

WEGEN EN METEN
Groene producten zoals kaas of vers vruchtensap moet je als verkoopmedewerker vaak afwegen of afmeten voor de klant. Hiervoor kun je twee soorten weegschalen gebruiken. Een analoge weegschaal heeft een wijzer en een schaalverdeling. Je kijkt zelf welk gewicht de wijzer aanwijst een digitale weegschaal lees je het gewicht op een display. Hiermee weeg je nauwkeuriger dan met een analoge weegschaal.
Voor beide soorten weegschalen geldt: zet het gewicht op nul als het lege schaaltje erop staat. Dit heet tarreren. Zo weeg je het schaaltje niet mee.
Vloeibare producten, zoals vers appelsap uit een vat, meet je af. Met een maatbeker kun je makkelijk hoeveelheden vloeistof afmeten.
EENHEDEN OMREKENEN
Het gewicht of de inhoud van een product drukken we uit in verschillende eenheden. Zo meten we gewicht onder andere in kilo's en grammen. Terwijl we voor inhoud eenheden zoals liter en milliliter gebruiken. Voor vaste stoffen, zoals brood of potgrond, gebruik je eenheden van gewicht. Terwijl je voor vloeistoffen, zoals plantenvoeding, juist eenheden van inhoud hanteert. Als verkoopmedewerker moet je eenheden kunnen omrekenen. Je rekent altijd met een factor 10, 100 of 1000. Een liter pompoensoep is evenveel als 10 deciliter, 100 centiliter en 1000 milliliter.
BETALEN
Afrekenen doet de klant bij een kassamedewerker. Klanten kunnen in winkels op verschillende manieren betalen: contant (met briefgeld of munten) of digitaal. Dat is met een bankpas of creditcard. Het voordeel van digitaal betalen is dat je geen wisselgeld hoeft terug te geven. Soms betalen klanten met een waardebon, zoals een vvv-bon. Dat is een vervanger van geld, er is namelijk al eerder voor zo'n waardebon betaald. Bewaar waardebonnen altijd in de kassa, want anders kan er kasverschil ontstaan. Dan klopt aan het eind van de dag het geldbedrag in de kassa niet met de bedragen die je hebt aangeslagen.
Kortingsbonnen verwerkt de kassamedewerker tijdens het betalen. Vaak kun je een code scannen, waardoor de korting meteen wordt verwerkt in de kassa. En anders kun je zelf de korting van de verkoopprijs afhalen. Je bewaart de kortingsbonnen om bij te houden hoeveel producten met korting zijn verkocht.
WISSELGELD TERUGGEVEN
Als een klant contant afrekent, leg je het geld eerst op de kassa-lade. Je telt het wisselgeld hardop terug en legt het in de hand van de klant. Zo kan hij meetellen en controleren of je het juiste bedrag teruggeeft. Terugtellen doe je van klein naar groot. Stel: een klant moet € 10,50 betalen en hij geeft een briefje van € 20.
Het wisselgeld is dan € 9,50. De kassamedewerker zegt: '50 cent maakt 11 euro, plus 4 is 15 euro, plus 5 maakt 20 euro.' Let goed op met wisselgeld, want als je te veel of te weinig teruggeeft ontstaat er kasverschil.
Om genoeg kleingeld in de kassa te houden kun je geld bijvragen aan de klant. In dit voorbeeld is dat 50 cent. Dat trek je af van de € 10,50. Het wisselgeld wordt dan 10 euro.
KASSASYSTEMEN
Afrekenen doet de klant bij een kassamedewerker. Er zijn twee kassasystemen:
Grote bedrijven werken met scankassa's die volledig geautomatiseerd zijn. De kassa's staan in verbinding met een centrale computer die alle gescande producten registreert. Zo wordt meteen de voorraad bijgehouden.
