigdheden
  • 2 schone kippenbotjes
  • 1 beker
  • witte azijn

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over waarom het verstandig is om niet meer dan 7 keer per dag te eten: Waarom moet je je tanden poetsen? (Je tanden worden vies van eten. Er blijft van alles achter en tussen zitten. Daarom moet er gepoetst worden.) Hoe vaak poets je je tanden? (‘s avonds voordat je gaat slapen en ’s ochtends nadat je hebt gegeten.) Je poetst dus niet na elk hapje of snoepje. Je tanden blijven overdag soms dus een hele poos vies! Het eten of drinken dat in je mond kleeft aan je tanden en kiezen wordt omgezet in zuur. Vooral de zoete, kleverige dingen. Hoe vaak kunnen je tanden zo’n ‘zuuraanval’ aan? (Je tanden kunnen het aan als je zeven keer op een dag iets eet of drinkt. Deftig gezegd: Je tanden kunnen 7 keer per dag een zuuraanval verdragen.) Het is dus verstandig om drie keer per dag een maaltijd te eten en daarnaast niet meer dan vier keer iets tussendoor. Dan hebben je tanden het niet zo zwaar!

Om dit aan te tonen kunt u het volgende experiment doen:
Dit experiment imiteert een zuuraanval op de tanden. Het experiment wordt gedaan met kippenbotjes (botten zijn rijk aan calcium, net als tanden) en azijn.
Schenk enkele centimeters azijn in een beker. Doe de schone kippenbotjes in de azijn en laat ze een nacht weken. Wat zal er gebeuren: Als ’s morgens de botten worden gecontroleerd, zal blijken dat ze zachter zijn geworden. De kalklaag is wat verweekt. Als je dus de hele tijd eet is het voor je tanden hetzelfde als voor de kippenbotjes in het azijn. Hierdoor worden je tanden slecht.

 

Experiment: Poetsochtend

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ervaren het belang van goed poetsen.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tandenborstel, tandpasta, beker, spuugbakje (neemt ieder kind mee van huis)
  • plakverklikkertabletten (verkrijgbaar bij apotheek)

 

Voorbereiding
Organiseer een poetsochtend. Nodig hiervoor eventueel een lokale tandarts of mondhygiëniste uit voor een poetsdemonstratie. Laat de kinderen een tandenborstel van thuis meenemen, een spuugbakje en een beker.

 

Uitvoering

Het is belangrijk dat kinderen leren om goed te poetsen. Laat de kinderen eerst iets eten dat tussen en in de tanden blijft zitten. Poets dan samen de tanden. Laat de kinderen de mond spoelen met water en alles uitspugen in het eigen bakje.

Wat zien ze? Tandpasta en etensresten. Om te checken of ze goed gepoetst hebben kunnen ze daarna nog een (rode) plakverklikker (tablet) nemen. Hebben ze overal goed gepoetst?

Zie ook de website

 

Experiment: Spuug

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken de werking en het belang van speeksel.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • bekertjes (voor ieder kind twee)
  • beschuit (voor ieder kind één)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze spuug in hun mond hebben. Is dat veel of weinig? Laat de kinderen een minuut lang in een bekertje spugen. Laat de kinderen daarna iets lekkers dat sterk geurt zien en ruiken (bv. een vers broodje) en daarna nog eens een minuut spugen in een (ander) bekertje.

In welk bekertje zit het meeste spuug? Hoe komt dat? Wat gebeurde er met het water in hun mond toen ze iets lekkers zagen en roken? Concludeer met de kinderen dat het speeksel in je mond dus begint te lopen wanneer je geuren ruikt van iets dat je lekker vindt.

Waarom komt het speeksel op gang? (Omdat speeksel helpt je eten zachter te maken zodat je het makkelijker kunt doorslikken.) In je mond begint de vertering van je eten! Officieel heet het opnemen van voeding door je lijf ‘spijsvertering’. Spijs is het oude woord voor voedsel. Verteren betekent, afbreken in kleine stukjes zodat je maag en je darmen er allerlei voedingsstoffen uit kunnen halen.

Laat de kinderen een beschuitje eten zonder iets erop en zonder er iets bij te drinken! Het is vrij lastig door te slikken omdat het zo compact en droog is. Als ons lichaam geen speeksel aanmaakte, zou het zo gaan met alles!

 

Experiment: Zoute proef (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken wat zout met je lichaam doet.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • een bus zout
  • een schoteltje 
  • een komkommer

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat er gebeurt als ze een zakje chips eten (je krijgt dorst). Waarom krijg je daar dorst van? Daar komen de kinderen achter met de volgende proef.

Snij een paar schijfjes van de komkommer. Leg ze op een schoteltje en strooi er flink wat zout overheen. Kijk na een minuut naar de komkommer! Wat is er gebeurd?
Als de proef gelukt is, zijn de stukjes komkommer slap geworden. Dat komt doordat een komkommer voor een groot deel uit water bestaat. Net als de mens. Uit hoeveel water bestaat een menselijk lichaam, denken ze? (65%) Het zout trekt water uit de komkommer waardoor de komkommer zelf uitdroogt. Dat gebeurt ook met ons lichaam als we chips eten. Je krijgt reuze dorst! Maar ook als je geen zoute dingen eet, moet je water drinken. Elke dag raak je namelijk een deel van het water in je lichaam kwijt. Weten de kinderen hoe? (door zweten en plassen) Gelukkig verliest je lichaam niet al het water, want dan zou je elke dag zo’n 20 liter water zou moeten drinken! Hoeveel water moet je wel drinken om het waterverlies aan te vullen? (anderhalf liter)

Bekijk tenslotte met de kinderen het volgende animatiefilmpje van School TV (0.56 minuut) dat uitlegt waarom het lichaam water nodig heeft:

 

Tip: Stel elke week een thee-kwartiertje in of koppel het bijvoorbeeld aan pauzedrinken of overblijven. Maak met de kinderen elke keer een ander soort (verse) thee, bijvoorbeeld van kamille, lindebloesem, citroenmelisse en munt. Dit is een goede manier om kinderen bekend te maken met verse kruiden. De kinderen kunnen uiteindelijk hun favoriet kiezen.

 

Experiment: Zure limonade

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, proeven, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waar limonade van gemaakt wordt.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • citroensap (of twee citroenen, een mesje en een citruspers)
  • bekertjes (voor ieder kind één)
  • suiker
  • eetlepel, theelepel
  • kan water
  • 2 citroenen
  • poedersuiker
  • zuiveringszout (verkrijgbaar bij drogist of apotheek)

 

Uitvoering

Deze activiteit gaat over hoe limonade wordt gemaakt. Laat ieder kind eerst, zonder verdere uitleg, een slokje citroensap nemen. Laat ze beschrijven wat ze ervan vinden. Vervolgens doen ze er steeds een beetje suiker bij en proeven het, totdat ze het niet meer zuur vinden smaken. Hoeveel suiker moet erbij totdat ze het niet meer zuur vinden?
Leg uit dat frisdranken zoals cola worden gemaakt van water met citroenzuur (of ander zuur). Er wordt suiker bijgedaan om het zoet te maken. En koolzuur om het prikkelend te maken. Dan nog een beetje kleurstof om het drankje een kleur te geven. Cola is dus eigenlijk suikerwater met zuur, koolzuur en een kleurtje!   

Koolzuurgas zit in de meeste frisdranken. De belletjes geven limonade een frisse prikkelende smaak, vandaar de naam ‘fris’drank. Koolzuurgas ontstaat als zuiveringszout reageert met een zuur. Citroensap met zuiveringszout geeft dus koolzuurgas. Zuiveringszout is een vorm van zout en is te koop bij de drogist of apotheker.

Maak nu met de kinderen hun eigen citroenlimonade!
Snijd de citroenen in tweeën. Pak de citruspers en pers de citroenen uit. Doe twee eetlepels poedersuiker voorzichtig in een kan met 1 liter water. Doe er daarna een theelepel zuiveringszout bij.
Roer met de lepel goed in de kan. Giet 2 eetlepels citroensap uit de citruspers in de kan.
Nu moet er nog even goed geroerd worden en dan is de zelfgemaakte citroenlimonade klaar.
Deze limonade kun je echt drinken!

Blik terug op wat ze nu geleerd hebben. (Limonade is gewoon zuur water met koolzuurgas en veel suiker! Niet zo gezond dus om dit te vaak te drinken en niet goed voor je tanden.)

 

Film: Eten en drinken

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen zoomen in op eten en drinken.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering
Praat met de kinderen over eten en drinken: wat eten en drinken ze graag? 
Deze twee informatieve filmpjes gaan over eten en drinken. Filmpje 1 (eten) (1.03 minuut).

 

 
en filmpje 2 (drinken) (0.30 minuut).

 

 
Vraag de kinderen na het kijken wat ze voor nieuws geleerd hebben.

 

Film: Van mond tot kont (met computeropdracht)

Leskenmerken
Activiteiten Film, computer
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen leren de spijsvertering kennen.
Duur 25 minuten

 

Uitvoering

De spijsvertering is een indrukwekkend, belangrijk proces in het lichaam. Met woorden en plaatjes uitleggen blijft wat statisch. De volgende twee filmpjes zijn een prima middel om in bewegende, verhelderende beelden te laten zien hoe de spijsvertering in elkaar zit.

In dit Schooltv filmpje worden de spijsverteringsorganen uitgelegd (3.12 minuut).

 

 
Deze film van Nieuws uit de Natuur gaat over de spijsvertering, de functie van de spijsverteringsorganen en laat mooie proefjes zien die de spijsvertering nabootsen (11.36 minuut).

 

 
De volgende site van het Voedingscentrum loopt elk orgaan langs waarlangs ons voedsel vervoerd wordt. Door op de namen te wijzen licht een deel van het lichaam op. Dit is een goede oefening om de namen en plekken van de lichaamsdelen die met de spijsvertering te maken hebben te herhalen: ga naar de site. Kinderen kunnen dit ook individueel op de computer doen!

 

Groepsgesprek: Gevarieerd eten

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over het belang van gevarieerd eten.
Duur 25 minuten

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen wat de Schijf van Vijf is. (De Schijf van Vijf is bedacht om mensen te helpen onthouden welk voedsel ze elke dag nodig hebben om te groeien en gezond te blijven. Het is een cirkel die bestaat uit vijf vakken. Die staan voor de vijf voedingsgroepen: 1. granen, bonen en  aardappelen, 2. groente en fruit, 3. vet en olie, 4. melkproducten, vlees, vis en eieren, 5. water/vocht. Bij de Schijf van Vijf horen vijf gezondheidsregels: 1. Eet gevarieerd, 2. Eet niet te veel en beweeg, 3. Eet minder verzadigd vet, 4. Eet veel groenten, fruit en brood. 5. Eet veilig.)

Vraag de kinderen waarom één van de vijf regels van de Schijf van Vijf is  ‘Eet gevarieerd’? (Elk voedingsmiddel in de Schijf van Vijf heeft gezonde voedingsstoffen, bijvoorbeeld bepaalde vitamines. Maar niet alle gezonde voedingsstoffen zitten tegelijk in één voedingsmiddel.  Welke variatie brengen de kinderen aan in het vak groente en fruit in de Schijf van Vijf?

Het volgende filmpje zoomt in op het belang van gezond en gevarieerd eten. Vooral fruit en groente heb je nodig om lekker fit te blijven. Dit filmpje legt uit hoe je gevarieerd kunt eten (2.24 minuut).

 

 
In dit filmpje (1.12 minuut) wordt uit de doeken gedaan waarom het belangrijk is om elke dag wat anders te eten en om te proberen iets te eten en te drinken uit alle vakjes van de Schijf van Vijf.

 

Groepsgesprek: Vetlekker (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren wat het belang is van ontbijten en het gevaar van tussendoortjes.
Duur 25 minuten

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over tussendoortjes: Hoe vaak eten zij tussendoortjes? Wat vinden ze lekker om te eten als tussendoortje? Waarom moet je niet te vaak tussendoor eten? Welke tussendoortjes zijn calorierijk? Waarom helpt een goed ontbijt tegen slechte tussendoortjes? (Als je niet ontbijt krijg je later op de ochtend trek en pak je sneller een ongezonde snack. Als je goed ontbijt heb je later op de ochtend niet zo snel trek.)

Sommige kinderen eten teveel en/of niet gezond en bewegen te weinig. In de volgende film (15 minuten) krijgen de kinderen aan de hand van gedragingen en opvattingen van kinderen informatie over het belang van ontbijten en het gevaar van tussendoortjes. Aan de orde komt: de energie die ontbijt geeft, tussendoortjes, eetgewoonten, snoep en snacks kopen bij de supermarkt, eten bij de tv, gezonde snacks voor verjaardagen en eten tijdens een schoolreisje.

 

Knutselen: Giga Schijf van Vijf (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Film, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen herhalen de vakken van de Schijf van Vijf.
Duur 40 minuten

 

Benodigdheden
  • grote postervellen, geknipt en geplakt tot een grote Schijf van Vijf  
  • etiketten en lege verpakkingen en/of supermarktkrantjes

 

Uitvoering
Kijk eerst met de kinderen naar het volgende filmpje van Nieuws uit de Natuur waarin de Schijf van Vijf wordt uitgelegd. Ook wordt er aandacht besteed aan voedselallergieën (9.05 minuut):

 

Herhaal met de kinderen de vijf vakken van de Schijf van Vijf: 1. Groenten en Fruit, 2. Brood, granen, aardappelen, rijst, peulvruchten, pasta en couscous, 3. Zuivel, vlees, vis, ei, vleesvervangers, 4. Vet en olie en 5. Vocht.
Vraag waarom het ene vak groter is dan het andere. (Omdat je minder nodig hebt uit de kleine vakken dan de grote.)
(Dit kan ook een goed moment zijn  om nogmaals de vijf regels door te nemen: 1. Eet gevarieerd, 2. Eet niet teveel en beweeg, 3. Eet minder verzadigd vet, 4. Eet veel groente, fruit en brood, en 5. Eet veilig.)

Maak nu met de kinderen een enorme Schijf van Vijf om op te hangen in de klas. Gebruik hiervoor door de kinderen meegenomen lege verpakkingen en etiketten. Laat ze de verpakkingen bij en in de verschillende vakken plakken. Natuurlijk kunnen er ook plaatjes of tekeningen bij worden geplakt. Probeer elk vak goed gevuld te krijgen. Probeer bij zoveel mogelijk producten stil te staan welke voedingsstoffen erin zitten. 

 

Proeven: Chips nader bekeken

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe chips worden gemaakt en hoe je gezonde chips kunt maken.
Duur 45 minuten

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten chips (zoals aardappelchips, chips met minder zout, chips met minder vet, rijstchips en maïschips)
  • bakjes
  • snijplankjes
  • kaasschaven
  • voedingsproducten voor gezonde chips (zoals appel, winterwortel, peer, knolraap, courgette en bakbanaan)
  • schilmesje
  • vetvrij bakpapier
  • magnetron

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat chips zijn. Waar zou het woord vandaan komen? (Uit Engeland) Zijn Engelse ‘chips’ en onze chips hetzelfde? (Nee, chips is een Engels woord en betekent eigenlijk ‘stukjes’, in dit geval stukjes aardappel, die gebakken worden. Wat wij patat noemen dus. Engelsen noemen onze ‘chips’ ‘crisps’. Dat betekent ‘knappertjes’.  Verwarrend he?!) Chips en patat worden allebei wel van aardappel gemaakt en 2x gebakken in olie. Wanneer eten wij patat? Soms bij de hoofdmaaltijd, soms als een snack. Laat wat chips zien. Als chips worden gebakken blijft er extra veel vet aan de snijkanten zitten. Laat de snijvlakken zien. (Hetzelfde geldt voor patat.) Wanneer eet je wel eens chips?

Laat de kinderen als echte keurders verschillende soorten chips beoordelen, bijvoorbeeld aardappelchips, chips met minder zout, chips met minder vet, rijstchips en maïschips (tortilla’s).
Laat de kinderen eerst bedenken op welke dingen ze de chips kunnen beoordelen, bijvoorbeeld: hoe ze eruitzien, hoe ze smaken, hoe ze klinken bij het doorbijten. Laat ze de chips vervolgens in groepjes van twee beoordelen en hun bevindingen opschrijven en later met elkaar in de groep vergelijken.

Laat tenslotte de kinderen zien hoe je gezonde chips kunt maken!
Neem producten als appel, winterwortel, peer, knolraap, courgette en bakbanaan om met de kinderen gezonde vetvrije snackchips te maken.
Met kaasschaafjes en mesjes snijden de kinderen op snijplankjes zo dun mogelijke schijfjes van de producten. Voor het bereiden van de chips wordt de magnetron gebruikt. Op deze manier wordt het vocht eruit gehaald, zodat de chips knapperig worden. En het fijne van deze chips is dat ze geen vet bevatten! Leg een vetvrij papiertje in de magnetron. Leg de chips op het papier. Bij een magnetron van 1000 watt, moeten de chips ongeveer tussen de 40 en 80 seconden worden verhit. Laat de kinderen de chips proeven en vertellen hoe ze ze vinden smaken.

 

Proeven: De pindaproef

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen vergelijken pinda’s met en zonder zout.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • twee bakjes
  • ongepelde pinda’s
  • gezouten pinda’s

 

Uitvoering
Zout wordt toegevoegd aan veel kant-en-klare producten. Zout is een graag geziene smaakmaker, die echter algauw in te grote hoeveelheden wordt gebruikt!
Doe de volgende proef met de kinderen om ze daarop te wijzen:
Zet twee bakjes op tafel. Vul één bakje met ongepelde pinda’s en één bakje met gezouten pinda’s. Vraag de kinderen beide soorten pinda’s te bekijken en te beschrijven wat het verschil is tussen de twee. Laat ieder kind een paar ongepelde pinda’s doppen en eten. Laat ze vervolgens een paar gezouten pinda’s eten. Vraag de kinderen opnieuw wat het verschil is tussen de twee soorten. De ongepelde pinda’s smaken zoals pinda’s ‘in de natuur’ smaken. Bij de andere pinda’s is zout toegevoegd. Welke soort vinden ze lekkerder en waarom? Waarom voegen fabrikanten zout toe aan pinda’s? (Het geeft meer smaak aan de pinda’s.) Waarom is teveel zout eten slecht voor je? (Te veel zout kan hoge bloeddruk veroorzaken, hart- en vaatziekten (het hart moet bij een hoge zoutinname harder werken voor een goede bloedcirculatie), bij een hoge zoutinname verlaat het zout het lichaam via de urine. Dit belast de nieren en vergroot de kans op nierstenen.)

Let op: al zijn doppinda’s minder zout en dus ‘gezonder’, ze geven evenveel calorieën (energie) als gezouten pinda’s, namelijk zo’n 130 calorieën per handje. Dat is bijna 2 boterhammen!

 

Groepsgesprek: Hoe kun je gezond trakteren?

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over gezonde traktaties.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  •  een gezonde traktatie (voor ieder kind)

 

Voorbereiding
Maak voor ieder kind een gezonde traktatie. Dit kan bijvoorbeeld als er iets te vieren is! Op internet zijn er leuke recepten hiervoor te vinden zoals ‘toverstokjes’: Druk met een koekjesvormpje sterretjes uit 20+ kaas, halveer plakjes worst en snij vingers van een komkommer. Steek op een satéprikker achtereenvolgens een stuk komkommer, een halfje worst en een sterretje kaas.
Idee: U kunt er ook voor kiezen om samen met de kinderen de traktatie te maken!

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over gezonde traktaties.

Bestel gratis een traktatieposter (A1-formaat) met gezonde traktatievoorbeelden bij het Voedingscentrum (Artikelnummer 119) en hang deze in de klas. 
Of bestel de multiculturele traktatiekalender bij de NIGZ (€ 5 exclusief verzendkosten per set van 3 exemplaren) (bestelnummer OJ031244).

Ook het boek ‘Snoep Goed’ van G. Hahn en V. Kohn (Uitgeverij  Pereboom) is aardig. Het staat vol zoete toetjes en traktaties waar geen suiker aan te pas komt! De makers bedachten koekjes, repen, tussendoortjes en toetjes die kinderen zelf goed kunnen maken met natuurlijke producten. Verrassend!

Kijk ook eens op de site.

 

Rekenen: Calorie-loop

Leskenmerken
Activiteiten Rekenen, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe eten en bewegen met elkaar in verband staan.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • een wortel
  • een candy bar
  • een appel
  • een kleine zak chips

 

Uitvoering

Om aan te tonen hoe teveel eten onze lichamen beïnvloedt zet u de volgende vier voedingsmiddelen neer: een wortel, een candy bar, een appel en een kleine zak chips. Laat de kinderen discussiëren over hoe lang ze denken dat je moet rennen per product om die calorieën te verbranden.
De antwoorden zijn als volgt: wortel: 40 seconden rennen, de candy bar: 23 minuten rennen, de appel: 6 minuten rennen en het zakje chips: 14 minuten rennen. Praat hierover na: wat verbaasde de kinderen?

 

Rekenen: Hoeveelheden in beeld

Leskenmerken
Activiteiten Rekenen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen krijgen inzicht in aanbevolen hoeveelheden in de Schijf van Vijf.
Duur 45 minuten

 

Benodigdheden
  • keukenweegschaal
  • 300 gram spinazie
  • 300 gram sperziebonen
  • tros druiven
  • appel
  • gedroogde pasta
  • gekookte pasta (koud)

 

Uitvoering

Het is moeilijk voor kinderen om in te schatten of ze voldoende groente eten of teveel pasta. Daarom is het goed om de kinderen echt te laten zien hoeveel de aanbevolen hoeveelheden in het echt zijn. Zo krijgen ze een duidelijker beeld van de hoeveelheden.  

Laat de rauwe spinazie en sperziebonen zien. Weten de kinderen nog hoeveel gram groente je per dag nodig hebt? (200 gram) Laat de kinderen schatten hoeveel sperziebonen 200 gram is en deze hoeveelheid daarna wegen. Is dit 200 gram? Leg er zo nodig bij tot 200 gram. Is dit ongeveer hoeveel groente zij eten?
Doe hetzelfde met de spinazie. De kans dat ze te weinig spinazie schatten is groot! Leg bij tot 200 gram. Dat lijkt een enorme berg!  Waarom heb je meer spinazie nodig? (Spinazie is heel luchtig en slinkt erg bij het koken.) 

Dit werkt andersom bij pasta. Laat de kinderen schatten hoeveel gedroogde pasta 200 gram is (de aanbevolen hoeveelheid). Dat is waarschijnlijk juist minder dan ze hadden verwacht. Doe hetzelfde met de gekookte pasta. Het lijkt of er meer pasta is afgewogen! Hoe komt dat? (Pasta zet uit bij het koken.)

Weeg tenslotte de appel. Weegt hij ongeveer 100 gram? Weeg ook de druiven af tot 100 gram.

Product    Hoeveelheden kinderen 11-13 jaar
Groente    150 – 200 gram
Fruit    200 gram (2 stuks)
Aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten    150 – 200 gram

 

 

Spel: Hapstaptest en vetfit (op de computer)

Leskenmerken
Activiteiten Spel, computer
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen ontdekken hun eigen eetgedrag en de balans tussen eten en bewegen.
Duur 20 minuten per leerling

 

Uitvoering

Laat de kinderen de Hapstaptest van het Voedingscentrum invullen op de computer. Dit kunnen kinderen individueel doen. Dit kan als extra opdracht worden gedaan in de dagtaak of als ander werk af is. Als iedereen geweest is, is het interessant om met de klas te bespreken wat eruit kwam. 

Laat de kinderen individueel het spel Vet Fit spelen van het Voedingscentrum. Vet Fit is een game waarin ze een karakter gezond en gelukkig moeten houden. Door de regels goed te volgen leeft het karakter heel lang, maar ze kunnen het ook lekker uit de hand laten lopen!  Dit doen kinderen individueel op de computer. Dit kan als extra opdracht worden gedaan in de dagtaak of als ander werk af is.

 

Spel: Schijf van Vijf spelen

Leskenmerken
Activiteiten Spel, computer
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen oefenen met de Schijf van Vijf.
Duur per spel verschillend

 

Uitvoering

Het Voedingscentrum biedt internetspelletjes aan die kinderen kunnen spelen om spelenderwijs meer te leren over de Schijf van Vijf.

Zo kunnen de kinderen het Sleepspel ‘Schijf van Vijf’ spelen. Hierbij kunnen ze oefenen met de Schijf van Vijf.  Dit is een spel dat de kinderen individueel kunnen spelen op de computer, bijvoorbeeld als ze vrij mogen kiezen of hun werk afhebben.

Op de website kunnen de kinderen het spel ‘Vic, de Vitaminevreter’ spelen. Hierbij kunnen ze oefenen met de Schijf van Vijf. Dit is ook een spel dat de kinderen individueel kunnen spelen op de computer.

 

Taal: De 5 Gouden Regels

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen denken na over de vijf regels van Schijf van Vijf.
Duur 30 minuten

 

Uitvoering

Weten de kinderen nog wat de Schijf van Vijf inhoudt?
De Schijf van Vijf is een schijf met vijf vakken met hierin de producten die je nodig hebt om gezond te eten. De vakken staan voor de vijf voedingsgroepen:
1. granen, bonen en  aardappelen,
2. groente en fruit,
3. vet en olie,
4. melkvoedingsmiddelen, vlees, vis en eieren,
5. water/vocht.

Herhaal de vijf regels van de Schijf van Vijf:
1. Eet gevarieerd,
2. Eet niet teveel en beweeg,
3. Eet minder verzadigd vet,
4. Eet veel groente, fruit en brood, 
5. Eet veilig.

Verdeel de groep dan in vijf groepjes en laat ieder groepje één van de 5 gouden regels van de Schijf van Vijf op zich nemen. Ze verdiepen zich in de betekenis en de consequenties van ‘hun’ regel en maken een poster, werkstuk of presentatie.  Ze kunnen bij hun onderzoek gebruik maken van de site.
Laat ze vervolgens de rest van de klas uitleggen wat hun regel inhoudt.

 

Taal: Hapjesraadsel

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen denken na over belangrijke aspecten van voeding.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • pauzehapje van de kinderen of afbeeldingen van pauzehapjes aan touwtjes (ochtend of middagpauze)

 

Uitvoering

Al het eten ziet, ruikt, voelt en smaakt anders. In het volgende spel worden de kinderen uitgedaagd om slimme vragen over eten te stellen, zodat ze kunnen raden welk pauzehapje er verborgen is.

De kinderen bekijken stiekem wat voor pauzehapje ze bij zich hebben. Vervolgens moet de rest van het groepje raden wat voor hapje het kind bij zich heeft, door vragen te stellen waar alleen ‘ja’ of ‘nee’ op geantwoord mag worden. Denk aan vragen als: Is het bruin? Is het fruit? Is het zoet? Is het zacht? Op deze manier kunnen de kinderen raden wat voor hapje het kind bij zich heeft.

In plaats van echte pauzehapjes kunt u ook het volgende spel spelen met plaatjes van pauzehapjes:
Elke kind hangt een afbeelding van een pauzehapje aan een touwtje om hun nek op hun rug. De kinderen lopen door elkaar door het lokaal en op een afgesproken teken (een klap in de handen of belletje bijvoorbeeld) staan ze stil en zoeken een partner. Elk kind stelt zijn maatje drie slimme vragen over het product op zijn/haar eigen rug. Het andere kind mag alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Wie weet welk hapje hij is, hangt het kaartje op zijn buik.

 

Taal: Liedje beleg

Leskenmerken
Activiteiten Zingen/rijmpje opzeggen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over allerlei soorten broodbeleg.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat voor beleg zij lekker vinden. Welke hartig beleg vinden ze lekker? En zoet?
Zing het volgende liedje over soorten broodbeleg met de kinderen, op de wijs van ‘Elsje Fiderelsje’:
(melodie)

Elsje Fiederelsje, heeft een boterham op haar bord.
Zij moet zo naar school, dus de tijd is nog maar kort.
Kiezen, kiezen moet ze snel, brood met komkommer,
Kiezen, kiezen moet ze snel, lekker, dank je wel.

Elsje Fiderelsje, heeft een boterham op haar bord.
Zij moet zo naar school, dus de tijd is nog maar kort.
Kiezen kiezen moet ze snel, brood met wat smeerkaas,
Kiezen kiezen moet ze snel, lekker, dank je wel.

Laat de kinderen andere soorten beleg noemen die bezongen kunnen worden, bijvoorbeeld: brood met salade, brood met een eitje, pindakaasbroodje.

 

Taal: Waarom ontbijten? (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Film, taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren waarom  ontbijten belangrijk is.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wie er elke dag ontbijt. Wat eten ze bij hun ontbijt? Waarom ontbijten ze?

Praat met de kinderen over de oorsprong van het woord ‘ontbijt’. Ontbijt is een oud woord voor het eerste eten in de ochtend na het slapen. Het betekent letterlijk ‘aan bijt’ (Duits: Anbiss), dus beginnen met eten, of bijten. In het Engels heet het ‘breakfast’.  Dat betekent het breken (break) van het vasten (fast) door te beginnen met het eten.

Laat vervolgens het volgende filmpje van Schooltv (1.41 minuut) gaat over het belang van een goed ontbijt, en wat een goed ontbijt inhoudt. Er wordt ook gesproken over afvallen:

 

Theater: Toneelspel

Leskenmerken
Activiteiten Theater
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen denken na over hun eetgedrag.
Duur 20 minuten

 

Uitvoering

Om de eigen eetgedrag en keuzes onder de lopen te nemen kunt u de kinderen rollenspelletjes laten spelen waarin ze kind of ouder spelen.
Laat een paar kinderen zich verkleden als vader/moeder en kind. De kinderen kunnen stukjes spelen over hoe het kind zijn/haar ontbijt, pauzehap of lunch kiest en klaarmaakt. De rest van de groep kijkt hiernaar. U kunt ze helpen door kleine verhaaltjes te vertellen:

  • Jij bent de vader. Jij vindt het niet goed als je kind cola drinkt bij het ontbijt. Je moet je kind uitleggen waarom niet.
    Jij bent het kind. Jij hebt dorst en hebt zin in iets met prik bij je ontbijt.
  • Jij bent de moeder. Jij vindt het niet goed dat je kind plakken cake voor zijn pauzehap mee wil nemen. Je moet uitleggen waarom.
    Jij bent het kind. Jij bent dol op cake en wil dat meenemen als pauzehap. Het vult ook lekker.
  • Jij bent de moeder. Je kind wil graag frites voor zijn lunch. Jij vindt dat geen goed idee.
    Jij bent het kind. Je hebt zin in warme zoute friet met lekker veel mayonaise voor je lunch.

 

Voedselbereiding

Hoe maak je Indische groentesoep of ijsjes van fruit? Hoe ziet een mooi gedekte tafel eruit? Aan welke tafelmanieren hoor ik me te houden? Hoe lees ik een recept? En welke keukenspullen bestaan er allemaal? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voedselbereiding.

 

Experiment: Gedroogd of vers?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, groepsgesprek, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe fruit verandert als het gedroogd wordt.
Duur 25 minuten (+ na 3 á 4 dagen 5 minuten, + 8 uur droogtijd voor de appels)

 

Benodigdheden
  • verschillende gedroogde fruitsoorten (bijvoorbeeld rozijnen (o), gedroogde banaan (o),  gedroogde abrikoos (m) gedroogde vijg (m))
  • de verse variant van het fruit dat gekozen is bij de gedroogde soorten (bijvoorbeeld druif, verse abrikoos, verse banaan, verse vijg)
  • trosje druiven
  • bord
  • schone theedoek
  • 4 of 5 appels
  • oventje
  • schilmesje
  • appelboor
  • touw

 

Uitvoering

Leg de gedroogde fruitsoorten en vers fruit in de kijkhoek. Kunnen de kinderen de gedroogde producten met de verse producten combineren? Laat de kinderen vertellen wat ze zien. Wat is er met de verse producten gebeurd? Leg uit dat het verse fruit is gedroogd. Hierdoor is er water uit het fruit gegaan en is het fruit kleiner geworden.

Laat zien hoe fruit gedroogd wordt door met de kinderen rozijnen te maken van een trosje druiven: was de druiven en pluk ze van de tros. Leg de druiven op een bord, waarbij ze elkaar niet mogen raken. Leg er een schone theedoek overheen tegen beestjes en stof. Leg de druiven op een warme, zonnige plek. Na 3 á 4 dagen zie je dat de druiven beginnen uit te drogen en te krimpen. Hoe langer ze nu te drogen liggen in de zon, hoe meer ze uitdrogen. Uiteindelijk worden ze rozijntjes!

Ook is het leuk om met de kinderen gedroogde appelplakken uit de oven te maken. Voor deze opdracht is een kleine oven nodig en assistentie van een klasse assistent of ouders. Schil de appels en haal het klokhuis eruit met een appelboor. Snijd de appel in plakken en droog ze 6 tot 8 uur in de oven op 100 graden. Je kunt de appels vervolgens aan een touwtje rijgen en in de klas ophangen. Speel bijvoorbeeld het spel ‘appeltje happen’, een variant op ‘koekhappen’.

 

Film: Toetjes

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen krijgen allerlei informatie over toetjes.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat voor toetjes zij erg lekker vinden. Hoe en waarvan wordt hun lievelingstoetje gemaakt?

In de volgende aflevering van klokhuis (14.43 minuten) wordt er een toetje in een restaurant gegeten, getoond hoe je lekkere toetjes maakt, gelopen door de toetjesafdeling van de supermarkt en een toetjesfabriek bezocht, alwaar een nieuw toetje wordt uitgeprobeerd.

 

Groepsgesprek: Etiquette aan tafel

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen denken na over etiquetteregels aan tafel.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over ‘hoe het hoort’ aan tafel. Laat hen in tweetallen de coöperatieve werkvorm ‘pingpongen’ gebruiken: om beurten noemen ze (of schrijven ze op) iets dat hoort bij etiquette aan tafel.

Bespreek daarna wat ze genoemd hebben, bijvoorbeeld: niet met volle mond praten, niet blazen bij warm eten, geen eten op je bord prakken, niet te veel opscheppen, kauw en slik voedsel door voordat je een slok drinken neemt, zit rechtop, geen ellebogen op tafel onder het eten, schraap (of lik!) je bord niet uitgebreid schoonen als je klaar bent met eten leg dan je bestek samen in het midden van je bord.

 

Groepsgesprek: Tafel dekken

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe een tafel gedekt hoort te worden.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tafellaken
  • servet
  • een groter plat bord (voor het hoofdgerecht)
  • een kleiner plat bord (voor het voorgerecht)
  • een kleinere vork en mes (voor een voorgerecht)
  • een grotere mes en vork (voor het hoofdgerecht)
  • een kleinere lepel (voor een toetje)
  • een grotere lepel (voor de soep)
  • een diep bord (voor de soep)
  • een schaaltje (voor het toetje)
  • een glas

 

Voorbereiding
Zet een tafel in de kring en leg daar een tafellaken overheen.

 

Uitvoering

Vertel de kinderen dat jullie samen gaan ontdekken hoe je borden en bestek hoort neer te leggen als je een tafel netjes dekt.

Vertel dat deze zogenaamde maaltijd bestaat uit:

  1. een bord soep,
  2. een voorgerecht,
  3. een hoofdgerecht,
  4. een toetje.

Stal alle borden en bestek uit, maar laat een plek vrij waar (voor één persoon) gedekt gaat worden.

Het tafellaken ligt er al. Wat nu? Neem de maaltijd door en leg stap voor stap alles op de juiste plek neer:

  1. De soep komt eerst. In welk bord wordt de soep geserveerd? Het diepe bord komt dus op tafel te staan.
  2. Het servet komt of op het bord te liggen of rechts van het bord. Het glas wordt rechts boven het bord geplaatst.
  3. Alle borden worden nog niet neergezet. Dat zou een lastige stapel zijn. Maar alle bestek dat je nodig hebt wordt al wél neergelegd naast het bord. Hoe? Vorken liggen altijd links van het bord, messen en lepels rechts (bovenop de servet als die rechts naast het bord ligt). Boven het bord ligt het dessertbestek (als je een vork nodig hebt ligt die met de tanden naar links. Een dessertlepel ligt met de bolle kant naar rechts).

Er wordt altijd van buiten naar binnen gewerkt, dus het buitenste bestek is voor de eerste gang (zie voorbeeld).

Groepsgesprek: Topkoks (met filmpjes)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over het beroep chef-kok.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat een chef-kok is. Kun je zomaar chef-kok worden? Lijkt het je een leuk beroep?
De volgende twee filmpjes laten chef-koks aan het werk zien.

De topkok in het volgende School TV filmpje (2.39 minuut) laat een prijswinnend recept zien. In tegenstelling tot wat veel mensen denken hoeft een lekker recept niet altijd super moeilijk te zijn. Dat laat deze kok zien.

 

 
In het volgende filmpje van Willem Wever (6.21 minuut) mag een kind dat houdt van koken een exclusief gerecht koken in de keuken van topchef Jonnie Boer. Hoe zou deze beroemde kok zijn gerecht beoordelen?

 

Groepsgesprek: Wat zijn dat voor manieren? (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen nemen tafelmanieren onder de loep.
Duur 20 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen welke tafelmanieren ze thuis hebben: Wat mag absoluut wel en niet aan tafel. Vraag de kinderen of ze wel eens gaan eten in een restaurant. Wat gaat in een restaurant anders dan thuis aan tafel? Vertel de kinderen dat er allerlei regels zijn als je eet aan tafel, zeker in een restaurant. Dat noemen we ook wel  ‘tafelmanieren’.

In het volgende filmpje van Huisje Boompje Beestje (14.38 minuut) worden tafelmanieren onder de loep genomen. Als mensen met elkaar aan tafel zitten, gelden er een heleboel geschreven en ongeschreven regels. Zo is het bij ons bijvoorbeeld gebruikelijk om met je mond dicht te eten, met een mes en vork te eten en om je eten naar je mond te brengen in plaats van andersom. Ook leren de kinderen hoe je een tafel op de juiste manier dekt.

 

 
Vraag de kinderen na het kijken welke nieuwe tafelregels ze hebben geleerd.

 

Knutselen: Servetten vouwen

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe je een servet gebruikt en hoe je hem kunt vouwen.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • papieren servetten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hoe je een servet neerlegt. Vaak wordt het gewoon in een driehoek of rechthoek gevouwen en op het bord of onder de messen gelegd. Maar het is ook leuk om een servet eens feestelijk te vouwen! Dat is leuk om te doen en het ziet er heel speciaal uit! Zie bijvoorbeeld deze manieren om een servet te vouwen. Wat te denken van een drievoudige tafelpunt, een waaier of een zwaan? Laat kinderen diverse servetvouwtechnieken uitproberen. Vooral voor een maaltijd in de klas!

Verder gelden de volgende regels bij de servet (vooral in een restaurant):

  • Leg je servet op je schoot.
  • Als het een kleine servet is kun je het uitvouwen. Is het een grote servet, houd hem dan half gevouwen met de vouw naar je toe.
  • Hou de servet op je schoot totdat je klaar bent.
  • Als je van tafel opstaat, leg je de servet, los gevouwen aan de linkerkant van je bord, nooit op je bord.

Nooit doen:

  • Gebruik je servet nooit als een soort slab.
  • Snuit nooit je neus in het servet.
  • Wrijf nooit bestek of servies op met je servet.
  • Als het niet schoon is vraag je de ober om een nieuwe.

 

Koken: Oud-Hollands trakteren

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, werken in hoeken, koken, geschiedenis
Werkvorm Klassikaal, viertallen
Doel De kinderen leren om borstplaat te maken.
Duur 15 minuten (per groepje)

 

Benodigdheden
  • bakplaat
  • margarine
  • suiker
  • pan
  • kookplaat
  • vanille-, cacao- en frambozenessence (bakafdeling supermarkt)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen welke traktaties zij kennen. Welke vinden ze het lekkerst?

Vertel de kinderen dat vroeger bijna alle traktaties zelf gemaakt moesten worden. Borstplaat bijvoorbeeld is een Oudhollandse lekkernij die mensen zelf maakten met Sinterklaas of met een bruiloft. Welke kinderen hebben hier wel eens van gehoord?

Borstplaat is een snoepgoed, gemaakt uit water of melk, suiker, en een aroma, zoals vanille of cacao. In de tijd dat suiker in Nederland alleen nog gemaakt werd van suikerriet, dat ver weg groeide en met schepen opgehaald moest worden, was suiker een duur product. Het werd dan ook alleen gebruikt bij speciale gelegenheden zoals bruiloften of het sinterklaasfeest. Speciale suikerbakkers zorgden dat de suiker verwerkt werd tot suikerbeesten, hartjes enzovoort.

De kinderen leren nu zelf om deze ouderwetse lekkernij te maken. Laat de kinderen in groepjes van vier om beurten borstplaat maken in de kookhoek.

  • Vet een bakplaat in.
  • Meng 12 eetlepels suiker met 4 eetlepels water in een pan en breng het heel langzaam aan de kook.
  • Laat het ongeveer 5 minuten koken.
  • Neem de pan van het vuur en meng er een paar druppels vanille-, cacao- of frambozenessence door.
  • Giet het suikermengsel gelijkmatig over de bakplaat en laat het hard worden.
  • Snijd kleine borstplaatjes uit het bijna harde mengsel.
  • Neem de borstplaat met een schuivende beweging van de bakplaat af.

 

Koken: Groentesoep (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de groeiwijze van verschillende groenten.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hoe verschillende soorten groente groeien. Weten ze bijvoorbeeld hoe spruitjes groeien? (aan lange stokken) En bietjes? (onder de grond) Vraag ook naar de groeiwijze van bloemkool (aan de grond) en bonen (aan een slingerplant).

In het volgende filmpje van School TV (1.47 minuut) maken kinderen groentesoep van groenteplantjes die ze zelf gekweekt hebben in hun schooltuin.

 

Koken: IJsjes maken

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe ze gezonde ijsjes kunnen maken.
Duur 20 minuten (+ bevriestijd ijsjes)

 

Benodigdheden
  • sapcentrifuge
  • diverse soorten fruit
  • waterijsjeshouders (met stokje)
  • vriezer

 

Uitvoering

IJsjes smaken heerlijk met warm weer. Waterijsjes zijn minder slecht dan roomijsjes, maar je kunt ook gezonde waterijsjes maken! Leer de kinderen hoe dat gaat:

De kinderen persen sap uit van één of meerdere soorten fruit en lengen het aan met een beetje water. Deze gaan in waterijsjes-houders (met een stokje erin) en in de vriezer.

Welke smaken ijsjes bevallen het beste?

 

Koken: Indische groentesoep

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, werken in hoeken, koken, geschiedenis
Werkvorm Klassikaal, viertallen
Doel De kinderen maken samen Indische groentesoep.
Duur 30 minuten

 

Uitvoering
Vraag de kinderen wie er wel eens groentesoep eet. Welke groenten gaan in de groentesoep? In andere landen wordt ook groentesoep gegeten, maar vaak nét een beetje anders. Maak eens de volgende Indische groentesoep met de kinderen. Let op: Het is voor ongeveer 8 (niet te volle) soepkommen, dus pas de hoeveelheden aan.

 

Recept indische groentesoep

Keukenspullen:
mesje

knoflookpers

2 pannen

soepkommen

eetlepels

Ingrediënten:
2 uien

3 theelepels kemiriepasta

2 teentjes knoflook

koenjit

sereh

500 gram kleingesneden kip

100 gram witte kool

2 eieren

2 aardappels

laksa (Chinese vermicelli)

trassi

Fruit 2 uien (in snippers), 3 theelepels kemiriepasta, 2 uitgeperste teentjes knoflook met 1 theelepel koenjit, 1 theelepel trassie, 1 theelepel sereh, 1 theelepel bieslook en 1 theelepel sambal in olie in een pan met een dikke bodem. Voeg dan anderhalve liter water en 500 gram kleingesneden kip toe. Breng het aan de kook en trek er een bouillon van. Kook in een aparte pan 100 gram witte kool, 2 eieren, laksa (Chinese vermicelli) en 2 aardappelen gaar en snijd ze in kleine stukjes. Meng dit door de bouillon vlak voor serveren. Deze soep kan gegeten worden met eventueel een beetje ketjap.

 

Schenk de soep in bekertjes en vraag de kinderen daarna wat ze van deze groentesoep vinden.

Het is leuk om de kinderen ook aan te leren hoe je soep ‘hoort’ te eten. Doe het liefst voor!
1. Slurp de soep niet op, maar eet het van de zijkant van de lepel.
2. Is de soep te heet, wacht dan tot het afgekoeld is, ga niet blazen.
3. Soep lepel je op door de soepkom schuin van je weg te kantelen.
4. Alleen heldere bouillon mag uit de kom gedronken worden, maar dan alleen als er oren aan de kom zitten.

 

Koken: Pitabroodjes de luxe

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen leren om gezonde broodjes te maken.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • broodrooster
  • mesjes
  • pitabroodjes (voor ieder kind één)
  • blaadjes sla (1 per kind)
  • mozzarellabolletjes (2 per kind)
  • kerstomaatjes (2 per kind)
  • radijsjes (1 per kind)
  • zilveruitjes (1 per kind)

 

Uitvoering

Laat de kinderen eens samen overblijven en samen gezonde broodjes maken om op te eten.

De pitabroodjes moeten geroosterd worden in de broodrooster. Ieder pitabroodje wordt als volgt belegd: één blaadje sla, twee kleine mozzarellabolletjes (in tweeën gesneden), 2 kerstomaatjes (in tweeën gesneden), één radijsje in plakjes en één zilveruitje in stukjes.

Vraag daarna wat ze van de smaak van het broodjes vonden. Waarom zijn dit gezonde broodjes?

 

Koken: Smoothie

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen leren om zelf een smoothie te maken.
Duur Fruit schoonmaken: 15 minuten, smoothie maken: 5 minuten per kind

 

Benodigdheden
  • karnemelk (een halve beker per kind)
  • diverse soorten vers fruit (genoeg voor een halve beker fruit per kind)
  • staafmixer en kom of blender

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens gehoord hebben van smoothies. Deze worden verkocht in de koelvak van veel supermarkten en zijn gezond. Waar worden smoothies van gemaakt, denken de kinderen? Vertel de kinderen dat gezonde smoothies maken helemaal niet moeilijk is. Doe dit eens samen met de kinderen, zodat ze het thuis ook kunnen nadoen!

Voor 1 glas vol smoothie heb je een halve beker met karnemelk en een halve beker vers fruit dat je lekker vindt nodig. Deze ingrediënten gaan bij elkaar in een kom en worden gepureerd tot een gladde mix met een staafmixer of gaan in de blender. Het leukste is om de kinderen zelf allerlei vers fruit uit te laten kiezen die ze samen hebben schoongemaakt en de smoothie te maken. Banaan, ananas en bosbessen zijn bijvoorbeeld een heerlijke combinatie.

Vraag de kinderen erna wat ze vonden van de smaak van hun smoothie.

 

Koken: Traktatierecept maken

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen maken zelf een traktatie.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • drie of vier repen pure chocolade
  • stukjes fruit (zoals partjes appel, plakjes banaan, kersen en aardbeien)
  • een kom en pannetje die op elkaar passen of schaaltje en magnetronfolie
  • een kookplaat of een magnetron
  • vorkjes of cocktailprikkers
  • schaal (+ koelkast)

 

Uitvoering

Maak eens bij een feestelijke aangelegenheid of als u een originele verjaarstraktatie wilt laten maken, de volgende traktatie met de kinderen.

Laat enkele repen chocolade in een kom in een pannetje water smelten (‘au bain-marie’). Gebruik pure chocolade, dat werkt het beste. Chocolade kan ook in de magnetron worden gesmolten (2 minuten op vol vermogen in een afgedekt schaaltje), maar pas wel op dat het niet verbrandt.

De stukjes fruit worden met een vork voorzichtig in de gesmolten chocolade gedoopt. Laat ze daarna goed hard worden in de koelkast voordat de kinderen ervan gaan snoepen.

 

Spel: Keukenspullen herkennen (op de computer)

Leskenmerken
Activiteiten Spel, computer
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen oefenen woorden voor diverse keukenattributen.
Duur 5 minuten per spel per kind

 

Uitvoering

De kinderen kunnen op de computer individueel woorden voor verschillende keukenmaterialen oefenen. Weten de kinderen bijvoorbeeld wat het verschil is tussen een braadpan en een koekenpan? Of een zeef en vergiet? En weten ze hoe een schuimspaan eruit ziet? Of een dunschiller?

Deze twee luisteroefeningen kunnen gedaan worden als ze ander werk af hebben of er tijd over is:

Het programma geeft zelf aan welke fouten er gemaakt worden en laat vervolgens het goede antwoord zien.

 

Taal: Woordenschat rond recepten

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren woorden aan die horen bij het begrijpen van recepten.
Duur 5 minuten (per woordcluster)

 

Uitvoering

De volgende woorden zijn belangrijk voor het begrijpen van recepten. Leer ze in begrijpelijke clusters aan:

Onderbouw/middenbouw: Smaak (woordparachute): zout (de smaak van bouillon), zoet (de smaak van suiker), zuur (de smaak van citroen), bitter (de smaak van grapefruit)

Middenbouw/bovenbouw: Manieren van eten bereiden (woordparachute): koken (in kokend water gaar laten worden), bakken (in een koekenpan bruin en gaar laten worden), stoven (op een zacht vuur langzaam gaar laten worden)

Middenbouw/bovenbouw: Manieren van eten bereiden (woordparachute): braden (gaar laten worden in heet vet), sudderen (langzaam gaar laten pruttelen), fruiten (snel bruin laten worden in heet vet), pocheren (gaar laten worden in heet water dat niet kookt)

Middenbouw/bovenbouw: Groente voorbereiden (woordtrap): wassen (schoon maken in water), uit laten lekken (in vergiet water laten weglopen), snijden (met mes kleinere stukjes van maken), garen (gaar laten worden)

 

Werken in hoeken: Klassenrestaurant

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, werken in hoeken
Werkvorm Groepen
Doel De kinderen oefenen netjes aan tafel eten in een restauranthoek.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tafelkleed
  • borden en bestek
  • servetjes
  • vaasje bloemen

 

Uitvoering
Richt een gezellige hoek van het lokaal in als restaurantje, waar de kinderen hun pauzehap en/of lunch om beurten in groepjes kunnen opeten. Zorg voor een tafelkleed, borden en bestek, servetjes en een vaasje bloemen.  Bespreek tevoren met de kinderen waar je op moet letten als je netjes (en gezellig) wilt eten: niet met volle mond praten, rechtop zitten, eten doorslikken voordat je een slok drinken neemt, niet boeren enz.

 

Voedselproductie

Welke weg heeft je eten afgelegd voor het op je bord terecht kwam? Hoe zit het met eten en duurzaamheid? Welke invloed hebben je keuzes op mens, dier en wereld? Wat is Fair Trade? En hoe zit het met dierenwelzijn? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Voedselproductie.

 

Excursie: Naar de schooltuin

Leskenmerken
Activiteiten Excursie
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken hoe verschillende soorten groenten, kruiden, fruit en aardappelen groeien.
Duur 1 uur (+reistijd)

 

Benodigdheden
  • tekengerei
  • camera

 

Voorbereiding
Maak een afspraak om met de kinderen de schooltuin of een moestuin in de omgeving te bezoeken. Natuur- en milieucentra en schoolbiologische centra kunnen in sommige regio’s assisteren bij een bezoek. Vrienden van het Platteland  verzorgen ook uitjes naar de boerderij op hun website.

 

Uitvoering
Bekijk tijdens het bezoek met de kinderen verschillende soorten groenten, kruiden, fruit en aardappelen. Bekijk ook de manier waarop ze groeien en bloeien. Hoe zien de planten (en bomen) eruit? Hoe groeien de groenten, fruit en kruiden? Laat de kinderen op de locatie verschillende planten natekenen. Maak foto’s die later in de klas opgehangen kunnen worden.

 

Excursie: Uitstapje naar de kinderboerderij

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, excursie
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen raken vertrouwd met de dieren die voedsel leveren.
Duur 1 uur

 

Uitvoering

Vraag de kinderen waar melk vandaan komt. Vraag daarna welke voedingsmiddelen een koe nog meer levert. Veel kinderen kennen dieren die voedsel leveren alleen van plaatjes. Organiseer daarom een uitstapje met de groep naar de kinderboerderij. De kijkvraag hierbij is: welke van deze dieren leveren voedsel en hoe?

  • Koeien: melk (boter, yoghurt enz.), vlees
  • Varkens (echte, grote vleesvarkens, een hangbuikzwijntje of mini-varken): vlees
  • Geiten: melk, kaas
  • Schapen: vlees
  • Konijnen: vlees
  • Kippen: eieren, vlees

Bespreek het bezoek met de kinderen na. Op de kinderboerderij worden de dieren vooral gehouden voor het plezier. Je hebt speciale boerderijen waar dieren voor de consumptie (=om te eten) worden gehouden.

 

Experiment: Solanine

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen zien wat solanine is.
Duur enkele weken

 

Benodigdheden
  • een paar aardappelen

 

Uitvoering
Aardappelen zijn gezond, maar als je een aardappel in het licht bewaart, gaat de aardappel uitlopen en komen er na verloop van tijd ook groene plekken op. Wat zijn die groene plekken?
Neem de proef op de som met een aardappel op de vensterbank. Na verloop van tijd ontstaan en groene plekken op de aardappel. Leg uit dat deze giftig zijn. De gifstof heet ‘solanine’. Solanine kan diarree, misselijkheid en ademnood veroorzaken. Deze plekken moet je eruit snijden, dan kun je de aardappel nog eten. De uitlopers op een aardappel maken de aardappel slap. Dat kunnen de kinderen zelf voelen.

 

Film: Biologische boeren

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken wat biologisch boeren is.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Leid de filmpjes in door de kinderen te vragen wat zij al weten over biologische boeren. Leg uit dat je biologisch kunt boeren bij zowel het houden van dieren als bij het laten groeien van planten.

Bekijk vervolgens met de kinderen het School TV filmpje (3.06 minuut). Dit legt uit wat biologisch boeren is. Een varkensbioboerderij wordt uitgelicht.

 

 
Bekijk daarna het volgende YouTube animatiefilmpje (3.52 minuut) over biologische bestrijders die gebruikt worden voor de bestrijding van plagen in de tuinbouw. Er worden 2 voorbeelden gegeven uit de praktijk: de inzet van een sluipwesp en van een predator.

 

 
Evalueer de films na het kijken door vragen te stellen als: Wat heb je geleerd over biologische boeren? Wat doen biologische boeren die dieren houden? Wat doen biologische boeren die planten houden?

 

Film: Blije boerderijdieren?

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, knutselen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over het welzijn van dieren in de veehouderij.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • tekengerei

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens koeien hebben gezien. Waar zagen ze deze? Wat deden de koeien allemaal? Vertel de kinderen dat sommige koeien en geiten nooit naar buiten in de wei kunnen. Wat vinden de kinderen hiervan? Zijn die dieren naar hun idee gelukkig? Wat hebben koeien en geiten nodig om gelukkig te zijn dan? Hier kan de vergelijking getrokken worden met de mens of met huisdieren: Wat hebben wij en onze huisdieren nodig om ‘gelukkig’ te zijn? Hebben boerderijdieren hetzelfde nodig en krijgen ze dat op de boerderij?

Maak een woordspin over wat de kinderen denken dat een koe nodig heeft om een fijn en gelukkig leven te hebben. Schrijf in het midden van het bord ‘koe’ en laat kinderen een behoefte van de koe opnoemen (bijvoorbeeld: in de wei kunnen grazen, kunnen liggen in de wei, met andere koeien samen zijn (het is een kuddedier!), gras eten en water drinken).

Vraag de kinderen of de gemiddelde koeienhouderij er zo uitziet. Bekijk hier eventueel nog een filmpje over (bijvoorbeeld http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20111129_koeienmelken01 (2.32 minuut)).

Laat de kinderen tenslotte ‘de ideale koeienstal’ ontwerpen op een tekenvel, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeftes van een koe. 

 

Film: Eten is om op te eten

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken meer over voedselverspilling en wat je er zelf aan kunt doen.
Duur 30 minuten

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over voedselverspilling. Stel vragen als: Wat zijn de redenen dat mensen eten weggooien? (teveel ingekocht, vergeten in de koelkast en over de datum, niet lekker, eten over enz.) Gooien de kinderen zelf ook wel eens eten weg? Wanneer en waarom? Waarom is het zonde om eten weg te gooien? (het kostte geld, eten is duur om te maken, er zijn mensen die honger lijden in de wereld enz.)

Vertel de kinderen dat veel producten worden weggegooid door Nederlandse gezinnen, hoewel ze vaak nog prima te eten zijn. Bekijk daarvoor het volgende fragment van een aflevering van Zembla (5.30 minuut).

 

Het lijkt gek, maar voedselverspilling is ook een vorm van energieverspilling. Het volgende  filmpje van School TV (1.51 minuut) legt uit waarom dat zo is.

 

Laat de kinderen nadenken over hoe je ervoor kunt zorgen minder eten te verspillen. Kijk daarna op deze site waar er veel informatie te vinden is over slim kopen, koken en bewaren.

 

Film: Koeien melken

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat koeien houden tegenwoordig meestal machinaal gebeurt.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering
Vraag de kinderen hoe ze denken dat een boerderij met koeien eruitziet. Wat moet de boerderij allemaal hebben om koeien te kunnen houden?

Vraag de kinderen of ze wel eens gezien hebben hoe een koe gemolken wordt. Vertel de kinderen dat hier en daar een boer nog zijn koeien met de hand melkt maar dat het meestal gebeurt met een volautomatische robot. Die robot melkt niet alleen de koeien, maar voert hen, ruimt de koeienpoep op en controleert de kwaliteit van de melk.

Het volgende filmpje van School TV (4.31 minuut) laat zien hoe.

 

Film: Landschappen van eten

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen beseffen hoeveel werk er gedaan moet worden om eten te produceren.
Duur 20 minuten

 

Uitvoering

Hoeveel mensen hebben het beroep van boer, denken de kinderen? (Er zijn ongeveer 70.000 boerenbedrijven in Nederland, terwijl er 16 ½ miljoen mensen wonen!)
De volgende film (14.38 minuut) toont de verschillen in landschappen, steden en manieren van leven in Nederland. Slechts een klein deel van de werkende bevolking is bezig in de landbouw, maar daarmee moet het hele land van voedsel voorzien! Onder landbouw valt een veeteelt, akkerbouw of gemengd bedrijf.

 

Probeer een uitje te organiseren en de  kinderen mee te nemen naar een bedrijf zodat ze werkelijk kunnen zien hoe verschillende producten worden geproduceerd. Denk hierbij aan landbouwbedrijven zoals melkboerderijen of een fruitteelt bedrijf. Of juist een voedingsmiddelenbedrijf.?

 

Film: Megastallen

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over wat megastallen zijn en waarom daar discussie over is.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens van het woord ‘megastal’ hebben gehoord. Wat zou dat zijn, denken ze? Hoe zou een megastal eruit zien? Welke gevolgen heeft dit voor de dieren?
 
Dit School TV filmpje (1.07 minuut) legt uit waarom megastallen nog steeds gebouwd worden. Boeren moeten veel kosten maken om dieren te verzorgen. Zij stoppen soms duizenden beesten in een stal. Dat doen ze om geld te besparen en kunnen dan het vlees voor minder geld verkopen.

 

Praat na het kijken met de kinderen over wat ze ontdekt hebben en wat ze hiervan vinden. Wat kun je als consument doen om te laten merken dat je dit niet wilt? (geen ‘kilo-knallers’ kopen, biologisch vlees eten, minder vlees eten)

 

Experiment: Voedselverspilling test

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over hoeveel voedsel er onnodig verspild wordt.
Duur weggooitest: 5 minuten, in de klas: 15 minuten

 

Uitvoering

Jaarlijks verdwijnt er zo’n 9 procent van ons voedsel ongebruikt in de afvalbak. Dat is zo’n 180 kilo per persoon! (Zo’n € 150!) Hiermee gooien we niet alleen geld weg, het kost ook veel energie om dit voedsel te produceren. Iedereen kan meer besparen dan hij denkt.
Laat kinderen de Weggooitest individueel op internet maken. Dit zou ook als thuisopdracht gedaan kunnen worden , samen met een ouder !

Tip: Om nauwkeuriger uit te vinden hoeveel voedsel op jaarbasis wordt weggegooid, kan ook een PDF-invullijst op deze site worden uitgedraaid. Daarbij is het de bedoeling om gedurende twee weken bij te houden wat er aan eten in de vuilnisbak verdwijnt. De afgedrukte rekenmodule berekent hoeveel eten er jaarlijks te veel wordt klaarmaakt. Dit kan aan de kinderen meegegeven worden, als het thuisfront mee wil werken.

Bij het tegengaan van voedselverspilling  is de ‘Ladder van Moerman’ een checklist die gebruikt kan worden. Bovenaan staat het voorkomen van voedingsafval (de beste oplossing), onderaan het storten ervan (de slechtste oplossing). Hoe hoger op de ranglijst, hoe minder verspilling en hoe beter voor het milieu. Bespreek deze ladder met de kinderen.
De Ladder van Moerman:
• Voorkomen
• Doorgeven (b.v. voedselbanken)
• Verwerken in de fabriek tot (andere) voeding
• Verwerken als dierenvoer
• Grondstoffen voor de industrie (biobrandstof)
• Verwerken tot meststof door vergisting (+ energieopwekking)
• Verwerken tot meststof door composteren
• Duurzame energie
• Verbranden als afval (vernietigen, maar ook energie opwekken)
• Storten van GFT

 

Geschiedenis: Hoe werkt dat? (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten groepsgesprek, film, proeven, geschiedenis
Werkvorm  Klassikaal, individueel
Doel De kinderen leren dat voedsel al eeuwen wordt bewerkt om het langer houdbaar te maken en hoe dat gebeurde en nog steeds gebeurt.
Duur thuisopdracht: 15 minuten, in de klas: 30 minuten

 

Benodigdheden
  • rundercarpaccio (voor ieder kind een stukje om te proeven)
  • rookvlees (voor ieder kind een stukje om te proeven)

 

Voorbereiding
Vroeger bewerkten mensen hun voedsel anders dan nu. Toen er nog geen koelkasten en diepvriezers bestonden werd bijvoorbeeld zout gebruikt om eten langer te bewaren. Als je vlees, vis, kaas of groenten lang genoeg met zout bedekt, beschimmelt het niet meer. Dit noemen ze 'pekelen'. Af en toe wordt dit nu nog wel eens gedaan. Denk maar eens aan zout spek of ham.
Laat de kinderen een ouder iemand interviewen en vragen welke manieren er vroeger gebruikt werden om eten langer goed te houden (= conserveren).
Denk aan:
• wecken: bacteriën die bederf veroorzaken vernietigen door koken en het product meteen in een pot gieten en afsluiten van de lucht
• drogen: alle vocht onttrekken aan het product waardoor bacteriën minder kans hebben om zich in het voedsel te nestelen
• konfijten: het product langdurig koken in een suikerstroopje en vervolgens laten drogen
• roken: vocht halen uit het product door het te roken, waardoor het minder snel bederft

 

Uitvoering

Bespreek hun ontdekkingen na en bekijk met de kinderen het volgende filmpje van Schooltv (2.52 minuut): ‘Hoe kunnen we ons eten het beste bewaren?

 

Praat met de kinderen over het filmpje na: Welke manieren van bewerken worden er genoemd?
(invriezen, roken, pekelen, in zuur bewaren, in vet bewaren, inblikken, vriesdrogen)

Laat de kinderen tenslotte eerst een stukje carpaccio proeven en daarna een stukje rookvlees. De smaak verandert door roken, maar dat maakt het ook bijzonder lekker!

 

Groepsgesprek: Appelmoes maken (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren door middel van het verwerken van appelmoes meer over verwerkte producten.
Duur 15 minuten

 

Uitvoering

Praat met de kinderen over verwerkte producten: Wat betekent een  ‘verwerkt product’? (Een product is verwerkt als er van alles mee gedaan is voordat het te eten is of verkocht kan worden.) Een ei is geen verwerkt product, maar een eierkoek wel. Om een eierkoek te maken moet er van alles gebeuren (meel malen, deeg kneden, ei erdoorheen doen, bakken enz.). Noem andere voorbeelden van verwerkte producten (bijvoorbeeld: erwtensoep, gehakt, jam).
Neem dan de appel als voorbeeld. Op welke manieren kunnen appels verwerkt worden? (bijvoorbeeld tot producten als appelsap, appelstroop en appelwijn).

Laat vervolgens de volgende twee filmpjes zien.
Het eerste filmpje (1.25 minuut) toont de kinderen hoe appelmoes in de fabriek wordt gemaakt.

In het volgende School TV filmpje (4.31 minuut) wordt uitgelegd hoe appelsap wordt gemaakt:

 

Groepsgesprek: Biologische etiketten

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, computer, excursie
Werkvorm Klassikaal, tweetallen, drietallen
Doel De kinderen ontdekken hoe je biologische producten kunt herkennen.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • (foto’s van) etiketten van producten thuis

 

Uitvoering

Laat de kinderen thuis nagaan of er biologische producten worden gegeten. Laat ze de etiketten van deze producten meenemen (of fotograferen). Hoe herken je op het etiket of het om een biologisch of gewoon product gaat? Maak hier in de klas een tentoonstelling van.

Er zijn verschillende keurmerken te vinden op verpakkingen. Maar wat betekenen ze precies? Op deze site vinden de kinderen en u allerlei informatie over de verschillende keurmerken. Dit kan gebruikt worden op het digibord, maar ook om bijvoorbeeld onderzoek te doen naar keurmerken.

Laat de kinderen ook, als dat mogelijk is, in twee- of drietallen naar de plaatselijke supermarkt gaan en onderzoeken hoeveel producten ze kunnen vinden die biologisch zijn. Deze schrijven ze op.

 

Groepsgesprek: Eettest (met computertest)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, computer
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen krijgen meer inzicht in het eigen eetgedrag.
Duur 2 minuten (per kind) + 10 minuten nabespreking

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wanneer je goed bezig bent met eten. (Bijvoorbeeld door gezond te eten, door gevarieerd te kiezen uit de Schijf van Vijf, door niet meer dan 7 eetmomenten per dag te hebben, door geen eten weg te gooien, enz.) Waar kun je allemaal op letten? Dat ontdekken ze door een eettest te doen.

Laat de kinderen individueel de eettest van het Voedingscentrum op de computer afnemen.  Daarin ontdekken ze of ze gezond bezig zijn, maar ook op het milieu letten.
Als alle kinderen zijn geweest, kunt u een gesprek met ze voeren over wat ze ontdekt hebben en wellicht willen veranderen.

 

Groepsgesprek: Fair Trade is fair

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, werkstuk
Werkvorm Individueel, groepen
Doel De kinderen zoeken naar fair trade producten in de plaatselijke supermarkt.
Duur Introductie: 10 minuten, naar de supermarkt: 1 uur

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen wat ‘fair trade’ betekent (eerlijke handel, dus eerlijke bedragen betalen aan boeren in arme landen voor hun producten). Hoe herken je fair trade producten? (aan een logo)

Laat de kinderen het aanbod aan fairtradeproducten in de plaatselijke supermarkt onderzoeken. Dit kan in groepjes onder schooltijd of als huiswerkopdracht. Ze schrijven minimaal tien producten op die ze kunnen vinden die fairtrade zijn.
Op school wordt nabesproken welke producten ze hebben gevonden. Waar komen deze producten vandaan? Kleur deze bijvoorbeeld op een wereldkaart.

Tip: Word een Fair Trade School. Dit is een eervolle titel die aangeeft dat een school bijzonder veel aandacht besteedt aan fair trade. Leerkrachten, leerlingen en hun ouders werken samen aan de campagne mee. Een Fair trade School kan zelfs het startpunt zijn van de Fair Trade Gemeente campagne in de eigen woonplaats. Om Fair Trade School te worden zijn er drie criteria:
1. Gebruik van fairtrade producten (op school worden verschillende fairtrade producten gebruikt),
2. Communicatie over fairtrade (leerlingen, leerkrachten en ouders weten van de campagne en leren wat fairtrade is en waarom het belangrijk is)
3. Actie voor fairtrade (met leuke activiteiten brengt de school fairtrade onder de aandacht).
Meer informatie over de Fairtrade school kunt u vinden op de site 

 

Groepsgesprek: Het gecodeerde ei

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen kunnen de code op eieren herkennen en lezen.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • een ei voor ieder tweetal  (liefst enkele verschillende soorten: biologisch, vrije uitloop, scharrel)

 

Uitvoering

Er zijn verschillende soorten eieren te koop in de winkel, maar wat is het verschil? Leg uit aan de kinderen dat de code op een ei aangeeft hoe de kip die het ei gelegd heeft, leefde. Neem verschillende soorten eieren mee zodat de kinderen dit kunnen onderzoeken.
Laat eerst op het digibord zien dat elk ei dat je in Nederland in de supermarkt kunt kopen, een stempel heeft met een code. Van deze code kan veel afgelezen worden. Een code ziet er altijd als volgt uit: 1 cijfer – 2 letters – 7 cijfers (bijvoorbeeld: 2 – NL – 9024501).
Het eerste cijfer geeft aan op welke manier de kip geleefd heeft. Er zijn vier soorten kippenhouderijen. Hoe lager het cijfer hoe kipvriendelijker het ei is geproduceerd:

Begincijfer 0: Als de code begint met een 0, dan gaat het om een biologisch ei. Dit type ei is gelegd door een kip die veel ruimte heeft gehad en volgens de regels van biologische landbouw wordt gehouden. Dit houdt onder meer in dat de kip naar buiten kan, dat er minstens 4 vierkante meter per kip vrije uitloopruimte is en dat de kippen biologisch voer te eten krijgen.
Begincijfer 1: De 1 staat voor een vrije uitloop ei. Kippen die dit ei hebben gelegd mogen ook naar buiten, maar hebben binnen minder vrije ruimte. Er zitten negen kippen op één vierkante meter. Buiten moet er zo’n 4 vierkante meter vrije ruimte zijn per kip. Sommige winkels willen dat hun verse eieren minimaal vrije uitloop-eieren zijn.
Begincijfer 2: Een scharrelei is herkenbaar aan de code 2 die op het ei staat. De meeste verse eieren in de winkel zijn scharreleieren. Scharrelkippen leven niet buiten, maar zitten in stallen waar ze kunnen scharrelen op de grond. Een scharrelkip leeft met 8 anderen op 1 vierkante meter. Dit komt per kip uit op 2 A4’tjes scharrelruimte per kip.
Begincijfer 3: Een ei dat begint met de code 3 is bijna niet te koop in de winkel. Deze eieren komen uit kooien. Meestal gaan deze eieren naar de industrie, er wordt eipoeder van gemaakt of vloeibare eiproducten, zoals eigeel, eiwit en heel ei.
Letters in de code: Vervolgens is aan de twee letters te zien uit welk land een ei komt. De eieren die we hier kopen komen bijna altijd uit Nederland zelf, maar mocht het ergens anders vandaan komen dan kun je dit zien aan de letters. NL staat voor Nederland, DE voor Duitsland en BE staat voor een Belgisch ei.
De combinatie van 7 cijfers: De laatste 7 cijfers geven aan bij welk bedrijf het ei is gelegd. Elke boerderij heeft zijn eigen unieke code. De eerste vijf cijfers geven het bedrijf aan en de laatste twee cijfers geven de schuur of de kooi aan waar de kip in zat die het ei gelegd heeft.

Geef nu ieder tweetal een ei en laat ze zelf laten ‘lezen’ wat voor ei ze hebben: Welke kip heeft dit ei gelegd? Uit welk land komt dit ei? Wat is het nummer van de boerderij waar het ei vandaan komt?

 

Groepsgesprek: Plantaardig versus dierlijk

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waarom het produceren van dierlijk voedsel veel energie kost.
Duur 10 minuten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze het verschil weten tussen ‘plantaardig’ en ‘dierlijk.’ (plantaardig: afkomstig van planten, dierlijk: afkomstig van dieren) Laat ze voorbeelden geven van plantaardig voedsel en dierlijk voedsel. (plantaardig: brood, groente, fruit, dierlijk: kipdrumsticks, biefstuk, leverworst) Wat eten vegetariërs? (plantaardig voedsel)

In het volgende School TV filmpje (0.58 minuut) wordt plantaardig voedsel wordt tegenover dierlijk voedsel gezet. Het produceren van plantaardig voedsel blijkt veel efficiënter te zijn! Een plant is namelijk zuiniger met energie, want hij staat stil. Dieren verbruiken juist een groot deel van de energie die ze binnenkrijgen via hun voedsel doordat ze bewegen. Bespreek na het kijken van het filmpje wat de kinderen hiervan leren en welke invloed dat eventueel heeft op hun eigen eetgedrag.

 

Groepsgesprek: Mijn beessie is een koe

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, knutselen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen kunnen vertellen dat we in Nederland veel dieren houden voor vlees, eieren of melk en dat het belangrijk is dat deze dieren goed worden verzorgd
Duur 20 minuten

 

Uitvoering
Bekijk het filmpje ‘Mijn Beessie is een Koe’ van SchoolTV (1.17 minuut), over een jongen met zijn koe.

 

Wat hebben de leerlingen gezien? Wat wisten ze al en wat nog niet?

Vraag de kinderen wat je nog meer kunt eten van wat de koe maakt. Denk aan melkproducten zoals yoghurt, vla of karnemelk, maar ook aan vlees. Zijn er nog meer dingen die je eet, die dieren maken? Laat de leerlingen etenswaren opnoemen die dieren maken, zoals: vlees, melk, eieren, maar misschien bedenkt een kind ook wel vis of honing. Zet alle genoemde etenswaren op het (digi)bord. Geef de etenswaren die van de koe afkomstig zijn een rode kleur, producten van het varken een blauwe kleur en van de kip een gele kleur.

Al deze dieren worden door mensen gehouden in stallen of hokken (behalve wild en zeevis). Iemand moet daar dus voor zorgen. Wie is dat? Wat moet die verzorger allemaal doen? Wanneer zorg je goed voor een dier? Dan moet je weten wat een dier nodig heeft. Maar wat heeft een dier nodig?

Deel werkbladen uit waarop een plaatje van een productiedier staat (bijvoorbeeld een koe, varken, kip, geit, vis of honingbij). Laat de leerlingen bij het plaatje tekenen wat dat dier volgens hen nodig heeft. Laat enkele leerlingen hun tekening uitleggen, waarom hebben zij voor bepaalde dingen gekozen? Hang alle resultaten op om er later nog eens op terug te komen. Misschien is het mogelijk om op een grote tekening alle resultaten te inventariseren? Deze inventarisatie kunt u daarna ordenen met behulp van onderstaande punten. Komen de volgende punten terug in de tekening van de kinderen?

  1. Eten en drinken
  2. Een goede omgeving: een goed hok of fijne stal
  3. Niet ziek of gewond zijn / gezond zijn
  4. Niet bang zijn of gestresst / het dier voelt zich prettig
  5. Kunnen doen wat het dier wil / zich gedragen, zoals bij dat dier hoort
Bovenstaande punten worden ook wel de "Vijf vrijheden van het dier" genoemd. Als een dier dit heeft, is hij gelukkig.

Dit was een introductie in Dierenwelzijnslessen voor groep 3-4. Bent u enthousiast over deze lesactiviteit? Doe dan ook alle andere Dierenwelzijnslessen voor groep 3-4 of de Dierenwelzijnslessen voor groep 5-6.

 

Groepsgesprek: Verpakkingen bekijken

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de verschillen tussen verpakkingen.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • diverse verpakte producten (een blik bonen, een pot appelmoes, een doos hagelslag, diepvries frites, een komkommer in krimpfolie, druiven in een papieren zak en een bosje worteltjes)

 

Uitvoering

Laat de kinderen nadenken over waarom bepaalde verpakkingen geschikt zijn voor bepaalde voedingsmiddelen. Stal de verschillend verpakte producten uit in de kring. Voer een kringgesprek met de kinderen over de verschillende soorten verpakkingen. Stel daarbij vragen als:
Welke kopen jullie thuis?
Waar kopen jullie die?
Zijn ze precies zo verpakt? (Of: wat is er anders?)
Kun je diepvriesproducten in een pot bewaren? Waarom niet? (ze blijven alleen goed in ingevroren vorm)
Kun je druiven in strak plastic bewaren? Waarom niet? (ze gaan rotten)
Kun je hagelslag in een blik bewaren? (zou kunnen, maar dan zonder water)
Kun je frites los (zoals de wortels) kopen? Waarom niet? (ze zijn geschild en dus ‘nat’, dat zou niet hygiënisch zijn, en ze zouden snel verkleuren en rotten)
Waarom worden deze dingen op verschillende manieren verpakt? (ieder product heeft een geschikte manier van verpakken waardoor hij goed en langer houdbaar is)

Laat de kinderen lege (schone!) verpakkingen meenemen van huis en hier in de klas een tentoonstelling van maken. Laat de kinderen bij iedere verpakking nadenken over wat erin zat en waarom het zo verpakt werd.  Had dat ook anders of milieuvriendelijker gekund? (Een milieuvriendelijke verpakking belast het milieu zo min mogelijk en is bijvoorbeeld afbreekbaar.)

 

Groepsgesprek: Wat varkens willen (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over het welzijn van dieren in de veehouderij.
Duur 20 minuten

 

Uitvoering
De kinderen denken na over het welzijn van dieren in de veehouderij. Bespreek met de kinderen wat varkens nodig hebben om gelukkig te zijn. Vul aan waar nodig:
Wroeten: Varkens zijn tot 7 uur per dag bezig met (het zoeken naar) eten (ze zijn alleseters). Van nature doen ze dit door veel rond te lopen en in de grond te wroeten (het met hun neus wegschuiven van de aarde).  
Groepsleven: Varkens zijn sociale dieren die in kleine familiegroepen leven.
Rusten: Varkens rusten tot wel 19 uur per dag, ze doen dit het liefst op een zachte ondergrond met zicht op de omgeving. 
Verzorgen: Om irritaties (bijvoorbeeld van insecten) te bestrijden schuren en krabben varkens graag en nemen ze graag modderbaden.
Afleiding: Varkens zijn intelligente dieren die zich gaan vervelen als ze niks te spelen of te doen hebben.

Kijk daarna naar het filmpje van 'veehouder' Maarten die laat zien dat het ook diervriendelijker kan (8.58 minuut). Geef de kinderen de kijkopdracht mee: Aan welke behoeftes van varkens wordt voldaan?

 

Knutselen: Verpakte muziek

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen geven lege verpakkingen een nieuwe bestemming.
Duur 1 uur

 

Benodigdheden
  • lege (schone) verpakkingen van voedingsmiddelen, zoals blik, plastic fles, glazen flessen, dozen

 

Uitvoering
Vertel de kinderen dat lege verpakking niet meteen in de vuilnis- of papierbak hoeven te verdwijnen. Ze kunnen ook hergebruikt worden om er leuke dingen van te maken!

 

 
Maak met de kinderen van diverse lege verpakkingen muziekinstrumentjes. Deze kunnen gebruikt worden om diverse liedjes over eten te begeleiden! Denk b.v. aan een trommel van een blik, een sambabal van een lege plastic fles met rijst of maïs, een waterxylofoon met een rijtje flessen die met verschillende hoeveelheden water zijn gevuld en een gitaar van een doos waarvan één zijkant is weggesneden met gespannen elastiekjes.

 

Planten: Tuinkers zaaien

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, planten, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ervaren hoe snel kiemplantjes groeien en hoe lekker ze zijn.
Duur 15 minuten

 

Benodigdheden
  • tuinkerszaad
  • potjes of bakjes
  • watten

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze tuinkers kennen. Laat eventueel een plaatje zien. Hoe kun je het eten?

Tuinkers bestaat uit sierlijke groene steeltjes. Het is geen groente maar een kruid. Tuinkers wordt ook wel sterre- of bitterkers genoemd en is afkomstig uit Noord-Afrika. De smaak van tuinkers varieert van pittig tot scherp. Gezien de sterke smaak, is het niet verbazingwekkend dat de plant familie is van mosterd. Tuinkers komt snel op, het is een spruitgroente. Spruitgroenten zijn niets anders dan hele jonge plantjes, een soort babygroenten eigenlijk. Deze groenten groeien snel en makkelijk. Voor de ontkieming hoeft er maar aan twee voorwaarden te worden voldaan: het moet warm genoeg zijn en er moet voldoende vocht aanwezig zijn. Tuinkers is daarom een dankbaar plantje om in de klas te planten!

Kweek tuinkers in de klas: een eetbaar tuintje in de vensterbank! 
Zaai wat taugézaad uit op een schoteltje natte watten (bijvoorbeeld in de vorm van de eerste letter van hun naam). Oogsten kan meestal al binnen een week: met een schaar knip je de plantjes tot aan de wattenbodem af. Ze smaken lekker op een broodje met kaas bij het overblijven of in de sla.

Met tuinkers kunnen ook leuke proefjes worden gedaan. Zet bijvoorbeeld eens een lege wc-rol rechtop in een schaaltje met ontkiemende zaden. De kiempjes die in de rol staan, zullen veel harder groeien dan de kiempjes erbuiten. Dat heeft te maken met het gebrek aan licht binnen het rolletje. De plantjes rekken zich uit om zo snel mogelijk het zonlicht te bereiken.

 

Planten: Zaadjes planten

Leskenmerken
Activiteiten Moestuin
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen ontdekken hoe zaadjes van groenten eruit zien en hoe de (kiem)plantjes ervan groeien.
Duur 30 minuten, daarna dagelijks 10 minuten

 

Benodigdheden
  • Zaadjes van gegeten groente (zoals paprika, komkommer en tomaat) en/of zakjes met zaad (zoals sla, radijs en bietjes)
  • Bloempotjes
  • Potgrond
  • Stickers

 

Uitvoering

Kweek met de kinderen verschillende zaadjes tot plantjes. Kies zaadjes van verschillende soorten groenten zoals radijs, paprika, sla en tomaten. Als ze uit gegeten groenten komen laat u ze eerst drogen. Daarna worden ze geplant in potjes op de vensterbank. Tip: In het algemeen worden zaden dieper gezaaid naar mate ze groter zijn. Plak een sticker op de potjes met de naam van wat erin zit!

Zaai de zaadjes 2 tot 3 cm diep in goede potgrond. Zet de potjes op een warme plek, zoals de vensterbank. Na een dag of 10 kun je de zaailingen (stekjes) verspenen. Bij het verspenen worden de dicht op elkaar staande kiemplantjes uit de grond gehaald en apart in potjes gezet. Verspeen ze zodra de zaailing twee of drie blaadjes heeft.

Laat de kinderen van dag tot dag tekenen hoe de zaadjes groeien. Dit kan op eigen blaadjes of op een groot vel in de klas. Op deze manier worden de kinderen zich bewust van de groei van de plantjes en beseffen ze wat er allemaal nodig is bij de groei. Bekijk de komende weken hoe de zaadjes uitgroeien tot (kiem)plantjes.

 

Proeven: Fruitproducten proeven

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over hoe diverse producten verwerkt kunnen worden met behulp van verwerkte fruitproducten.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • 3 of 4 vruchten (bijvoorbeeld banaan, mango, lychee, abrikoos)
  • 3 of 4 verwerkte fruitproducten (kies bijvoorbeeld uit: bananenchips, blikje mangoschijfjes, blikje lychee, tropische vruchtensap, gedroogde abrikozen)
  • bordjes
  • lepeltjes

 

Uitvoering

Leg drie á vier verschillende verwerkte fruitproducten op bordjes. Kennen de kinderen deze producten? Weten ze waar ze van gemaakt zijn? Laat de basisvruchten zien. Waar komen ze vandaan? (van warme landen, van de fabriek) Hoe worden ze gemaakt? (bananenchips: bananen worden geschild en in schijfjes gesneden, in olie gebakken en daarna gedroogd; mangoschijfjes: mango’s worden geschild en in schijfjes gesneden en in sap gelegd; lychee: de lychees worden geschild en in sap gelegd; gedroogde abrikozen: water wordt uit de abrikozen verdampt zodat ze verschrompelen en indrogen) Leg lepeltjes klaar.
Laat de kinderen de verschillende producten die van fruit worden gemaakt proeven. Daarbij beantwoorden ze de volgende vragen: Smaakt het anders dan het onverwerkte product? Hoe vind je het smaken? Hoe voelt het in je mond? Vind je het lekker?

 

Proeven: Honing (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe bijen leven.
Duur 10 minuten

 

Benodigdheden
  • 3 soorten honing (bijvoorbeeld acacia- , linde- en klaverhoning)
  • vierkantjes brood (3 per kind)

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of zij weten hoe en door wie honing wordt gemaakt. Probeer het goede antwoord uit de kinderen te krijgen (de bijen halen een stofje (nectar) uit bloemen en maken hier honing van). Laat de drie soorten honing zien: de smaak en kleur van de honing wordt bepaald door de soorten bloemen die ze bezoeken.

Bijen maken dus honing. Maar weten de kinderen ook hoe bijen eruit zien en leven? Dit School TV filmpje (3.02 minuut) laat dit mooi zien.

 

Laat de kinderen daarna drie verschillende soorten honing proeven. Wat zijn de verschillen? Welke vinden ze het lekkerst?

 

Proeven: Melkonderzoek

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen ontdekken het verschil in productie en smaak tussen gepasteuriseerde en gesteriliseerde melk.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • 1 liter gepasteuriseerde melk
  • 1 liter gesteriliseerde melk
  • bekertjes (twee per kind)

 

Uitvoering
Neem de gepasteuriseerde en de gesteriliseerde melk. De kinderen gaan deze twee soorten melk vergelijken. Laat ze deze ruiken, proeven en kiezen welke ze het lekkerste vinden.
Ook kunnen ze op de verpakking kijken hoe lang beide soorten melk goed blijven. Hoe komt dat denken ze?
Gepasteuriseerde melk wordt tot ruim onder het kookpunt verhit wat de melk een aantal dagen houdbaar maakt mits gekoeld. Gesteriliseerde melk wordt tot boven het kookpunt verhit waardoor de melk ongekoeld maanden houdbaar is. (Bij gepasteuriseerde melk zijn er nog levende bacteriën aanwezig, die kunnen uitgroeien. Bij gesteriliseerde melk zijn die bacteriën gedood.)

 

Proeven: Schimmels (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film, proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken de verschillen tussen soorten schimmels en proeven eetbare schimmels.
Duur 40 minuten

 

Benodigdheden
  • 1 doosje champignons
  • 25 gram boter
  • 1 liter bouillon
  • 30 gram bloem
  • zout, peper, koffieroom
  • 100 g blauwschimmelkaas
  • bekertjes en lepeltjes

 

Uitvoering

Vraag de kinderen wat ze weten over schimmels. Stel vragen als: Wat is een schimmel? (Een schimmel is geen plant en geen dier, maar een levend organisme die leeft van dood materiaal.)  Waar groeien schimmels goed? (Op vochtige plaatsen. Schimmels kunnen zowel op voedsel als op vochtige plaatsen (in huis) voorkomen.) Zijn ze goed of slecht? (Sommige schimmels zijn erg vervelend. Zeker als ze op voedsel (beschimmeld brood en fruit bijvoorbeeld), in het huis of in je lichaam (schimmelinfectie) voorkomen. Sommige schimmels kunnen echter ook heel veel waardevol zijn. Zo ruimen schimmels vaak dood materiaal op. Denk maar aan paddenstoelen in het bos.) Kennen jullie eetbare schimmels?  ( Er zijn verschillende soorten schimmelkaas die erg lekker zijn. En wat dacht je van champignons, oesterzwammen en andere eetbare paddenstoelen? Let op: Je moet nooit een paddenstoel zomaar plukken. Je koopt deze paddenstoelen in de winkel!)

Laat de volgende aflevering van Huisje Boompje Beestje (14.15 minuut) zien, die de verschillen uitlegt tussen schimmels op brood, als oesterzwam en in/op kaas.

 

Maak daarna champignonsoep met schimmelkaas met de kinderen. Voor ieder kind een bekertje. Eet de soep samen met de kinderen en bespreek daarna de smaak

Bereidingswijze:
Snijd de gewassen champignons in plakjes en smoor ze, 10 minuten in de boter. Schenk de bouillon erop en laat de soep 15 minuten zachtjes koken. Maak de bloem met water aan en schenk dit al roerend in de hete soep. Doe er vervolgens de blokjes kaas bij en laat nog heel even zacht koken en breng hem op smaak met zout, versgemalen peper en een scheutje koffieroom. Schenk de soep in de bekertjes. Smullen maar!

 

Proeven: Tomatenproducten proeven

Leskenmerken
Activiteiten Proeven
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over hoe diverse producten verwerkt kunnen worden met behulp van tomatenproducten.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • tomaten (een halfje per kind)
  • 3 of 4 verwerkte tomatenproducten (zoals gedroogde tomaten, blikje gepelde tomaten, tomatensap en tomatenpuree)
  • bordjes
  • proeflepeltjes

 

Uitvoering
Vraag de kinderen na te denken over de tomaat. Eerst proeven ze een halve tomaat. Is de tomaat een verwerkt product? (nee) Wat kun je allemaal maken van tomaat? Met andere woorden: welke verwerkte producten worden er allemaal gemaakt met tomaat? Hoeveel van deze producten kunnen de kinderen bedenken?
Leg vervolgens drie á vier verschillende verwerkte tomatenproducten op bordjes. Denk aan: gedroogde tomaat, blikje gepelde tomaten, tomatensap en tomatenpuree. Leg lepeltjes klaar.
Laat de kinderen de verschillende tomatenproducten proeven en de volgende vragen beantwoorden:
Hoe wordt dit product gemaakt? Hoe vind je het smaken?

 

Spel: Spelen met erwtensoep (op de computer)

Leskenmerken
Activiteiten Spel, computer
Werkvorm individueel
Doel De kinderen ervaren in welke volgorde de productie van erwtensoep geschiedt.
Duur 10 minuten (per spel, maar ervaring leert dat het spel vaker gespeeld moet worden om het binnen de tijd gedaan te krijgen!)

 

Benodigdheden
  • computer

 

Uitvoering
Vraag de kinderen of ze wel eens erwtensoep eten. Vinden ze het lekker? Wat zit er allemaal in erwtensoep?
Om erwtensoep te maken zijn er veel stappen nodig. Het spel snertrace laat de kinderen op speelse wijze ervaren hoe snert  gemaakt wordt. Dit spel wordt individueel gespeeld op de computer, bijvoorbeeld als ze vrij kunnen kiezen of nadat ander werk klaar is.

 

Taal: Plantdelen eten

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren van welke plantdelen groenten komen.
Duur 20 minuten

 

Benodigdheden
  • een rode biet
  • een stok rabarber
  • erwtjes
  • een krop sla
  • een kiwi
  • een bloemkool

 

Voorbereiding
Leg de volgende voedingsmiddelen neer voor de klas: een rode biet (wortel), een stok rabarber (stengel), erwten (zaden), een krop sla (bladeren), kiwi (vrucht) en bloemkool (bloem).

 

Uitvoering

Vraag de kinderen van ieder product te noemen van welk deel van de plant hij gemaakt is. Dit zal de kinderen soms verbazen! Laat ze per plantdeel meerdere producten proberen te noemen. Zie hieronder. Laat plaatjes zien op het digibord! (Groenten zijn bijvoorbeeld snel te vinden op deze wikipedia-site, waarop alle groente op alfabet is gerangschikt. Als u de naam van de groente aanklikt, verschijnen plaatjes van de plant én groente)

Wortel: koolraap, bieten, wortelen, aardappelen, radijs
Stengels: selderij, rabarber, asperges
Zaden: zonnebloempitten, noten, maïs, erwten
Bladeren: spinazie, sla, boerenkool, andijvie, peterselie
Vruchten: bananen, bessen, sinaasappels, kiwi fruit
Bloemen: bloemkool, broccoli

 

Theater: Boeren in Peru (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Film, spel, theater
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen verkrijgen inzicht in de leefomstandigheden van veel boeren in arme landen en waarom fairtrade een uitkomst is.
Duur 45 minuten

 

Uitvoering
Vertel de kinderen dat ze een filmpje gaan kijken die uitlegt waar bananen vandaan komen en hoe een bananenboer leeft. Dit filmpje van School TV (2.45 minuut) zoomt in op Fair trade.

 

 

Laat de kinderen daarna rollenspelletjes bedenken in tweetallen. Ze bereiden zich eerst voor: één speelt de ouder (vader of moeder) die bananen wil kopen, de ander het kind dat hem of haar wil overhalen om voor fair trade bananen te kiezen. De kinderen kunnen hierbij argumenten aanvoeren die ze gehoord hebben in het filmpje (bijvoorbeeld: Bananenboeren werken heel hard, maar verdienen bijna niets aan gewone bananen. Daardoor kunnen ze niet goed voor hun gezin zorgen. Fair trade bananen zorgen dat de bananenboer wel een eerlijke prijs krijgt voor zijn bananen.) 

De kinderen laten elkaar hun rollenspelletjes zien. Wat vinden ze van elkaars argumenten? Zouden ze die ook zelf gebruiken?

 

Productgroepen

Wat voor soorten productgroepen zitten er in de Schijf van Vijf? Welke verschillende soorten brood zijn er? Wat voor vleesvervangers bestaan er? Wat kun je allemaal met een aardappel? Wat gebeurt er allemaal voordat de melk van een koe in de supermarkt ligt? En hoe voelt een stuk fruit? Hierover gaan de lesactiviteiten van het thema Productgroepen.

 

 

Bewegen: Drinken tijdens een uitje (met liedje)

Leskenmerken
Activiteiten Bewegen, proeven, zingen/rijmpje opzeggen, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen proeven en herkennen verschillende drankjes.
Duur 15 minuten, daarna in de proefhoek: 10 minuten per groepje

 

 

Benodigdheden
  • verschillende drankjes (bijvoorbeeld halfvolle melk, appelsap, siroop, drinkyoghurt, water, sinas, tomatensap, chocomel en lauwe thee)
  • bekertjes
  • blinddoek

 

Uitvoering

Zing met de kinderen het onderstaande liedje. Er horen bewegingen bij: Tweetallen zitten op de grond, pakken elkaar handen vast en buigen naar achteren en voren op de melodie van het lied.

Schuitje varen, theetje drinken,
Varen we naar de Overtoom,
Drinken we zoete melk met room,
Zoete melk met brokken,
Kinderen mogen niet jokken.

Bespreek daarna met de kinderen of ze wel eens op stap gaan en wat ze dan drinken. Wie heeft er wel eens gevaren in een boot? Wie is gaan kamperen in een tent, of gaan picknicken met een picknickmand? Wat dronk je toen? Wat drink je het liefst? Wat denk je dat het meest gezond is? 

Schenk verschillende drankjes in bekertjes. Blinddoek een kind en laat hem een slokje nemen van enkele drankjes. Kan hij raden wat het is? Vindt hij het lekker? Hoe smaakt het? Hoe voelt het in de mond? Vervolgens mogen alle kinderen om beurten in groepjes in de proefhoek elkaar blinddoeken en drankjes proeven. Ze stellen elkaar dezelfde vragen: Weet je wat het is? Vind je het lekker? Hoe smaakt het? Hoe voelt het in je mond?

Blik daarna met de klas terug. Welke drankjes vonden ze moeilijk te raden? Welke drankjes zou jij kiezen? Welk drankje is het meest gezond? Waarom?

 

Excursie: Uitstapje naar een tuindersbedrijf (met computerspel)

Leskenmerken
Activiteiten Computer, werkstuk, excursie
Werkvorm Klassikaal, tweetallen
Doel De kinderen bezoeken een tuindersbedrijf
Duur in de klas: 15 minuten

 

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen wat een tuinderij is (een boerderij die groenten en fruit levert zoals bloemkool, prei, kersen, appels, etc). Laat de kinderen bedenken wat zij gisteren gegeten hebben. Laat ze hierover 1 minuut nadenken. Vraag ze daarna welke van deze voedingsmiddelen uit een tuinderij kwamen.

Organiseer vervolgens een excursie naar een tuindersbedrijf om een goed beeld te krijgen van de productiewijze van groenten en fruit. Ter voorbereiding van het bezoek bereiden de kinderen  vragen voor die ze de boer kunnen stellen.

De kinderen kunnen nog meer over het telen en de productie van allerlei groenten te weten komen op de uitgebreide website. Laat de kinderen bijvoorbeeld in groepjes van twee werkstukken maken over verschillende soorten groenten en hier een presentatie over geven.

Tip: Bij het Boki-spel op internet wordt op speelse wijze voldoende groente verzameld. Altijd leuk tussendoor, als u in de klas met groente bezig bent!  Laat de kinderen op de site het Boki-spel om beurten spelen.

 

Excursie: Waar komt je eten eigenlijk vandaan?

Leskenmerken
Activiteiten Excursie
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen gaan op bezoek bij een vlees- of zuivelboerderij.
Duur 1 uur

 

 

Uitvoering

De meeste mensen halen hun boodschappen uit de supermarkt, maar daar worden de producten natuurlijk niet gemaakt. Waar komt bijvoorbeeld je vlees dan wel vandaan?

Hoeveel dieren eet een mens in totaal in zijn leven volgens de kinderen? (Volgens de Nederlandse Vegetariërsbond eet de gemiddelde Nederlander in zijn leven 522 dieren op: 3 runderen, 2,5 lammeren, 27 varkens en 490 kippen.)

Organiseer een uitje naar een vlees- of zuivelboerderij. Er bestaan speciale educatieboerderijen, die ingesteld zijn op bezoeken van schoolkinderen. Omdat er meer dan honderd boerderijen zich hebben aangesloten bij het educatieproject, is er altijd een boerderij in de buurt om te bezoeken. Kijk voor meer informatie op http://www.metdeklasdeboerop.nl/

 

Experiment: Aardappelgebruik

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren dat er verschillende soorten aardappelen zijn.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • enkele (poot)aardappelen

 

Uitvoering

Maak een woordparachute met de drie soorten aardappelen: consumptieaardappelen, pootaardappelen en (veel) zetmeelaardappelen. Praat met de kinderen over de verschillen ertussen. Consumptieaardappelen zijn om op te eten (als verse tafelaardappel of verwerkt tot bijvoorbeeld chips en friet). Pootaardappelen zijn om te planten (in het voorjaar worden ze gepoot en in de zomer en herfst kunnen dan de nieuwe aardappelen worden gerooid). Zetmeelaardappelen zijn om grondstoffen van te maken. (Een zetmeelaardappel is niet eetbaar, maar wordt door de zetmeelindustrie verwerkt tot grondstof voor bijvoorbeeld textiel, medicijnen, papierproducten en drop.)

Leg een paar (poot)aardappelen in de zon en een paar andere (poot)aardappelen op een donkere plek. Kijk na een week of je verschil ziet. Je weet dan meteen op welke plek je aardappelen het beste kunt bewaren! Want zo gauw een aardappel uitloopt, wordt de aardappel slap, omdat de ‘plant’ voeding gebruikt uit de aardappel.

 

Experiment: Bindmiddel in aardappelen (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren wat je met zetmeel kunt doen.
Duur 25 minuten

 

 

Benodigdheden
  • een pak aardappelzetmeel
  • kom
  • houten lepel

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen dat zetmeel één van de belangrijkste bronnen van energie is. Het zit bijvoorbeeld in brood, aardappelen, rijst, peulvruchten en pasta, zoals macaroni.

Kijk dan met de kinderen naar de volgende aflevering  van Klokhuis (14.21 minuut). Daarin legt Yvon Jaspers uit hoe aardappelen worden gerooid, wat een zetmeelaardappel is en hoe je zetmeel uit een aardappel haalt. Bovendien wordt er aandacht besteed aan wat er van zetmeel kan worden gemaakt en zetmeel als bindmiddel.

 

 
Doe de volgende proef om de kinderen te laten zien dat zetmeel ook als bindmiddel wordt gebruikt: Doe een kop water in de kom. Strooi hier aardappelzetmeel in en laat het in het water oplossen door goed te roeren. Laat het mengsel even staan en kijk met de kinderen na een paar minuten wat er is gebeurd.

 

Experiment: De moestuin (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren meer over het zaaien van groenten en de moestuin.
Duur 25 minuten

 

 

Benodigdheden
  • waterkers, taugé of andere spruitgroenten (zaadjes zijn de koop bij tuincentra)
  • tuinkerszaad (ook te koop bij tuincentra)
  • schoteltjes
  • watten
  • wc-rol

 

Uitvoering

Vraag de kinderen of ze wel eens in een moestuin zijn geweest. Wat groeide daar allemaal? Waarom houden mensen een moestuin?

Laat het volgende filmpje (11.23 minuut) zien. Daarin wordt een moestuin nader bekeken. Een moestuin is eigenlijk een eetbare tuin! Soorten planten worden uitgelegd en er wordt getoond hoe je zaadjes zaait.

 

 
Kweek enkele soorten spruitgroenten in de klas: een eetbaar tuintje in de vensterbank!
Spruitgroenten zijn niets anders dan hele jonge plantjes, eigenlijk een soort babygroenten. Deze groenten groeien snel en makkelijk. Voor de ontkieming hoeft er maar aan twee voorwaarden te worden voldaan: het moet warm genoeg zijn en er moet voldoende vocht aanwezig zijn.
Kweek bijvoorbeeld waterkers, taugé of andere spruitgroenten. Zaai wat spruitgroenten uit op een  schoteltje natte watten (bijvoorbeeld in de vorm van de eerste letter van hun naam). Oogsten kan meestal al binnen een week: met een schaar knip je de plantjes tot aan de wattenbodem af. Ze smaken lekker op een broodje met kaas bij het overblijven of in de sla.

 

 
Met tuinkers kan ook leuke proefjes worden gedaan. Zet bijvoorbeeld eens een lege wc-rol rechtop in een schaaltje met ontkiemende zaden. De kiempjes die in de rol staan, zullen veel harder groeien dan de kiempjes erbuiten. Dat heeft te maken met het gebrek aan licht binnen het rolletje. De plantjes rekken zich uit om zo snel mogelijk het zonlicht te bereiken.

 

Experiment: Groenten van binnen

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen onderzoeken groenten van binnen.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten groenten, zoals tomaat, wortel en paprika (per groepje één van ieder)
  • mes en snijplank
  • potjes
  • potgrond

 

Uitvoering

Laat de kinderen verschillende soorten doorgesneden groenten bekijken. Hoe ziet een doorgesneden tomaat eruit, met de zaadjes? Een doorgesneden winterwortel? De binnenkant van een paprika?

Laat de kinderen bij de wortel (het liefst met het groen er nog aan) onderzoeken waar de zaadjes van een wortel zitten. (In een wortel zitten geen zaadjes! Een wortel is namelijk een deel van de wortelplant. De wortel – de naam zegt het eigenlijk al - zit onder de grond. Boven de grond heeft de wortelplant bloemetjes. Daar zitten wel zaadjes in.)

Kweek met de kinderen verschillende zaadjes tot plantjes. Kies zaadjes van verschillende soorten groenten zoals radijs, paprika, sla en tomaten. Als ze uit gegeten groenten komen laat u ze eerst drogen. Daarna worden ze geplant in potjes op de vensterbank. Tip: In het algemeen worden zaden dieper gezaaid naar mate ze groter zijn. Plak een sticker op de potjes met de naam van wat erin zit!
Zaai de zaadjes 2 tot 3 cm diep in goede potgrond. Zet de potjes op een warme plek, zoals de vensterbank. Na een dag of 10 kun je de zaailingen (stekjes) verspenen. Bij het verspenen worden de dicht op elkaar staande kiemplantjes uit de grond gehaald en apart in potjes gezet. Verspeen ze zodra de zaailing twee of drie blaadjes heeft.

Laat de kinderen van dag tot dag tekenen hoe de zaadjes groeien. Dit kan op eigen blaadjes of op een groot vel in de klas. Op deze manier worden de kinderen zich bewust van de groei van de plantjes en beseffen ze wat er allemaal nodig is bij de groei. Bekijk de komende weken hoe de zaadjes uitgroeien tot (kiem)plantjes.

 

Experiment: Hoe wordt roomboter gemaakt?

Leskenmerken
Activiteiten Experiment
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren hoe boter gemaakt wordt.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • vier soorten roomboter: gezouten, ongezouten, gras en halfvol (of plaatjes hiervan, zoals in dit PDF-bestand)
  • een beker (ongeklopte) slagroom
  • kleine potjes met deksel (bijvoorbeeld mini weckpotjes met beugelsluiting)
  • mini crackers

 

Uitvoering

Laat de kinderen de verschillende soorten boter zien: gezouten, ongezouten, gras en halfvol. Weten hoe ze heten? Hebben ze deze wel eens gezien? Welke eten ze thuis (wel eens)?

Loop de vier soorten langs en noem bijzonderheden van iedere soort:
Ongezouten boter: De meeste nederlandse boter is ongezouten. Het bevat 82 % (verzadigd) vet.
Gezouten boter: Bevat maximaal 2 procent zout. Het bevat 82 % (verzadigd) vet.
Grasboter: Wordt gemaakt in de periode dat koeien in de wei lopen. Dankzij het verse gras is het melkvet anders van samenstelling, waardoor deze boter beter smeerbaar is. Hij bevat 82% (verzadigd) vet.
Halfboter (of ‘halfvolle boter’): Boter met 40 % (verzadigd) vet.

Boter is lekker, maar niet zo gezond. Er zit veel hard, verzadigd vet in. Dat is niet zo goed voor je bloedvaten. Maar af en toe kan geen kwaad. Welke boter zou je dan het beste kunnen kiezen? (Ongezouten halfboter want daar zit geen toegevoegde zout in en is maar half zo vet.)
 
Vraag de kinderen waar boter van wordt gemaakt. De meeste kinderen weten vast wel dat het van melk van de koe komt. Om preciezer te zijn: boter bestaat voor ruim 80 procent uit het vet van de melk. Maar hoe wordt boter gemaakt? Dit kunt u vrij eenvoudig laten zien!

Giet een beker (ongeklopte) slagroom in kleine potjes. Seal ze eventueel met plakband zodat ze niet lekken. Laat de kinderen om beurten de potjes flink schudden. Na ongeveer tien minuten zal de room veranderen in boter. Toch zal er ook nog een hoeveelheid vloeistof in de pot te zien zijn. Dat is water. Dat komt omdat slagroom een combinatie is van botervet en water. Door het schudden botsen de moleculen van het botervet tegen elkaar en blijven ze aan elkaar plakken. De klompjes boter worden groter en groter. Het water in de slagroom blijft achter als vloeistof.
De kinderen kunnen de gemaakte ‘boter’ gewoon smeren op brood of een cracker!

 

Experiment: Vette vierkanten

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken welke voedingsmiddelen het meeste vet bevatten.
Duur 30 minuten (+15 minuten de volgende dag)

 

 

Benodigdheden
  • vierkantjes geknipt uit bruine papieren zakjes (van de groenteboer)
  • verschillende snacks om te testen op vet (zoals een wortel, crackers, een handje chips, een blokje kaas, een handje pinda’s, een stukje chocolate, een schijfje appel, een koekje)
  • dienblad

 

Uitvoering
Laat de kinderen kijken naar de voedingsmiddelen. In welke voedingsmiddelen zit vet, denken ze? Laat ze de voedingsmiddelen op volgorde van hoeveelheid vet zetten, zoals zij denken dat het moet. Schrijf hun volgorde ergens op.
Doe nu de volgende proef met de kinderen om  achter het werkelijke antwoord te komen:
Ieder voedingsmiddel moet over een vierkantje papier gewreven worden. Spreek bijvoorbeeld af dat ieder voedingsmiddel 20 keer eroverheen wordt gewreven, zodat alles op dezelfde manier wordt getest. Vergeet niet de papiertjes te labelen, zodat onthouden wordt waarmee ieder papiertje is ingewreven.
De papiertjes worden nu op een dienblad weggelegd.

Bekijk de volgende dag met de kinderen wat er gebeurd is met ieder papiertje. Als er geen vlek op het papiertje is achtergebleven, of er is een ingedroogde vlek te zien, zat er geen vet in het voedingsmiddel. Als er een doorschijnende vlek op het papier zit is er vet aanwezig. Hoe glanzender, hoe vetter.

 

Experiment: Zaden en pitten (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken waar de zaden en pitten in fruit zitten.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • fruit met pitjes (zoals appel of mandarijn)
  • fruit met één (grote) pit (zoals pruim of nectarine)
  • aardbeien
  • potjes of bakjes
  • potaarde
  • plastic folie
  • een gieter
  • keukenpapier
  • plastic zak

 

Uitvoering

Laat de kinderen een appel, pruim en aardbei zien. Waar zitten de zaden van deze soorten fruit? Onderzoek samen met de kinderen waar de zaden zitten: in de appel zitten meerdere pitjes, in de pruim zit één grote pit. Waar zitten de zaadjes in een aardbei? (Op de rode buitenkant zitten witte pitjes. Die pitjes zijn de zaadjes! (Die worden echter meestal niet gebruikt voor nieuwe aardbeiplanten, maar uitgelopen stekjes van de oude plant.))

In het volgende School TV filmpje (2.06 minuut) wordt uitgelegd hoe aardbeien groeien.

 

 
Ook het volgende filmpje is van School TV (1.44 minuut). Dit laat zien hoe aardbeien worden geplukt, hoe sommige aardbeien naar de winkel gaan en andere worden verwerkt tot jam.

 

 
Bekijk tenslotte dit filmpje (1.27 minuut). Daarin wordt aandacht besteed aan diverse fruitzaden en pitten.

 

 

Droog de pit(jes) van de appel en plant deze met de kinderen in een pot in de klas.  Vul de bakjes met aarde en zaai er de appelpitten in. Dek de pitten toe met aarde, duw de aarde aan en geef een beetje water. Dek de bakjes af met plastic folie en zet ze op een warme plaats. Na een paar weken ontkiemen de zaden en groeien er plantjes uit. Dat zijn jonge appelbomen!

Ook uit de pruimenpit kan gekweekt worden: Was de pruimenpit schoon en schrob er de restantjes vruchtvlees af. Laat de pit enkele dagen goed drogen. Wikkel de pruimenpit dan in vochtig keukenpapier, doe hem in een plastic zak en zet deze in de koelkast. Je moet 10 tot 12 weken wachten voordat het begint te ontkiemen! Plant de pit daarna ongeveer 2 cm diep in een pot met potgrond. Laat de pot buiten staan op een koele, lichte plaats. Wees zuinig met water, anders gaat de pit rotten!

 

Experiment: Zelf yoghurt maken (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe yoghurt wordt gemaakt.
Duur 20 minuten, na 5 uur: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • schone pan
  • halve liter melk
  • drie lepels yoghurt
  • thermoskan
  • bakjes

 

Uitvoering
Vraag de kinderen wie er houdt van yoghurt. Hoe eten ze graag hun yoghurt? Weten ze ook hoe yoghurt wordt gemaakt?
Bekijk daarna het volgende School TV filmpje (4.30 minuut) met de kinderen. Daarin wordt uitgelegd dat yoghurt wordt gemaakt van ‘goede’ bacteriën. Het geeft een goed beeld van de bereiding van yoghurt.

 

 
Vertel de kinderen dat het simpel is om zelf yoghurt te maken. Laat dat vervolgens zien! Je hebt er alleen melk en een klein beetje yoghurt voor nodig.
Verwarm, in een schone pan, een halve liter melk tot ongeveer 40 graden (lichaamstemperatuur). Haal de pan van de warmtebron en roer er langzaam drie lepels yoghurt doorheen. (Yoghurt bestaat uit melk en melkzuurbacteriën. De bacteriën zetten de melksuikers in melk om in melkzuur. Door een klein beetje yoghurt te gebruiken voeg je die bacteriën bij de melk.) Doe het geheel in een thermoskan. Laat de kan ongeveer 5 uur staan. Schenk de yoghurt in bakjes en laat het afkoelen in de koelkast. De kinderen kunnen de yoghurt nu eten.

 

Experiment: Zetmeel in aardappelen

Leskenmerken
Activiteiten Experiemnt
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen leren wat zetmeel doet en waar het vandaan komt.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • betadine (verkrijgbaar bij apotheek en drogist)
  • een aardappel

 

Uitvoering

Herhaal met de kinderen dat zetmeel één van de belangrijkste bronnen van energie is. Het zit bijvoorbeeld in brood, aardappelen, rijst, peulvruchten en pasta, macaroni bijvoorbeeld.

Laat de kinderen aardappelzetmeel zien en geef ieder kind een theelepeltje op hun (schone!) hand. Vraag ze een snufje aardappelzetmeel op de punt van hun tong te leggen. Ze houden het zetmeel een tijdje in hun mond. In het begin proeven ze niets, maar zodra het zetmeel met het speeksel vermengd raakt, begint het zoet te smaken. Dat komt omdat speekselenzymen zetmeel afbreken en omzetten in glucose (een soort suiker).

Planten maken zetmeel om als voeding op te slaan voor de winter. In aardappelen zit veel zetmeel. Doe het volgende proefje om dit te laten zien:
Druppel een paar druppels betadine op een blaadje, het is bruin-oranje jodium. Vertel de kinderen dat jodium van kleur verandert als het in aanraking komt met zetmeel. (Dat komt door een chemische reactie.) Laat dan een paar druppels betadine op een stukje aardappel vallen. Het wordt donkerblauw.
Let op: gooi na dit proefje de aardappel met jodium weg.

 

Film: De melkfabriek

Leskenmerken
Activiteiten Film
Werkvorm Klassikaal, groepen
Doel De kinderen leren wat er allemaal moet gebeuren met melk van de koe voordat het in de schappen bij de supermarkt staat.
Duur 25 minuten

 

 

Uitvoering

Vraag de kinderen waar pakken melk in de supermarkt vandaan komen (van de koe op de boerderij). Maar weten ze ook wat er allemaal moet gebeuren voordat de melk in de supermarkt terecht komt?
 
Vraag de kinderen om in groepjes in een stroomschema proberen aan te geven welke stappen er allemaal gezet moeten worden voordat melk van de koe belandt in de supermarkt.
Dit doen ze door te beginnen met ‘de koe wordt gemolken’. Ze eindigen met: ‘de pakken melk worden in het supermarkt schap gezet’. Welke stappen zitten er allemaal tussen, denken ze?
Bespreek daarna kort welke stappen ze bedacht hebben in hun groepje.

Kijk dan met de kinderen naar het volgende filmpje van School TV (1.37 minuut). Ze beseffen daardoor dat de melk die wij in de supermarkt kopen al een hele reis heeft ondergaan!

 

 
Vraag de kinderen na het kijken welke stappen ze ‘vergeten’ waren in hun stroomschema.

 

Film: Groene bladeren

Leskenmerken
Activiteiten Film, werken in hoeken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren dat groenten delen van een plant zijn.
Duur 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • een tak van een plant (met blaadjes)
  • een zak verse spinazie
  • loepjes of vergrootglazen

 

Uitvoering

Laat de kinderen de blaadjes aan de tak en de spinazie zien. Laat ze beide bladeren betasten en een blaadje spinazie eventueel proeven. Ze mogen dit ook in de ontdekhoek doen met behulp van loepjes of vergrootglazen. Wat hebben deze twee dingen met elkaar te maken? (Spinazie zijn ook blaadjes van een plant, alleen zijn zij eetbaar) Welke groenten kunnen de kinderen noemen die ook blaadjes van een plant zijn? (sla, boerenkool, andijvie enz.)

Vertel de kinderen dat alle groente die we eten een deel van een (eetbare) plant is. Bij sommige groenten eten we de bladeren, maar bij anderen bijvoorbeeld de bloemen, zoals bij bloemkool, of de wortel, zoals bij bietjes.

In het volgende filmpje van School TV (1.56 minuut) leren de kinderen welke eetbare delen van planten we allemaal eten.

 

Groepsgesprek: Aardappelen in het broodvak

 

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over aardappelen in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • voorbeelden van aardappelproducten (bijvoorbeeld een (plaatje van) friet, chips, gebakken aardappelen, aardappelpuree)

 

Uitvoering

Stal de (plaatjes van) producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze producten bij  elkaar? (Ze zijn allemaal gemaakt van aardappel en zitten bij elkaar in het ‘broodvak’ van de Schijf van Vijf.) Waarom zitten aardappelen in het broodvak van de Schijf van Vijf?   (omdat ze veel koolhydraten, eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium en ijzer bevatten) Waarin lijkt aardappel op brood? (Ze zijn de ’basis’ van een maaltijd (je eet er altijd wat bij) en geven een voldaan gevoel) Wat eet je zelf voor aardappelproducten?
Laat ze hier iets over vertellen.

Leg uit dat je per dag 3 á 4 groentelepels aardappel (of rijst, pasta enz.) mag gebruiken. Dit is naast de 4 á 5 sneetjes brood, uit hetzelfde vak. Het is belangrijk om te variëren tussen verschillende soorten vezelrijke producten, zoals aardappelen, (zilvervlies)rijst, pasta en bonen. Als ze aardappel eten, is het goed om niet te vaak te kiezen voor gebakken of gefrituurd!

Vraag de kinderen plaatjes te verzamelen van aardappelen die op verschillende manieren zijn bereid. Dit kan van internet, maar ook uit tijdschriften of supermarktkrantjes gehaald worden. Deze plakken ze op een klassikale aardappelposter, nadat ze over ‘hun’ manier van bereiden verteld hebben.

 

Groepsgesprek: Aardappelfamilie (met filmpje)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen leren dat er meerdere planten horen bij de aardappelfamilie (nachtschade).
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • tomaat
  • aubergine
  • paprika
  • rode peper
  • plaatje tabaksplant
  • aardappel

 

Uitvoering

Laat de producten zien en vraag de kinderen welke producten familie zijn van de aardappelplant. Laat de kinderen verwoorden waarom ze denken dat iets wel of niet tot die familie hoort. Verklap daarna dat ze allemaal familie zijn van de aardappel!

Bekijk daarna de volgende aflevering van Huisje Boompje Beestje (15.23 minuut). Dit gaat over wat een aardappel precies is. Bovendien maakt Pierre Wind bijzondere en gezonde gerechten van aardappel.

 

Groepsgesprek: Het broodvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over de inhoud van het broodvak in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • een voorbeeldproduct van ieder onderdeel van het vak ‘brood, granen, aardappelen, rijst, pasta, couscous en peulvruchten’ van de Schijf van Vijf (bijvoorbeeld een boterham, een ontbijtgraan, een aardappel, een pak rijst, een pak spaghetti en een blik bruine bonen)

 

Uitvoering

Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze zitten bij elkaar in één vak van de Schijf van Vijf. Ze horen in het ‘broodvak’.) Ga de onderdelen langs en stel vragen als: Welke soorten broodproducten ken je? (Wijs ook op beschuit, crackers e.d.) Welke ontbijtgranen lust jij? Weet je wat couscous is? (Laat hier anders een voorbeeld van zien: het wordt gemaakt van griesmeel (het is dus eigenlijk een soort pasta!)) Laat de bruine bonen zien: bij welk onderdeel van het vak ‘brood’ horen zij? (peulvruchten) Welke peulvruchten ken je allemaal? (Verse peulvruchten: doperwten, peulen, sperziebonen, tuinbonen, enz.;  Gedroogde peulvruchten: bruine en witte bonen, groene erwten, kapucijners, linzen, enz.;  Kiemen: alfalfa, kikkererwten, taugé, enz.; Sojaproducten: sojabonen, tempé en tofu; Pinda’s) Wat eet je het liefst: aardappelen, rijst, pasta, couscous of bruine bonen? Laat ze vertellen hoe ze het graag eten.

 

Leg uit dat het broodvak producten bevat die koolhydraten, eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium en ijzer bevatten. Het is belangrijk om te variëren tussen verschillende soorten vezelrijke producten, zoals aardappelen, (zilvervlies)rijst, volkorenproducten en peulvruchten. Tip: Kies bij voorkeur volkorenbrood en bruine broodsoorten.

Vraag de kinderen van thuis (de verpakking van) een voedingsproduct mee te nemen wat met het broodvak te maken heeft of hier een foto van te maken. Met behulp van ‘hun product’ vertellen de kinderen in de klas, tijdens een groepsgesprek aan elkaar wat ze hebben meegenomen en wat ze erover weten.

 

Groepsgesprek: Het drankvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de inhoud van het drankvak in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • voorbeelden van producten uit het ‘drankvak’(bijvoorbeeld een kopje thee, een glas melk, een glas water, een blikje cola en een glas (vruchten)sap)
Uitvoering
Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze komen allemaal uit het ‘drankvak’ van de Schijf van Vijf.) Nee toch? Het glas met vruchtensap hoort toch in het groente –en fruitvak, en het glas melk in het vlees/zuivelvak? (Ja, maar ook in het drankvak, want het is vocht.) Waarom moet je elke dag drinken? (Omdat je vocht verliest door te plassen en zweten, om je lichaamstemperatuur goed te kunnen te regelen (door te zweten raakt je lichaam namelijk het teveel aan warmte kwijt), om het transport van voedingsstoffen in het bloed en het afvoeren van afvalstoffen met de urine goed te laten gaan.) Hoeveel moet je per dag drinken? (10 glazen, oftewel anderhalve liter) Mag je al het drinken meerekenen? (Ja, dat moet zelfs!) Is al het drinken even goed? (Qua vocht wel, maar sommige drankjes bevatten ook veel suiker of cafeïne.)

 

Geef de kinderen als tip: Kies het liefst water, thee en koffie zonder suiker of melk en drankjes onder 30 kcal per 100 ml: dat zie je op het etiket.

Vraag de kinderen van thuis (de verpakking van) een drankje mee te nemen of hier een foto van te maken. Met behulp van ‘hun product’ vertellen de kinderen in de klas, tijdens een groepsgesprek aan elkaar wat ze hebben meegenomen, wat erin zit en of ze het lekker vinden.

 

Groepsgesprek: Het groente- en fruitvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, knutselen
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de inhoud van het groente- en fruitvak in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • enkele voorbeeldproducten van het groente- en fruitvak van de Schijf van Vijf (bijvoorbeeld een tomaat, een stronk broccoli, een paprika, een appel en een banaan)
  • twee grote vellen papier

 

Uitvoering
Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze zitten bij elkaar in één vak van de Schijf van Vijf. Ze horen in het ‘groente- en fruitvak’.) Ga de producten langs en stel vragen als: Is broccoli groente of fruit? (groente) Welke soorten groente ken je? Welke soorten groente vind je het lekkerst? (Turf dit eventueel en bepaal wat de top drie is van de klas) Welke producten die hier liggen zijn fruit? Ook de tomaat? (Over de tomaat is lang onenigheid geweest. Hij wordt nu echter gerekend tot de groenten, al lijkt hij qua groeivorm nog het meest op een bes!) Welke soorten fruit vind je het lekkerst? (Turf dit eventueel en bepaal wat de top drie is van de klas!)

 

Leg uit dat het groente- en fruitvak producten bevat die je helpen om onmisbare voedingsstoffen binnen te krijgen als vitamine C, vitamine A, foliumzuur, vezels en kalium. Dit geldt overigens voor alle soorten groente en fruit: vers, uit pot en blik, uit de diepvries of als bewerkt product, zoals puree of smoothie. Door elke dag voldoende groente en fruit te eten, verklein je het risico op hart- en vaatziekten. Het is belangrijk om zoveel mogelijk te variëren tussen verschillende soorten groenten en fruit. Op die manier krijg je alle voedingsstoffen binnen die je lichaam nodig heeft om gezond te blijven.

Vraag de kinderen plaatjes te verzamelen van groenten en fruit. Dit kan van internet, maar ook uit tijdschriften of supermarktkrantjes gehaald worden. Deze plakken ze op een klassikale groenteposter en fruitposter, nadat ze over ‘hun’ groente en fruit verteld hebben.

 

Groepsgesprek: Het vetvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de inhoud van het vetvak in de Schijf van Vijf
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • voorbeelden van producten uit het ‘vetvak’(bijvoorbeeld olie, margarine, halvarine)

 

Uitvoering
Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze komen allemaal uit het ‘vetvak’ van de Schijf van Vijf.) Zijn alle vetten hetzelfde? (Nee, je hebt de gezondere onverzadigde vetten en de ongezondere verzadigde vetten.) Wat is het verschil tussen verzadigd en onverzadigd? Verzadigde vetten worden vooral gevonden in dierlijke producten, zoals jus en roomboter, maar ook in sommige plantaardige vetten, zoals cacaoboter, palmolie en kokosvet. Onverzadigde vetten zijn meestal vloeibaar bij kamertemperatuur en komen vooral uit plantaardige producten. Denk aan olijfolie en halvarine.)
Moet je wel vet eten, dat is toch ongezond? (Ja, het lichaam heeft vetten nodig voor vitamines als A, D en E, en belangrijke vetzuren, die het lichaam zelf niet kan aanmaken.)

 

Geef de kinderen als tip: Kies producten met zo min mogelijk verzadigd vet, zoals halvarine op brood en olie om in te bakken. Gebruik voor het frituren vloeibaar frituurvet of olie in plaats van hard frituurvet.

Vraag de kinderen van thuis (de verpakking van) een voedingsproduct mee te nemen uit het vetvak of hier een foto van te maken. Met behulp van ‘hun product’ vertellen de kinderen in de klas, tijdens een groepsgesprek aan elkaar wat ze hebben meegenomen, hoe ze het thuis gebruiken en of het verzadigd is of onverzadigd.

 

Groepsgesprek: Het vleesvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de inhoud van de vleesvak in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • een voorbeeldproduct van ieder onderdeel van het vak ‘zuivel, vlees, vis, ei, vleesvervangers’ van de Schijf van Vijf (bijvoorbeeld een blokje kaas, een plakje ham, een blikje zalm, een ei en een bakje quorn)

 

Uitvoering

Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze zitten bij elkaar in één vak van de Schijf van Vijf. Ze komen allemaal van dieren.) En de quorn dan? (Dat is een vleesvervanger, dus niet dierlijk, maar wel met veel eiwitten (en visvetzuren, ijzer, calcium en B-vitamines).) Wat eet je zelf: vlees, gevogelte, vis of vegetarisch? Laat ze hier iets over vertellen. Leg uit dat vlees een product is waar ook vet in zit. Daarom heb je hier niet al te veel van nodig (150 gram). Vet vlees (bijvoorbeeld worst of spek) moet je niet te vaak en teveel eten. Magere vleessoorten zoals kip en vis kun je vaker kiezen. 

Vraag de kinderen van thuis (de verpakking van) een voedingsproduct mee te nemen wat met het zuivel/vlees vak te maken heeft of hier een foto van te maken. Met behulp van ‘hun product’ vertellen de kinderen in de klas, tijdens een groepsgesprek aan elkaar of ze vooral vlees, vis of vegetarisch eten en waarom.

 

Groepsgesprek: Melk in het vleesvak

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek
Werkvorm Klassikaal, individueel
Doel De kinderen denken na over de inhoud van het vleesvak in de Schijf van Vijf.
Duur 10 minuten, volgende dag: 15 minuten

 

 

Benodigdheden
  • voorbeelden van zuivelproducten (bijvoorbeeld een blokje kaas, een glas melk, een bakje yoghurt, geitenkaas)

 

Uitvoering

Stal de producten voor de kinderen uit. Vraag hen: Waarom horen deze voedingsproducten bij  elkaar? (Ze zijn allemaal gemaakt van zuivel (melk) en zitten bij elkaar in het ‘vleesvak’ van de Schijf van Vijf. Waar komen al deze producten vandaan? (van melk, dus van dieren)  Waarom zitten zuivelproducten in het vleesvak van de Schijf van Vijf? (omdat ze dierlijk zijn en veel eiwitten bevatten) Wat eet je zelf voor zuivelproducten? Laat ze hier iets over vertellen.

 

Leg uit zuivel hoort bij een gezonde dagelijkse voeding. Het is brandstof en bouwstof voor je lichaam. Maar wat zit er nu precies in zuivel waardoor het zo goed voor je is? (Zuivelproducten bevatten veel eiwitten. Eiwitten zijn goed voor de opbouw van je lichaam. Zuivelproducten bevatten bovendien veel fosfor en calcium (kalk). Deze voedingsstoffen zorgen voor sterke botten en tanden. Omdat het lichaam zelf geen calcium aanmaakt zijn zuivelproducten erg belangrijk voor de mens.)
Wijs de kinderen erop dat melk ook veel vet bevat, dus dat de magere soorten gezonder zijn. Verder moeten de kinderen weten dat een glas (karne)melk ook meetelt als één van de 10 glazen vocht (drinkenvak) die je per dag moet drinken.

Vraag de kinderen van thuis (de verpakking van) een voedingsproduct dat met zuivel te maken heeft mee te nemen of hier een foto van te maken. Met behulp van ‘hun product’ vertellen de kinderen in de klas, tijdens een groepsgesprek, aan elkaar wat ze graag drinken/eten, hoe en waarom.

 

Groepsgesprek: Van graan tot brood (met filmpjes)

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, film
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken hoe brood gemaakt wordt en hoe verschillende soorten brood smaken.
Duur 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • verschillende soorten brood (zoals volkoren, wit, tarwe, meergranen, rogge, Turks brood)

 

Uitvoering

Laat verschillende soorten brood zien in de kring. Vraag de kinderen: Welke soorten brood ken je? Hoe heten ze? Welk brood vind je lekker? Waarom vind je dat zo lekker?
Laat ze vervolgens van elk soort brood een stukje bekijken, voelen (met schone handen!), eraan ruiken en natuurlijk proeven.
Vraag de kinderen: Welke soort zou je vaker willen proberen? In welk brood zitten veel vezels, denk je? (De meeste vezels (en vitamines en mineralen) bevinden zich in de buitenste laag van de graankorrel (de ‘zemel’). Daarom zitten er meer vezels in bruin- en volkorenbrood dan in witbrood.)

Het volgende filmpje van Huisje Boompje Beestje (15.08 minuut) laat zien hoe brood gemaakt wordt.

 

Ook het volgende School Tv filmpje (1.33 minuut) legt uit hoe brood gemaakt wordt.

 

Verder zijn er op de site www.brood.net heel veel weetjes en interessante informatie over brood te vinden. Leuk voor kinderen die hier meer over willen weten of er een werkstuk over willen maken.

 

Knutselen: Broodje gezond

Leskenmerken
Activiteiten Groepsgesprek, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen denken na over hoe een broodje gezond eruit ziet.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • A-4 vellen
  • tekengerei

 

Uitvoering

Vraag de kinderen hun lekkerste broodje gezond op een A-4 blaadje te schrijven. Dit doen ze in de vorm van een recept (dus ze moeten zo precies mogelijk opschrijven wat er op moet en hoeveel). Ze maken er ook een tekening bij. 
Bespreek hun broodjes gezond met elkaar. Let op dat de broodjes wel écht gezond zijn. Dus niet: een wit broodje, besmeerd met mayonaise, met drie dubbel beleg. Een echt gezond broodje bestaat uit een volkoren broodje besmeerd met weinig boter, met 1 plakje ham, wat kipfilet of kaas of ei en met veel groenten en fruit.

De recepten kunnen gebundeld worden tot een klassenkookboek 'Broodje gezond.’

Tip: Doe met de klas mee aan het Nationaal Schoolontbijt (eind oktober/begin november). Meer informatie hierover is te vinden op deze site.

 

Knutselen: Groentetentoonstelling

Leskenmerken
Activiteiten Knutselen
Werkvorm Individueel
Doel De kinderen maken groente van papier-maché en stellen dit tentoon in de klas.
Duur Papier-maché: 30 minuten, schilderen: 30 minuten

 

 

Benodigdheden
  • behangplaksel
  • kranten
  • verf
  • verse voorbeelden van groente met verschillende kleuren

 

Uitvoering
Laat de kinderen zoveel mogelijk soorten groenten van papier-maché maken en dan verven. Probeer ook verschillende niet zo bekende, kleurige soorten te laten maken, zoals aubergine. Gebruik de verse voorbeelden als inspiratie. De groente uitstalling staat prachtig in de klas, bijvoorbeeld opgehangen voor het raam of in de ventsterbank.

 

Knutselen: Olie en water

Leskenmerken
Activiteiten Experiment, knutselen
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken dat olie en water niet mengen.
Duur 45 minuten

 

 

Benodigdheden
  • olie (bijvoorbeeld zonnebloemolie)
  • water
  • glas
  • wit tekenpapier
  • aluminium koekenpan
  • vork
  • 3 bekers
  • ecoline (meerdere kleuren)
  • eetlepel
  • theelepel
  • schorten
  • kranten

 

Uitvoering
Zet een glas met water voor de kinderen neer. Vraag de kinderen wat ze denken dat er zal gebeuren als u de olie in het water giet. Laat de kinderen zelf uitproberen of ze door op andere manieren te mengen, de olie en het water wél met elkaar kunnen mengen, bijvoorbeeld door goed te roeren.
Wat je ook doet: ze mengen niet. Waarom niet? (Olie is een ‘hydrofobe’ stof, letterlijk betekent dat woord ‘bang voor water’!) Waarom blijft de olie bovenop het water drijven? (Olie is lichter dan water. Dat is ook wat er gebeurt bij een tankerongeluk op zee: de olie blijft op de oppervlakte liggen en verspreiding van olie gaat heel snel.)

 

Door deze eigenschappen kunnen de kinderen nu een kunstwerk gaan maken! Hoe gaan ze te werk?
  1. Giet een eetlepel olie in elke plastic beker.
  2. Kies drie verschillende kleuren ecoline, en giet een theelepel van een andere kleur in iedere beker.
  3. Roer het mengsel in elke beker goed door met een vork, totdat de kleurstof goed vermengd wordt. (Veeg de vork af voor je hem in de volgende beker steekt!)
  4. Leg kranten onder de aluminium pan om eventuele spatten op te vangen. Vul de pan met water, maar niet helemaal tot bovenaan.
  5. Giet een beetje van een van de gekleurde oliemengsels in één gedeelte van de pan. Herhaal dit met de andere twee kleuren, in verschillende gebieden van de pan.
  6. Om nu je kunstwerk te maken moet je voorzichtig een stuk karton bovenop het water leggen. Na 30 seconden til je het er voorzichtig uit. Bewonder het effect van de kleuren op het papier!
  7. Leg het natte papier plat op een aantal kranten, zodat de kleuren niet uitlopen, en laat het een nacht drogen. 

 

Koken: Ciabatta

Leskenmerken
Activiteiten Koken
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen maken zelf brood.
Duur 25 minuten (+ 2 uur rijstijd en 20 minuten baktijd)

 

 

Uitvoering
Laat de kinderen ervaren hoe het is om als bakker brood te bereiden. De smaak van zelfgebakken brood is bovendien onweerstaanbaar!

 

Recept [Ciabatta]
Keukenspullen:
zeef
kom
oven
Ingrediënten:
1 zakje gedroogde gist
1 theelepel suiker
2,2 deciliter water
350 gram bloem
5 gram of 1 theelepel zout.
1 eetlepel olijfolie

Meng het gist met suiker en iets van het lauwe water en laat 10 minuten rusten.
Zeef bloem en zout in een kom. Meng het gistmengsel goed met de rest van het lauwe water en voeg het toe aan de gezeefde bloem. Kneed het deeg enkele minuten goed door.

Vorm tot een platte rechthoek van 10 x 40 centimeter en laat het afgedekt 30 minuten rijzen. Snij het deeg in 2 stukken, trek het wat uit in de lengte (niet meer kneden) en laat het afgedekt weer 30 minuten rijzen. Bestuif met wat bloem en laat nog een uur rijzen.
Verwarm de oven voor op 220 graden (hete lucht 200 graden) en bak de ciabatta’s ongeveer 20 minuten.

 

Taal: Broodsprookje

Leskenmerken
Activiteiten Taal
Werkvorm Klassikaal
Doel De kinderen ontdekken de stappen tussen graan en brood.
Duur 30 minuten

 

Benodigdheden
  • graan (te koop bij molens, maalderijen, winkels met bakkersbenodigdheden, boerderijen met winkel aan huis, maar ook bij veel biologische winkels. Ook via internet te bestellen)
  • eventueel korenhalmen, meel en brood
  • ouderwets koffiemolen of vijzel

 

Uitvoering

Lees het volgende sprookje voor in de kring. Wanneer mogelijk is het leuk om graankorrels, korenhalmen, meel en brood erbij te houden om op te wijzen onder het lezen.

De arme vrouw en de graankorrels
Er was eens een arme vrouw. Ze kon elke dag net genoeg eten vinden voor haar kleine kinderen. Op een dag vond ze een paar graankorrels. Ze ging naar het dorp en vroeg aan de mensen: “Wie wil me helpen om deze zaadjes te planten?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik die zaadjes zelf wel planten,” zei de vrouw. En dat deed ze.
De zaadjes groeiden op tot flinke korenaren. Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om het koren te maaien?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik het koren zelf wel maaien,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om het graan van de stengels te dorsen?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik het graan zelf van de stengels dorsen,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de arme vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om de graankorrels te malen tot meel?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik de graankorrels zelf wel malen tot meel,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen vroeg de vrouw aan de mensen: “Wie wil me helpen om brood te bakken van dit meel?” “Ik niet,” zei de slager. “Ik niet,” zei de groenteboer. “Ik niet,” zei de bakker. “Nou, dan ga ik van dit meel zelf wel brood bakken,” zei de vrouw. En dat deed ze.
Toen riep de vrouw tegen de mensen: “Wie wil me helpen om dit brood op te eten?” “Ik!” zei de slager. “Ik!” zei de groenteboer. “Ik!” zei de bakker. “Nee, laat maar,” zei de vrouw. “Mijn kinderen en ik eten dit brood zelf wel op.” En dat deden ze!

Stel daarna vragen als:

  • Wat vond de arme vrouw?
  • Wat groeide daar uit?
  • En wat kon ze daarvan maken?
  • Wist je waar brood vandaan kwam?
  • Welke van de mensen in het dorp had de arme vrouw heel goed kunnen helpen? (de bakker)
  • Waarom deed hij dat dan niet, denk je?
  • Waarom kregen de mensen niets toen de arme vrouw het brood had gebakken?
  • Is er iemand wel eens in een molen geweest waar graan gemalen wordt?

Om kinderen te laten zien hoe graan daadwerkelijk meel wordt kun u met een ouderwetse koffiemolen of vijzel tarwekorrels malen tot meel. Zo zien ze van dichtbij hoe dit proces gaat.

 

Taal: Fruitspelletjes (met werkbladen en computeropdracht)

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel, computer
Werkvorm Individueel, groepen
Doel De kinderen oefenen de namen van verschillende soorten fruit.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • fruit-memorykaartjes  (zie voorbereiding)
  • werkblad fruit matchen met naam (zie activiteit)

 

Voorbereiding

Kopieer allerlei plaatjes van fruit twee keer op kleine (geplastificeerde) kaartjes. Gebruik bijvoorbeeld deze kaartjes met veel voorkomend fruit:

 

Uitvoering

Laat de kinderen fruitmemory spelen om de namen van diverse soorten fruit te oefenen.  De kinderen leggen alle kaartjes ondersteboven neer en spelen memory. Ze moeten bij het omdraaien het fruit noemen bij de juiste naam. Zo oefenen ze spelenderwijs de namen van allerlei soorten fruit.

Ook dit werkblad is een goede oefening om fruitsoorten te oefenen. De cijfers moeten op de juiste plaats worden gezet.

Deze leuke oefening om fruit te herkennen kan individueel door kinderen gedaan worden op de computer.

Tip: Laat de kinderen van klei verschillende soorten fruit maken. Ze kunnen deze kunstwerkjes ook verven. Op deze manier kan de klas een mooie fruitmand maken.

 

Taal: Groentespelletjes (met werkbladen en computeropdracht)

Leskenmerken
Activiteiten Taal, spel, computer
Werkvorm Individueel, groepen
Doel De kinderen oefenen de namen van verschillende soorten groenten.
Duur 20 minuten

 

 

Benodigdheden
  • groente-memorykaartjes (zie voorbereiding)
  • werkblad groente matchen met naam (zie uitvoering)

 

Voorbereiding

Kopieer allerlei plaatjes van groente twee keer op kleine (geplastificeerde) kaartjes. Gebruik bijvoorbeeld deze kaartjes met veel voorkomende groentes:

 

Uitvoering

Laat de kinderen groentememory spelen om de namen van diverse soorten groenten te oefenen. De kinderen leggen alle kaartjes ondersteboven neer en spelen memory. Ze moeten bij het omdraaien de groenten noemen bij de juiste naam. Zo oefenen ze spelenderwijs de namen van allerlei soorten groente.

Ook het volgende werkblad is een goede oefening om groentesoorten te oefenen. De cijfers moeten op de juiste plaats worden gezet.

Deze leuke oefening om groente te herkennen kan individueel door kinderen gedaan worden op de computer.

 

Contact

Over Smaaklessen

 

Smaaklessen is hét lesprogramma over voeding voor groep 1 t/m 8 van de basisschool. Door te proeven, ruiken, voelen?, horen en kijken verkennen kinderen hun eten. Hiermee leren kidneren op jonge leeftijd gezonde en duurzame voedingskeuzes te maken. Kijk ook op www.smaaklessen.nl

Landelijk steunpunt Smaaklessen, Wageningen University

Website: www.smaaklessen.nl
E-mailadres: smaaklessen@wur.nl
Telefoonnummer: 0317 48 59 66
Twitter:  @Smaaklesen