Leskenmerken | ![]() |
|
Activiteiten | Proeven | |
Werkvorm | Klassikaal | |
Doel | De kinderen ervaren dat smaak wordt beïnvloed door wat je ervoor of erna eet. | |
Duur | 20 minuten |
Benodigdheden |
|
Uitvoering |
Vertel de kinderen dat we onszelf kunnen ‘foppen’ als het om smaakt gaat. Hoe we een bepaalde smaak beleven wordt bijvoorbeeld beïnvloed door wat iemand voor of na het eten van een product heeft gegeten. Dat gaan ze nu uittesten. Laat de kinderen iets proeven dat zuur is, bijvoorbeeld een lepel yoghurt of citroensap. Vraag ze goed te onthouden hoe zuur het smaakt. Laat ze daarna een slok thee drinken met één theelepel suiker. Laat ze vervolgens opnieuw een lepeltje yoghurt of citroensap nemen. Smaakt het hetzelfde als de eerste keer? (Nee, het lijkt zuurder.) Laat ze vervolgens weer een slokje thee nemen. Smaakt de thee net zo zoet als daarvoor? (Nee, het lijkt zoeter.) Hoe komt dat? (Iets zuurs lijkt nog zuurder als je daarvoor iets heel zoets hebt gegeten en iets zoets lijkt nog zoeter als je daarvoor iets heel zuurs hebt gegeten. Je smaakpapillen zijn een beetje ‘lamgeslagen’.) |
Aansluitende Smaaklessen | ||||||||||||
|
||||||||||||