Profiel 4 Groene Vormgeving en Verkoop (tv)

Profiel 4 Groene Vormgeving en Verkoop (tv)

Oriëntatie

Als je gaat werken in de groene sector, kan dit bij verschillende soorten bedrijven. Bijvoorbeeld:

  • medewerker bij een loonbedrijf
  • dierenartsassistent(e) bij een dierenarts
  • medewerker in een kwekerij
  • medewerker bij een voedingsmiddelenfabriek
  • medewerker in een tuincentrum.

 

Het profieldeel groene vormgeving en verkoop is 1 van de 4 profieldelen.

Je krijgt groene vormgeving en verkoop 2 uur in de week.

We werken daarbij uit dit wikiwijs arrangement vanuit de studiewijzer groene vormgeving en verkoop.

GRVV bestaat uit 2 periodes en elke periode rond je af met een tentamen en een eindopdracht.

GRVV sluit je af met 4 cijfers!

 

Tentamens kunnen worden herkanst, eindopdrachten niet.

In dit wikiwijsarrangement GRVV is het uitganspunt meestal een tuincentrum. Hier worden producten verkocht voor huis, tuin en dier.

​Taken in het tuincentrum zijn bijvoorbeeld:

  • voorraadbeheer
  • inkopen
  • adviseren van klanten
  • verkopen
  • de winkel op orde houden
  • producten presenteren en producten samenstellen

​Bij GRVV ga je leren hoe je dat doet.

Een tuincentrum is natuurlijk niet de enige bedrijfsvorm in de groene sector. Welke bedrijfsvormen in de groene vormgeving en verkoop kan je nog meer bedenken?

Waar kan je bijvoorbeeld allemaal een bloemetje kopen?

 

Opdracht: Bekijk de film over een andere bedrijfsvorm in de groene vormgeving en verkoop.

Voorstelrondje, wie is wie. Wie werkt er toevallig in een winkel of heeft er gewerkt? 

We nemen nu een PowerPoint door.

PERIODE 1

Hoofdstuk 1 Groene producten verkopen

1.1 Soorten winkels

Leerdoelen:

Aan het eind van de les kun je:

  • De verschillende winkelvormen herkennen en beschrijven
  • De kenmerken van elke winkelvorm uitleggen, zoals assortiment, locatie en doelgroep
  • Uitleggen he een ondernemer een winkelvorm kiest die bij zijn doelgroep en producten past

Winkelvormen voor agrarische producten

Er zijn verschillende winkelvormen waarin agrarische producten worden verkocht. Deze vormen verschillen in locatie, aanbod, doelgroep en sfeer. Hieronder een korte uitleg van de belangrijkste winkelvormen:

  1. (Super)markt

    • Een plek waar klanten een breed aanbod aan producten kunnen vinden, vaak met scherpe prijzen. Supermarkten hebben doorgaans een beperkt aanbod van agrarische producten, zoals standaard groenten en fruit. Op lokale markten worden vaak verse, ambachtelijke of streekproducten verkocht.
  2. Boerderijwinkel

    • Deze winkels zijn uniek, omdat ze vaak een directe verbinding hebben met de boer. Dit geeft klanten een gevoel van authenticiteit en vertrouwen. De producten zijn vaak vers en van hoge kwaliteit, en de nadruk ligt op lokaal en duurzaam.
  3. Speciaalzaak

    • Speciaalzaken richten zich op een nichemarkt. Ze verkopen vaak hoogwaardige producten met een diep assortiment, zoals biologische groenten, bijzondere soorten kaas of delicatessen. Deze winkels bieden een luxueuze winkelervaring en trekken klanten die bereid zijn meer te betalen voor kwaliteit.
  4. Tuincentrum

    • Hier ligt de nadruk op planten, bloemen en tuingerelateerde producten, maar vaak hebben tuincentra ook een assortiment met zaden, meststoffen en decoratieve items. Sommige tuincentra verkopen ook streekproducten of cadeauartikelen.
  5. Webshop

    • Online winkels bieden klanten gemak en bereikbaarheid. Agrarische producten zoals fruit- en groentepakketten, zaden of planten kunnen eenvoudig online worden besteld en thuisbezorgd. Webshops hebben vaak lage kosten omdat ze geen fysieke winkelruimte nodig hebben.

 

Factoren bij het kiezen van een winkelvorm

Bij het opzetten van een winkel moeten ondernemers rekening houden met meerdere factoren:

  • Assortiment: Is het aanbod breed (veel verschillende soorten producten) of juist diep (veel varianten van één soort product)?

 

  • Prijs: Klanten verwachten op een markt vaak lagere prijzen, terwijl ze in een speciaalzaak bereid zijn meer te betalen.

 

  • Imago: Hoe wil de winkel overkomen? Een boerderijwinkel staat bijvoorbeeld bekend om zijn authenticiteit en duurzaamheid, terwijl een supermarkt gemak en toegankelijkheid uitstraalt.

 

  • Sfeer: De sfeer moet aansluiten bij de doelgroep. Een tuincentrum biedt een inspirerende omgeving met een rustgevende uitstraling, terwijl een markt vaak druk en levendig is.

 

  • Klantenbinding: Hoe zorgt de winkel ervoor dat klanten terugkomen? Door goed advies, persoonlijke service of loyaliteitsprogramma’s zoals spaarkaarten.

 

  • Doelgroep: De winkelvorm moet aansluiten bij de behoeften van de klanten. Een speciaalzaak richt zich bijvoorbeeld op consumenten die kwaliteit en unieke producten zoeken, terwijl een supermarkt zich richt op gezinnen die snel boodschappen willen doen.

 

Winkelconcept   Omschrijving Plaats Producten Vaardigheden personeel
Boerderijwinkel Een winkelruimte dat is aangelegd bij een boerderij. Meestal bij een boerderij. Eigen geproduceerde producten zoals zuivelproducten, honing, vlees, eieren, enz. en andere streekproducten. Het personeel weet veel van de producten en het productieproces.
Markt Met producten een marktkraam inrichten (meestal meerdere keren per week). Geen permanente vestigingsplaats. Een plek midden in de stad of dorp. Vaak specialisatie, bijv. groenten en fruit, kaas en noten, brood en banket, enz. Het personeel weet veel van de producten en moet van aanpakken weten. Ze moeten tegen weersomstandigheden kunnen.
Speciaalzaak Een winkel waarin alles netjes wordt gepresenteerd. Midden in stad of wijk. Diep assortiment met kwalitatief goede producten. Het personeel weet heel veel van de producten en heeft veel kennis.
Supermarkt Grote winkel met meerdere kassa’s en een informatiebalie. Midden in een stad of wijk. Een heel breed assortiment met veel keuze in producten en veel aanbiedingen. Het personeel is netjes en beleefd, maar heeft weinig kennis van de producten.
Tuincentrum    Grote winkel met kassen. Vlak bij de stad of dorp, vaak aan de rand. Ruime parkeermogelijkheden. Een heel breed assortiment. Het personeel is netjes en beleefd. Ze hebben kennis van de producten.

 

 

Breed, smal, diep en ondiep assortiment

Een assortiment kan worden omschreven aan de hand van twee belangrijke eigenschappen: breedte en diepte.

1. Breed assortiment

Een breed assortiment betekent dat een winkel veel verschillende productgroepen aanbiedt.

  • Voorbeeld: Een supermarkt heeft een breed assortiment omdat je er eten, drinken, schoonmaakproducten, tijdschriften en soms zelfs kleding kunt kopen.
  • Kenmerk: Geschikt voor klanten die op één plek veel verschillende producten willen kopen.

 

2. Smal assortiment

Een smal assortiment betekent dat een winkel zich richt op slechts een paar productgroepen.

  • Voorbeeld: Een kaaswinkel verkoopt alleen kaas en producten die daarmee te maken hebben, zoals kaasplanken en messen.
  • Kenmerk: De winkel is gespecialiseerd en trekt klanten die specifiek op zoek zijn naar dat product.

 

3. Diep assortiment

Een diep assortiment betekent dat een winkel veel varianten binnen een bepaalde productgroep aanbiedt.

  • Voorbeeld: Een speciaalzaak voor thee heeft een diep assortiment omdat er veel soorten thee verkrijgbaar zijn, zoals groene thee, zwarte thee, kruidenthee en losse theebladeren in verschillende smaken.
  • Kenmerk: Klanten hebben veel keuze binnen één productcategorie.

 

4. Ondiep assortiment

Een ondiep assortiment betekent dat een winkel weinig varianten binnen een productgroep heeft.

  • Voorbeeld: Een buurtwinkel heeft vaak een ondiep assortiment. Ze verkopen bijvoorbeeld alleen gewone thee en één soort kamillethee, maar geen uitgebreide keuze.
  • Kenmerk: Handig voor klanten die snel een standaardproduct willen kopen.

1.2 Wat de winkel verkoopt

Leerdoelen

 

 

Assortiment: zijn alle artikelen die een winkel verkoopt. Een assortiment kan per winkel verschillen.

  • Breed assortiment → heel veel verschillende productgroepen.

  • Smal assortiment → maar één of enkele productgroepen.

  • Diep assortiment → veel varianten van een productgroep.

  • Ondiep assortiment → weinig varianten van een productgroep.

Hoofdstuk 2 De winkel vol houden

2.1 Voorraad inkopen

2.2 Het magazijn

2.3 Uitpakken en presenteren

2.4 De winkel onderhouden

Hoofdstuk 3 De marketingmix

3.1 De formule voor succes

1.2 Hoe verkoop je een product?

Maak onderstaande opdracht

1.2 Hoe verkoop je een product (Marketingmix)

De winkelformule

De manier waarop je de producten aanbiedt en hoe je klanten trekt, noem je de winkelformule.

Elke winkel doet dat op een andere manier, daardoor heeft elke winkel zijn eigen klanten.

De doelgroep

Als je een winkel gaat beginnen, moet je weten of er wel klanten zijn voor jouw winkel. Een doelgroep is een groep mensen die je wil bereiken met jouw product.
Huisstijl

Je herkent een winkel vaak aan de huiskleur en het logo. Een logo is een beeldmerk dat kan bestaan uit een naam en een teken of alleen een teken. Huiskleur en logo noem je de huisstijl.

Marketingmix

Bij het ontwerpen van een winkelformule maakt de winkelier gebruik van de marketingmix:

  • Welke producten worden er verkocht?
  • Welke prijs vraagt de winkelier?
  • Hoe maakt de winkel reclame? (promotie)
  • Waar is de winkel gevestigd? (plaats)

Product

Alle producten die een winkel verkoopt noem je het assortiment.

a. Je kunt het assortiment indelen in een smal of een breed assortiment.

Smal assortiment = een winkel verkoopt maar enkele soorten producten. Bijvoorbeeld een bloemenwinkel.

Breed assortiment = een winkel verkoopt heel veel soorten producten. Bijvoorbeeld een tuincentrum.

b. Je kunt een assortiment ook indelen in een diep of een ondiep assortiment.

Diep assortiment = een winkel verkoopt veel varianten van een product. Bijvoorbeeld een telefoonwinkel.

Ondiep assortiment = een winkel verkoopt weinig varianten van een product. Bijvoorbeeld de Action.    

Prijs

Een winkel met goedkope producten krijgt andere klanten dan een winkel met dure producten.

Promotie

Een ander woord voor promotie is het ‘verbeteren’ van de verkoop. Je wilt door promotie meer artikelen verkopen.

Vormen van promotie zijn:

a. Reclame

Als je een buurtwinkel hebt, maak je op een andere manier reclame dan een winkel met vestigingen in het hele land.

Je kunt reclame maken:

  • Met advertenties (in de krant, huis-aan-huisblad, folders, tijdschriften)
  • Folders
  • Reclame in bushokjes
  • tv en radio
  • social media (facebook, Instagram, Twitter, YouTube, cookies op internet)

b. Sales promotion
Je kunt gebruik maken van sales promotion, dit zijn activiteiten waardoor de verkoop direct stijgt.

Bijvoorbeeld: aanbiedingen, kortingen, een cadeautje bij de aankoop.

c. Persoonlijke verkoop
Een verkoper in een winkel is bezig met persoonlijke verkoop. Je geeft advies over een product om het product te verkopen. Nadeel is dat je maar één klant tegelijk kunt helpen.

Plaats

Een bloemenwinkel kan in het centrum van de stad zijn, maar als je een winkel met veel parkeergelegenheid nodig hebt, is de winkel bijvoorbeeld op een industrieterrein (tuincentrum of bouwmarkt).

Als je een webshop hebt, is de plaats niet belangrijk want je verstuurt je artikelen per post. Je kunt vanuit je schuurtje de artikelen versturen naar klanten in de ‘hele’ wereld.

Presentatie

Hoe worden de producten neergezet in de winkel of in de etalage?

Personeel

Welke eisen worden gesteld aan werknemers? Wel of geen vakkennis? Hoe gaan werknemers om met klanten en hoe gaat de werkgever om met het personeel?

 

Opdrachten: Hoe verkoop je een product

Opdracht A: Vragenblad maken

1. Open het bestand en beantwoord de vragen.

Carrousel

1.1 Verkopen in het groen

Winkelconcept / winkelformule

Een winkelconcept of winkelformule is de manier waarop een bepaalde winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant (consument).

Met een winkelconcept of winkelformule kan de winkelier snel inspelen op de behoefte van de klant en/of zijn doelgroep.

Doelgroep: Een doelgroep is de groep klanten aan wie je de producten wilt verkopen.

Assortiment: De producten die je in je winkel wilt verkopen aan je klanten. Een assortiment kan per winkel verschillen:

Breed assortiment → heel veel verschillende productgroepen.

Smal assortiment → maar één of enkele productgroepen.

Diep assortiment → veel varianten van een productgroep.

Ondiep assortiment → weinig varianten van een productgroep.

Duurzaamheid: Een product gaat lang mee en kan hergebruikt worden. Bij de productie van duurzame producten is rekening gehouden met toekomstige generaties.

Inkoopkanalen: Manieren waarop een winkel zijn assortiment aanvult om het weer aan zijn klanten te kunnen verkopen.

Bestellen: Aanschaf methode van producten (assortiment).

Presentatie: De manier van producten in een winkel laten zien.

Retail: Het aanbieden van goederen en diensten. Bijvoorbeeld een hovenier die behalve de bomen en struiken (goederen) ook de aanleg (dienst) doet.

Prijs: De prijs van producten in een winkel kan hoog of laag zijn.

Imago: Is hoe de klanten over een winkel denken, bijvoorbeeld duur of vakkundig.

Sfeer: Is hoe een winkel ‘voelt’, bijvoorbeeld gezellig of afstandelijk.

Klantenbinding: Zijn acties of service om de klant steeds weer terug te laten komen, bijvoorbeeld een spaarkaart voor korting op pretparken.

winkelvormen

Welke winkelvormen zijn er voor agrarische producten?

1. de (super)markt,

2. de boerderijwinkel,

3. een speciaalzaak,

4. een tuincentrum,

5. een webshop.

De winkelvormen uitgelegd

Welke winkelvorm een ondernemer ook kiest, hij denkt hier goed over na. Want bij iedere winkelvorm hoort onderscheid tussen assortiment (dat wat je verkoopt), de prijs, het imago, de sfeer, de klantenbinding en de doelgroep.

Assortiment: zijn alle artikelen die een winkel verkoopt. Een assortiment kan per winkel verschillen.

  • Breed assortiment → heel veel verschillende productgroepen.

  • Smal assortiment → maar één of enkele productgroepen.

  • Diep assortiment → veel varianten van een productgroep.

  • Ondiep assortiment → weinig varianten van een productgroep.

​Prijs:  de prijs van artikelen in een winkel kan hoog of laag zijn.

Imago: hoe denken de klanten over een winkel: bijvoorbeeld is het een dure winkel of is het vakkundig bedrijf

Sfeer: hoe een winkel ‘voelt’, bijvoorbeeld gezellig of afstandelijk.

Klantenbinding:  service om de klant steeds weer terug te laten komen,  bijvoorbeeld een spaarkaart voor korting op pretparken, kortingsacties, stempelkaarten, etc.

Doelgroep: de groep mensen waarop een winkel zich richt, bijvoorbeeld jongeren.

  

 

Winkelvorm:   marktkraam

 

Winkelconcept

Omschrijving

Plaats

Producten

Vaardigheden personeel

Boerderijwinkel

Een winkelruimte dat is aangelegd bij een boerderij.

Meestal bij een boerderij.

Eigen geproduceerde producten als zuivelproducten, honing, vlees, eieren, enz en andere streekproducten.

Het personeel weet veel van de producten en het productieproces.

Markt

Met producten een marktkraam inrichten (meestal meerdere keren per week). Geen permanente vestigingsplaats.

Een plek midden in de stad of dorp.

Vaak specialisatie. Bv groenten en fruit, kaas en noten, brood en banket enz.

Het personeel weer veel van de producten en moeten van aanpakken weten. Het personeel moet tegen weersomstandigheden kunnen.

Speciaalzaak

Een winkel waarin alles netjes wordt gepresenteerd.

Midden in stad of wijk.

Diep assortiment met kwalitatief goede producten.

Het personeel weet heel veel van de producten af. Heeft veel kennis.

Supermarkt

Grote winkel met meerder kassa’s en informatiebalie

Midden in een stad of wijk.

Een heel breed assortiment. Veel keuze in producten. Veel aanbiedingen.

Het personeel is netjes en beleefd, maar de kennis van producten is weinig.

Tuincentrum

Grote winkel met kassen.

Vlak bij de stad of dorp, maar ook ruime parkeermogelijkheden. Vaak aan de rand van een stad of dorp.

Een heel breed assortiment.

Het personeel is netjes en beleefd. Het personeel heeft kennis van de producten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdrachten: Verkopen in het groen

Opdracht 1: Vragenblad maken

Open het bestand en beantwoord de vragen. Je mag de theorie er bij gebruiken.

Ben je klaar? Sla het bestand op en lever het in via het ELO inleverpunt van GRVV.

Opdracht 2: Interview winkels ( verder werken )

Vandaag gaan jullie in groepjes je voorbereiden op het winkelbezoek. Je gaat 10 open vragen maken die betrekking hebben op de theorie van 1.1. Wat ga je doen:

  • Maak een lijst van de 5 verschillende winkels die je wilt bezoeken, ze moeten groene producten verkopen.

  • Maak een lijst van 10 open vragen die je in elke winkel kunt stellen

  • Stel de vragen zo op dat je meer komt te weten over het winkelconcept en de winkelformule.

  • Verdeel de groep zo dat iedereen minimaal 2 winkels bezoekt.

  • Denk na over welk gedeelte van de winkel je wilt fotograferen (toestemming vragen). Noteer dit.

  • Laat je werk aan de docent zien of het in orde is.

  • Sla alles op en deel het met elkaar.

Zorg ervoor dat iedereen hetzelfde document met winkels en vragen heeft. Jullie zijn allemaal verantwoordelijk voor het overdragen van het eindresultaat.

Opdracht 3: Bloemstukje maken op een schoteltje.

 

 

 

1.3 Winkelconcepten in de groene sector

1.3 Winkelconcepten in de groene sector

Winkelconcept / winkelformule

Een winkelconcept of winkelformule is de manier waarop een bepaalde winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant (consument).

Winkelketens

Een winkelketen  is een bedrijf met meerdere vestigingen. De vestigingen van de winkelketen kunnen allemaal dezelfde naam hebben en dezelfde stijl hanteren, maar ook verschillende winkels kunnen besluiten om samen te gaan en zo een winkelketen te vormen.

Voorbeeld winkelketen

De Welkoop heeft in bijna alle grote steden en dorpen in Nederland een vestiging (winkel), maar waar je ook in de Welkoop komt overal is de stijl/uitstraling van de Welkoop hetzelfde.

Welkoop Hengelo Overijssel - adres, openingstijden en activiteiten

Oefening: Vorm tweetallen en bedenk nog 5 winkelketens. Je hebt 5 minuten de tijd. Hierna gaan we jullie antwoorden klassikaal bespreken.

1.4 Hoe houd je de winkel vol?

1.4 Hoe houd je de winkel vol?

Een winkel staat vol met producten. Als de producten worden verkocht, moeten ze worden aangevuld. Elke dag worden de producten weer rechtgezet, aangevuld en verzorgd. Als de producten in de winkel en het magazijn bijna op zijn, gaat de winkelier weer bijbestellen.

vulploegmedewerker

Doel

Je kunt producten in de verkoopruimte plaatsen, beheren en verzorgen.

 

Eerst een aantal belangrijke begrippen:

Winkel = een plaats waar producten worden verkocht.

Magazijn = ruimte waar producten worden ontvangen en bewaard.

Leverancier = bedrijf dat producten aan een winkelier levert.

 

van leverancier naar winkel

 

Voorraad = producten in de winkel of het magazijn die je kunt verkopen.

Minimum voorraad = aantal van een product dat een winkel minstens in voorraad wil hebben.

Maximum voorraad = aantal van een product dat een winkel ten hoogste in voorraad wil hebben.

Bestelbon = bon waarop je schrijft wat en hoeveel je van een product wilt bestellen bij een leverancier.

Orderbevestiging = bericht waarop staat dat de leverancier je bestelbon heeft ontvangen.

Pakbon = bon die bij de bestelling wordt meegestuurd. Er staat op wat de levering is.

Factuur of rekening = een brief waarin staat hoeveel je moet betalen aan de leverancier. De btw wordt apart opgeschreven.

 

winkelier en voorraad

 

Schappenplan = een papier waarop staat hoe, waar en hoeveel producten in de schappen worden neergezet.

Schap=  plank van een rek in de winkel.

Display = tijdelijke tafel of rek voor reclameartikelen of promoties.

Fifo = first in first out. De producten met de kortste houdbaarheid worden vooraan in het schap gezet. De oudste datum komt het verst weg.

Spiegelen = De producten netjes, recht naar voren in het schap zetten.

schappenplan retailshelfplanner.com
retailshelfplanner.com

 

Opdrachten: Hoe houd je de winkel vol?

Opdracht A: Vragenblad maken

  1. Open het bestand: Vragenblad bij Hoe houd je de winkel vol?
  2. Maak de opgaven en bespreek ze met je docent

Opdracht B:  Een voorraadkaart invullen groentevoorraad

In het magazijn van een winkel staat de voorraad. Als je producten verkoopt, kun je die aanvullen met de voorraad uit het magazijn. De voorraad wordt bijgehouden op voorraadkaarten. Als de voorraad lager is dan de minimumvoorraad, gaat de winkelier bestellen.
De winkelier bestelt tot de maximumvoorraad. Hij bestelt niet meer, want dat past niet in het magazijn!

Opdracht

Tel de voorraad  van de afdelingen en bereken hoeveel producten je moet bestellen.

Uitvoering

  1. Bekijk de voorraad van de afdeling.
  2. Schrijf de aanwezige voorraad op de voorraadkaart.
  3. Bestel de producten waarvan er minder zijn dan de minimumvoorraad.
  4. Je bestelt bij tot de maximumvoorraad. Dit kun je berekenen door de aanwezige voorraad van de maximumvoorraad af te halen.
  5. Bereken wat de bestelde producten kosten.
  6. Bereken het totaalbedrag van de bestelde producten.
  7. Vul het bestelformulier in voor de afdeling dier.
  8. Controleer het bestelformulier bij je docent.

 

Bovenstaande opdracht is een oude opdracht van het Onwikkelcentrum.

Opdracht C: Een bestelformulier invullen voor een webwinkel

  1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.
  2. Lever in bij je docent:  een geprint bestelformulier.

Opdracht D: De pakbon controleren

De winkel krijgt bestelde producten binnen. Je wilt weten of het de juiste producten zijn. Je leert waar je op moet letten als je goederen ontvangt en verwerkt.

  1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.
  2. Gebruik een pakbon en pen om de levering te controleren.
  3. Lever in bij je docent: gecontroleerde pakbon

 

Opdracht E: Producten verpakken

  1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.
  2. Vraag welke producten je mag verpakken
  3. Lever in bij je docent: de verpakte producten.

Kamerplantenverzorging

Elke dag worden de bloemen en planten in een winkel weer netjes neergezet en verzorgd voor de verkoop. Dit kan op tafels maar ook op speciale displays, waardoor de producten extra aandacht trekken. Je leert planten verzorgen, en hoe je een display maakt. Je gaat planten presenteren, zodat de winkel er netjes uitziet.

 

Oriëntatiekamerplant 2

De meeste planten die we binnen gebruiken, zijn buitenplanten uit warmere streken. Ze komen uit oerwouden en woestijnen, tropische regenwouden en open vlaktes. Ze hebben behoefte aan water, licht en warmte.

Kamerplanten zorgen voor sfeer, decoratie en luchtverfrissing.

 

De verzorging van kamerplanten

Om goed te groeien en bloeien hebben kamerplanten bepaalde bouwstoffen nodig. Dit noem je de groeivoorwaarden.

De groeivoorwaarden zijn:

  1. Licht
  2. Temperatuur
  3. Water (en luchtvochtigheid)
  4. Lucht
  5. Voeding
  6. Grondsoort

 

Kamerplanten kiezen voor een bepaalde plek  kamerplant cactus

Als je een plant kiest, zorg dat je rekening houdt met wat de plant nodig heeft. Licht, temperatuur, luchtvochtigheid,…  

Planten voor zonnige kamers

De meeste kamerplanten houden niet van direct brandend zonlicht. Ze kunnen op die manier verbranden.

Planten in de schaduw

Planten met middelgroene, tot donkergroene bladeren kunnen in de schaduw staan (midden in de kamer).

 

Temperatuur

Planten die uit tropische regenwouden komen, houden niet van een lage temperatuur. Planten die van open vlaktes komen, kunnen wel tegen een lage temperatuur.

 

Water geven

Zonder water kan geen enkele plant leven. Iedere soort plant heeft een andere hoeveelheid water nodig.

 

Lucht

Planten zijn de perfecte partners van mensen en dieren. Elke keer als je adem haalt, adem je zuurstof in en koolstofdioxide (CO2) uit. Planten ademen overdag koolstofdioxide in en zuurstof uit. Zo vullen mensen en planten elkaar mooi aan. Planten in huis zijn gezond, want ze leveren zuurstof.

 

Planten voeden

In de natuur halen planten voedingsstoffen en mineralen uit de aarde. Maar kamerplanten zitten in een pot en hebben daardoor mest nodig.

Er zijn 2 soorten mest:

  • Kunstmest: kunstmatig gemaakt
  • Organische mest: gemaakt op plantaardige of dierlijke basis

Lees op de verpakking hoeveel mest je moet toevoegen.

kamerplanten voeding

 

Planten en verpotten

Elke plant krijgt graag jaarlijks verse aarde. In de nieuwe aarde zitten weer verse voedingsstoffen. Er zijn veel verschillende soorten potgrond omdat de planten uit allerlei verschillende streken komen.

Bijvoorbeeld zandgrond voor cactussen uit de woestijn.

 

Vorm en uiterlijk van de plant

Regelmatige controle van de plant is nodig:

  • controleer of ziekten en plagen de planten dreigen aan te tasten,
  • verwijder uitgebloeide bloemen,
  • verwijder het stof van de bladeren met een licht vochtig doekje en
  • knip dode bladeren af.

 

Hydrocultuur

Hydrocultuurplanten staan met de wortels in het water. Hiervoor zijn ze speciaal opgekweekt. Het substraat (ondergrond)  dat gebruikt wordt bij hydrocultuurplanten zijn hydrokorrels.

kamerplanten hydro

 

Opdrachten: kamerplantenverzorging

Opdracht A: Vragenblad maken

1. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Opdracht B:  Kamerplanten verkoopklaar maken

  1. Volg de instructie van je docent.   
  2. Bespreek je resultaat met je docent.   kamerplant 1

Opdracht C: Planten verpakken in papier

1. Bestudeer de opdracht.

2. Pak 5 planten op de juiste wijze in.

3. Bespreek het resultaat met je docent.

Snijbloemenverzorging

Instructiefilmpjes om bloemen in de vaas zetten

Bekijk één van de filmpjes, afhankelijk van de bestelling Small, Medium of Large. Je kunt de filmpjes openen door op de link te klikken.

Hoe schik je een small bos?

Hoe schik je een medium bos?

Hoe schik je een large bos?

snijbloemenverzorging Chrysal

Snijbloemenverzorging gebeurt na aankomst in de winkel. Je haalt ze uit de verpakking, snijdt of knipt ze schuin af en zet ze in een schone emmer met water.

Maar hoe gaat het als je bloemen in de vaas zet?

Je gaat een aantal filmpjes bekijken en hierover vragen beantwoorden. Zo leer je hoe je bloemen in een vaas zet.

Filmpjes over bloemen in de vaas zetten

Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen. Je kunt de filmpjes openen door op onderstaande link te klikken.

Bloemen houden van zoet en schoon!

Hoe maak je de vaas schoon?

Hoe snijd je onze bloemen dan wel?

Zien je bloemen er unhappy uit?

Wat doe je met de die-hards?

Opdrachten: snijbloemenverzorging

Opdracht A: Vragenblad maken

1. Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen

Opdracht B: Een bestelling uitvoeren

Je loopt stage bij 011bloemen. Deze winkel heeft een website voor bloemenabonnementen. Aan de hand van de bestelbon ga je een boeket maken en afleveren. Je doet een kaartje aan het boeket. Je vult een pakbon in, die je meeneemt naar het afleveradres.

Uitvoering van de opdracht

  1. Vraag aan de docent welke bestelbon jij gaat verwerken.
  2. Bekijk het filmpje voor het vullen van een vaas Small, Medium of Large.
  3. Maak de bestelling voor het bloemenabonnement.
  4. Vul de pakbon in.
  5. Doe een kaartje aan de vaas. Zet op het kaartje de datum,  jouw naam en je klas.
  6. Bezorg de vaas op het juiste adres.

https://www.bloomon.nl/img/db/size-s.jpghttps://www.bloomon.nl/img/db/size-m.jpghttps://www.bloomon.nl/img/db/size-l.jpg

Small 45cm                      Medium 65cm                  Large 90cm

1.5 Handel en inkoopkanalen

1.5 Waar koop je de producten in?

Een bedrijf in de groene sector verkoopt verschillende producten. Maar waar halen ze dat allemaal vandaan? En halen ze het op of laten ze het brengen? Komt het uit Nederland of uit het buitenland? Elk bedrijf heeft zijn eigen inkoopkanalen. Je gaat lezen welke soorten inkoopkanalen er zijn en vragen beantwoorden over het inkopen op de veiling.

Inkoopkanalen in de groene sector

Een tuincentrum koopt producten om de winkel vol te houden. Als je geen producten in de winkel hebt staan, kun je niets verkopen. Maar waar worden de producten ingekocht?

Inkoopkanalen

Een bedrijf probeert de producten te kopen bij de meest handige plek. De manieren waarop het bedrijf  gaat inkopen noem je inkoopkanalen.

Waar kun je producten in de groene sector inkopen?

  1. Direct bij de kweker
  2. Bij de veiling
  3. Bij de groothandel

a. Direct bij de kweker

De kweker is de producent van bloemen, planten, groente en fruit.
Voordelen van kopen bij de kweker:

  • Lage prijs
  • Verse producten

Nadelen van kopen bij de kweker:

  • Tussen de winkel en de kweker kan een grote afstand liggen, je moet vervoer regelen.

b. Bij de veiling
De kweker brengt zijn producten naar de veiling. Daar worden ze verkocht. Je mag alleen kopen op de veiling als je daar bent ingeschreven.

 

 

 

 

 

 

Voordelen van kopen bij de veiling:

  • Lage prijs
  • Verse producten
  • Keuring van de producten door de veiling

Nadelen van kopen bij de veiling:

  • Grote hoeveelheden kopen
  • Tussen de winkel en de veiling kan een grote afstand liggen, je moet vervoer regelen

c. Bij de groothandel
De groothandel koopt zelf eerst grote hoeveelheden in bij de kweker of bij de veiling. Daarna verkoopt de groothandel dit in kleinere hoeveelheden aan de winkelier.

Vormen van groothandel zijn: cash & carry, grossier, internet

Groothandel  cash & carry

Dit is een groothandel waar je de producten kunt bekijken en meenemen. Er is meestal zelfbediening. Je zoekt zelf producten uit en neemt ze mee naar de kassa.
Voordelen van kopen bij de cash & carry:

  • Kleine hoeveelheden kopen
  • Breed assortiment (er staan veel verschillende producten bij elkaar)
  • De producten staan uitgestald, je kunt ze aanraken

Nadelen van kopen bij de cash & carry:

  • Duurder dan kopen bij de kweker en de veiling
  • Je moet zelf vervoer regelen

Groothandel grossier

Dit is een groothandel waar je de producten kunt bekijken en meenemen. De grossier komt ook langs bij de winkel. De producten zijn in een vrachtwagen uitgestald. Je zoekt de producten uit en betaalt ze. Daarna zet je ze in de winkel.

Voordelen van kopen bij de grossier die bij de winkel langskomt:

  • Kleine hoeveelheden kopen
  • Je hoeft niet uit de winkel om ergens anders heen te gaan voor de producten
  • Je zoekt de producten uit, vlakbij de winkel
  • De producten worden bezorgd bij de winkel

Nadelen van kopen bij de grossier die bij de winkel langskomt:

  • Duurder dan kopen bij de kweker, de veiling, de cash & carry en kopen op internet
  • Klein assortiment (alleen wat in de vrachtwagen zit)

Groothandel kopen op Internet

Via de website van de groothandel kan de winkelier producten bestellen en kopen.

Voordelen van kopen op Internet:

  • Kleine hoeveelheden kopen
  • Je hoeft niet uit de winkel om ergens anders heen te gaan voor de producten
  • 24/ 7 bestelling invullen
  • De producten worden bezorgd bij de winkel

Nadelen van kopen op Internet:

  • Duurder dan kopen bij de kweker en de veiling
  • Je kunt de echte kleur niet altijd goed zien

 

 

Film: Bloemenveiling Flora Holland

Bekijk de film en beantwoord de vragen.

1.6 Winkelinrichting/winkelrouting

1.6 De winkelinrichting/winkelrouting

Over winkelinrichting is vooraf goed nagedacht. Als de winkel goed is ingericht, verkoop je meer producten.

Bij winkelinrichting houd je rekening met:

  • Uitstraling
  • Sfeer
  • Overzicht
  • Rust

Sfeer en uitstraling kun je bereiken met productpresentaties, aanbiedingen en blikvangers (eyecatchers).

Een blikvanger of eyecatcher in de winkel geeft extra aandacht voor producten, bijvoorbeeld:

  • Presentaties op beeldschermen
  • Demonstraties en proeverijen van producten
  • Afbeeldingen om de aandacht te trekken
  • Displays (tijdelijke presentaties) met (nieuwe) producten

De winkel heeft een bepaalde routing, dit is de richting waarin je vanaf de ingang naar de kassa wordt geleid.

Bij de inrichting let je op overzicht:

  • Producten waar je het meest aan verdient, zet je rechts, op ooghoogte, in het schap.
  • Zorg voor brede looppaden.
  • De kassa duidelijk zichtbaar of aan het eind van de route.
  • Zorg dat de klant overal bij kan.

Met de winkelinrichting ben je er nog niet, je moet natuurlijk ook aandacht besteden aan de buitenkant, het exterieur van de winkel. Het exterieur bestaat uit de winkelpui, de etalage en de entree.

De klant moet je herkennen aan de huisstijl. Met een logo en kleuren kun je opvallen tussen de andere winkels.

De huisstijl wordt gebruikt op alles wat van jouw winkel komt:

-        Alle papieren (afleverbon, rekening, pakbon, enz.)

-        Verpakking

-        Winkelpui

-        Auto

-        Bedrijfskleding

Overal waar je huisstijl herkenbaar is, noem je huisstijldragers. Duidelijk herkenbaar voor iedereen is bijvoorbeeld McDonald’s.

winkelpui McDonald's
Pinterest winkelpui Mc Donald's, overal herkenbaar

 

Om een duidelijk beeld te krijgen van de inrichting van de winkel, ga je een filmpje bekijken.

 

 

Winkelinrichting en routing

Opdrachten: winkelinrichting/winkelrouting

Opdracht A: Winkelinrichting en routing

Je maakt de winkelinrichting en routing voor een bloemenwinkel. Gebruik de informatie uit het filmpje.

  1. knip de onderdelen voor de winkelinrichting uit en leg ze in de plattegrond
  2. bespreek je ontwerp met je docent
  3. plak de onderdelen op de plattegrond
  4. geef met pijlen de routing aan

Opdracht B: Schappenplan toepassen

Een schappenplan wordt gemaakt om te bepalen waar de producten in de winkel komen te staan.

In een schappenplan staat:

  • Welke producten staan er in het schap
  • Op welke plank (hoogte) staan de producten
  • Hoeveel van dezelfde producten staan er naast elkaar
  • Welke producten staan bij elkaar

Er zijn verschillende indelingen:

  • Verticaal
  • Horizontaal
  • Gemixt met per plank een blikvanger

 schappenplan toepassen   

1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.

2. Bespreek het resultaat met je docent.

CAROUSSEL

Bezoeken van winkels

Opdrachten pakbon, voorraadkaarten en bestelling

Opdracht eigen winkel, logo en advertentie

Eindopdracht periode 1

Voor periode 1 krijg je 2 cijfers.

  • 1 voor de Theorie. Deze is afgenomen in de tentamenweek
  • 1 voor de praktijk. Dit cijfer behaal je door het uitvoeren van de eindopdracht.  

 

Op de eindopdracht kun jij je goed voorbereiden omdat je deze van te voren mag inzien. 

Klik op onderstaande linkjes voor de eindopdracht.

PERIODE 2

Als je in een tuincentrum komt, zie je op elke afdeling medewerkers. Maar.... moet je echt alles van alle afdelingen weten? Dan moet je een supermens zijn!


kb 1.3 Opdracht: Een beroep onder de loep

Onderzoek een beroep bij een tuincentrum.
Welke kennis en vaardigheden heb je nodig?
Je kiest één beroep uit en maakt daarover een presentatie.

greentrustconsultancy
afb. greentrustconsultancy

Uitvoering

  1. Maak een PowerPoint
    - gebruik 6 – 8 dia’s
    - de eerste dia is een titel
    - zet in de voettekst je naam en klas.
  2. Zoek informatie op Internet. Ga naar Intratuin of Groenrijk of Ranzijn.
  3. Zoek uit welke afdeleingen er zijn.
  4. Kies één afdeling uit waar jij zou willen werken.
  5. Schrijf op welke opleiding je nodig hebt voor deze baan.
  6. Welke drie werkzaamheden doe je bij deze baan?
  7. Waarom zou je deze baan willen hebben? Noem drie redenen.
  8. Sluit de PowerPoint af met: Deze presentatie is gemaakt door [jouw naam]

Theorie: Hoe verkoop je een product?

Lees de tekst 1.2 door en beantwoord de vragen.

Hoofdstuk 4 In de winkel

4.1 Het presenteren van producten

Leerdoelen

  • Je kunt de belangrijkste regels benoemen die gelden bij het presenteren van producten
  • Je kunt 3 verschillende presentatievormen benoemen
  • Je kunt een etalage inrichten volgens één van de vier composities

 

Artikelen worden neergezet in schappen of op tafels. Op tafels worden combinaties van artikelen gemaakt om te laten zien hoe dit bij elkaar past. Met deze speciale uitstallingen probeer je de aandacht van de klant te trekken.

Een etalage is het voorste gedeelte van een winkel dat je heel goed vanaf de buitenkant kunt zien.

Het is bedoeld om de voorbijganger te verleiden om die winkel naar binnen te gaan en misschien iets te kopen.

Etaleren betekent uitstallen of tentoonstellen.

 

In dit filmpje wordt uitgelegd wat etaleren is: Filmpje wat is etaleren

 

Weetje: Artikel is een ander woord voor product.

 

Bij welk winkel zou je naar binnen willen lopen en waarom?

Indoor sneeuw voor uw etalage - Sneeuwwinkel.nl    Cotton Club kledingwinkel etalage decoratie met lampionnen Kerstdagen   De nieuwste lente etalages | Designing Haaker

 

 

Hoe maak je een goede artikelpresentatie?

  • De presentatie laat zien wat bij elkaar past,
  • heeft een blikvanger of eyecatcher, dit is iets wat meteen in het oog springt,
  • trekt de aandacht van de klant,
  • vergroot de koopwens van de klant.

 

Waar moet je op letten?

1. Thema → Een artikelpresenatie heeft een onderwerp,
    dit noem je een thema. Het thema moet  passen bij de artikelen.

    Bijvoorbeeld: seizoenen, feestdagen, evenementen, nieuwe
    artikelen of trends.  (Een trend is iets wat in de mode is!)

2. Licht → Je zet de presentatie in de spotlight en niet in
    een donker hoekje van de winkel.

3. Kleur gebruik niet meer dan drie kleuren, anders wordt de   
   presentatie rommelig. Kleur brengt sfeer in de presentatie en trekt
   aandacht.

4. Vorm → groepjes van dezelfde artikelen afwisselen met andere materialen, versterken de
    vorm in de presentatie.

5. Textuur → artikelen die ‘glad’ aanvoelen ga je combineren met materialen die een ruwe   
    oppervlakte hebben, om elkaar te versterken.

6. Compositie → hoe zet je de artikelen in de presentatie. Zorg dat alle artikelen in groepen
    staan. Als je artikelen uit elkaar gaat zetten, wordt het rommelig.

 

9 ideeën over Etalage pasen | etalage, etalages, pasen            19 beste ideeën over Zomer etalages | zomer etalages, etalages, etalage  zomer             8 ideeën over Etalage winter | etalage, etalages, etalage winkel

 

 

Als je de etalage inricht kun je kiezen uit vier composities:

Symmetrisch → de linkerhelft is gelijk aan de rechterhelft.

symmetrie

Asymmetrisch → de linkerhelft is anders dan de rechterhelft.

asymmetrie

Ritme → een herhaling van vormen.

ritme

Piramide → Als je er een lijn omheen trekt, krijg je een driehoek.    

piramide

 

etalagevormen

 

Welke compositie zie je hier?

7 ideeën over Compositie ritme | etalages, etalage, winkel design   It's awesome and it's for sale | Page 2   19 ideeën over Compositie piramide | piramide, etalages, etalage

 

 

Opdracht: Bekijk het onderstaande filmpje en bespreek in de klas wat jullie opvalt.

Vragenblad bij: Artikelen te koop!

4.2 Decoraties en boeketten maken

Leerdoelen

  • Je kunt steektechnieken toepassen om een groene decoratie te maken in steekschuim.
  • Je kunt de korenschoof-bindtechniek gebruiken om een boeket samen te stellen.
  • Je kunt bloemwerk zoals een boeket ontwerpen en maken, waarbij je rekening houdt met de wensen van de klant.
  • Je kunt in je ontwerp rekening houden met compositie, kleur, vorm en textuur.
  • Je kunt een lijst maken van benodigdheden voor een boeket of voor een decoratief bloemwerk.

 

In periode 1 hebben jullie al een keer een bloemstuk op steekschuim gemaakt. Maar er bestaan nog veel meer groene producten die een decoratie kunnen zijn.

Decoratie kun je niet alleen thuis neerzetten maar je kunt ook een winkel versieren. In de groene sector wordt vaak gebruik gemaakt van levende decoratie. Levende decoratie betekend dat het product verzorging nodig heeft. Denk hierbij aan het geven van water of de juiste plek (zon of schaduw).

Voorbeelden van levende decoratie zijn:

  • Een kerstkrans met dennentakken
  • Pompoenen bij de voordeur
  • Een boeket op de vaas
  • Een bloemstuk op steekschuim

betoverende lente met zijden rozen eucalyptus - Temu Netherlands           Handgemaakte krans - levend materiaal - decoratietrend najaar - natuurlijk  groen - Ø 25 cm | bol

 

 

In het onderstaande filmpje kun je bekijken hoe je een bloemstuk kunt maken.

 

 

 

Gereedschappen voor het maken van groene decoratie:

Bij het maken van decoraties van groene producten gebruik je de volgende gereedschappen:

  • een scherp mes voor het afsnijden van bloemstelen;
  • een snoeischaar voor het knippen van dikke takken;
  • een allesknipper voor het afknippen van dunne stelen, takjes en ijzerdraad;
  • een draadtang voor het knippen van bloemendraad, wikkeldraad en allerlei soorten ijzer
  • een lijmpistool voor het lijmen van dode materialen.

 

Dit zijn gereedschappen die je gebruikt bij het maken van groene decoraties.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor het maken van groene decoraties kun je verschillende technieken gebruiken:

 

In het onderstaande filmpje wordt binden met de korenschooftechniek uitgelegd.

 

Met de volgende tips maak je prachtige decoraties met groene materialen:

  • Kies een thema, zoals een seizoen of een feest. Kies groene producten die aansluiten bij het thema. Zoals zonnebloemen bij het thema zomer.
  • Kies kleuren die bij elkaar én bij het thema passen. Bijvoorbeeld oranje bij Koningsdag.
  • Zorg dat de materialen stevig vastzitten. Je wilt niet dat de decoratie uit elkaar valt tijdens vervoer of gebruik!
  • Werk de decoratie aan alle kanten netjes af.
  • Wissel drukke en rustige materialen af in een decoratie. De materialen vallen dan- beter op.
  • Gebruik twee verschillende kleuren naast elkaar. Door het contrast vallen beide kleuren extra op.
  • Gebruik verschillende texturen naast elkaar.
  • Herhaal materialen in de decoratie. Daarmee creëer je rust.

 

Inpakken van groene decoratie:

Als je in een winkel werkt dat wordt groene decoratie vaak ingepakt. Het inpakken kan om het product te beschermen op de transport of omdat het product een cadeau is. Hieronder staan een aantal filmpjes hoe je verschillende producten kunt inpakken als cadeau.

 

 

4.3 Ruimtelijke vormgeving voor winkels

Leerdoelen

  • Je leert een winkel in te richten op basis van een ontwerp, waarbij je let op indeling, kleuren, vormen en materialen.
  • Je kunt een plan maken voor de inrichting dat past bij het doel van de winkel en het type klant.
  • Je weet welke materialen en producten nodig zijn en kunt een kostenberekening maken.
  • Je kunt uitleggen waarom je een winkel op een bepaalde manier hebt ingericht.
  • Je kunt een display maken op basis van een thema.

 

1. Waarom is winkelinrichting belangrijk?
In een winkel waar je je prettig voelt, blijf je langer en koop je vaak meer. Een goede inrichting zorgt ervoor dat klanten gemakkelijk door de winkel bewegen en zoveel mogelijk producten zien. Maar hoe creëer je een fijne sfeer én stimuleer je de verkoop?

 

Tips voor een goede winkelinrichting:

  • Verse producten staan vaak bij de ingang.
  • Veelgekochte producten worden achterin geplaatst, zodat klanten langs andere artikelen lopen.
  • Brede gangpaden en duidelijke routes maken winkelen makkelijker.
  • Gebruik kleuren, muziek en verlichting om een gezellige sfeer te maken.

 

Bekijk onderstaand filmpje over de inrichting van een supermarkt.

 

 

2. Productpresentaties en thema's
Thema's zoals "zomer" of "voorjaar" maken winkelen een belevenis. Displays en presentaties in of naast gangpaden trekken extra aandacht. Een moodboard helpt je om de sfeer en stijl te bepalen.

Een display in een winkel is een speciale presentatieplek waar producten op een opvallende en aantrekkelijke manier worden getoond om de aandacht van klanten te trekken en de verkoop te stimuleren. Displays zijn vaak strategisch geplaatst in of rondom gangpaden, bij de ingang, of in etalages. Ze kunnen verschillende vormen hebben, afhankelijk van het doel en de producten.

 

Kenmerken van een display:

  • Thema of seizoensgebonden: Vaak afgestemd op een bepaald thema, zoals Kerstmis, Pasen, zomer of een uitverkoop.
  • Aandacht trekken: Ze vallen op door hun ontwerp, zoals kleur, vorm, of verlichting.
  • Ruimtebesparend: Ze worden zo ontworpen dat ze veel producten kunnen tonen in een beperkte ruimte.
  • Functioneel: Displays moeten niet alleen mooi zijn, maar ook praktisch, zodat klanten de producten gemakkelijk kunnen bekijken en pakken.

Soorten displays:

  1. Vrijstaande displays: Zelfstandige stands of rekken, vaak in het midden van gangpaden.
  2. Schapdisplays: Extra opvallende presentaties binnen de normale winkelrekken.
  3. Kassadisplays: Kleine presentaties bij de kassa om impulsaankopen te stimuleren.
  4. Vloerdisplays: Grote presentatiestukken die op de winkelvloer staan, vaak voor nieuwe producten.
  5. Etalagedisplays: Speciale presentaties achter het glas van een etalage om klanten van buitenaf aan te trekken.

Waarom zijn displays belangrijk?

Displays helpen om producten op te laten vallen, vooral in een drukke winkel. Ze maken het winkelen leuker door producten aantrekkelijker te presenteren. Goed ontworpen displays kunnen klanten inspireren, meer verkopen opleveren en het imago van een winkel versterken.

 

Stappenplan voor een etalage of display:

  1. Bedenk een thema en bijpassende kleuren.
  2. Maak een moodboard met inspiratie.
  3. Schets je ideeën en bespreek ze.
  4. Verzamel materialen en maak de ruimte schoon.
  5. Bouw de presentatie op en voeg verlichting of decoraties toe.
  6. Controleer het resultaat en prijs de producten.

Voorbeelden van displays:

Productdisplays & winkeldisplays - Virupa   Top retailers Nederland kiezen duurzame marktstandaard voor displays -  Duurzaam Ondernemen   kassa display | LZdisplays

 

 

3. Slogan

Met de slogan wil je jouw product promoten.

  • Een slogan is vaak een korte krachtige zin.
  • Bedenk een zin die zeker blijft hangen als je hem een paar keer hoort.
  • Zorg ervoor dat de slogan foutloos schrijft.

Voorbeelden van slogans:

Slogan: altijd al op zoek geweest naar die ene pakkende leuze?KitKat  Echt HEMA! | LoveDreamDo

 

 

4. Kosten berekenen
Houd rekening met de kosten voor personeel, materialen, decoraties en eventuele hulpmiddelen. Maak een kostenoverzicht voordat je begint, zodat je weet of het plan haalbaar is.

 

Feitje:
Winkels met muziek die past bij hun doelgroep, zoals klassieke muziek in een wijnwinkel, verkopen vaak meer of duurdere producten.

4.4 Trends en thema's

Leerdoelen

  • Je begrijpt hoe trends invloed hebben op winkelpresentaties.
  • Je kunt een thema en bijpassende kleuren, materialen en stijlen kiezen.
  • Je kunt uitleggen waarom je voor een bepaald thema hebt gekozen en hoe dat de klant aanspreekt

 

Wat zijn thema’s?
Thema’s zijn onderwerpen of ideeën die je presentatie een duidelijke focus geven. Denk bijvoorbeeld aan seizoenen zoals lente of zomer, feestdagen zoals Kerst of Pasen, of speciale gelegenheden zoals Valentijnsdag. Een goed gekozen thema maakt winkelen leuker en zorgt ervoor dat je presentatie bij klanten opvalt.

Wat zijn trends?
Trends zijn dingen die op dit moment populair zijn, zoals bepaalde kleuren, patronen of producttypes. Ze veranderen snel en worden vaak beïnvloed door mode, media of sociale ontwikkelingen. Het volgen van trends helpt om je presentatie actueel en aantrekkelijk te maken.

 

Waarom zijn thema’s en trends belangrijk?

  • Aantrekkingskracht: Ze maken je presentatie opvallend en zorgen dat klanten nieuwsgierig worden.
  • Relevantie: Door in te spelen op actuele trends en interesses voelen klanten zich meer aangesproken.
  • Beleving: Een goed thema kan winkelen een ervaring maken, wat zorgt voor meer aankopen.

Hoe werk je met thema’s en trends?

  1. Bepaal het thema: Kies een onderwerp dat aansluit bij de tijd van het jaar of een speciale gebeurtenis.
  2. Bekijk trends: Zoek inspiratie via tijdschriften, websites en social media om te zien wat in is.
  3. Gebruik de juiste materialen en kleuren: Laat alles in je presentatie goed bij elkaar passen.
  4. Wees creatief: Voeg iets unieks toe dat jouw winkel of presentatie onderscheidt van anderen.

 

Top 10 trends en ontwikkelingen van duurzame kantoren en bedrijfsgebouwen |  Smart WorkPlace Trends in de groene sector

In de groene sector zijn er een aantal belangrijke trends die nu populair zijn:

  1. Duurzaam werken
    Er wordt veel aandacht besteed aan manieren om beter voor het milieu te zorgen. Bijvoorbeeld door minder chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken, de natuur meer ruimte te geven en materialen te hergebruiken.

  2. Slimme technologie
    Boeren en tuinbouwers gebruiken steeds meer technologie, zoals drones en slimme sensoren. Hiermee kunnen ze precies zien hoeveel water of mest een plant nodig heeft, waardoor ze minder verspillen.

  3. Groen in de stad
    Omdat steeds meer mensen in steden wonen, komen er nieuwe ideeën om meer planten en tuinen in de stad te maken. Denk aan daktuinen, verticale tuinen aan muren en buurtmoestuinen. Dit maakt de stad gezelliger én beter voor het milieu.

  4. Aanpassen aan klimaatverandering
    Het weer verandert en wordt extremer. Daarom wordt er gewerkt aan manieren om planten en tuinen hier beter tegen te beschermen. Bijvoorbeeld door gewassen te kiezen die goed tegen droogte of hitte kunnen.

  5. Alles hergebruiken
    Afval wordt steeds meer gezien als iets waardevols. In plaats van weggooien wordt het bijvoorbeeld omgezet in compost, dat weer gebruikt kan worden als voeding voor nieuwe planten.

  6. Groen kopen is populair
    Mensen willen steeds vaker producten kopen die goed zijn voor het milieu en eerlijk worden gemaakt. Bedrijven moeten hierop letten en zorgen dat hun producten duurzaam zijn.

Hoofdstuk 5 Rekenen in de winkel

5.1 Tel uit, je winst

 

Vraag: Hoe bepaalt de winkelier de verkoopprijs van zijn product?

 

 

 

 

 

 

KOSTPRIJS EN OPSLAGPERCENTAGE

Het berekenen van de verkoopprijs van een groen product begint altijd met de kostprijs. Dat zijn de kosten die een winkel maakt voor het inkopen of maken van een product. Je telt de kosten voor materiaal en arbeid bij elkaar op en dan weet je de kostprijs.

Stel dat de winkel zijn producten gaat verkopen voor de kostprijs?

  • Waar moet de huur dan van betaald worden.
  • Waar moet de energierekening dan van betaald worden?
  • Waar moeten de reclamekosten dan van betaald worden?
  • En de kosten voor de auto?
Afb 1: Het opslagpercentage bereken je over de kostprijs.

Als winkels alleen de kostprijs aan klanten vragen, verdienen ze niks. Daarom verhogen ze de kostprijs met een opslagpercentage. Dat is een prijsverhoging waarin de winkel vaste kosten en de winst verwerkt. Vaste kosten zijn bijvoorbeeld de huur, water en energiekosten en reclamekosten.

Een andere naam voor het opslagpercentage is de winstmarge. Dit percentage wordt door de winkel zelf bepaald. Bijvoorbeeld 70%. Als je het opslagpercentage en de kostprijs weet, kun je de opslag berekenen.

Stel, de kostprijs van een kamerplant is € 5,10. Dan is de opslag in dit geval 70% van € 5,30 = € 3,57. De kostprijs met opslag is dus € 5,10 + € 3,57 = € 8,67.

 

 

BELASTING

Een ander onderdeel van de verkoopprijs is de btw: dat staat voor belasting over de toegevoegde waarde. Btw heet ook omzetbelasting, want alle winkels moeten belasting over hun omzet rekenen aan hun klanten. Die belasting mogen winkels niet zelf houden, maar moeten ze aan de overheid afdragen.

In Nederland zijn er twee btw-tarieven:

Afb. 2: Ook de bloemenwinkel heeft te maken met verschillende
btw-tarieven
  • Het lage tarief is 9%. Dat geldt voor levende producten, zoals bloemen en dieren. Maar ook voor voedsel, bijvoorbeeld groente en eieren. Dit zijn producten die in de eerste levensbehoeften voorzien.
  • Het hoge tarief is 21%. Dit geldt voor luxeproducten zoals smartphones en kleding. Bloemstukken vallen ook onder het hoge tarief, terwijl voor een bosje bloemen het lage tarief van 9% geldt. Het hoge tarief geldt ook voor diensten, zoals het aanleggen van een tuin.

 

Je berekent de btw over de kostprijs met opslag. Bij het lage tarief is de btw in ons voorbeeld € 7,31 x 0,09 = € 0,66. De btw tel je vervolgens op bij de kostprijs met opslag.

 

Afb. 3: De verkoopprijs is opgebouwd uit verschillende onderdelen.

DE VERKOOPPRIJS

De prijs die de klant in de winkel betaalt is de verkoopprijs. Je weet nu dat die bestaat uit de kostprijs, het

opslagpercentage en de btw. Winkeliers ronden de verkoopprijs vaak af. Dat is om er een handig bedrag van te maken. Een prijs van € 7,95 is handiger dan € 7,97. En het product lijkt goedkoper, want € 7,95 klinkt voordeliger dan € 8,00.

 

 

KORTING

Een korting is een tijdelijke prijsverlaging. Meestal wordt de korting uitgedrukt in een percentage, Bijvoorbeeld 40%. Soms

krijg je het tweede product gratis.

Waarom geven winkels korting?

Afb. 4: Met het geven van korting trek je klanten of breng je een nieuw
product onder de aandacht.
  • Bijvoorbeeld om een nieuw product bekend te maken.
  • Een andere reden is om de voorraad op te maken, tijdens de uitverkoop.

 

Korting geven is een manier om klanten naar de winkel te lokken. En als ze eenmaal in de winkel zijn kopen mensen vaak ook niet-afgeprijsde producten (impulsaankopen). Korting kan dus zorgen voor extra omzet. Maar het is wel belangrijk dat de prijs niet lager wordt dan de kostprijs, want dan maakt de winkel geen winst!

 

 

VARIABELE EN CONSTANTE KOSTEN

Winkels maken veel kosten om producten te maken of in te kopen. We maken onderscheid tussen variabele en constante kosten.

  • De variabele kosten veranderen als je meer of minder producten inkoopt of maakt. Wanneer je niets inkoopt of maakt heb je deze kosten niet. Voorbeelden van variabele kosten zijn materialen of producten die je inkoopt, vervoerskosten en inhuur van tijdelijk personeel. Deze kosten zijn vooraf lastig in te schatten.
  • Constante kosten zijn vaste kosten. Deze kosten heb je altijd, ook als je niks verkoopt. Denk aan de huur van je winkelpand, loon voor vast personeel en gas, water en licht. Je kunt deze kosten goed inschatten, ze staan los van de inkoop en verkoop van producten.

 

 

5.2 Rekenen en afrekenen - kassa

 

 

WEGEN EN METEN

Groene producten zoals kaas of vers vruchtensap moet je als verkoopmedewerker vaak afwegen of afmeten voor de klant. Hiervoor kun je twee soorten weegschalen gebruiken. Een analoge weegschaal heeft een wijzer en een schaalverdeling. Je kijkt zelf welk gewicht de wijzer aanwijst een digitale weegschaal lees je het gewicht op een display. Hiermee weeg je nauwkeuriger dan met een analoge weegschaal.

Voor beide soorten weegschalen geldt: zet het gewicht op nul als het lege schaaltje erop staat. Dit heet tarreren. Zo weeg je het schaaltje niet mee.

Vloeibare producten, zoals vers appelsap uit een vat, meet je af. Met een maatbeker kun je makkelijk hoeveelheden vloeistof afmeten.

 

EENHEDEN OMREKENEN

Het gewicht of de inhoud van een product drukken we uit in verschillende eenheden. Zo meten we gewicht onder andere in kilo's en grammen. Terwijl we voor inhoud eenheden zoals liter en milliliter gebruiken. Voor vaste stoffen, zoals brood of potgrond, gebruik je eenheden van gewicht. Terwijl je voor vloeistoffen, zoals plantenvoeding, juist eenheden van inhoud hanteert. Als verkoopmedewerker moet je eenheden kunnen omrekenen. Je rekent altijd met een factor 10, 100 of 1000. Een liter pompoensoep is evenveel als 10 deciliter, 100 centiliter en 1000 milliliter.

 

BETALEN

Afrekenen doet de klant bij een kassamedewerker. Klanten kunnen in winkels op verschillende manieren betalen: contant (met briefgeld of munten) of digitaal. Dat is met een bankpas of creditcard. Het voordeel van digitaal betalen is dat je geen wisselgeld hoeft terug te geven. Soms betalen klanten met een waardebon, zoals een vvv-bon. Dat is een vervanger van geld, er is namelijk al eerder voor zo'n waardebon betaald. Bewaar waardebonnen altijd in de kassa, want anders kan er kasverschil ontstaan. Dan klopt aan het eind van de dag het geldbedrag in de kassa niet met de bedragen die je hebt aangeslagen.

Kortingsbonnen verwerkt de kassamedewerker tijdens het betalen. Vaak kun je een code scannen, waardoor de korting meteen wordt verwerkt in de kassa. En anders kun je zelf de korting van de verkoopprijs afhalen. Je bewaart de kortingsbonnen om bij te houden hoeveel producten met korting zijn verkocht.

 

WISSELGELD TERUGGEVEN

Als een klant contant afrekent, leg je het geld eerst op de kassa-lade. Je telt het wisselgeld hardop terug en legt het in de hand van de klant. Zo kan hij meetellen en controleren of je het juiste bedrag teruggeeft. Terugtellen doe je van klein naar groot. Stel: een klant moet € 10,50 betalen en hij geeft een briefje van € 20.

 

Het wisselgeld is dan € 9,50. De kassamedewerker zegt: '50 cent maakt 11 euro, plus 4 is 15 euro, plus 5 maakt 20 euro.' Let goed op met wisselgeld, want als je te veel of te weinig teruggeeft ontstaat er kasverschil.

Om genoeg kleingeld in de kassa te houden kun je geld bijvragen aan de klant. In dit voorbeeld is dat 50 cent. Dat trek je af van de € 10,50. Het wisselgeld wordt dan 10 euro.

 

KASSASYSTEMEN

Afrekenen doet de klant bij een kassamedewerker. Er zijn twee kassasystemen:

  • Kassa's waarbij je de bedragen (of producten, met hun eigen kassatoets) met de hand aanslaat.
  • Kassa's die werken met een scanner. Dit apparaat 'leest' de streepjescode op producten. Die code bevat informatie over het product en de prijs. Door te scannen hoeft een kassamedewerker niet alle bedragen aan te slaan. Dat scheelt een hoop tijd én het voorkomt fouten. Als een prijs wijzigt kan dat eenvoudig in de computer aangepast worden, in plaats van op elk product.

Grote bedrijven werken met scankassa's die volledig geautomatiseerd zijn. De kassa's staan in verbinding met een centrale computer die alle gescande producten registreert. Zo wordt meteen de voorraad bijgehouden.

 

5.3 De Offerte

 

 

 

Wat is een offerte?

Een offerte is een uitgebreide prijsopgave. De potentiële klant wil weten wat jouw dienst of product precies gaat kosten en hoe je de opdracht denkt te gaan uitvoeren. In de offerte kun je dit benoemen. Maar met alleen een bedrag neerzetten en dan ‘vriendelijke groet’, kom je er niet. Een klant wil meer weten! Bijvoorbeeld hoe je aan het bedrag komt.

De offerte als visitekaartje

De lezer wil ook graag nader kennis maken met je bedrijf. Jij haalt toch ook niet zomaar een vreemde in huis? De offerte is dus je kans om meer van jezelf te laten zien. Zet je beste beentje voor. Laat zien dat je de klant begrijpt. Dat je goed geluisterd hebt. Jíj weet precies wat hij nodig heeft en jíj kan daarvoor zorgen.

Wat heb je nodig om een goede offerte te maken?

Om een goede offerte te maken, heb je zoveel mogelijk gegevens van de klant nodig. Wat is precies de bedoeling? Waar is de klant naar op zoek?

Stappenplan voor een goede offerte

Als je alle gegevens hebt verzameld, kun je aan de slag. Dit stappenplan helpt je om een goede (online) offerte te maken. Uiteraard kun je alles aanpassen aan jouw situatie.

Stap 1. De basics

In een goede offerte staan in ieder geval de volgende gegevens:

  • Contactgegevens van je bedrijf, plus het bankrekeningnummer, btw-nummer en het nummer van de Kamer van Koophandel (net als op een factuur eigenlijk). Als je je bedrijfslogo toe kunt voegen is dat natuurlijk nog beter.
  • De gegevens van de klant.
  • Datum van de offerte en een offertenummer.

 

Stap 2. De aanhef

Dit is het eerste stukje tekst dat de potentiële klant leest. Met een sterke openingszin valt jouw offerte direct op.

Gewoon beginnen met ‘beste’ of ‘geachte’ is prima, net als de u-vorm. Laat weten dat je het fijn vindt dat ze jou hebben benaderd voor een offerte.

Stap 3. Beschrijving van de werkzaamheden

Nu je eenmaal de aandacht hebt, is het zaak om de vaart erin te houden. Beschrijf de vraag van de klant kort, maar zo goed mogelijk. Laat zien dat je de opdracht goed hebt begrepen. 

Stap 4. De prijs

Een van de belangrijkste onderdelen van een goede offerte: wat gaat het kosten? Wees bij de uitwerking van dit stukje zo duidelijk mogelijk. Is het een uurprijs of een projectprijs? Vermeld ook of het bedrag inclusief of exclusief btw is. Hoe duidelijker hoe beter.

Stap 5. Afsluiten

Je bent er bijna! Voeg tenslotte nog de volgende gegevens toe:

  • De geldigheidsduur van de offerte. Tot wanneer geldt je aanbod? Een week? Een maand?
  • Een verwijzing naar de algemene voorwaarden van je bedrijf (stuur die mee of verwijs naar de webpagina waarop ze gepubliceerd staan).
  • Sluit af met de mededeling dat de klant altijd mag bellen of mailen als er nog vragen zijn.
  •  

Stap 6: Het oog wil ook wat

Zo, je offerte is klaar. Tenminste, qua tekst. Nu moet je er nog voor zorgen dat het er goed uitziet en leesbaar is.  Gebruik geen grote lappen tekst; daar haakt een klant snel op af. Zijn de hoofdletters en punten in orde? Check vooral ook op taal- en spelfouten. Geen ster in spellen? Laat de spellingscontrole even over je tekst heen gaan.

 

 

 

5.4 De factuur

 

Wat is een factuur?

Een factuur is een overzicht van de geleverde goederen of diensten met een bijbehorend prijs. Deze maakt en verstuurt de ondernemer naar de klant. Dit document geeft een betalingsverplichting weer.

Het is dus een soort rekening van de ondernemer aan de klant. Van de klant wordt verwacht het openstaande bedrag binnen de betalingstermijn te betalen.

Het maken, versturen en verwerken van de facturen heet facturatie.

Wat vermeld je op een factuur?

Om ervoor te zorgen dat je factuur geldig is, moet je volgende zaken verplicht vermelden:

  • Het woord ‘factuur’
  • De factuurdatum en het factuurnummer
  • Naam en het adres van jezelf en je klant
  • Je btw-nummer en het btw-bedrag
  • Je KVK-nummer
  • De datum van levering
  • Beschrijving van de geleverde goederen of verstrekte diensten
  • Het aantal geleverde goederen of verstrekte diensten

Hoe ziet een factuur eruit?

Zorg ervoor dat de klant onmiddellijk ziet waar de factuur over gaat. Maak duidelijk wie je bent door je naam en logo zichtbaar te vermelden. Het te betalen bedrag en de geleverde goederen en/of diensten zijn overzichtelijk genoteerd. Hoe duidelijker de opbouw van je factuur, hoe eenvoudiger de klant hiermee aan de slag kan.

Wanneer verstuur je een factuur?

Verstuur je factuur zo snel mogelijk nadat je de goederen of diensten hebt geleverd. De uiterste datum om je factuur te versturen is de 15de dag van de maand nadat je hebt geleverd. Je klant heeft wettelijk 30 dagen de tijd om te betalen, nadat hij de factuur heeft ontvangen.

 

 

 

Hoofdstuk 6 Werken met klanten

6.1 Met de klant in gesprek

 

Verkoopadviesgesprek

Een verkoopadviesgesprek bestaat uit verschillende onderdelen en bij elk onderdeel horen acties.

 

1. Klanten ontvangen

Aanspreken

Begroeten

Openingszin

2. Advies geven

Koopwens achterhalen

Advies geven

Prijs benoemen

3. Afronden

Afhandelen

Bijverkoop

Afscheid

 

De klant ontvangen

Loopt een klant zoekend door de winkel, dan stap je erop af en spreek je de klant aan. Dit is het instapmoment. Je begroet de klant beleefd en daarna begin je met een openingszin. Bijvoorbeeld: "kan ik u ergens mee helpen?

 

De klant advies geven

Om de klant het juiste advies te kunnen geven moet je eerst de koopwens weten. Dus welk product wil de klant kopen? Je kunt hierachter komen door de juiste vragen te stellen. Bijvoorbeeld bij een klant die op zoek is naar een plant voor in huis. Je kunt dan de volgende vraag stellen “zoekt u een plant die in het licht of in het donker moet staan?”

Op het antwoord wat hierop krijgt kun je een product gaan adviseren. Bijvoorbeeld “in deze hoek staan planten die niet van direct zonlicht houden, zoals deze prachtige kamerpalm”.  Wanneer de klant een keuze heeft gemaakt geef je ook nog advies, bijvoorbeeld over de verzorging “één keer per week een beetje water geven is voor deze plant voldoende.

Weet je het antwoord niet op de vraag die de klant stelt, verzin dan niet zomaar een antwoord en schakel een collega in.

 

Het verkoopadviesgesprek afronden

Het gesprek kun je op verschillende manieren afronden.

 

Vraag of de klant nog andere wensen heeft.

Denk aan de bijverkoop, probeer nog iets extra's te verkopen. Maar wees niet te opdringerig.

Bijvoorbeeld een reismandje voor de net gekochte hamster.

Stimuleer de spontane aankopen van een klant door aanbiedingen bij de kassa te leggen, bijvoorbeeld in een display. Je noemt dit impulsaankopen.

Mag je de kassa bedienen? Reken dan af met de klant.

Je kunt voor de klant het product inpakken. Dit kan een decoratieve verpakking zijn of eentje om het goed te kunnen vervoeren.

Denk eraan service te verlenen, bijvoorbeeld de deur open te houden of iets naar de auto te brengen.

Gebruik twee woorden bij je afscheid en doe dit op een vriendelijke manier. Kijk de klant hierbij aan. “Dag meneer/mevrouw”

 

Bijverkoop

 

 

 

Online verkoop

Tegenwoordig kopen mensen hun producten steeds vaker online. Hierbij maken ze hun keuze vaak zonder een verkoper. Maar ook online kan een klant vragen hebben. Dit doen ze door te mailen, bellen of chatten.

De chat en een telefoongesprek hebben ook de onderdelen die bij een verkoopadviesgesprek horen, maar de nadruk ligt op advies geven.

Wees ook hierbij beleefd en vriendelijk. Reageer snel en schrijf foutloos Nederlands. Laat in je reacties merken dat je geen robot bent.

 

 

 

6.2 Een goede verkoper

 

Aanspreekpunt

Verkoopmedewerkers zijn het aanspreekpunt voor de klanten in de winkel. Zij denken mee met de klant en kunnen de klanten een goed gevoel geven door vriendelijk en geïnteresseerd te zijn. Een verkoopmedewerker is het visitekaartje van een bedrijf en belangrijk of de klant terugkomt naar de zaak en daarmee zorgt voor meer omzet.

Als verkoopmedewerker moet je daarom een goede indruk achterlaten en dat begint bij jezelf. Zorg ervoor dat je schoon bent en fris ruikt, nette kleding draagt en nette woorden gebruikt. Dus geen straattaal en minimaal twee woorden (ja meneer). Laat je mobiel in de tas en sta rechtop als er een klant binnenkomt. Iemand die hangt toont zich ongeïnteresseerd.

Eigenschappen en vaardigheden

Omschrijving verkoopmedewerker

eigenschap/vaardigheid

Toont interesse en kijkt de klant glimlachend aan

vriendelijkheid

Let op of de klant iets zoekt of een vraag heeft, reageert hierop

opmerkzaamheid

Kijkt de klant aan tijdens het gesprek, herhaalt de wens

luisteren

Laat de klant uitpraten

geduldig

Laat producten zien die passen bij de klant of heeft ideeën

meedenken

Vertrouw op wat je kunt als verkoopmedewerker

zelfverzekerdheid

Vriendelijk maar duidelijk tegen een klant kunnen zeggen als iets niet haalbaar is.

nee kunnen zeggen

Leesbaar en zonder fouten kunnen schrijven

taalvaardig

 

 

 

Communicatie

Communiceren met klanten kan op twee manieren, verbaal en non-verbaal.

Bij verbale communicatie gebruik je woorden. Deze kun je uitspreken, opschrijven of zingen. Ook appen is een vorm van verbale communicatie.

Non-verbale communicatie is een vorm van communiceren waarbij je niets zegt. Toch communiceer je met je houding, gezichtsuitdrukking en manier van bewegen. Non-verbale communicatie kunnen je woorden benadrukken, maar ook tegenspreken. Wanneer je een klant hartelijk welkom heet in de winkel, maar je leunt daarbij ongeïnteresseerd op de toonbank, dan zal de klant zich toch niet echt welkom voelen.

 

 

Verkoopvaardigheden

In Nederland zijn vele soorten winkels met hun eigen winkelformules. Wat vriendelijkheid en netjes eruitzien betreft, dit geldt voor elke winkel. Maar welke verkoopvaardigheden je nodig hebt verschild per winkelsoort.

Winkelsoort

Verkoopvaardigheden

voorbeelden

Supermarkt/winkelketens

Klant helpen bij vinden van producten.

Eenvoudige vragen kunnen beantwoorden

Welkoop

Praxis

Speciaalzaak

In gesprek gaan met klanten

Goede productkennis

Modezaak Bloemenzaak

Discountzaak

Afrekenen en inpakken

Aldi

Action

Webshop

Vragen beantwoorden via telefoon, mail of chatservice.

Hema.nl

Bol.com

 

Bekijk onderstaan filmpje. Is de verkoper een goede verkoper? 

 

Opdracht  oude materiaal : 7.2 verzorgingskaart boeket

6.3 Allerlei soorten klanten

 

Herkennen van klanten

Er zijn allerlei soorten klanten; jong, oud, kind, man, vrouw, rijk, arm. Daarnaast kunnen ze vrolijk, chagrijnig, verlegen, arrogant of besluiteloos zijn.

Als je naar de klant kijkt en luistert kun je herkennen met wat voor een soort klant je te maken hebt. De toon van de klant en de manier waarop de klant iets zegt, geeft je informatie. Bijvoorbeeld vriendelijk, onzeker of gehaast. De lichaamshouding en gezichtsuitdrukking vertellen zonder woorden iets over de stemming van de klant. Als verkoopmedewerker pas je je eigen gedrag aan op die van de klant, dit zal je helpen bij het verkopen van producten.

Schema uit leermiddelen materiaal (wat voor hulp)

Behoeften van de klant

Je kunt klanten verdelen in needshoppers, de klant die gericht op zoek is omdat hij/zij iets nodig heeft. Bijvoorbeeld nieuwe werkschoenen omdat de oude versleten zijn. En de funshoppers, deze klanten zijn niet gericht op zoek, maar snuffelen rond in allerlei winkels. Vaak doen ze dit ook in groepjes. Zij doen meer impulsaankopen.

Klantentevredenheid

In welke winkel je ook werkt, je doel als verkoopmedewerker is dat de klant tevreden de deur uit gaat. Tevreden klanten komen terug en werken als reclame als zij andere vertellen over hun ervaring bij jou in de winkel. Ook zetten zij op sociale media foto's van het product.

Dit kan ook tegenwerken voor de winkel wanneer ze hetzelfde doen met een negatieve ervaring. Deze gaan razendsnel rond op sociale media en heeft een nadelig effect op het imago van de winkel!

 

Opdracht uit oud materiaal:  6.1 bestelbon invullen, bestelbon afhalen bloemwerk, bestelbon bezorgen bloemwerk

6.4 Geef de klant een goed advies

   Leerdoelen:

  • Je leert hoe je kunt achterhalen wat klanten willen kopen.
  • Je ontdekt welke kennis een verkoper nodig heeft over producten, specifiek in de groene sector.
  • Je leert verschillende informatiebronnen te gebruiken om informatie op te zoeken.

 

Vragen om over na te denken:

  • Kijk jij of je ouders naar verpakkingen in de winkel? Of zoek je informatie op internet als je meer wilt weten over een product?
  • Een verkoper die veel weet over producten kan klanten beter overtuigen. Maar waar haal je die kennis vandaan? En wat heb je nodig om goed advies te kunnen geven?

 

Vragen stellen

Om goed advies te geven, is het belangrijk om de koopwensen van de klant te achterhalen. Dit doe je door open en gesloten vragen te stellen:

  • Open vragen: Deze geven klanten de ruimte om uitgebreid en gevarieerd te antwoorden. Hierdoor krijg je meer informatie. Bijvoorbeeld: "Van wat voor planten houdt uw moeder?"
  • Gesloten vragen: Deze worden met "ja" of "nee" beantwoord en geven minder informatie. Bijvoorbeeld: "Heeft uw moeder al een hangplant?"
  • Doorvragen helpt om de koopwens nog beter te begrijpen. Tot slot vat je samen wat de klant heeft gezegd, zodat je kunt checken of je het goed hebt begrepen.

 

Kennis van groene producten

Omdat groene producten vaak levende producten zijn, heb je specifieke kennis nodig om klanten goed te kunnen adviseren. Je moet bijvoorbeeld iets weten over de verzorging van planten of dieren.

Hier is een overzicht van de kennis die je nodig hebt voor verschillende productgroepen:

  • Bomen, struiken, bloemen, zaden, etc.: Kennis over grondsoort, standplaats, hoeveelheid water, zon/schaduw, voedingswaarde.
  • Huisdieren (zoals honden of cavia’s): Weten hoe je ze verzorgt, welke soort voeding ze nodig hebben, en informatie over hun hok, gewicht, of onderhoudskosten.
  • Groente en fruit: Informatie over houdbaarheid, smaak, biologische teelt, oogstperiode, en herkomst.
  • Vis: Kennis over houdbaarheid, smaak, kweek of wilde vis, biologische en duurzame visserij.
  • Zuivelproducten: Informatie over houdbaarheid, smaak, ingrediënten, herkomst, duurzaamheid en keurmerken.

 

Welke informatiebronnen kun je gebruiken?

Als verkoper kun je verschillende bronnen raadplegen om productkennis te verzamelen:

  1. Etiketten/verpakkingen: Hierop staan gebruiksaanwijzingen, ingrediënten, houdbaarheid, keurmerken, enzovoort.
  2. Boeken: Gebruik het register of trefwoordenlijsten om specifieke informatie op te zoeken.
  3. Online catalogi: Webshops bieden vaak uitgebreide informatie over producten, zoals afmetingen en kleuren.
  4. Vakbladen: Deze bevatten trends en nieuwe productinformatie, zoals tijdschriften voor bloemisten.
  5. Deskundigen: Vraag advies aan collega’s, docenten, of andere experts.
  6. Websites: Met goede zoektermen kun je betrouwbare sites vinden. Controleer wel of de site echt betrouwbaar is.
  7. Vergelijkingswebsites: Deze helpen producten te vergelijken op prijs en kwaliteit, vaak met klantbeoordelingen.
  8. Vlogs: Video’s geven uitleg over producten, bijvoorbeeld via YouTube.

 

Bekijk onderstaand filmpje:

 

 

Opdracht:

1. Kies een product dat je goed kent of waar je al veel informaties van hebt. 

2. Samen met een partner ga je een rollenspeel spelen. Net als in het hoofdstuk in gesprek met de klant. 

3. Deze keer probeer je de klant een goed advies te geven met hulp van je kennis. 

Eindopdracht periode 2

Voor periode 2 krijg je 2 cijfers.

  • 1 voor de Theorie. Deze wordt afgenomen in de tentamenweek
  • 1 voor de praktijk. Dit cijfer behaal je door het uitvoeren van deze eindopdracht.  

 

Klik op onderstaande linkjes voor de eindopdracht.

Test je kennis!

Test: oefentoets

Start

Voormalig

6. Contact met de klant: bestelling opnemen

Niet alles in een winkel is kant en klaar te koop. Het product wordt dan besteld.


Bijvoorbeeld:
- Een taart die je bij de bakker bestelt voor je verjaardag.
- Bloemwerk voor een speciale gelegenheid zoals een bruiloft.

bestelbon
De klant bespreekt wat hij wil hebben en komt het bestelde product later halen of laten bezorgen. De klant hoeft de bestelling niet altijd direct in de winkel te betalen. Daarvoor krijgt hij een factuur (= rekening).

Je leert hoe je een bestelling opneemt en een factuur schrijft.

6.1 Opdrachten: Bestelling opnemen

Opdracht A: Bestelformulier invullen

1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.

2. Bespreek het bestelformulier met je docent.

Opdracht B: parallelschikking kijken

1. Volg de aanwijzingen van de docent.

2. Maak de opdracht.

Opdracht C: Verkoopprijsberekening maken en factuur schrijven

1. Volg de aanwijzingen in de opdracht.

2. Maak de verkoopprijsberekening van je bloemstuk.

3. Schrijf de factuur.

3. Bespreek de resultaten met je docent.

paralleschikking kistje
paralleschikking kistje
parallelschikking lente
parallelschikking lente
parallelschikking zomer
parallelschikking zomer
parallelschikking Calla
parallelschikking Calla

7. Contact met de klant: Producten verkopen

Doel

Je kunt een verkoopgesprek voeren en producten afrekenen.

 

Oriëntatie

verkoopster
Bron: animaatje.nl

Als je een product koopt in de winkel, kun je het niet altijd zelf pakken. Dit is afhankelijk van de soort winkel. Soms wil je informatie voordat je het product koopt. Dit vraag je aan de verkoopmedewerker. Het praatje dat je maakt met de verkoopmedewerker noem je een verkoopgesprek.

 

Het verkoopgesprek

Een verkoopgesprek bestaat uit 4 fasen:

 

 

 

verkoopfasen kb

Waar moet je op letten?

1.           Contact maken → begroeten.

Non-verbale begroeting → je geeft een knikje of een glimlach, als je oogcontact maakt met de klant. (geen geluid)

Verbale begroeting → je zegt bijvoorbeeld ‘goedemorgen meneer’. (met stem)

2.          Koopwens achterhalen vragen stellen.

Wat wil de klant precies?

Eerst stel je open vragen → de vraag begint met een vragend voornaamwoord en kun je niet alleen met ja of nee beantwoorden.

Voorbeeld: Hoe laat is het? Welke……? Waar…….? Wanneer……? Wie…..?

Daarna stel je gesloten vragen → de vraag kan met ja of nee worden beantwoord. Of geeft keuze uit twee mogelijkheden. De vraag begint met een werkwoord.

Voorbeeld: Moet het worden bezorgd? Vindt u rood of geel mooier?

3.           Advies geven producten tonen.
Je geeft informatie over het product, laat combinaties zien, laat je zien hoe het werkt, enz.

Je laat zien dat je verstand hebt van het product.

Als je een product verkoopt, probeer je daar nog meer producten bij te verkopen. Dit noem je bijverkoop.

Voorbeeld: een vaas bij een boeket bloemen.

4.           Afronding afrekenen en inpakken.

Je rekent het product af en als het nodig is, ga je het inpakken.

Impulsaankoop: de klant koopt nog een product, die hij niet van plan was te doen.

Voorbeeld: de klant pakt een felicitatiekaartje van de toonbank voor bij het boeket.

Afrekenen:

afrekenen

 

Inpakken: verbod plastic tasjes

Vanaf 1 januari 2016 zijn gratis plastic tasjes niet meer toegestaan. De klant neemt zelf een verpakking mee. Cadeautjes, bloemstukken en vers voedsel (los fruit) worden wel verpakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Service verlenen:

Voorbeeld: deur open houden voor de klant, producten naar de auto brengen, producten thuisbezorgen.

Verkoopgesprek en winkelvormen:

Verkoopgesprekken gaan niet in alle winkels op dezelfde manier, in de supermarkt heb je helemaal geen verkoopgesprek, je geeft hoogstens advies.

Er zijn verschillende bedieningsvormen:

bedieningsvormen

 

De winkel van de toekomst

Met de technologie van deze tijd is een kassamedewerker in de toekomst misschien overbodig. kijk maar naar onderstaand filmpje:

7.1 Opdrachten Producten verkopen

Opdracht A: Een verkoopgesprek voeren

Je gaat een verkoopgesprek voeren in de winkel bij 011. Er komt een klant om een product te kopen. Je geeft advies, pakt het product in en rekent af met de kassa.

Na afloop vul je een evaluatieformulier in.

Weet je het nog?

verkoopfasen kb

 

Opdracht B: Hoe word je geholpen?

1. Lees de aanwijzingen in de opdracht.

2. Bespreek je resultaat met je docent.

7.2 Opdrachten Advies geven

Als je in een bloemenwinkel werkt, verkoop je heel veel snijbloemen en kamerplanten. Bloemen en planten hebben verzorging nodig. De basisregels moet je als verkoper wel kennen, want je geeft de klant advies. Dat kan mondeling, maar ook met een verzorgingskaart. Je gaat een boeket maken en een verzorgingskaart voor het boeket.

Opdracht A: Een korenschoof gebonden boeket maken

  1. Volg de instructie van de docent. Weet je het niet precies? Bekijk dan het filmpje korenschoof boeket maken.
  2. Maak het boeket.
  3. Laat je boeket beoordelen door je docent.

 

Opdracht B: Een verzorgingskaart voor een boeket maken

verzorgingskaart boeket
  1.Open een Word bestand. Je mag ook het Excelblad downloaden en       invullen.
  2. Bekijk het filmpje Verzorgingstips voor een boeket.
  3. Geef 5 tips voor het verzorgen van een boeket.
  4. Zet op de kaart een passende titel.
  5. Gebruik minimaal één afbeelding van een boeket.
  6. Bespreek de verzorgingskaart met je docent.

 

 

 

 

Verzorgingstips voor een boeket

7.3 Opdrachten Afrekenen

Opdracht A: Rekenoefeningen met geld

Om te oefenen met rekenen met geld, maak je onderstaande oefening.
Klik op het plaatje om het programma te openen.

kassa

http://thiememeulenhoff.dsens.net/rekenspellen/standalone.php?xmlfile=0/spel03.xml
Rekenen met de kassa. Doe de oefening.

Opdracht B: Geld teruggeven aan de klant

Als je in een winkel niet gepast betaalt, krijg je wisselgeld terug. Maar hoe werkt doortellen eigenlijk?

Je leert geld teruggeven aan de klant.

1. Bekijk het filmpje over geld teruggeven.

2. Ga met een medeleerling geld teruggeven oefenen met behulp van het opdrachtenblad.

 

Doortellen van geld

8 Contact met de klant: Offerte schrijven

6.0 Rekenen in de Winkel

4.1 Wat kost het allemaal?

4.1 Opdrachten Wat kost het allemaal?

Opdracht A: Vragenblad maken

  1. Open het bestand: Vragenblad bij Wat kost het allemaal
  2. Maak de opgaven en bespreek ze met je docent

Opdracht B: De verkoopprijs berekenen

  1. Open het bestand: kb 4.1 opdracht verkoopprijs berekenen
  2. Maak de opdracht en bespreek het resultaat met je docent

4.2 De prijs van je bloemstuk

In de bloemenwinkel worden veel bloemstukken gemaakt. Om erachter te komen, hoeveel een bloemstuk kost, wordt een verkoopprijsberekening gemaakt.
Je gaat een bloemstuk maken en daarna de verkoopprijs berekenen. Een veelgemaakt bloemstuk is een bloementaart.

Oriëntatie bloementaart

Een bloementaart is een bloemstuk met de vorm van een slagroomtaart. In de bloemenwinkel wordt hij regelmatig gemaakt en verkocht als een bloemstuk voor allerlei gelegenheden.

Vorm en techniek

In de bloementaart gebruiken we meestal bloemen met een ronde vorm. Met deze vorm bloemen kun je gemakkelijk de bovenkant van de taart vullen. De rand van de taart wordt bekleed met blad. De bladeren zet je vast met bloemendraad. Voor versiering en afwerking doe je er nog een lint omheen.

Bloemen die je kunt gebruiken voor een bloementaart zijn: Chrysant, Roos, Gipskruid.

Bladeren die je kunt gebruiken zijn: Klimop, Eucalyptus en Salal.

Een bloementaart lijkt op een slagroomtaart. Om de taart te maken, knip je alle materialen (groen en bloemen) die je op de bovenkant gebruikt op gelijke lengte. Je steekt de materialen netjes naast elkaar (parallel). Je verdeelt de materialen over het oppervlak. De zijkant van de taart bekleed je met blad, dit leg je dakpansgewijs over elkaar, zodat je geen steekschuim meer ziet.

Bloemen afsnijden schuine steel

Bloemen die je gebruikt, snijd je op de juiste lengte.
Door de steel een stukje af te snijden, krijg je een schone, verse wond die gemakkelijk en beter water opneemt. Door de steel schuin af te snijden kun je de steel ook makkelijker in het steekschuim steken.

Hulpmaterialen

Hulpmaterialen zijn materialen die je gebruikt en verwerkt in het bloemstuk zoals:
Steekschuim, bloemendraad, prikker, cling, watervast tape.

Steekschuim steekschuim
Steekschuim heeft meestal een groene kleur. Het wordt gebruikt om bloemen in te steken. Groenkleurige steekschuim neemt snel water op. Het houdt het water vast en geeft het langzaam af aan de bloemen. Het steekschuim is zo stevig dat ingestoken bloemen en bladeren er goed in blijven staan. Je mag steekschuim niet onder water duwen. Dan wordt de binnenkant van het steekschuim niet nat.

Steekschuimprikkersteekshuimprikker
Een steekschuimprikker gebruik je om steekschuim vast te zetten op een schaal of een bord. Het steekschuim kan dan niet meer verschuiven.

 

 

Clingcling
Om een steekschuimprikker vast te zetten gebruik je kleefstof. Kleefstof noem je ook wel “cling”. Cling kun je met wasbenzine of terpentine verwijderen van de ondergrond.

 

 

Watervast tape watervasttape
Met watervast tape kun je ook een prikker vastplakken. De schaal beschadigt niet en de prikker zit stevig vast. Het tape blijft plakken, ook als het nat wordt. Je moet het wel op een droge en schone ondergrond vastplakken.

4.2 Opdrachten De prijs van je bloemstuk

Opdracht A: Een bloementaart maken

bloementaart de roos
afb. De Roos bloemist

1. Volg de aanwijzingen van je docent.

2. Bespreek je bloemstuk met je docent.

 

Opdracht B: Verkoopprijs berekenen en factuur schrijven

  1. Open de bestanden:
    bb 4.2 opdracht verkoopprijsberekening bloemstuk
    bb 4.2 factuur bloemstuk
  2. Maak de opgaven en bespreek ze met je docent.

Het doel van elk verkoopgesprek is het verkopen van goederen of diensten. Soms kan dat niet meteen en vraagt de klant een offerte. In een offerte legt een leverancier een aanbod vast voor jou als klant.

Een offerte  is een prijsopgave van goederen of diensten die een klant wil kopen.

In een offerte staan minimaal de volgende gegevens:

  • wat het product of dienst is
  • wat de prijs is
  • een eventuele korting
  • wanneer het product wordt geleverd of wanneer de werkzaamheden plaatsvinden
  • een verwijzing naar de leveringsvoorwaarden
  • de geldigheidstermijn van de offerte

In de algemene voorwaarden staan vaak de leveringsvoorwaarden en de manier van betalen (de betalingscondities).
Voorbeelden van leveringsvoorwaarden:

  • hoe lang de levertijd is
  • hoe de goederen getransporteerd worden

Voorbeelden van betalingscondities:

  • hoe moet de klant betalen (vooraf, bij levering, achteraf, in termijnen)
  • binnen welke termijn betalen

Waarom vraagt de klant een offerte aan?

  • om prijzen van meerdere leveranciers te vergelijken
  • om te zien wat de koop precies inhoudt

Je kunt een offerte op verschillende manieren aanvragen:

  • telefonisch
  • via e-mail
  • via een contactmogelijkheid van een website
  • met een brief

emailschrijven

8.1 Opdrachten Offerte schrijven

Opdracht A: Vragenblad maken

1. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Opdracht B: Offerte maken en E-mail versturen

1. Maak een offerte en verstuur deze per E-mail aan je docent.

8.1 een zakelijke E-mail schrijven

Opdracht A: Vragenblad maken

1. Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Opdracht B: Offerte maken en E-mail versturen

1. Maak een offerte en verstuur deze per E-mail aan je docent.

8.1 een zakelijke E-mail schrijven

Voor het tentamen 2 van GRVV moet je alle theorieonderdelen van periode 2 leren.

Gebruik ook de powerpoints hieronder.

 

Reflectie

Wat heb je gedaan in deze module over groene vormgeving en verkoop? Heb je nieuwe dingen geleerd en hoe vond je dat? Hoe vond je het om een verkoopgesprek te voeren? Moeilijk of juist leuk omdat je het wekelijks in je bijbaantje doet?

Opdracht: Reflectie

 

 

Voor de docent

Beste collega,

Dit arrangement is ontwikkeld voor leerlingen van de kaderberoepsgerichte leerweg die profiel Groen volgen.

Het arrangement beoogt alle leerstof voor profielmodule 4 Groene vormgeving en verkoop af te dekken zoals omschreven in de (deel)taken van profielmodule 4 Groene vormgeving en verkoop van conceptsyllabus profiel Groen, 2020

Het arrangement is op basis van bestaande leermiddelen van Groenkennisnet en eigen materialen samengesteld.

 

Eventuele verbeterpunten en -suggesties kunt u e-mailen naar a.meuleman@terra.nl

 

 

Dit heb je nodig:

 

  • Pen

  • Papier

  • Pakbon

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit leer je:

 

  • Je leert een pakbon te lezen.  

  • Je leert de juiste gegevens van de pakbon af te lezen.

  • Je leert waarvoor een pakbon belangrijk is.  

 

Dit ga je doen: (aan de slag)

Je gaat een pakbon bekijken die hoort bij een bestelling. Daarover beantwoord je vragen. Het eindresultaat is een lijstje met antwoorden. Je werkt alleen.

 

 

 

 

 

Dit lever je in:

 

Een ingevuld opdrachtenboekje bij de docent. Laat de opdrachten controleren bij de docent. Wanneer je de vragen goed hebt beantwoord mag je doorgaan met opdracht 2.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Situatie  

Tuincentrum Begonia heeft de volgende bestelling geplaatst bij Groothandel Kersen:

  • 3 kratten appels

  • 3 kratten tomaten

  • 2 kratten ijsbergsla

  • 2 kratten bananen

Pak de pakbon op de volgende bladzijde erbij. Bekijk de pakbon en beantwoord de volgende vragen:

  1. Wanneer zijn de producten geleverd?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Wat is de naam en het adres van de leverancier?  

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Wie heeft de producten bij aflevering in ontvangst genomen?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Hoeveel eenheden/colli (zoals kratten of pallets) zijn er geleverd?  

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Zijn de juiste producten geleverd?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Zijn de juiste aantallen geleverd?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Wat is het ordernummer van de bestelling?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Wat is het pakbonnummer?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

  1. Staan er opmerkingen op de pakbon? Welke?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------