Thema 7 - ecologie en milieu - havo 4 - 2122

Thema 7 - ecologie en milieu - havo 4 - 2122

Thema Ecologie

Intro

Intro Thema Ecologie

Dit thema bestaat uit 4 modules met opdrachten. Je werkt aan opdrachten in diverse werkvormen, individueel of samen met medeleerlingen. Je verwerkt opdrachten digitaal in de electronische leeromgeving, en soms ook gewoon op papier. Verzamel uitwerkingen op papier in een mapje, of voeg ze toe aan het portfolio in de reader. Maak hierin ook aantekeningen bij het bestuderen van de Kennisbanken of tijdens de instructielessen. Natuurlijk kun je daarnaast ook gewoon een schrift gebruiken.

Als je alleen digitaal kunt werken maak je een eigen portfolio aan op je pc. Je maakt een mappenstructuur aan waarin je per module verschillende documenten opslaat. Maak ook screenshots van gemaakte opdrachten en toetsen. In Itslearning kun je met een map meerdere documenten tegelijk inleveren. Je kunt daarom ook werken met mappen per weektaak.

De reader van dit thema vind je als apart document in Itslearning en kun je HIER downloaden. Je kunt de reader opslaan op je eigen pc, en uitprinten. In de digitale versie van de reader kun je via de linken direct naar de digitale content (Kennisbanken etc).

De syllabus van dit thema kun je HIER downloaden. In de syllabus staan alle kennisbanken van dit thema overzichtekijk bijelkaar. Het bevat alle leesrtof van de ecologie. Goed voor een overzicht over de totale leerstof ecologie en als naslagwerk. Je kunt de syllabus uitprinten en/of opslaan op je pc.

 

Gestructureerde natuur?
Geen enkel organisme komt alleen voor. Op een alleenstaande eik in een grasveld zitten honderden insecten, nestelen vogels en er knabbelen rupsen aan de bladeren.
Ook op en in ons krioelt het van de organismen.
Organismen hebben elkaar nodig om in leven te blijven: voor de voortplanting, als voedsel en als schuilplaats.

Wanneer relaties in de natuur zijn verstoord door biotische of abiotische factoren, ondervindt de mens direct, of soms later, de gevolgen. Bijvoorbeeld de achteruitgang van de bij in Nederland of de opwarming van de aarde wereldwijd.
Om al die relaties goed te kunnen bestuderen brengen ecologen hierin een structuur aan.
Ecologie is een onderdeel van biologie. De ecologie bestudeert de wisselwerking tussen organismen onderling, tussen verschillende organismen en tussen organismen en hun niet-levende omgeving.

 



Bekijk het filmfragment:

Welke factoren zijn belangrijk voor de terugkeer van de bever in Nederland?

 

 

Ophalen voorkennis

Toets:Toets

Module 1 Relaties in ecosystemen

De hoofdrolspeler in deze module is de blauwalg.
Bekijk als inleiding de filmfragmenten en lees de artikelen.


Artikel Blauwalg levensgevaarlijk voor honden


Artikel Blauwalg

Aan het eind van de module ga je antwoord geven op de volgende vragen:
Wat maakt het gevaarlijk om je hond te laten zwemmen in water besmet met blauwalgen?
Welke factoren hebben effect op de groei van blauwalgen?
Hebben mensen ook last van blauwalgen?
Welke maatregelen worden genomen om de groei van blauwalgen te voorkomen?

Doelen-Concepten

Aan het eind van deze module kun je:

  • voedselrelaties tussen organismen beschrijven;
  • relaties in een voedselketen benoemen;
  • in een voedselweb voedselketens herkennen;
  • de oorzaak en de gevolgen van accumulatie van schadelijke stoffen in een voedselketen uitleggen;
  • beschrijven wat onder een ecosysteem wordt verstaan en welke componenten daarvan deel uitmaken;
  • veranderingen van abiotische en biotische factoren in een ecosysteem beschrijven en de gevolgen daarvan;
  • beschrijven welke rol abiotische en biotische factoren spelen bij de instandhouding en ontwikkeling van een ecosysteem;
  • de rol van concurrentie binnen en tussen de populaties in een ecosysteem beschrijven;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelfregulatie van ecosystemen kan beïnvloeden.

Deelconcepten
Habitat, geboorte, sterfte, trofische niveaus, predatie, beperkende factor, tolerantie, optimum, persistent, producent, consument, reducent.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Relaties in ecosystemen' bestaat uit een aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan vul je in welke opdrachten je gedaan hebt (digitaal of op papier).
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het werkplan module 1


Werkvorm
Je werkt in deze module alleen en soms in groepjes.

Benodigdheden:

 

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 8 slu nodig.

Stap 1: Wat is een soort? (optioneel)

* Stap 1 is optioneel voor diegene die al weten wat een soort is en hoe we dit kunnen bepalen.

Wat is een soort?

In de ecologie speelt het begrip soort een belangrijke rol. Maar wat is een soort?  Wanneer behoren twee organismen tot dezelfde soort? En hoe heeft men dat bepaald?

Daarbij geef je een soort een naam, maar dat niet alleen, je drukt er ook verwantschap mee uit.

Om overzicht te krijgen in de veelheid aan variabele levensvormen hebben wetenschappers zich al eeuwenlang bezig gehouden met de ordening van organismen in groepen. Hoe doe je dat? Waar let je op? Wie geef je welke naam? En wanneer behoren organismen tot dezelfde soort? Wat is een soort?

 

Opdracht 1: Wat is een soort?

Bestudeer de volgende powerpointpresentatie: Wat is een soort?

en bestudeer de kennisbank: KB: Ordening volgens Linnaeus

Maak vervolgens aantekeningen in je schrift over:

  1. De definitie van een soort
  2. De wetenschappelijke naamgeving
  3. De taxonomie

 

Opdracht 2: Verwantschap

In de taxonomie wordt met de wetenschappelijk benaming verwantschap tussen organismen uitgedrukt. De Nederlandse naamgeving van soorten doet dat niet altijd.

Hoe kun jij uit onderstaande  naamgeving verwantschap tussen organismen afleiden?

  1. Ranunculus acris L.
  2. Ranunculus repens L.  
  3. Ranunculus arvensis L.
  4. Myosotis arvensis L.
  5. Trifolium arvense L.
  6. Trifolium repens L.
  7. Trifolium pratense L.

     

Maak de volgende opdrachten in je schrift:

  1. Neem de wetenschappelijke namen van deze planten over in je schrift, zoek de Nederlandse naam van de plant, en zet die achter de wetenschappelijke naam.
  2. Welke planten zijn verwant aan elkaar?
  3. Waaruit leid je dat (antwoord op vraag b) af?
  4. Welke planten behoren tot dezelfde soort?
  5. Welke planten behoren tot hetzelfde geslacht?
  6. Geef een verklaring waarom de Nederlandse naamgeving onvoldoende verwantschap uitdrukt.

Je geeft antwoorden op bovenstaande vragen in de digitale oefening naamgeving

 

Toets: Stap 1 - Wat is een soort?

Start

Oefening: Extra oefening naamgeving

Start

Stap 2: Relaties

Relaties
Organismen van dezelfde soort hebben een onderlinge relatie maar ook organismen van verschillende soorten hebben met elkaar te maken.
Ze zijn onderling van elkaar afhankelijk en beïnvloeden elkaar.

Daarnaast is ieder organisme afhankelijk van de omgeving waarin het leeft.
Op zijn beurt beïnvloedt een organisme de omgeving zelf ook weer.

Opdracht 1 Relaties tussen organismen
Bekijk eerst de foto's.

  1. Welke relaties bestaan er tussen organismen van dezelfde soort?
  2. Welke relaties bestaan er tussen organismen van verschillende soorten?
  3. Welke relaties bestaan er tussen organismen en de niet-levende omgeving?

Lees om je antwoorden te controleren en aan te vullen.

KB: Relaties tussen soorten

Abiotische factoren
Organismen worden beïnvloed door andere organismen om hen heen, de biotische factoren.
De hoeveelheid voedingsstoffen (mineralen) in de bodem of het water, maar ook de beschikbaarheid van water en lucht zijn ook van levensbelang, dit zijn de abiotische factoren.
Bestudeer uit de Kennisbank:

KB: Abiotische of biotische factoren

Opdracht 2 Abiotisch
Bekijk het filmfragment:

Noteer de abiotische factoren die worden genoemd.

Maak nu de vragen in de 'oefening relaties' en de oefening 'relaties tussen soorten'

 

 

 

 

Oefening: oefening relaties

Start

Stap 3: Ecosystemen

Ecosystemen
Binnen een bepaald gebied vormen organismen en omgevingsfactoren zoals klimaat en bodemgesteldheid een samenhangend geheel.
Een dergelijk (min of meer) natuurlijk begrensd gebied noemen je een ecosysteem.
Een ecosysteem kan groot zijn, zoals een woestijn of oceaan, maar ook klein, zoals een sloot of een geïsoleerde boom.

Overleven in een ecosysteem
Bestudeer uit de Kennisbank:

KB: Abiotische of biotische factoren
KB: Overlevingskansen

Opdracht 1 Examenvragen
Beantwoord de volgende twee eindexamenvragen:

Havo Biologie 2012-1 vraag 13
Havo Biologie 2011-1 vraag 15

Opdracht 2 Blauwalg - 1
In tweetallen
Sloten, kreken en plassen waarin blauwalgen voorkomen zijn ook ecosystemen.
Beantwoord de volgende vragen. Je kunt gebruik maken van de brochure Blauwalgen.

  • Zoek afbeeldingen op van dit ecosysteem (sloot/plas/kreek).
  • Welke biotische factoren hebben invloed op de populatie blauwalgen?
  • Welke abiotische factoren hebben invloed op de populatie blauwalgen?
    Denk daarbij aan: windkracht en -richting, zoutgehalte van water, temperatuur, voedingsstoffen (nutriënten).
  • Wat is de optimale temperatuur voor de groei van blauwalgen?
  • Verzamel afbeeldingen van minstens zes overige organismen die in het ecosysteem voorkomen, noteer daarbij de beperkende factoren.

Maak van de afbeeldingen en gegevens een (digitale) mindmap waarin het ecosysteem duidelijk wordt gemaakt.

UPLOAD het digitale document of een foto van je product op papier.

Toets: Stap 3 - Examenopgaven

Start

Toets: Stap 3 - Blauwalgen 1

Start

Stap 4: Van individu naar ecosysteem

Van individu naar ecosysteem


Soorten bestaan uit individuen, ieder met hun unieke, genetisch vastgelegde kenmerken.
Individuen van dezelfde soort leven samen in groepen of populaties.

Individuen leven niet alleen, maar in groepen of populaties.
Een populatie bestaat uit alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

De populaties van verschillende soorten vormen samen een levensgemeenschap.
Al deze organismen zijn van elkaar afhankelijk, en beinvloeden elkaar. We spreken hierbij van biotische factoren

Op hun beurt vormen verschillende levensgemeenschappen in hun natuurlijke omgeving met abiotische factoren samen een ecosysteem. Ook binnen een ecosysteem zijn de levensgemeenschappen van elkaar afhankelijk. Binnen een ecosysteem spreken we van biotische en abiotische factoren.

Opdracht 1 Voedselketen
Bestudeer uit de Kennisbank:

KB: Relaties tussen individuen van verschillende soorten
KB: Deelnemers aan een voedselketen en -web


Hoewel de naam doet vermoeden dat blauwalgen tot de algen behoren, is dat niet het geval.
Bestudeer zo nodig Kennisbank:

KB: Energievoorziening

En de brochure Blauwalgen .

De populaties van algen en blauwalgen groeien sterk wanneer het fosfaatgehalte in het water hoog is. Ze belemmeren door hun sterke groei de ontwikkeling van andere soorten.
Door het gebruik van fosfaatvrije wasmiddelen is het fosfaatgehalte de afgelopen jaren in de Nederlandse wateren sterk gedaald.
Wanneer de concentratie fosfaat hoog blijft en het warm weer is, ontstaat algenbloei.
Grote hoeveelheden algen (vooral blauwalgen) komen tot ontwikkeling, de sloot verandert in een groene soep.

- Tot welk domein behoren de blauwalgen?

- Tergelijk de blauwalgen met bacterien en groene algen. wat is de overeenkomst, en wat is het verschil?

- Welke invloed heeft de algenbloei op de voedselketen?

- Welke invloed heeft algenbloei op de abiotische factoren licht en zuurstof in het water?

- Wat is gevaar wanneer de algenbloei langer aanhoudt voor organismen in het water?

- De snoek is een roofvis en leeft van andere vissen.
  Voor het opgroeien is de snoek afhankelijk van beschutting door waterplanten en de jacht is het meest succesvol in helder    water. Leg uit waardoor algenbloei kan leiden tot het verdwijnen van de snoek.

- De afgelopen jaren is het fosfaatgehalte gedaald, onder andere door het gebruik van fosfaatvrije wasmiddelen.
  Welke invloed heeft de daling van het fosfaatgehalte op de visstand in deze voedselketen? Leg je antwoord uit!

Beantwoord bovenstaande vragen in bijgaande oefening blauwalgen

Toets: Stap 4 - Voedselketen

Start

Oefening: Extra oefening blauwalgen

Start

Stap 5: Habitat en niche

Habitat en niche
De fysieke leefomgeving van een populatie, noem je ook wel een habitat. Het is de zogenaamde 'woonplek' van een soort, een plaats en waar je desoort normaliter kunt vinden. In de habitat heerst het optimale microklimaat voor het organisme.

Een habitat is de werkelijke plaats waar een soort woont, maar daarnaast is het de plaats waar zich de niche (het 'beroep') van een soort zich bevindt. De niche is de functionele plaats van de soort in een ecosysteem, de rol die de soort vervult in het ecosysteem (prooi/predator).

Bestudeer Kennisbank:

KB: De leefomgeving van een dier

Opdracht 1: leefomgeving en tolerantie

1. Maak de juiste combinaties tussen het begrip, uitleg en voorbeeld:
Stel vanuit deze KB een begrippenlijst samen. geef bij elk begrip uitleg en een voorbeeld.

Bestudeer onderstaande grafiek

 

2. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied voor de milieufactor?

3. Welke soort komt waarschijnlijk in veel verschillende ecosytemen voor?

4. Welke soorten vind je waarschijnlijk in weinig ecosystemen?

Toets: Stap 5 - Habitat en niche

Start

Stap 6: Populaties

Populaties
Opdracht 1 Wat is een populatie?
Beantwoord de volgende eindexamenvraag:

Havo Biologie 2012-1 vraag 14

Je hebt in de vorige stap al gezien dat de grootte van een populatie kan toenemen en afnemen door de invloed van abiotische factoren.
De leefomstandigheden van organismen veranderen voortdurend en daarmee ook de grootte van de populaties. De grootte van een populatie kan ook toe- of afnemen door biotische factoren. Tussen populaties van dezelfde soort, maar ook tussen populaties van verschillende soorten, bestaan relaties.

Opdracht 2 Relaties tussen organismen van dezelfde soort, binnen een populatie
Bekijk het filmfragment:

Welke relaties bestaan er tussen organismen binnen een populatie?

Bestudeer Kennisbank:

KB: Relaties binnen populaties

Wat is het verschil tussen populatiegrootte en populatiedichtheid?

Bestudeer Kennisbank:

KB: Populatiegrootte en dichtheid

Groei van een populatie
Of een populatie daadwerkelijk kan groeien is afhankelijk van de beschikbaarheid van alles wat een organisme nodig heeft, zoals voedingsstoffen, zuurstof, andere organismen als voedsel, partner of als woonplaats of gastheer.
Onder ideale groeiomstandigheden zal een populatie binnen een bepaalde tijd verdubbelen.
De populatiegroei is exponentieel. Blijft een populatie dan maar groeien?
Lees hier meer over in de Kennisbank:

KB: Beperkte en onbeperkte groei van een populatie

Opdracht 3 Blauwalgen - 2
Kranswieren zijn ondergedoken waterplanten.
Kranswieren leven in habitats met helder, voedselarm, licht, stilstaand tot zwak stromend water dat zoet tot brak is. De meeste kranswieren zijn zeer gevoelig voor waterverontreiniging.

In fosfaatrijk water worden kranswieren vaak weggeconcurreerd door organismen die deze voedingsstof snel opnemen en hierdoor snel groeien.
De kranswieren verliezen dan de strijd om het bestaan doordat de concurrentie teveel licht wegneemt om te kunnen groeien.
In de grafiek is de populatiegrootte uitgezet de mate van voedselrijkdom.
De ene lijn is voor blauwalg en de andere is voor kranswier.

Welke lijn geeft de grafiek weer van de blauwwieren?
Kies de juiste kleur.

 

Beantwoord nu de vragen in bijbehorende oefening Populaties

 

 

Toets: Stap 6 - Populaties

Start

Groene soep, blauwalgen en gif
Teveel voedingsstoffen (nitraat, fosfaat) in het water (eutrofiëring), kan leiden tot algenbloei; een groene soep!
Het water wordt troebel wat een negatief effect heeft op de fotosynthese van ondergedoken waterplanten.
Het zuurstofgehalte in het water daalt en heeft effect op andere waterorganismen.
De blauwalgen profiteren van de situatie en de populatie groeit verder.
Voor de afbraak van de algen door reducenten is zuurstof nodig. Het probleem is nog complexer.
Blauwalgen produceren gifstoffen (toxines).

Opdracht 1 Blauwalgen - 3
Zet bovenstaande tekst (eventueel aangevuld met wat je hebt geleerd in de vorige stappen) in een schema met oorzaak en gevolg.

Opdracht 2 Gifstoffen
Werk in tweetallen.

Bronnen:

Ga met behulp van de genoemde bronnen op zoek naar de antwoorden op de onderstaande vragen.

  1. Welk voordeel levert het de blauwalgen op om gifstoffen te produceren?
    In de levers van de vogels zijn hoge concentraties microcystines gevonden.
    Dit is één van de vele soorten gifstoffen (toxines). De gevonden concentraties zijn hoger dan in de blauwalgen zelf aanwezig is. De gifstoffen zijn persistent, dat betekent dat ze moeilijk afbreekbaar zijn.
  2. Leg uit dat de concentratie gifstoffen in de producenten lager is dan in de consumenten op hogere trofische niveaus.
  3. Hoe heet dit proces?

Beantwoord de vragen in bijgaande oefening Groene soep, blauwalgen en gif

 

Toets: Stap 7 - Groene soep, blauwalgen en gif

Start

In actie tegen blauwalgen
Opdracht 1 Blauwalgen - 4
De grote hoeveelheden blauwalg zijn er alleen in bepaalde perioden van het jaar.
Waterbeheerders zoals Staatsbosbeheer en beheerders van recreatieplassen verbieden het zwemmen als er teveel blauwalg in het water zit.

  1. Leg uit waarom zij dit doen.
  2. Is dit een passende maatregel of is deze overdreven? Is blauwalg eigenlijk wel schadelijk? Leg uit voor wie of wat en op welke manier(en).
  3. Hoe raken de waterbeheerders blauwalgen weer kwijt?
    Met welke maatregelen is algenbloei te bestrijden of zelfs te voorkomen?

Bronnen:

beantwoord de vragen in de oefening: maatregelen tegen blauwalgen

Oefening: oefening maatregelen tegen blauwalgen

Start

Blauwalgen in het nieuws

Opdracht 1 Blauwalgen - 5

Deze opdracht is facultatief
In tweetallen.
Verwerk de informatie over blauwalgen tot een krantenartikel met één grafiek en één afbeelding.
Maak gebruik van: www.zelfkrantmaken.nl waarin je direct een voorpagina kunt maken.

Maak in tweetallen een verslag in je eigen woorden van maximaal 2 A4’tjes waarin je in ieder geval de antwoorden op de opdrachten Blauwalgen 1 tot en met 4 verwerkt. Sluit af met een conclusie welke maatregel volgens jullie genomen dient te worden om het gevaar van blauwalgen te beperken voor mensen en honden.

Toets: Stap 9 - Nieuwsitem Blauwalgen

Start

Afsluiting Module 1



Lekker zwemmen in groene soep?


Wij leven in een ecosysteem van mensen, dieren, planten en water.
Maar er zijn talloze ecosystemen op de wereld.
En iedereen is daarin afhankelijk van elkaar.

De module sluit je af met het maken van twee toetsen.
De toetsen bestaan uit gesloten en open vragen.
De gesloten vragen worden nagekeken door de computer.
De open vragen moet je zelf scoren.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
Klik op knoppen om de toetsen te starten.

Toets:Omstandigheden in een ecosysteem

Toets:Relaties

Module 2 Stabiliteit in ecosystemen

Intro

Damherten afschieten of niet?
Bekijk het filmpje op de website van RTV N-H:

Video: Damherten - www.rtvnh.nl

Wat is aan de hand in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD)?
Hoe zijn de damherten hier gekomen?
Hoe heeft de populatie damherten zo kunnen groeien?
Komt dit door het ontbreken van natuurlijke vijanden?
Is er voor de damherten onvoldoende plek in de AWD en gaan ze daardoor op ontdekkingstocht in de buurt?

In de gemeentes Zandvoort, Noordwijk en Noordwijkerhout is veel overlast van de damherten.
Roedels herten komen de woonwijken in en vreten tuinen leeg.
Ook de bollenboeren in de omgeving zijn de dupe; damherten zijn gek op tulpen.
Daarnaast brengen ze het verkeer in de omgeving in gevaar.

Moet de beheerder wel of niet ingrijpen: damherten afschieten of niet?
Of zijn er andere oplossingen om de overlast tegen te gaan?

Aan het eind van deze module heb je hierover je eigen mening geformuleerd.

Eindproduct
Aan het eind van de module schrijf je een discussiestuk in de vorm van een krant- of tijdschriftartikel of persbericht. In het artikel of bericht komt jouw eigen mening over het wel of niet afschieten van damherten tot zijn recht.
Gebruik tussen 350 en 650 woorden en een bijpassende afbeelding.
Je kunt het artikel of bericht individueel of in tweetallen schrijven.

Beoordeling
Je docent beoordeelt het product aan de hand van de volgende criteria:

  • Inhoud gebaseerd op ecologische kennis
  • Inhoud gebaseerd op gepubliceerd onderzoek
  • Tekst sluit aan op de doelgroep van tijdschrift/magazine
  • Aantal woorden 350-650
  • Correct Nederlands
  • Bijpassende afbeelding
  • Gebruikte bronnen duidelijk vermeld

Doelen-Concepten

Aan het eind van deze module kun je

  1. een populatiegrootte bepalen op verschillende manieren;
  2. de populatiedichtheid berekenen;
  3. uitleggen hoe de draagkracht van een gebied is bereikt;
  4. voedselrelaties tussen organismen beschrijven;
  5. relaties in een voedselketen benoemen;
  6. uitleggen welke rol concurrentie binnen en tussen populaties speelt bij de dynamiek (instandhouding en ontwikkeling) van een ecosysteem;
  7. uitleggen welke rol biotische en abiotische factoren spelen bij de dynamiek binnen een ecosysteem;

Beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelfregulatie van ecosystemen kan beïnvloeden.

Deelconcepten
Geboorte, sterfte, migratie, exoot, predatie, symbiose, parasitisme, mutualisme, commensalisme, vraat, signaalstof.

Werkwijze

De module 'Stabiliteit in ecosystemen' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het werkplan module 2


Werkvorm
Je werkt bij de opdrachten alleen of in tweetallen.
Bij de grotere opdrachten en practica in groepen.

Benodigdheden:

 

Tijd

Voor deze module heb je ongeveer 7 slu nodig.

Kennisbank

Stap 1: Hoeveel damherten?

Hoeveel damherten?
In de AWD bevinden zich tussen de 1200-1600 damherten.
Het is de grootste populatie damherten van Nederland.
Alle andere populaties damherten in Nederland, onder andere op de Veluwe en in Zeeland, worden door beheer op een vast aantal gehouden.
Hoe weten beheerders nu hoeveel damherten er zijn in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD)?

Opdracht 1 Populatie
Bestudeer:

KB: Populatiegrootte en dichtheid

Opdracht 2 Vangen en terugvangen
Practicum
In tweetallen
In de Kennisbank staat uitgelegd hoe je de populatiegrootte kunt berekenen door middel van vangen, merken en terugvangen. Dit kun je nabootsen met bonen (of gekleurde kralen).
Neem een populatie van 150 witte bonen. Vang steeds zonder te kijken ongeveer 15 witte bonen en merk deze. Bijvoorbeeld door ze te vervangen door bruine bonen.
Meng de bruine en witte bonen goed. Bereken na elke vangst de populatiegrootte.
Welke conclusie kun je trekken over de betrouwbaarheid en het aantal keren vangen?

Beantwoord de vragen over vangst-terugvangstmethode in de oefening: ''toets: stap 1 - antwoorden invullen opdracht 2 en 3)

 

 

 

Opdracht 3 Kwadrant methode
Met de kwadrantmethode kun je de populatiegrootte bepalen van bijvoorbeeld paardenbloemen in een ecosysteem. Je bepaalt eerst het aantal exemplaren in een deelgebiedje (kwadrant).
Daarna kun je het totale aantal geschatte planten bepalen door het aantal te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het kwadrant en het totale oppervlak waar de populatie thuishoort.

De grootte van een kwadrant en het aantal kwadranten is afhankelijk van het inventarisatiegebied en het vegetatietype. Het kwadrant is tientallen meters bij een schaars begroeide omgeving en enkele decimeters in een weiland.

 

Op een weiland van 1 hectare komen op 1 m2 10 paardenbloemen voor.
Wat is de totale populatiegrootte?

Beantwoord deze vraag in de oefening: ''toets: stap 1 - antwoorden invullen opdracht 2 en 3)

 

 

Toets: Stap 1 - antwoorden invullen Opdracht 2 en 3

Start

Stap 2: Teveel op een klein oppervlak?

Teveel op een klein oppervlak?
De populatiedichtheid is het gemiddelde aantal individuen per oppervlak of volume.
Afhankelijk van de diersoort kies je een oppervlaktemaat.
Zo bereken je het aantal olifanten niet per vierkante meter, maar per vierkante kilometer.
Bestudeer:

KB: Populatiegrootte en dichtheid

 

Opdracht 1: populatiegrootte en -dichtheid

  1. Wat wordt bedoeld met draagkracht van een gebied?
    Formuleer een antwoord en overleg met een klasgenoot.
  2. Maak de oefening "Populatie".

Oefening:Populatie

Stap 3: Populatiegroei

Blijft een populatie groeien?
Uit tellingen die sinds de 60’er jaren door het Waterleidingbedrijf Amsterdam (AWD) zijn uitgevoerd, bleek dat er in 1990 een kleine populatie damherten aanwezig was. De populatie leek stabiel op een laag niveau, maar de populatie bleek sneller te groeien dan voor mogelijk werd gehouden.
Uit onderzoek bleek dat de populatie damherten lang een exponentiële groei vertoonde.
Dat heeft ertoe geleid dat in het voorjaar van 2003 ongeveer 800 dieren hun woonplaats AWD.



Bestudeer uit de Kennisbank:

KB: Beperkte en onbeperkte groei van een populatie

Opdracht 2 Konijnen populatie
Lees het artikel  Konijnen in het Nationale park de Hoge Veluwe
Waardoor nam de populatie konijnen af en waardoor neemt de populatie weer toe?
Welke curve of curven heeft de konijnenpopulatie doorlopen?

Opdracht 3 Vraat voorkomen?
Zijn alle planten slachtoffer van konijnenvraat?
Of kunnen planten ze voorkomen dat ze worden opgegeten?

Lees Kennisbank:

KB: Afweer bij planten

Stel dat iemand in een gebied waar veel konijnen leven een tuin wil aanleggen.
Is dat mogelijk? Lees de bron en geef een advies.

Artikel: Planten die konijnen niet lusten

Stap 4: Relaties tussen organismen

Relaties tussen organismen binnen populaties

KB
: Relaties binnen populaties

Opdracht 1 Bronsttijd
Bekijk het filmfragment:

Leg uit wat deze damherten aan het doen zijn en met welk doel.
Binnen een populatie beïnvloeden organismen elkaar op verschillende manieren zoals beschreven in de Kennisbank.
Natuurlijk zijn er nog meer relaties.
Zoals bij dieren die in groepen leven bestaat vaak een sociale rangorde.
De paarvorming bij vogels is een voorbeeld van een voortplantingsrelatie.

Is er in de AWD (Amsterdamse Waterleidingduinen) voldoende voedsel voor de damherten?
Uit berekeningen van de Landbouw Universiteit Wageningen blijkt dat bij een dichtheid van 1 dier per hectare en een populatiegrootte van ca 7000 dieren een voedsel tekort gaat ontstaan. Toch zou het zo kunnen zijn dat de populatie boven de 7000 dieren uit zal komen. Kun je dit verklaren?

Relaties tussen populaties van verschillende soorten
Niet alleen binnen populaties zijn er diverse relaties.
Ook tussen populaties van verschillende soorten.
Bekijk het filmfragment:

Opdracht 2 Symbiose

Bestudeer KB: Relaties tussen individuen van verschillende soorten

  1. Welke vormen van symbiose kun je onderscheiden?
  2. Geef van elke vorm van symbiose een voorbeeld uit de natuur.

Opdracht 3 Eindexamenvragen
Havo Biologie 2010-1 vraag 40
Havo Biologie 2010-1 vraag 41
Havo Biologie 2010-1 vraag 42

Nog een keer alle vormen van symbiose of een rij?
Kijk dan op Bioplek.

Opdracht 4 Concurrentie om voedsel
Het damhert eet in tegenstelling tot de ree veel verschillende planten.
Een ree is een “snoeper” of “snoeier” en eet selectief, zoals knoppen en jonge groeischeuten van de houtige planten. Het damhert heeft dus veel meer voedselbronnen dan de ree. In perioden van voedselschaarste vindt er tussen het damhert en de ree voedselconcurrentie plaats.

Wat zou je uit deze gegevens kunnen voorspellen over de populatiedichtheid van de reeën in de AWD (Amsterdamse Waterleidingduinen)?

Toets: Stap 4 populatiedichtheid

Start

Stap 5: Exoten in Nederland

Exoten in Nederland

Opdracht 1 Dynamisch evenwicht

Bestudeer onderstaande kennisbank

KB: Stabiliteit in een ecosysteem

Beantwoord daarna onderstaande vragen in de oefening

    a. Geef een definitie van dynamisch evenwicht.

    b. Door welke factoren wordt een dynamisch evenwicht in een ecosysteem bepaald?

    c. Door verandering in welke factoren kan een dynamisch evenwicht verstoord raken?

    d. Op welke wijze kan de verstoring van het evenwicht in een ecosysteem worden            voorkomen of worden hersteld?


Opdracht 2 Exoten
In drietallen.

Verdeel en bekijk de filmpjes over Exoten. Deel na afloop de kennis met elkaar.

Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen.

  1. Op welke manieren komen exoten in Nederland?
  2. Zet de voor- en nadelen van de introductie van soorten in Nederland op een rij.

 

Opdracht 3 Uitzetten van soorten

  1. Maak de volgende examenvraag hierover: Havo Biologie 2011-1 vraag 5

 

Opdracht 4 Eindexamenvraag
Bron: VWO 2010 (pilot) tijdvak I
Dat duinvalleien ook gevoelig zijn voor de verstoring door exoten bewijst de introductie van de Amerikaanse vogelkers, die in Nederland de bijnaam Bospest kreeg.
Deze struik, die vanaf 1920 werd aangeplant als vulhout in loofbossen in Nederland en België, heeft zich in korte tijd tot een plaag ontwikkeld in de duinen. De Amerikaanse vogelkers vormt dan ook een bedreiging voor het bestaande duinenecosysteem.

Over de introductie van een exoot, zoals de vogelkers in de Nederlandse duinen, wordt het volgende beweerd:

  1. Na introductie groeit de populatie aanvankelijk volgens een J-curve;
  2. Op termijn ontstaat een stabiele populatie waarvan het aantal individuen schommelt rond het draagvlak van het ecosysteem.

Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?

Opdracht 5 Inheems of exoot?
Is het damhert een inheemse of een exoot?
Onderzoek dit met behulp van het soortenregister .

 

Toets: Stap 5

Start

Deze opdracht alleen uitvoeren als de docent dat heeft aangegeven!

Faunabeheer
Over het beheer van damherten in de AWD (Amsterdamse Waterleidingduinen) bestaat veel discussie.
Moet de beheerder ingrijpen of juist om de grote populatie te reguleren.
Ook in de Oostvaarseplassen is veel commotie over het faunabeheer.

Dilemma rond Oostvaarseplassen
Bekijk het filmfragment:

Staatsbosbeheer, de beheerder van de Oostvaardersplassen, laat de natuur zo veel mogelijk haar gang gaan.
Dieren worden in voedselarme perioden niet bijgevoerd. In een (strenge) winter ontstaat voedselschaarste.
De dieren vermageren sterk en een deel sterft van de honger.
Om onnodig lijden te voorkomen worden de verzwakte en stervende dieren door de boswachter afgeschoten en afgevoerd.
Een vorm van ‘natuurlijke selectie’, waarbij de mens de rol van (ontbrekende) predator op zich neemt.
Jaarlijks gaat het om ongeveer een kwart van de totale populatie grazers.
Tussen deskundigen en natuurliefhebbers is onenigheid over de vraag of je de grote grazers in de Oostvaardersplassen bij voedselschaarste moet bijvoeren. Voorstanders van bijvoeren zeggen dat zo’n kunstmatig gecreëerd natuurgebied niet vergelijkbaar is met natuurlijke situatie.

Het oppervlak is te klein zijn voor grote populaties grazers en migratie is niet mogelijk.
Het is immers een afgesloten terrein en grazers kunnen niet op zoek naar een gebied met meer voedsel.
Tegenstanders wijzen er juist op dat er in oorspronkelijke natuurlijke situaties óók veel hindernissen zijn die migratie vrijwel onmogelijk maken, zoals rivieren, moerassen en bergketens. Volgens die gedachte is er dus ook in een natuurlijke situatie een beperkte hoeveelheid voedsel.

Opdracht 1 Afschieten of laten verhongeren?
Je voert een debat over de volgende stelling:
‘Het is onnodig en onwenselijk om de populatie grote grazers in het natuurgebied de Oostvaardersplassen te reguleren door middel van bijvoeren.’
Je bereidt het debat voor in drie- of viertallen.

  1. Beantwoord als voorbereiding op het debat samen de vragen op het Werkblad Grote grazers
  2. Raadpleeg de bronnen (hyperlinks, artikelen en audiovisuele bronnen) om je mening te kunnen vormen over de stelling die centraal staat bij het debat (eindproduct). Formuleer jullie mening in enkele zinnen.
  3. Maak afspraken over hoe je het debat gaat voeren.
    Informatie over het voeren van een debat vind je op de site debat in de klas.

Bronnen:
Artikelen:

Filmpjes:

Dilemma rondom damherten in AWD


Over het beheer van damherten in de AWD (Amsterdamse Waterleidingduinen) bestaat veel discussie.
Moet de beheerder ingrijpen of juist om de grote populatie te reguleren?

 

Je gaat beginnen aan de eindopdracht.

-Deze opdracht maak je alleen als je docent dat aangeeft-

Schrijf een discussiestuk in de vorm van een krant- of tijdschriftartikel of persbericht, bijvoorbeeld voor:

  • magazine Duin van Stichting Duinbehoud
  • magazine Struinen van Waternet
  • tijdschrift Het Edelhert van Vereniging Het Edelhert
  • tijdschrift Argus van de Faunabescherming
  • de gemeente Bloemendaal gericht aan de inwoners
  • tijdschrift Bloembollenvisie van CNB (Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale) en KAVB


In het artikel geef je antwoord op de vragen met behulp van de informatie uit deze module en de bronnen:

  • Moet de beheerder wel of niet ingrijpen: damherten afschieten of niet?
  • Of zijn er andere oplossingen om de overlast tegen te gaan?

In het artikel of bericht komt jouw eigen mening duidelijk naar voren met biologische argumenten.
Gebruik tussen 350 en 650 woorden en een bijpassende afbeelding. Kies zelf een bijpassende titel.
Je schrijft het artikel of bericht individueel of in tweetallen.

Beoordeling
Je docent beoordeelt het product aan de hand van de volgende criteria:

  • Inhoud gebaseerd op ecologische kennis.
  • Inhoud gebaseerd op gepubliceerd onderzoek.
  • Tekst sluit aan op de doelgroep van tijdschrift/magazine.
  • Aantal woorden 350-650.
  • Correct Nederlands.
  • Bijpassende afbeelding.
  • Gebruikte bronnen zijn duidelijk vermeld.

Bronnen:

Extra

Faunabeheerplan Noord-Holland en download de pdf

Ecologie simulatie Universiteit van Wageningen
www.qlvr.co
www.compendiumvoordeleefomgeving.nl

 

Onderstaande opdracht is extra, en facultatief. 

Opdracht 1 Inheemse en uitheemse soorten
Het Museon uit Den Haag heeft een les gemaakt over Exoten in Nederland.
Doorloop de informatie en vragen uit de deze les: lessen.museon.nl

Toets Populaties in een ecosysteem

Toets:Populaties in een ecosysteem

Module 3 Kringlopen

Intro

Kringlopen
In het Thema voeding en energie heb je de dissimilatie en assimilatie in detail bestudeerd.
Dan begrijp je dat ze samen een kringloop vormen.
Planten gebruiken CO2 voor hun fotosynthese. Ze verwerken de koolstof in organische moleculen. Dieren gebruiken deze moleculen en zetten ze voor een groot deel weer om in CO2.
Zou je die processen dan niet slim kunnen combineren om voedsel te verbouwen?

Bekijk het filmpje:

Om te zien hoe dat idee in de praktijk wordt gebracht.

De productie van voedsel in het filmpje blijft heel dicht bij de natuurlijke kringloop. Er is weinig transport nodig van b.v. mest.
De afvalstoffen van de vissen worden door bacteriën in het water omgezet en weer gebruikt door de planten.
Het water in de bassins wordt verwarmd met restwarmte van de verwarming van de kas.
Dat water wordt weer gebruikt om de planten van water te voorzien.
In deze module houd je je bezig met kringlopen. Hoe maakt de huidige mens gebruik van de kringlopen op aarde?
Hoe kunnen we daarmee zo omgaan dat het systeem Aarde nog lang kan blijven bestaan?

Deze module werk je aan een aantal theoretische stappen.
De module sluit je af met het maken van drie toetsen.

Indien het haalbaar is maak je in stap 6 met de gehele klas nog een kwartetspel over duurzame produkten.

Doelen-Concepten

Ik kan:

  • energiestromen in een ecosysteem beschrijven en toelichten welke factoren daarop van invloed zijn;
  • modellen van energiestromen beschrijven en benoemen welke processen en organismen daarin een rol spelen;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens energiestromen kan beïnvloeden;
  • de rol uitleggen van producenten, consumenten en reducenten in de kringlopen van koolstof en stikstof;
  • kringlopen van elementen in een ecosysteem beschrijven, en benoemen welke factoren daarop van invloed zijn;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens nutriëntenkringlopen en daarmee het systeem Aarde kan beïnvloeden.

Deelconcepten
Biologisch afbreekbaar, producent, consument, reducent, trofisch niveau, autotroof, heterotroof, (an)organische stof, fossiele brandstof, biobrandstof, biomassa, fotosynthese, dissimilatie, (an)organische stof, (de)nitrificatie, ammonificatie, stikstofbinding, uitspoeling, eutrofiering, biomassa, broeikaseffect.

Kennisbank

Werkwijze

Werkvorm
De stappen 1 t/m 5 zijn individueel of in groepjes.
Stap 6 doe je in tweetallen.

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 7 slu nodig.

Download hier het werkplan module 3

Stap 1: Duurzaamheid en energie in ecosystemen

In het filmpje van de inleiding heb je gezien hoe de teelt van tomaten en de kweek van vissen handig wordt gecombineerd.

De inspiratie voor al dit soort initiatieven is het begrip duurzaamheid.
Wat betekent dat precies?

Opdracht 1 Duurzaamheid
Wat denk jij dat duurzaamheid inhoudt? Controleer je antwoord hier .
Geef daarna een samenvatting in eigen woorden.

Opdracht 2 Kweekmethode
Is de kweekmethode uit de inleiding duurzaam?
Vergelijk de kweekmethode met het kweken van tomaten en vissen apart.
Onderbouw je mening met argumenten.

Opdracht 3 Ecosysteem
Belangrijk in het denken over een duurzame wereld is het begrip ecosysteem.
Zoek hier wat een ecosysteem is.

Opdracht 4 Voedselweb
In een ecosysteem komt een groot aantal voedselketens voor.
Samen vormen ze een voedselweb.
Lees in de kennisbank:

KB: Voedselketen en voedselweb

Maak daarna opdracht 4A en 4B individueel en 4C in vijftallen.
Kies ieder een ander ecosysteem in het model.

Opdracht 4A Energie in een voedselketen
Waardoor verdwijnt energie uit een voedselketen?
Noem minimaal drie redenen.

Opdracht 4B Duurzaam eten
Waarmee kun je de wereldbevolking het beste voeden als je rekening houdt met duurzaamheid?

  vis   maïs
  soja   garnalen
  kip   vlees

 

Opdracht 4C Piramiden van biomassa
Ga naar Model ecosystemen .

Je vindt hier een model van drie ecosystemen:
bos, woestijn, grasland, oceaan, meer.
Kies jouw ecosysteem en schuif de organismen naar de juiste plaats in de piramide.
Als alles op de juiste plaats staat, vergelijk dan de piramide van biomassa (energie) met de piramide van aantallen.
Maak van beide een diagram. Vergelijk de piramiden van de drie ecosystemen.
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?

Opdracht 5 Mini-ecosysteem
Bekijk nog eens het mini-ecosysteem uit de inleiding.

  • Neem het plaatje schematisch over en voeg de volgende termen aan je schema toe: producent, consument, heterotroof, autotroof.
  • In het plaatje zijn geen afvaleters en reducenten getekend.
    Welke afvaleters zul je mogelijk in het systeem aantreffen?
    En welke reducenten?
  • Wat is de input(aanvoer) en wat de output(afvoer) van dit het ecosysteem?

Voeg al deze gegevens toe aan je schema en vergelijk het totaal met een klasgenoot.

Opdracht 6 Voedselpiramide
Teken de piramide van biomassa van dit ecosysteem.
Vergelijk jouw piramide met die van een klasgenoot.
Leg aan elkaar de getekende figuur uit.

 

Toets: Stap 1 - Duurzaamheid en energie in ecosystemen

Start

Stap 2: Kringlopen

Kringlopen
In de kweek van de tomaten en de vissen wordt gebruik gemaakt van kringlopen.
Twee kringlopen bekijken we in het bijzonder, de koolstofkringloop en de stikstofkringloop.

Opdracht 1 Kennisbank
Lees kennisbank:

KB: Kringlopen in de natuur

Opdracht 2 Koolstofkringloop
Maak de volgende opgaven om je kennis over de koolstofkringloop te testen.

Hieronder staat een vereenvoudigd schema van de koolstofkringloop.
De genummerde vakken stellen organismen voor.

  1. Met welke nummer of met welke nummers worden reducenten aangegeven?
  2. Welk proces wordt met de rode pijlen aangegeven?
    1. assimilatie
    2. dissimilatie
    3. koolstofassimilatie
    4. voortgezette assimilatie
    5. fotosynthese
  3. De koolstofkringloop in de wereld is uit evenwicht doordat ...
    1. de dissimilatie > assimilatieproces.
    2. de assimilatie > dissimilatieproces.
    3. assimilatie en dissimilatie teveel toenemen.
    4. assimilatie en dissimilatie teveel afnemen.
  4. Gevolgen van het toegenomen gebruik van fossiele brandstoffen zijn dat ...
    1. het water minder zuur wordt
    2. de hoeveelheid CO2 in de lucht toeneemt
    3. de temperatuur van de aarde stijgt
    4. het gat in de zonlaag groter wordt

Opdracht 3 Stikstofkringloop
Oefen je kennis van de stikstofkringloop hier .
Ga door tot je alles goed hebt ingevuld.
En maak deze vragen:

  1. Het bacteriegeslacht Rhizobium in de wortelknolletjes van lupine ...
    1. veroorzaakt nitrificatie.
    2. bindt stikstof.
    3. veroorzaakt rotting.
    4. veroorzaakt vervluchtiging.
  2. Als in een bodem veel denitrificerende bacteriën voorkomen, veroorzaken deze ...
    1. zuurstofgebrek.
    2. overmaat ureum.
    3. overmaat zuurstof.
    4. nitraatgebrek.

 

Toets: Stap 2 - Kringlopen

Start

Toets: Examenvragen

Start

Stap 3: Afvaleters en reducenten

Afvaleters en reducenten
Om een kringloop te sluiten zijn er organismen nodig die van de organische stoffen weer anorganische stoffen maken.

Opdracht 1 Afbraak van organisch materiaal
Bekijk het filmpje om een indruk te krijgen van dat proces.
Welke organismen hoor je vooral?
Let op, het filmpje gaat over een dood dier. Misschien zie je dat nu liever niet.

 

 

 

 

 

 

 

Toets: Stap 3

Start

Opdracht 3 Compost

Dankzij de composthoop een warme douche!
Dat je van gft compost kan maken, wist je waarschijnlijk wel.
Maar wist je dat je dankzij de composthoop ook een eitje kunt koken of lekker warm kunt douchen?

 

In tweetallen.
Bacteriën zijn de afvalverwerkers van de natuur!
Ze worden dan ook ingezet in alle takken van de milieusanering: zuivering van afvalwater, biologische bodemsanering en luchtzuivering, hergebruik van afvalstromen en dierlijke mest, groene energie in de vorm van biogas.
Hier zie je een voorbeeld.
Bekijk het filmpje:

 

 

 

 

 

 

 

Zoek nog een voorbeeld van het gebruik van bacteriën voor milieusanering.
Verdeel de onderwerpen afvalwater, bodem, lucht, verpakkingsmiddelen over de klas.

Zoek uit hoe het gekozen proces precies werkt.

  • Welke bacteriën worden ingezet en met welk doel?
  • Welke omstandigheden worden gekozen?
  • Welke (bij)producten ontstaan er?

 

Werk de opdracht uit in je schrift of portfolio.

Houd een korte presentatie voor de klas. Je mag in overleg met de docent ook zelf een ander eindproduct (verslag, poster, presentatie, stripverhaal) kiezen.

Stap 4: Roep om duurzaamheid

De roep om duurzaamheid
Sinds de tweede helft van de vorige eeuw is langzaam duidelijk geworden dat de mens op een andere manier met het systeem Aarde om moet gaan.
Grondstoffen raken op en allerlei schadelijke afvalstoffen hopen zich op in het milieu.

Opdracht 1 Kringlopen
Lees in de kennisbank:

KB: Landbouw en kringlopen

Opdracht 3 CO2-overschot
De problemen die ontstaan door de toename van het CO2-gehalte van de atmosfeer kunnen op verschillende manieren worden aangepakt.
Hierna wordt een aantal maatregelen genoemd. Sommige verzachten alleen de effecten, andere gaan het ontstaan van CO2 tegen.

  • Meer bomen planten.
  • Door het aanleggen van dijken wateroverlast tegengaan.
  • Beperking van het energiegebruik.
  • CO2 afkomstig uit industrie vloeibaar maken, en door pijpen diep in zee door de oceanen laten opnemen.
  • Meer gebruik maken van bijvoorbeeld zonne-energie en windenergie.
  1. Welke van deze maatregelen kun je tegenmaatregelen noemen?
  2. Welke maatregelen heeft de tomatenkweker uit de inleiding genomen om CO2 uitstoot te beperken?
  3. Welke maatregel spreekt jou het meest aan? Waarom?
  4. Welke maatregel spreekt jou het minst aan? Waarom?

Bespreek de antwoorden in de klas.

Opdracht 4 Zure regen
In de kennisbank heb je gelezen dat verstoring van kringlopen ook tot gevolg hebben dat het milieu verzuurt.

  1. Bekijk de afbeelding. De mate van verzuring is niet gelijk verdeeld over het land.
    Bedenk welke oorzaken daarvoor kunnen zijn.
  2. Welke maatregelen heeft de tomatenkweker genomen om verzuring te verminderen?
    Wat zou hij evt nog meer kunnen doen?
  3. Wat is in de landbouw gedaan om verzuring tegen te gaan?
  4. De landelijk gemiddelde neerslag van verzurende stoffen is sinds 1981 gehalveerd.
    Dat is vooral het gevolg van maatregelen bij de doelgroepen verkeer en industrie, zoals b.v. katalysatoren en rookgasfilters.
    Toch wordt een deel van dat effect teniet gedaan door het rebound effect.
    Als we iets duurzaams doen door het indraaien van een spaarlamp, laten we vervolgens het licht langer en vaak nodeloos branden, want tja het kost toch bijna niks. Bedenk voorbeelden van het rebound effect uit jouw dagelijks leven.
    Hoe is dat effect te voorkomen?

 

Toets: Stap 4 - CO2 overschot

Start

Toets: Stap 4 - Zure regen

Start

Stap 5: Cradle 2 cradle (Praktische opdracht)

Deze praktische opdracht is onderdeel van pta P1, en telt dus mee voor je schoolexamen biologie!

Cradle 2 cradle
Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling waarbij de huidige generatie in haar behoeften voorziet, zonder de mogelijkheden daartoe voor de volgende generatie te beperken. Het Cradle-to-Cradle principe (C2C, letterlijk vertaald: van wieg tot wieg) gaat verder. Volgens de grondleggers van deze beweging (de Duitse chemicus Michael Braungart en de Amerikaanse architect William McDonough) gaan oplossingen als recycling niet ver genoeg.
De restproducten worden misschien gerecycled, maar ze worden steeds minder waardevol.
Het is een lijn “van wieg tot graf”.
De centrale gedachte van de cradle to cradle filosofie is dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product.

De drie basisregels van Cradle to Cradle principe zijn:

  • Afval = voedsel
  • Zon is de energiebron
  • Respect voor Diversiteit

Een voorbeeld vind je hier:

Opdracht 1 Onderzoek

-Deze opdracht is onderdeel van pta P1, en telt dus mee voor je schoolexamen biologie-


Je mag bij deze opdracht werken in tweetallen.
Ieder tweetal zoekt een product dat gemaakt wordt volgens het cradle tot cradle principe.

Als inspiratiebron kan dienen de uitzending van tegenlicht uit 2007 afval is voedsel, waarin verschillende duurzame oplossingen te zien zijn voor ons afvalprobleem. Er zijn overigens meer uitzendingen van tegelicht over duurzaamheid. Zoek ernaar op www.tegenlicht.nl en bekijk of je er iets aan hebt. Onderaan de opdracht vind je nog meer bronnen die je helpen bij je keuze en bij de uitvoering van de opdracht.

Geef je keuze door aan je docent en vraag om goedkeuring. Elke produkt mag slechts een keer gekozen worden.
Je verdiept je in het product en zoekt gegevens over het productieproces en de kringloop waarin het proces is opgenomen.

Vragen die je daarbij kunnen helpen zijn:

1. Wat is het, waarvan wordt het gemaakt, en hoe?

2. Hoe wordt het gebruikt? Hoe lang kan het gebruikt worden? Wat gebeurt ermee na afloop van het gebruik?

3. Wat zijn de gevolgen van het gebruik. Wat zijn de gevolgen van de afbraak na afloop van de levensduur van het product.

4. Hoe worden de gevolgen van het gebruik hersteld? Welke onderdelen worden opnieuw gebruikt na afbraak van het product; waarvoor en hoe?

5. Geef je oordeel over de duurzaamheid van het produkt, onderbouwd met argumenten.


Denk ook aan aspecten als bewerking, vervoer, energie, grondstoffen, opslag, verpakking, gebruiksduur.
Je vergelijkt dat met het traditionele proces en kijkt naar het verschil in de belasting van de kringloop.
Je zoekt ook uit of het nieuwe proces economisch haalbaar is.

De gegevens verwerk je in een verslag van maximaal 2 A4 waarin je aandacht besteedt aan de hierboven genoemde aspecten. Het verslag lever je in bij je docent (uploaden in Itslearning). Zorg voor je eigen teksten. Je product ondergaat een plagiaatcontrole.

Eventueel voer je onderstaande vervolgstap uit met de klas. Overleg met je docent.


Bronnen:
cradle-to-cradle.startpagina.nl
www.wiegtotwieg.nl

www.hema.nl/duurzaamheid
www.duurzamelifestyle.com

afval is voedsel

www.tegenlicht.nl

TED: William McDonough - On cradle to cradle design

Toets Voedselketen en voedselweb

Toets:Voedselketen en voedselweb

Toets Kringlopen in de natuur

Toets:Kringlopen in de natuur

Toets:Landbouw en kringlopen

Module 4 Natuurbeheer

Intro

Toets: Intro

Start

Eindproduct

Deze module bevat vele opdrachten over de ontwikkeling van natuurgebieden, het behoud en beheer daarvan door de mens. Een mooi voorbeeld daarvan is het natuurgebied de Oostvaardersplassen in stap 5. 

Er zijn verschillende keuzeopdrachten om de module af te ronden. In ieder geval maak je twee afsluitende toetsen.

 

Doelen-Concepten

Aan het eind van deze module
Kun je:

  • veranderingen van abiotische en biotische factoren in een ecosysteem beschrijven en de gevolgen daarvan;
  • beschrijven welke rol abiotische en biotische factoren spelen bij de instandhouding en ontwikkeling van een ecosysteem;
  • benoemen op welke wijze ecosystemen zich kunnen ontwikkelen;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens de zelforganisatie van ecosystemen beïnvloedt.

Deelconcepten
Primaire en secundaire successie, pioniersoort, climaxecosysteem, biodiversiteit, soortensamenstelling, rode lijst, verspreidingsgebied.

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Natuurbeheer, -behoud of ontwikkeling?' bestaat uit een groot aantal opdrachten.

Werkvorm
Je werkt bij het maken van de opdrachten veelal alleen en soms in tweetallen.
Je wisselt de antwoorden uit in de klas.

Download hier het werkplan module 4

Benodigdheden:

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 7 slu nodig.

Stap 1: Natuur en milieu

Opdracht 1 Natuur en milieu
De begrippen natuur en milieu kom je regelmatig tegen. Maar wat betekenen deze woorden precies?
Zoek informatie in verschillende bronnen en formuleer daarna een definitie voor NATUUR en een definitie voor MILIEU.

 

Waar plaats je de mens in natuur en milieu? En wat is zijn rol? Hoe beïnvloeden zij elkaar?

 


Vergelijk je antwoorden met andere klasgenoten en controleer ze daarna bij "Antwoorden Verwerking".



Beheer van natuur en milieu
De laatste eeuw heeft de mens veel invloed uitgeoefend op het milieu.
Over hoe we precies met ons milieu omgaan zijn veel mensen het oneens.
De overheid maakt beleid rondom natuur- en milieubeheer.
Daarnaast zijn veel verschillende natuur- en milieuorganisaties actief, met allemaal verschillende doelstellingen.
De maatregelen voor natuur- en milieubeheer leiden regelmatig tot conflicten, doordat mensen verschillende belangen hebben.
Denk maar eens aan het belang dat een boer heeft met een stuk grond en de Vogelbescherming.

Opdracht 2 Beheer van natuur en milieu
Welke natuur- en milieuorganisaties ken je?
Vul de tabel natuur- en milieuorganisaties in met zes natuur- en milieuorganisaties die in Nederland actief zijn (zie ook de intro van deze module).
Zet een kruisje of de organisatie zich richt op behoud van bepaalde soorten of ecosystemen of zich richt op milieu in het algemeen.
Noteer de doelstelling (Wat willen ze bereiken?) van de organisatie of omschrijf waar de organisatie zich specifiek op richt.

Toets: Stap 1: Natuur en Milieu

Start

Stap 2: Verstoring

Verstoring door abiotische factoren
De stabiliteit van een ecosysteem kan op tal van manieren worden verstoord, zowel door biotische als door abiotische factoren.
In module I kwam verstoring door abiotische factoren al even aan bod.
In module II lees je meer over de verstoring door biotische factoren.

Mensen hebben gezorgd dat abiotische factoren op veel plaatsen zijn veranderd door een groeiende bevolking, het uitbreiden van landbouwgebieden, industrie en bebouwing. Daardoor zijn voor veel organismen de tolerantiegrenzen bereikt of gepasseerd, met de dood als gevolg. Door de dood van individuen en onvoldoende immigratie en geboorte, krimpen populaties van soorten.
Op een gegeven moment kan de genetische variatie in de populatie zo klein worden dat de populatie verdwijnt.

Maar ook de natuur zelf zorgt voor een verandering van abiotische factoren.

Bestudeer de Kennisbank:

KB: Verstoring van de stabiliteit van een ecosysteem

Opdracht 1 Abiotische verstoring

  1. Neem de zinnen over en vul de juiste woorden in op de stippellijn.
    Kies uit: verzuring - verdroging -  versterkt broeikaseffect - vermesting
    Menselijke activiteiten hebben een grote invloed op de natuurlijke omgeving.
    Op wereldschaal leidt de verhoogde uitstoot van CO2 als gevolg van het verbranden van fossiele brandstoffen tot het (1) ... .
    In zwaar geïndustrialiseerde gebieden zorgt (2) ... voor een verandering van de lucht- en bodemsamenstelling, waardoor planten en bomen worden aangetast. Een vergroting van de voedselrijkdom beïnvloedt de waterkwaliteit en zorgt voor een afname in de diversiteit van planten en dieren.
    Dat is meestal het gevolg van (3) ... . Een ander probleem in veel natuurgebieden is (4) ... als gevolg van een daling van het grondwater ten behoeve van bouw- of landbouwactiviteiten.
  2. Noem drie voorbeelden waarbij abiotische factoren veranderen door toedoen van de mens.
  3. Noem drie voorbeelden waarbij abiotische factoren veranderen door natuurlijke oorzaken.
  4. Beantwoord de volgende eindexamenvraag:
    Havo Biologie 2011-2 vraag 2

 

Toets: Verstoring door abiotische factoren

Start

Stap 3: Successie

Successie
Of er nu net een weg is aangelegd, een nieuwe wijk is gebouwd of een stuk landbouwgrond dat aan de natuur wordt teruggegeven, het terrein zal zich ontwikkelen volgens een voorspelbaar patroon.
Die volgorde van veranderingen wordt in de ecologie successie genoemd.

Bestudeer de Kennisbank:

KB: Ontwikkelingen in een ecosysteem

Opdracht 1 Ecologische termen
Maak in een tabel een overzicht van de volgende ecologische termen en hun definities:

  1. pionierecosysteem
  2. primaire successie
  3. eindstadium/climaxecosysteem
  4. secundaire successie
  5. biodiversiteit

 

Opdracht 2 Vegetatie
Bekijk het filmfragment:

 

Welke type vegetatie (planten) zie je langs de rivier de Waal ontstaan?

  1. Pioniervegetatie
  2. Climaxvegetatie

 

Opdracht 3 Pioniersecosysteem
In tweetallen
Zoek een voorbeeld in je eigen omgeving van een pioniervegetatie en een climaxvegetatie.
Maak hiervan foto’s. In de klas worden de foto’s verzameld en besproken.

Je kunt ook foto’s op internet zoeken. Zoek wel naar voorbeelden in Nederland!

 

Opdracht 4 Climaxecosysteem
Bekijk het filmfragment:

Beantwoord tijdens of na de film onderstaande vragen:

  1. In de film wordt gesproken over gelaagdheid van vegetatie.
    Je ziet hier een grafiek.
    Welke conclusies kun je trekken uit deze grafiek?
    Welke lijn geeft de relatieve luchtvochtigheid aan?
    Welke de relatieve lichtintensiteit?
  2. Wat zijn de positieve en negatieve gevolgen van het afbranden van regenwoud?
    Denk hierbij aan de verschillende belangen van mensen.
  3. Wat maakt dat de regenwouden meer vatbaar zijn voor brand dan vroeger?
    Noem drie redenen.
  4. Welke landbouwgewassen worden door boeren verbouwd op voormalig regenwoud?
  5. Leg uit waarom juist het kappen en afbranden van tropisch regenwoud zo schadelijk is.
  6. Wat is het belang om de biodiversiteit op aarde hoog te houden?
    Omschrijf dit in je eigen woorden.

 

Opdracht 5 Pionierecosysteem en climaxecosysteem
Wat kun je zeggen over de gelaagdheid, biomassa en humuslaag in een pionierecosysteem en climaxecosysteem?
Neem onderstaande tabel over en vul deze verder in:

  pionierecosysteem climaxecosysteem
gelaagdheid    
biomassa    
humuslaag    

 

Meer oefenen
Maak de eindexamenopgaven:

Toets: Stap 3: Successie

Start

Toets: Stap 3 Pioniersecosysteem

Start

Toets: Stap 3: Climaxecosysteem

Start

Toets: Stap 3: Pionierecosysteem en climaxecosysteem

Start

Toets: Stap 3: Examenvragen

Start

Stap 4: Ingrijpen van de mens en natuurbeheer

Ingrijpen van de mens en natuurbeheer
Overal op aarde, in alle ecosystemen, is de invloed van de mens merkbaar.
In Nederland is geen stukje natuur meer dat geen invloed van de mens ondervindt.
Door het ingrijpen van de mens zijn er steeds minder climaxvegetaties te vinden.
Maar door het ingrijpen van de mens zijn ook prachtige stukken natuur ontstaan!
Denk maar eens aan de heidevelden, ontstaan door het afplaggen van veen.

Wanneer een gebied is aangewezen als natuurgebied dan zal de beheerder zich steeds afvragen:
laten we de natuurlijke successie zijn gang gaan of grijpen we in?

Beïnvloeden van natuurlijke successie

Vele natuurgebieden in Nederland zijn halfnatuurlijke landschappen. Zij worden beheerd tot een zogenaamd subclimaxstadium. Het natuurbeheer is gericht op het tegenhouden van de natuurlijke successie tot een climaxstadium.
Bij heidevelden zijn plaggen, maaien, branden en begrazing de mogelijkheden daarvoor. Ze zijn gericht op het voedselarm maken en houden van de bodem. Als er te veel voedingsstoffen in de lucht en bodem zitten, wordt heide verdrongen door andere planten, zoals pijpestrootje en braamstruiken.

Opdracht 1  Halfnatuurlijke landschappen
In tweetallen
Zoek drie voorbeelden van halfnatuurlijke landschappen (subclimaxstadia) in Nederland. Onderzoek de beheersmaatregelen die daarvoor gebruikt worden, en met welk doel. Welk climaxstadium zal in dat gebied ontstaan indien geen beheersmaatregelen toegepast worden?

Noteer alle gegeven overzichtelijk in een tabel in je schrift of portfolio. Laat deze controleren door je docent.

 

Begrazing wordt niet alleen ingezet op heidevelden.
Bekijk het volgende filmfragment:

Maak met behulp van de informatie uit dit filmpje drie vragen die op een SE gesteld zouden kunnen worden over begrazing.

  1. Het terughalen van eerdere vegetatie kan ook door het afplaggen van stukken grond.
    Bekijk het volgende filmfragment:

 

  1. Wat is het nut van afplaggen voor de biodiversiteit van planten en dieren?
    Zet de gevolgen van afplaggen op een rij.
  2. Begrazen en afplaggen zijn slechts voorbeelden van beheersmaatregelen.
    Welke kun je nog meer vinden, gebruik hiervoor de bronnen.
  3. Wat wordt met deze maatregelen bereikt voor de natuur?
  4. Waar en in welke ecosystemen worden deze maatregelen toegepast?

Noteer de antwoorden in je schrift of portfolio, bespreek ze met een klasgenoot en laat ze eventueel controleren door je docent.

Bronnen:
www.natuurkennis.nl
www.natuurbeheer.nu

Opdracht 2 Soortenbescherming
Soms worden maatregelen uitgevoerd ter bescherming van specifieke soorten.
Een voorbeeld van een maatregel van soortenbescherming, is het afzetten en markeren van broedplaatsen van weidevogels, zodat de nesten met eieren niet worden beschadigd.

Sommige diersoorten doen het goed in Nederland. Een voorbeeld zijn de vleermuizen.
Andere diersoorten, zoals de dagvlinder, hebben het moeilijk.
Ook enkele diersoorten die afhankelijk zijn van voedselarme bodem, staan op het punt uit Nederland te verdwijnen.
In agrarische gebieden gaat het niet goed met enkele soorten weidevogels.

Opdracht 2A
In tweetallen
Flora en fauna zijn beschermd in de Flora en Faunawet (Ffw).
Daarnaast zijn Rode Lijsten ontwikkeld.
Op welke manier zijn het damhert en de ree beschermt in de Ffw?

Opdracht 2B
Kies één organisme uit de Rode Lijsten en onderzoek hoe het staat met de populaties hiervan in Nederland en de bescherming hiervan door de Ffw.
Maak een poster over deze twee organismen waarin de stand van zaken in Nederland duidelijk wordt.
De poster hgeeft in ieder geval informatie over:

  1. Soortbeschrijving
  2. De leefgebieden
  3. Het voorkomen
  4. De bedreigingen voor de soort
  5. Mogelijke beheermaatregelen ter bescherming van de soort

Bronnen:

Stap 5: De natuur zijn gang laten gaan?

De natuur zijn gang laten gaan
In de vorige stappen is vooral aandacht geweest voor het behouden van waardevolle natuurgebieden. Daarvoor zijn beheermaatregelen nodig, zoals begrazing en afplaggen.
Als dat niet gebeurt veranderen veel gebieden in Nederland in loofbos door natuurlijke successie.
Er zijn ook mensen die de natuur, eventueel na een ingreep, zijn gang willen laten gaan.

Opdracht 1 Examenvraag
Bron: havo examen 21 juni 2000 tijdvak 2
Stel dat jij in een beleidscommissie voor de Veluwe zit.
Je hebt dan te maken met de discussie over natuurontwikkeling of natuurbehoud voor dit gebied. Argumenten die door de verschillende leden in de beleidscommissie genoemd worden, zijn:

  1. In een climaxstadium is er een grotere diversiteit.
  2. Het voorkomt het uitsterven van bepaalde soorten in Nederland.
  3. Er vindt successie plaats.
  4. Bijzondere ecosystemen blijven zo bestaan.

Plaats de genoemde argumenten zodanig in een tabel dat duidelijk wordt welk argument voor natuurontwikkeling pleit en welk argument voor natuurbehoud pleit.

Voor natuurontwikkeling Voor natuurbehoud
Argument ... Argument ...
Argument ... Argument ...

 

Opdracht 2 Oostvaardersplassen 
Bekijk het volgende filmfragment:

 

En beantwoord in tweetallen de vragen op het werkblad Oostvaardersplassen
Gebruik zo nodig de bronnen.

Bronnen:

Staatsbosbeheer - www.staatsbosbeheer.nl

 

 

Toets: Stap 5

Start

Opdracht 2 Oostvaardersplassen
Bekijk het volgende filmfragment:

 

En beantwoord in tweetallen de vragen op het Werkblad Oostvaardersplassen
Gebruik zo nodig de bronnen.

Bronnen:

Staatsbosbeheer - www.staatsbosbeheer.nl

 

 

EHS en ecoducten
De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Individuen van populaties kunnen elkaar niet meer bereiken om zich voort te planten.
De genetische variatie komt hiermee in gevaar en dus ook het voortbestaan van de populatie.
Om (verdere) versnippering tegen te gaan wordt gewerkt aan de aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur (Ecologische Hoofd Structuur)
Een voorbeeld van een verbinding is de aanleg van een ecoduct.

Bestudeer de Kennisbank:
KB: EHS en ecoducten

Opdracht 1 Ecoduct
Bekijk het filmfragment:

Beantwoord samen de volgende vraag:

  1. Wat is het doel van de aangelegde ecoducten?
  2. Welk voordeel levert het de aanwezige populaties op?

 

Opdracht 2 EHS

Bekijk de volgende filmfragmenten:

Beantwoord de volgende vragen:

a. Wat wordt bedoeld met EHS?

b. Beschrijf een voorbeeld van een EHS en zijn de doelstelling uit de filmpjes.

c. Welke partijen/belanghebbenden spelen een rol bij het realiseren van een EHS in de filmpjes?

 

 

Toets: Stap 6: Ecoduct en EHS

Start

Opdracht 3: EHS in jouw omgeving

Deze opdracht is facultatief. Vraag aan je docent of deze opdracht voor jou van toepassing is. Misschien is het een idee om verder uit te werken voor een profielwerkstuk biologie.

 

Kies een voorbeeld van een EHS in jouw provincie.

  1. Inventariseer welke maatregelen de afgelopen jaren zijn genomen om de EHS te realiseren.
  2. Wat waren de doelstellingen?
  3. Welke partijen/belanghebbenden zijn hierbij betrokken, en hoe?
  4. Maak een gedetailleerde kaart van de (geplande) EHS in jouw provincie.
  5. Verzamel hierover informatie, zoals krantenkoppen, afbeeldingen, foto’s, tekeningen, enzovoort.

Maak gebruik van de gegeven bronnen.
Bronnen:

Bespreek de antwoorden in de klas en bevestig het materiaal op een kaart van de provincie op de juiste locatie.

Kun je hieruit een conclusie trekken over de EHS in jouw provincie?

Tegenstrijdig belangen
In stap 6 heb je gekeken naar de EHS. Voor de aanleg wordt landbouwgrond omgezet in natuurgebied. Natuurlijk is niet iedereen het hiermee eens. Bij natuurbeheer spelen tegenstrijdige belangen vaak een rol.

Opdracht 1 Natuurbeheer
Lees het artikel over landbouw
Maak een overzicht van betrokkenen en hun belangen.
Bespreek de antwoorden in de klas.


De volgende opdracht is een verrijkings- en verdiepingsopdracht. Overleg met je docent of deze opdracht uitgevoerd moet worden.

Opdracht 2 Belangen
Welke tegenstrijdige belangen zul je tegenkomen bij het opstellen van een plan voor:

  1. Behoud en voorkomen van achteruitgang van weidevogels
  2. Betreden of juist niet betreden van kwetsbare natuurgebieden
  3. Aanleg van weg door of tunnel onder een natuurgebied

Denk daarbij aan de doelstellingen van de (huidige) eigenaren van de gebieden, omwonenden, bedrijven in omgeving, natuurorganisaties en andere belangenverenigingen en overheidsinstanties.

De klas wordt verdeeld over de drie thema’s (a, b of c).

  • In de groep denk je eerst gezamenlijk na over de 3 tot 4 betrokkenen bij dit thema.
  • Ieder groepslid (of tweetal) onderzoekt de belangen van één van de betrokkenen bij het thema van de groep.
  • In de groepen a, b en c worden de verschillende belangen uitgewisseld en wordt gezamenlijk een overzicht gegeven gemaakt van betrokkenen en hun belangen. Geef voor elke betrokkene de belangen en in ieder geval één reëel argument.

Lever dit ter beoordeling in bij de docent.

Ruimte voor de natuur

De volgende opdracht is facultatief. Het is een verrijkings- en verdiepingsopdracht. Mogelijk is het een idee om verder uit te werken als profielwerkstuk biologie.

Bekijk het volgende filmfragment:

 

Opdracht 1 Natuur in de omgeving
Zoek een gebied (in de buurt) dat recentelijk een bestemming als natuurgebied heeft gekregen of nog zal krijgen.


Ga na:

  • wat de kenmerken zijn van het natuurgebied
  • wie de beheerder of ontwikkelaar is
  • wie overige betrokkenen zijn
  • wat het doel en bestemming is van het gebied
  • welke beheersmaatregelen zijn of worden genomen
  • welke moeilijkheden en kansen zich voordoen

Neem eventueel contact op met de gebiedsbeheerder voor een interview of een excursie met de klas.
Maak een kaart met behulp van Google Earth van het gebied.

Verwerk de gevonden informatie en de ecologische theorie uit module 2 in een nieuwsbrief bestemd voor de omwonenden.
Gebruik hiervoor het sjabloon nieuwsbrief.

Bronnen:

Extra

Afleveringen
Bekijk de volgende filmfragmenten:

 

Toets Stabiliteit en verstoring van de stabiliteit van een ecosysteem

Toets:Stabiliteit en verstoring van de stabiliteit van een ecosysteem

Toets Ontwikkeling van ecosystemen

Toets:Ontwikkeling van ecosystemen

Afsluiting

Stap 3: Examenopgaven ecologie

Toets: Examenvragen

Start