Profiel 3 Vergroening Stedelijke Omgeving

Profiel 3 Vergroening Stedelijke Omgeving

Periode 1 Groen in de stad ontwerpen en aanleggen

Hier vindt je de lesinhoud van periode 1 per lesonderwerp aangeboden. Kies in het menu het juiste lesonderwerp

Voor iedereen geldt dat je elke les:

  • De theorie en de instructies leest en bekijkt (soms is het een filmpje)
  • Aan de slag gaat met de opdracht

Introductieles periode 1

Dit is een introductie op het Vak VGSO. Zo weet je waar je de komende tijd mee bezig zal zijn en welke onderwerpen je kan verwachten.

 

Klassikaal wordt de powerpoint doorgenomen alvorens jullie met de met de opdracht te beginnen

Open bestand introductie VGSO les 1.pptx

Groen in de stad

 

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie van deze introductie
  • Maak de opdrachten (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in.

Doel van de les

      Je kunt:

  • uitlegen wat duurzaamheid betekend
  • de verschillende functies van groen in de stad benoemen.
  • voorbeelden noemen van verschillende vormen van groen in de stad
  • een object op schaal tekenen.

______________________________________________________

THEORIE

duurzaamheid

Duurzaamheid is het bestendig omgaan met de hulpbronnen waarmee de welvaart wordt voortgebracht. Grondstoffen kunnen namelijk opraken, en zowel de opnamecapaciteit van de atmosfeer als de natuur zelf kent haar grenzen.

In de ecologie komt de term duurzaamheid ook veel voor. Hier wordt bedoeld dat men grondstoffen duurzaam moet gebruiken en er niet meer onttrokken moet worden dan de natuur zelf bij kan maken.

Door het respecteren van de hulpbronnen zullen volgende generaties er ook gebruik van kunnen blijven maken.

Alle ontwikkelingen die op technisch, politiek, sociaal, ecologisch of economisch gebied bijdragen aan een gezonde aarde zijn duurzaam, en dragen dus bij aan de duurzaamheid.

 

Duurzaam groen in de stad

Hoe meer groen in de stad, hoe duurzamer de stad is. Veel groen zorgt namelijk voor een gezonder milieu. Dat klinkt allemaal heel mooi, maar wat wordt hier in de stad dan aan gedaan?

Hier een paar voorbeelden:

 

Duurzaam water

Planten in een stadstuin hebben water nodig. Vooral planten die in potten staan

drogen snel uit. Het is makkelijk om leidingwater te geven, maar dat is geen duurzame oplossing. Leidingwater is drinkwater. Het drinkbaar maken van water kost veel energie. Met de volgende tips bespaar je op kostbaar leidingwater.

  • Vang regenwater op in een regenton en geef dat aan de planten.
  • Geef de planten in de avond water, zodat er minder verdamping is.
  • Geef water met een gieter in plaats van met een tuinslang. Met de gieter verbruik je minder water.
  • Onkruid verbruikt water (en licht en voedingsstoffen) van de omringende planten. Als je regelmatig onkruid verwijdert, blijft er meer over voor de goede planten en hoef je dus minder vaak water bij te geven.
  • Je kan ook regenwater opvangen (zie hiernaast)

Duurzame verlichting

In tuinen, parken en op andere groene plekken in de openbare ruimte is verlichting onmisbaar. Je kunt bezuinigen op de energiekosten van die verlichting door spaarlampen te gebruiken. Ledverlichting is nog energiezuiniger. Tuinverlichting is er ook op zonne-energie. Deze verlichting verbruikt helemaal geen stroom. Door kritisch te kijken naar het verbruik van verlichting voordat je het aanschaft, kun je een duurzame en goedkope keuze maken.

Duurzame beplanting

Insecten zijn van groot belang voor een goede bodemstructuur en het behoud van planten. In een duurzame tuin probeer je zo veel mogelijk insecten aan te trekken. Dan kun je doen door een insectenhotel te plaatsen of door planten te kiezen die naast mooi ook aantrekkelijk zijn voor bijvoorbeeld bijen en vlinders. Dit vergroot ook nog een de biodiversiteit.

 

Deze foto’s laten mooi zien wat biodiversiteit betekend:

Bij ”Veel biodiversiteit” zie je veel verschillende soorten organismen (planten en dieren) binnen een gebied.

Bij “Geen biodiversiteit” zie je weinig verschillende organismen binnen een gebied

 

groen in de stad

 

Waarom groen in de stad?

Afb 1: Door het groen in de stad is het prettig om te wonen. Ook zijn er
meer mogelijkheden om te recreëren.

Groen maakt een stad mooi. Door het groen is de stad behaaglijk en sfeervol. Zonder groen in de stad zou het kil zijn en onprettig om te leven.

 

 

 

 

 

 

 

 

Maar er is meer!!!

Bekijk eerst onderstaand filmpje

Groen in de stad & Gezondheid

  • Mensen voelen zich prettiger
  • Mensen zijn minder snel ziek
  • Minder luchtverontreiniging
  • De Levensstijl van mensen in de stad (zittend werk e.d.)
  • Kinderen (spelen bevorderd schoolprestaties)

 

Afb. 2: Hardlopen in een groene omgeving is prettig en
maakt dat je het vaker doet.
Afb. 3: Dagelijks bewegen is goed voor de gezond heid.
De groene ruimte biedt heel veel mogelijkheden om je
te bewegen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Groen in de stad & sociale interactie + recreatie

  • Groen nodigt uit om naar buiten te gaan. Dat is goed om uit de éénzaamheid te komen.
  • Mensen ontmoeten elkaar en maken een praatje (sociale interactie)
  • Een speeltuin is niet alleen voor kinderen. Het is ook de plek waar ouderen met elkaar in contact komen.
  • Er zij mogelijkheden tot vermaal zoals zwemmen in het stadpark, rivier of vijver.

 

Afb. 5: Hondenliefhebbers ontmoeten elkaar tijdens het
uitlaten van hun hond.
Afb 4: Mensen ontmoeten elkaar en maken een praatje.

 

 

 

 

 

 

 

 

Groen in de stad & educatie

Vaak heeft groen ook een educatieve functie. Je kan er iets van leren. Vooral voor mensen die in de stad wonen kan dit belangrijk zijn. Zij wonen immers verder van de natuur af dan mensen op het platte land. Hierbij kan je aan de volgende dingen denken:

  • Kinderboerderij
  • hertenkamp
  • vlindertuin
  • waterlooptuin

 

Bekijk het volgende filmpje

 

 

​​Groen in de stad & Stadstuinen

Afb. 6: Een moestuin kan ook in
de stad.

Er is in de stad een grotere afstand tussen producenten van groente en fruit en de consumenten. Heel vaak weten mensen niet precies waar ons eten vandaan komt. Weten we dan eigenlijk nog wel wat we eten? Die vraag maakt dat steeds meer mensen zelf groente gaan kweken. Als je creatief bent kan dat op heel veel plaatsen. Ook in de stad.

Er komen daardoor steeds meer groentetuinen en volkstuinen. Vaak ook gezamenlijk. Dan noemen we dat Stadslandbouw. 

 

Door de grote behoefte aan groen in de stad, ontstaan nieuwe vormen van groen zoals:                                                                               

  • Verticale tuinen
  • Geveltuinen
  • Daktuinen
  • Balkontuinen

     

 

130
Verticale tuin
Geveltuin
Daktuin
Balkontuin

 

 

 

 

 


 

Een aantal bijzondere vormen van stadsgroen die je moet kennen zijn:

 

  • Moestuin en kruidentuin

 

De eerste tuinen ooit waren moestuinen en kruidentuinen bij kloosters. Die tuinen waren functioneel en werden gebruikt om voedsel te verbouwen, meestal voor eigen gebruik. Later kregen tuinen ook andere functies. Een stadstuin is een tuin in stedelijk gebied, bijvoorbeeld een tuin bij een huis. Omdat mensen het leuk vinden om groenten en kruiden te eten die ze zelf geteeld hebben, hebben sommige mensen ook een moestuin, zelfs in een stadstuin. Voor een moestuin is het belangrijk dat de grond los en vruchtbaar is en dat er voldoende zonlicht is. Het onderhoud van een moestuin bestaat onder andere uit onkruid verwijderen, water geven en bemesten.

 

 

  • Balkontuin

Het onderhoud van een balkontuin is afhankelijk van de soort planten, maar de werkzaamheden bestaan vooral uit seizoensplanten vervangen, water geven, dode bloemen en bladeren verwijderen en bemesten.   Niet alle huizen hebben een tuin. Sommige huizen hebben een balkon. Ook op een balkon kun je een tuin maken. Dat noem je een balkontuin. Balkontuinen zijn ook stadsgroen. Je kunt een balkontuin maken door bakken met planten neer te zetten of aan de muur of balustrade planten op te hangen. Een balkon- tuin zorgt ervoor dat dieren, zoals vogels, meer voedselplekken krijgen en dat de stad er groener uitziet. Daardoor komen er meer soorten dieren in de stad, anders gezegd: de biodiversiteit wordt groter.

 

  • Verticale tuin

Een bijzondere stadstuin is de verticale tuin. Dat is een tuin aan de muur. De planten hangen in bakken en potten of met substraat aan de muur. Zo kun je zelfs hele gevels bekleden. Een ander woord voor verticale tuin is muurtuin of geveltuin.

Verticale tuinen kun je op verschillende manieren maken: met substraatpanelen inclusief watergeefsysteem, met groeizakken met potgrond en planten en met kruidenzakjes. Het onderhoud is afhankelijk van het systeem. Veel voorkomende werkzaamheden zijn onkruid verwijderen, dode planten vervangen, bemesten en water geven. Bij een hoge gevel heb je daar een hoog- werker voor nodig.  

 

 

 

  • Parken en openbaar groen

Naast tuinen is er ander soort groen in de stad. Parken bijvoorbeeld. Parken zijn vaak grote oppervlakten groen, met bomen en struiken, grasvelden en water- partijen. Het is een plek waar mensen komen om te ontspannen. Ze komen er wandelen, picknicken, hardlopen en fietsen. Het onderhoud aan parken wordt uitgevoerd door de gemeente.

 

Kleinschaligere groene ruimtes die horen bij het openbaar groen zijn perken en bloembakken. Ze fleuren het straatbeeld op en maken de stad aantrekkelijker. Ook perken en bloembakken worden onderhouden door de gemeente.  

 

 

  • Stadslandbouw

wil zeggen dat in de stad groente en fruit verbouwd worden. Commerciële bedrijven, maar ook burgers doen daaraan mee. Op braakliggende terreinen, schoolpleinen en in gemeentegroen leggen mensen tuinen aan waar ze groentes en fruit verbouwen en oogsten. Stadslandbouw is een duurzame manier van verbouwen van groente. Duurzaam, omdat het dicht bij huis is en er weinig transportkosten en energiekosten voor gemaakt zijn. Daarnaast maakt het mensen bewuster van wat ze eten en waar dat eten vandaan komt.

 

 

Introductie opdracht 1 en 2 

Open bestand Introductieopdr 1 Duurzaamheid-VGSO per 1.docx

Open bestand Introductieopdr 2 Tekenen op schaal-VGSO per 1.docx

 

Introductie opdracht HGL klas 1

Open bestand Introductieopdr 1B Variant op school-VGSO per 1.docx

Lesthema 1 Ontwerpen van groen in de stad

Lesthema 1 Ontwerpen en ontwerptekening

 

Wat is een ontwerp:

Een ontwerp is een beschrijving van iets nieuws. Een ontwerp is dus een projectie (of model) van de toekomstige werkelijkheid. Een ontwerp kan bestaan uit bijvoorbeeld een beschrijving, een computer-model, een tekening of een schaalmodel.

Voor stadsgroen geldt dat het vrijwel altijd over de inrichting van de buitenruimte gaat. Denk aan een park, een tuin, een terrein. Deze kunnen allerlei verschillende functies hebben. Daar houdt je in het ontwerpen rekening mee. Een terrein waar industriële activiteit is, vraagt om een hele andere inrichting dan een recreatieterrein waar.  Bij het ene moet je misschien ruimte maken voor transport, en afvalopslag terwijl bij het andere terrein je veel meer rekening houdt met de mogelijkheid om te kunnen ontspannen met wandelpaden, zwemgelegenheid bijvoorbeeld. Verderop in dit hoofdstuk vind je voorbeelden van stadsgroen.

Het tuinontwerp

Wij zullen ons in deze module vooral bezig houden met het ontwerpen van kleinschalig groen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de tuin.

 

Waar houdt je rekening mee

Als je een tuin wilt ontwerpen, moet je rekening houden met de volgende dingen:

  • Wat de eigenaar wil. 

De eigenaar bepaalt. Denk hierbij bijvoorbeeld privacy, duurzaamheid, onderhoud, kosten, wel of geen water, kind vriendelijkheid, duurzaamheid, enz…

  • Wat mogelijk is.

Hierbij gaat het erom of er ruimte is voor alle wensen. Maar ook of de kosten niet te hoog worden.  

  • Je zorgt ervoor dat de tuin functioneel is.

Een goed ontwerp is niet alleen mooi, maar ook functioneel. Dat betekend dat de tuin gemakkelijk in gebruik is. Geeft het de gevraagde comfort waar de eigenaar om vraagt. Liggen de paadjes op de goede plek? Staan er geen bomen voor de ramen? Past de auto wel op de oprit? Enz…

  • Je zorgt ervoor dat de tuin mooi is

Over smaak valt niet te twisten. Wat sommigen mensen prachtig vinden, kunnen anderen niet verdragen. Het is dus heel belangrijk goed te luisteren naar wat de eigenaar wil. Natuurlijk ben je als ontwerper zelf ook mens met een eigen smaak en stijl. Die ontwikkel je door vaker te ontwerpen. Een goed ontwerp is een samenspel tussen wat de klant wil en jou eigen stijl.

 

Een tuinontwerp ziet er als volgt uit

  • Het is een ‘plattegrond’.

Dit betekend dat de tekening van bovenaf getekend wordt. De tekening ziet er eigenlijk uit als wat een vogel ziet als die er overheen vliegt. Hier zie je een voorbeeld.

 

  • De tekening is ‘op schaal’ .

Dat betekend dat de tekening een verkleining is van de werkelijkheid. De tuin past natuurlijk niet in zijn geheel op papier, dus moet je de maten met een factor verkleinen. Je kan bijvoorbeeld een schaal 1:50 gebruiken voor een ontwerp.  Dat betekend dat elke Centimeter op papier in werkelijkheid 50 Centimeter is.

Omrekenen vinden sommigen wel eens lastig. Vandaar deze omreken-truc.

 

check nog even dit filmpje. (tip: op youtube zijn er veel filmpjes te vinden hierover)


 

  • De tekening heeft een ‘legenda’

Omdat je ontwerp een tekening van bovenaf, zal je symbolen moeten gebruiken om duidelijk te maken wat er allemaal in de tuin is. Voorbeelden van symbolen zijn:

 

In een tekening ga je niet schrijven. Als je wilt aangeven wat een bepaald symbool betekend,  dan doe je dat in een apart vak naast de tekening. De legenda

                    

  • De tekening bevat een Stempel

Omdat er bij het ontwerp ook informatie gegeven moet worden over de opdrachtgever, de klant, de datum etc. wordt er een stempel onderaan te tekening geplaatst. Hier zie je een voorbeeld:

 

Het beplantingsplan

In je ontwerp geef je aan hoe de vormen, lijmen en elementen in de tuin zullen worden geplaatst. Ook geef je aan waar beplanting komt in een ontwerp. Maar je geeft niet in een ontwerp aan welke soort plant waar staat. Daarvoor maak je een beplantingsplan.

Een beplantingsplan is een vereenvoudigde tekening van het ontwerp (alleen de hoofdlijnen staan erop), met daarin aangegeven exact welke soort plant, waar komt te staan. Ook geef je aan om hoeveel planten het gaat.

Hier zie je een voorbeeld.  

Bij een ontwerp hoort dus altijd een beplantingsplan. De een kan niet zonder de ander.

 

Waar let je op bij het kiezen van de beplantingsplan

  • Hoogte (de hoge planten zet je achter lage planten)
  • Textuur (de vorm van de bladeren, wat past bij elkaar)
  • Kleur (een mooi palet verschillende kleuren of juist veel van de zelfde kleur)
  • Bloeitijd ( als je in alle seisoenen kleur wilt zien )
  • Vruchtdracht (als iemand uit de tuin wil kunnen eten)
  • Aantrekkingskracht voor vogels of insecten (als mensen een duurzaam ontwerp willen)

 

Hier nog een voorbeeld van een beplantingsplan van een border

 

H1 Opdracht: "Ontwerpen"

Open bestand Opdracht Ontwerpen.docx

Open bestand bijlage 1.docx

Open bestand bijlage 2.docx

Open bestand bijlage 3.docx

Open bestand bijlage 4.docx

Open bestand bijlage 5.docx

Lesthema 2 Huisvesting van dieren

Doelen van de les

  • Je weet welke factoren bepalen aan welke eisen huisvesting moet voldoen.
  • Je weet hoe konijnen en knaagdieren, vogels en reptielen en amfibieën gehuisvest moeten worden.
  • Je kunt een verblijf voor gezelschapsdieren ontwerpen.
  • Je kunt meerdere afrasteringen benoemen.
  • Je kunt een afrastering aanleggen.

 

Gezelschapsdieren laat je, letterlijk en figuurlijk, niet in de kou staan: je zorgt voor onderdak voor je dier. Hoe die huisvesting eruitziet, hangt uiteraard af van het soort dier. Een hamster maak je niet blij met een aquarium vol water en een paard houd je niet in een hok in de huiskamer.

 

Natuurlijk gedrag

Dieren hebben altijd natuurlijk gedrag. Voorbeelden daarvan zijn:

  • jagen
  • klimmen
  • graven
  • fladderen
  • vliegen

 

In de vrije natuur hebben dieren daar alle ruimte voor. In een kinderboerderij of thuis niet altijd. Deze dieren zitten vaak in een opgesloten omgeving. Dit kan een hok zijn  of een buitenverblijf met een omheining (afrastering).

Met een moeilijk woord noemen we dat de huisvesting van het dier. Dat is met andere woorden: Het dierenverblijf waar het dier in leven moet.

Welke huisvesting nodig is, hangt af van het diersoort dat je wilt houden. Een belangrijke rol speelt daarbij ‘Het natuurlijk gedrag’.

Groen in de stad bestaat naast planten, bomen en gras ook uit dieren. Vaak vind je dat terug in de vorm van  een kinderboerderij, reeënwei of een eendenvijver. Dieren op zo’n plek moeten op de juiste manier gehuisvest worden.

Een dier in gevangenschap moet het naar zijn zin hebben!!!

DUS: huisvesting is heel belangrijk.  

 

De kinderboerderij

Op een kinderboerderij worden vaak veel verschillende diersoorten gehouden, bijvoorbeeld

  • varkens
  • schapen
  • geiten
  • kippe
  • konijnen

Al deze dieren leven in groepen. We noemen ze daarom sociale dieren. Een kinderboerderij moet er dus voor zorgen dat er meerdere dieren van een soort zijn. Verder hebben de dieren voldoende ruimte nodig, zowel binnen als buiten. De buitenruimte moet niet (alleen) bestaan uit steen, maar ook uit grasland. De dieren kunnen hier grazen of naar ander voedsel zoeken. De binnenruimten moeten droog zijn en het mag er niet tochten.

Kijk naar het volgende filmpje hoe de kinderboerderij rekening houdt met het welzijn van hun dieren bij een hittegolf.

 

 

 

Konijnen en knaagdieren

Konijnen en knaagdieren moeten een hok

Onderschrift

hebben dat groot genoeg is, eventueel met een ren eraan vast. Houd er rekening mee dat je konijnen en veel soorten knaagdieren in groepen moet houden. In het hok moet een plek zijn waar ze kunnen schuilen en slapen. Op de bodem komt strooisel dat de urine van de dieren op kan nemen. Konijnen zijn zindelijk: een plastic bak in de hoek waar ze poepen en plassen is dan heel handig om het hok schoon te houden.

Sommige knaagdieren, bijvoorbeeld chinchilla's, houden van klimmen. Hun hok moet dus hoog zijn en voorzien van planken en takken. Andere knaagdieren, zoals cavia's, blijven altijd op de grond. Hun hok hoeft niet hoog te zijn, als de oppervlakte maar groot genoeg is. In de natuur zijn cavia's prooidieren, dus ze hebben ook behoefte aan een schuilplaats in hun hok. Gerbils moeten kunnen graven, dus in hun hok moet een dikke laag strooisel liggen.

 

Vogels

Bijna alle soorten vogels die in Nederland als gezelschapsdier gehouden worden zijn in het wild groepsdieren. Dat geldt voor papegaaien, parkieten en kanaries. Je moet de dieren dus met meerdere tegelijk houden. De huisvesting moet daar uiteraard op aangepast zijn. Sommige soorten papegaaien en kanaries kun je buiten houden. Dat heeft als voordeel dat er (meestal) meer ruimte is voor de dieren. Binnen of buiten, in het verblijf van vogels moeten altijd takken aanwezig zijn waar de dieren op kunnen zitten.

 

Reptielen, amfibieën en vissen

De huisvesting van reptielen en amfibieën is over het algemeen ingewikkelder dan die van zoogdieren en vogels. Dat komt omdat reptielen en amfibieën koudbloedig zijn: ze hebben dezelfde temperatuur als hun omgeving. Daarom moet je ervoor zorgen dat het verblijf van reptielen of amfibieën de juiste temperatuur heeft - meestal behoorlijk warm, want veel reptielen en amfibieën komen uit warme gebieden. Je houdt deze dieren meestal in een terrarium, dat vaak uit een land- en een watergedeelte bestaat (dan heet het een paludarium) en dat je verwarmt met warmtelampen.

Ook in een aquarium voor tropische vissen is de temperatuur belangrijk, maar die is gemakkelijk te regelen via een verwarmingselement. Behalve de temperatuur is ook de luchtvochtigheid in een terrarium belangrijk. Dieren uit een woestijnklimaat hebben behoefte aan de droge lucht, dieren uit tropisch regenwoud houden juist van vochtige lucht. Veel reptielen hebben bovendien behoeft aan UV-licht, daarom moet je boven hun verblijf speciale UV-lampen aanbrengen.

 

Huisvestingseisen

Aan welke eisen de huisvesting voor een dier moet voldoen, hangt natuurlijk af van de soort. In het algemeen kun je stellen dat het dier een verblijf moet hebben dat warm en droog is. De precieze eisen hangen af van:

  • Grootte van het dier. Een paard heeft duidelijk mee ruimte nodig dan een hamster. Je gaat uit van een volwassen exemplaar.
  • Leefwijze van het dier ( groep, individueel, vliegen, kruipen, enz ). Veel dieren zijn echte groepsdieren. Een hamster daarentegen woont graag op zichzelf. Dieren die klimmen moeten omhoog kunnen. Dieren die vliegen hebben ruimte nodig.  
  • Leeftijd van het dier. Jonge dieren hebben andere eisen. Het kan zijn dat ze door speels gedrag meer ruimte nodig hebben. Maar ook kunnen ze moeite hebben met het warm houden van hun lichaamstemperatuur en hebben een warme, droge plek nodig.

 

De inrichting van het dierenverblijf

Bij de Inrichting van de huisvesting letten we hierop:

  • De juiste omgevingstemperatuur

Afhankelijk van het dier moet de omgevingstemperatuur zijn. Koudbloedige dieren ( slang ) hebben een warmtelamp nodig. Andere dieren voelen zich lekker bij het vriespunt. Dit heeft te maken met waar ze van oorsprong vandaan komen.

Alle dieren verblijven moet goed geventileerd zijn, zonder dat het tocht.

Temperatuurschommelingen moet met proberen te voorkomen. Vaak wordt er in een dierenverblijf een mimimun-maximumthermometer opgehangen. Dan kan men de huidige temperatuur aflezen, maar ook de laagste en hoogste temperatuur van een etmaal.

Wat een dier nodig heeft, hangt af van zijn natuurlijk gedrag en afkomst.

  • Water- en voervoorziening

Er zijn 2 manieren van water en voer geven, handmatig en automatisch (bv vlotterdrinkbak ). Belangrijk is dat het dier veilig kan eten en drinken wanneer het wil en dat het niet vervuilt is.

  • De juiste hoeveelheid licht en ruimte

De afmetingen moet passen bij het dier. Het moet gemakkelijk schoon te maken zijn. Er moet voldoende geventileerd kunnen worden en ook moet er daglicht binnen komen

  • Verrijking

Alleen een hok/verblijf is voor een dier saai. Een dier moet geprikkeld worden om zijn natuurlijk gedrag te vertonen. Dan is het dier vrolijker. Bijvoorbeeld. Geiten vinden het leuk om te klimmen en spelen. Dus een klimtoestel of een rollend vat vinden ze heel leuk.

 

 

 

Buitenverblijven voor dieren.

Weides  

Als een dier een buitenverblijf heeft (een weide), Dan is het belangrijk om te kijken wat voor soort afrastering er nodig is. Let dan op de volgende dingen:

  • Hoe groot is het dier?
  • Hoe is het gedrag? Is het een braaf dier of is het altijd op zoek naar ontsnappingsmogelijkheden.

Soms is een afrastering van draad voldoende om de dieren ‘binnen’ te houden, maar als een dier altijd op zoek is naar ontsnappingsmogelijkheden, dan moet je gaas gebruiken. Die heb je in verschillende vormen, van grof naar heel fijn.

 

Volières

Meerdere vogels doe je meestal in een volière. Ontsnappen is lastig en vaak maakt men dan een sluis ( dubbele deur, zoals in dierenverblijf ). Klimvogels krijg vaak horizontale spijlen in hun hok. Verder zie je vaak gaas.

 

Vijvers

Wanneer je vissen wilt houden, moet je een geschikte vijver aanleggen. Voor sommige vissen is het heel belangrijk dat de vijver een bepaalde diepte heeft. Het is belangrijk dat er voldoende zuurstof in het water aanwezig is. Hier moet je rekening mee houden. Door een pomp aan te leggen of waterloop te maken beïnvloed je de hoeveelheid zuurstof in het water.

Het is belangrijk dat je schaduw in de vijver hebt. Dat helpt tegen oververhitting en tegen algengroei in het water.

Maak de opdrachten

Opdracht 2 Dieren houden in de stad

Maak onderstaande opdrachten en gebruik hierbij de bijlage

 

Open bestand INLEVE~1.DOC

Open bestand INSTRU~1.DOC

Lesthema 3 Beplanting in de stad en bemesting

Uitzetten

 

Als je een tuin aanlegt met behulp van een ontwerptekening, begin je niet zomaar met graven en straten of beplanten. Eerst ga je de tuin uitzetten. .Je start met het uitzetten van het terrein. Dat doe je met verschillende gereedschappen.

 

 

 

 

Uitzetten wil zeggen, dat je aan de hand van een ontwerptekening in het terrein aangeeft wat waar moet komen. Om goed te kunnen uitzetten, moet je de basistechnieken van uitzetten beheersen. Deze zijn:

  • Nauwkeurig meten
  • Rechte hoeken uitzetten
  • Rondingen uitzetten

Daar heb je het volgende bij nodig

  • Een ontwerptekening op schaal
  • Gereedschappen om te meten
  • Lijnen, pennen en piketten
  • Haakse hoek (winkelhaak)

 

Meetgereedschappen voor het uitzetten       

Natuurlijk heb je om het werk goed uit te kunnen zetten goed meetgereedschap nodig

  • Waterpas

Een lat waarin een doorzichtig buisje zit met een luchtbel in vloeistof. Als iets recht is, zit de bel precies in het midden. Hoe meer de luchtbel afwijkt van het midden, des te schuiner het voorwerp is dat je meet.

  • Liniaal

Deze gebruik je voor het maken en aflezen van een tuintekening . Zo kan je snel en gemakkelijk de schaal overzetten in echte maten.

  • Duimstok

Opvouwbare meetstok van 1 meter. Deze wordt veel op de bouw gebruikt.

  • Rolbandmaat

Oprolbare lineaal. Past gemakkelijk in je broekzak en is heel precies. Als je oiets meet van maximaal 500cm (5 meter) kan je het beste de rolbandmaat gebruiken

  • Meetlint

Een oprolbaar meetlint van metaal, kunststof of textiel. Meetlinten zijn tot 3-0 of 50 meter lang. Deze is dus heel geschikt voor lange lengtes.

 

 

Overige gereedschappen voor het uitzetten zijn.

  1. Twee pennen en een lijn

 

 

Aan één pen zit de lijn opgerold en aan de andere pen zit met een lus vast. Tijdens het werk moet de lijn strak gespannen zijn. Liefst laag op de grond zodat je er niet overheen valt.

Piket

Vierkant houten paaltje met aan de onderkant meestal een punt. Het paaltje markeert een punt of hoek. Het recht en stevig de gond in worden geslagen

Rubber hamer

Een hamer waarmee je de piket in de grond slaat. Het is dezelfde hamer waarmee gestraat word.

Haakse hoek of winkelhaak

Een hoek van 90 graden van metaal of hout waarmee haakse hoeken kunnen worden uitgezet. 

Jalons

Rood witte paal met een punt aan de onderzijde om punten in het landschap mee aan te geven.

Het beplantingsplan

 

Voor het inrichten van een groene buitenruimte is een beplantingsplan nodig. Hierover leer je ook meer in het onderdeel ‘ontwerpen’. In zo’n beplantingsplan staat wat waar hoe en hoeveel er geplant moet gaan worden

In een beplantingsplan staat welke planten er gezaaid of geplant moeten worden en in welke aantallen. Om een beplantingsplan te kunnen maken heb je plantenkennis nodig en je moet wel weten wat het eindbeeld van elke plant is. Dat wil zeggen “hoe de plant eruit ziet als hij uitgegroeid is”.  dus hoe hij er dan uitziet. Zoals hoe groot hij dan is.

Verder is het belangrijk dat je weet wat voor soort blad het heeft, de bloemkleur, bloeitijd. Ook is het belangrijk dat je weet op wat voor soort grond de plant goed groeit en of deze tegen zon of schaduw kan.

 

Beplantingsplan maken

Een beplantingsplan maak je op basis van een ontwerptekening op schaal. Je neemt de beplantingsvakken over op papier. Ook de markeringen waar de bomen komen te staan neem je over. Vervolgens neem je de volgende stappen

  • Maak een lijstje met planten die je wilt gaan gebruiken
  • Onderzoek het ‘eindbeeld’. Als je dat weet, kan je berekenen hoeveel er per vierkante meter geplant moeten worden.
  • Geef de planten nummers. Dit wordt je plantenlijst
  • Baken de vakken af door eenvoudige lijnen in het plantvak te tekenen tussen de verschillende plantsoorten.
  • Geef met nummers of letters aan welke planten op welke plek komen Let hierbij op hoogte, kleur en vorm.
  • Kleur de vakken in zodat je een goed beeld krijgt van hoe het eruit komt te zien.

 

Plantverbanden

Om ervoor te zorgen dat planten goed kunnen groeien en genoeg ruimte hebben, planten we ze in plantverbanden. Er zijn er vier.

Rechtverband: de afstand tussen de planten is gelijk aan de afstand tussen de rijen.

Verspreid verband (of wildverband): De afstand is willekeurig er zit geen patroon of regelmaat in.

Verspringend verband: De planten verspringen in twee naast elkaar gelegen rijen

Driehoeksverband: De planten verspringen zodanig in twee naast elkaar gelegen rijen dat er een gelijkzijdige driehoek ontstaat.

 

Grond gebruiksklaar maken

 

Planten kunnen niet in elke grondsoort groeien. Ze hebben verschillende dingen nodig. De ene moet luchtige grond hebben, een ander vochtige grond Weer een ander zure grond terwijl er ook planten zijn die juist veel kalk nodig hebben. Daarom moet je de grond klaarmaken voordat je er planten in zet.

 

Voor het planten bemest je de grond of voer je grondverbetering uit. Je gaat er iets aan toevoegen wat de plant nodig heeft. Voor veel soorten planten zijn er speciale mestsoorten te krijgen. Deze bevatten de juiste mineralen voor de plantsoort.

De hoofdvoedingselementen zijn altijd Stikstof, Fosfor en kalium.

Afb: Bemesting van Ecostyle

Bemesten kan met Organische bemesting of met Anorganische bemesting.

Organische bemesting is bemesting van plantanafval of uitwerpselen van dieren. Organische bemesting is een Duurzame bemesting. Een voorbeeld hiervan is CompostOok zijn er veel soorten Organische bemestingen kant en klaar in de winkel te koop. Een bekend voorbeeld daarvan zijn de bemestingen van Ecostyle.

Anorganische bemesting is bemesting die gemaakt is in de fabriek. Aorganische bemesting is een GEEN Duurzame bemesting. 

 

Grondverbetering doe je vaak met behulp van Potgrond of kokosvezels. Potgrond moet je sneller weer bemesten dan kokosvezel (6 weken bij turf en kokosvezel 3 maanden). Zowel potgrond als kokosvezel houden veel water vast. Dat vinden veel planten fijn. Het werkt als een soort spons waardoor de planten minder snel verdrogen.

 
   

Open bestand BEPLAN~1.DOC

Open bestand hfst 1 Bijlage Een bemestingsadvies opstellen.pdf

Lever alles persoonlijk in via Magister-> ELO-opdrachten-> ‘VGSO Inleverpunt’ 

EINDOPDRACHT PERIODE 1

LET OP!: Je vind de eindopdracht onderaan deze pagina (helemaal naar beneden scrollen)

 

De situatie
In de stad ligt een stukje grond dat nog nergens voor gebruikt wordt. De gemeente is eigenaar van deze grond. De wethouder van de gemeente heeft jou gevraagd om mee te denken hoe dit stukje grond kan worden ingericht. Het is de bedoeling dat het een plek wordt waar sprake is van stadslandbouw. Waar het leuk is om met kinderen naar toe te gaan. De wethouder heeft aangegeven dat er sowieso een ganzenweide moet komen en een verblijf met kippen. Ganzen en kippen hebben hun eigen wensen en behoeften.
Ook moeten er fruitbomen worden geplant

 

  • Hoe ziet het hok van kippen eruit?
  • Hoe ziet een wei voor ganzen eruit?
  • Welke afrastering is nodig?
  • Welke planten en bomen kunnen worden gebruikt?


Dat weet de wethouder niet. Die vragen ga jij beantwoorden.
En……… oh ja,


•De materialen die je gebruikt zijn duurzaam
•De planten, bomen en struiken die je gebruikt trekken vlinders en insecten aan.
Een hele uitdaging.


Heel veel succes!!!
Totale Tijdsduur: 3 x 4 uur = 12 uur

 


De opdracht

 

Eindopdracht BB

Open bestand Eindopdracht hfst 1 - BB.docx

Open bestand Inleverdocument Eindopdracht hfst 1 - BB.docx

Eindopdracht KB-GL

Open bestand Eindopdracht hfst 1 - KB-GL.docx

Open bestand Inleverdocument Eindopdracht hfst 1 - KB-GL.docx

Eindopdracht HGL

Open bestand Eindopdracht hfst 1 - KB-GL.docx

Open bestand Inleverdocument Eindopdracht hfst 1 - KB-GL.docx

Open bestand Opdracht Een moestuinbak maken.pdf

Open bestand Opdracht teeltplan maken.pdf

Bonusopdracht

Ben je klaar met de eindopdracht?

Hier vind je de bonusopdracht. Maak in de resterende lestijd deze opdracht. Met deze opdracht verdien je extra bonuspunten voor de eindopdracht.

Levr de opdracht in via Elo opdrachten --> Inleverpunt VGSO

Open bestand Bonusopdracht Eindopdr 1.docx

 

 

LET OP!!!

De opdrachten hieronder hoef je niet te maken.

Open bestand Keuzeopdracht kwartet.docx

Open bestand Eindopdracht hfst 1 Bonus.docx

Wat moet ik leren voor de theorietoets?

Leer de theorie van:

De introductieles

Lesthema 1: Ontwerpen van Groen in de Stad

Lesthema 2: Huisvesting van dieren

Lesthema 3: Beplanting en bemesting

 

Hier vindt je nog een korte samenvatting.

Open bestand Om te onthouden periode 1.docx

Periode 2 Groen in de stad onderhouden/beheren en promoten

Hier vindt je de lesinhoud van periode 2 per lesonderwerp aangeboden. Kies in het menu het juiste lesonderwerp

Voor iedereen geldt dat je elke les:

  • De theorie en de instructies leest en bekijkt (soms is het een filmpje)
  • Aan de slag gaat met de opdracht

Introductieles periode 2 'Het duurzaamheidscentrum'

 

 

 

 

In het Duurzaamheidscentrum geef je informatie aan mensen over verschillende onderwerpen met betrekking tot duurzaamheid en de natuur. Ook geef je informatie over activiteiten.

Heel vaak maakt een informatiecentrum hierbij gebruik van een flyer. In een flyer wordt informatie verstrekt over een product of over een activiteit.

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie over 'Bijen en diversiteit'
  • Lees de theorie over 'Hoe maak ik een flyer'
  • Bekijk de filmpjes
  • Maak de 5 opdrachten (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten ---> Inleverpunt VGSO

______________________________________________________

THEORIE

Waarom zijn bijen belangrijk?

Zonder bijen een lege winkelkar

Bijen leveren een heel grote bijdrage aan onze samenleving. Bestuiving door insecten is noodzakelijk voor meer dan 75 % van de voedingsgewassen. Honingbijen, solitaire bijen en hommels zorgen ervoor dat we kunnen genieten van heerlijk fruit zoals kersen, appelen, braambessen, frambozen en mango's. Ook groenten zoals courgettes, paprika's, avocado's zouden verdwijnen zonder de bij. Minder voor de hand liggend: ook zonnebloemolie en mosterd zijn vanaf dan verleden tijd.

De mens maakt van deze dienseten van het ecosysteem dankbaar gebruik. Daarom is er een rijke habitat nodig met stuifmeel- en nectarbronnen voor de hommels, solitaire bijen en honingbijen.

Honingbijen als indicator

Honingbijen zijn een indicator voor ons leefmilieu. Ze vertellen niet alles, maar hebben wel een signaalfunctie.

Het is dus geen goed nieuws dat in de afgelopen jaren een groot deel van alle bijenvolken in Europa de lente niet haalde.mascotte
Het afsterven van bijenvolken heeft verscheidene oorzaken:

  • de Varroa-mijt (een parasiet)
  • kwalitatieve en kwantitatieve afname van een geschikt leefmilieu
  • gebruik van pesticiden (bestrijdingsmiddelen) door de mens

 

 

Goed om te onthouden

 

Bekijk 'Bijenmovie'. Bij opdracht 5 moet je vragen beantwoorden over dit filmpje.

 

Bekijk de onderstaande informatie (klik op de knop)

 

RTV Drenthe - Nodig om de vragen opdracht 5 te beantwoorden

Website Nederlandse Bijenhouders Vereniging

Informatiefolder over het belang van bijen

 


Bekijk het filmpje. Bij opdracht 5 moet je ook over dit filmpje vragen beantwoorden.

 

 

_______________________________-

Hoe maak ik een flyer

Je wilt zelf een mooie flyer maken maar je weet niet waar je moet beginnen. Het feit dat je een ‘mooie flyer’ maakt is niet genoeg.

De ontvanger bepaalt namelijk al in één oogopslag of hij iets met de flyer doet. En die kans wil je niet laten liggen! Hoe speel je hier optimaal op in, en hoe maak je een flyer dan precies?

Je leest in dit artikel 6 tips voor het maken van een flyer.

Tip 1: Bepaal het doel van je flyer

Als je niet weet wat je wilt bereiken wordt het lastig om niet alleen een mooie maar ook effectieve flyer te maken.

Bepaal dus voordat je met begint met ontwerpen,

  • Wat wil je met de flyer bereiken.
  • Wil je dat iemand gegevens achterlaat? Zorg dan voor een opmerking in de flyer zodat de ontvanger dit met alle liefde doet.
  • Wil je mensen liever informeren? Maak dan direct duidelijk dat je unieke informatie weggeeft, waar de ontvanger niet zonder kan.

 

Tip 2: Zorg voor een goed design

Een goed design zorgt voor een groter effect. Vormgeving is erg belangrijk bij het maken van een flyer. Een goede vormgever zorgt voor een goede overzichtelijke verdeling in de flyer, daardoor wordt het ontwerp mooier, beter, schoner en effectiever.

Tip 3: Foto’s geven je flyer een boost

Maar kies dan wel voor goede foto’s. het liefst echte foto’s. Denk aan een foto van je product of een van je mensen.

Maak de foto’s niet met een slechte camera van een stokoude smartphone. Gebruik een hoge kwaliteit spiegelreflex camera of de camera van een recente smartphone. Zo weet je zeker dat de foto van goede kwaliteit is.

Extra tip: zorg voor voldoende (natuurlijk) licht wanneer je fotografeert, zeker als je met de camera van een smartphone de foto’s maakt.

 

 

 

Tip 4: Maak je teksten kort en krachtig

En dan vooral de kopteksten. Want deze trekken de aandacht en verleiden de ontvanger om de flyer verder te lezen.

Let ook goed op de spelling, een taalfoutje is zo gemaakt , en dat staat zo onprofessioneel.

Maak je tekst actief, zodat je de lezer activeert. De zin ‘Zou je willen dat iemand gegevens achterlaat’ is veel moeilijker te lezen dan ‘Wil je dat iemand gegevens achterlaat’ bijvoorbeeld.

 

Tip 5: Zorg voor lucht in je design

Dit noemen ze ook wel de ‘negatieve ruimte’ in je ontwerp. Een beetje lucht doet een ontwerp vaak goed. Het zorgt voor symmetrie en vergroot de leesbaarheid van de flyer. Vaak ben je geneigd het hele ontwerp vol te proppen met teksten en afbeeldingen, niet doen!

Bij een flyer moet de lezer nieuwsgierig wordt naar meer!

 

 

Tip 6: Kies het formaat en de juiste papiersoort

Voor een flyer is het formaat erg belangrijk. Ga je de flyer uitdelen op straat? Dan is het niet handig om de flyer op A3 formaat te drukken, je kunt dan beter kiezen voor een A6 zodat het voor de ontvanger gemakkelijk op te bergen is.

Ook qua papiersoort is het belangrijk welke uitstraling je kiest. Heb je een milieuvriendelijk bedrijf? Dan is het verstandig voor een papiersoort te kiezen die dat ook uitstraalt.

 

Tip 7: Activeer de ontvanger

Dit is misschien wel het meest belangrijke, je wilt graag dat de ontvanger iets gaat doen! Zorg daarom voor een duidelijke call-to-action op de flyer, zoals:

  • de datum van je evenement
  • het telefoonnummer dat de klant moet bellen
  • de kortingscode
  • wat het doel van de flyer ook maar is!

Dus neem dit mee in het ontwerp van de flyer, en ontwerp hier omheen.

 

Na deze 7 tips kun je direct aan de slag met het maken van een flyer.

 


Maak de opdrachten 

Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten --> Inleverdocument VGSO

 

 

Open bestand Introductieopdracht periode 2.docx

Open bestand Opdracht bodemdiertjesonderzoek.pdf

Open bestand Opdracht Groen in kaart brengen.pdf

Onderhoud en beheer

Onderhoud en Beheer

 

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie over onderhoud en beheer
  • Maak de opdracht (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten

Doel van de les:

  • Je kunt van een natuurgebied of park het onderhoud benoemen.
  • Je leert uit te zoeken wie de beheerder is van een natuurgebied of park.
  • Je kunt meerdere soorten onderhoud benoemen

______________________________________________________

THEORIE

 

Het beheerplan

De natuur wordt in Nederland op
verschillende manieren beheerd.
Een park wordt meestal beheerd door de
gemeente en heeft een intensief beheer.

De groene ruimte om ons heen moet onderhouden worden. Als het om een groot gebied gaat, zoals een park of een natuurgebied, wordt daarvoor een beheerplan geschreven. Daarin staat onder andere welke onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Zoals paden onderhouden, gazons maaien, houtwallen snoeien en vijvers uitbaggeren

                                                                                         

 

 


Wat weet ik al?

  • Ken jij een park of een natuurgebied in de buurt?

 

  • Weet je wie dat park of natuurgebied beheert?

 

  • Wat kun je vertellen over het beheer van dat park of natuurgebied?

 

  • Welke onderhoudsmaatregelen van groen ken jij?

Een beheerplan maken

om ons heen moet onder- houden worden. Bij een groter gebied zoals een park of natuurgebied wordt daarvoor een plan geschreven. Dit noem je een beheer- plan.

In een beheerplan staat wat het doel is van het gebied of park. Dit kan recreatie zijn, maar ook behoud van een bepaald gebied of van een bepaalde dier- of plantensoort. De keuze voor een bepaald beheer is erg afhankelijk van het doel van het gebied.

 

Een voorbeeld van een (deel van een) beheerplan.

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat komt er allemaal in een beheerplan? Hier een opsomming

  • welke werkzaamheden er worden uitgevoerd;
  • hoe vaak de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd;
  • in welk jaargetijde of bij welke omstandigheden (nat of droog weer bijvoorbeeld) de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd;
  • hoe de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd (machinaal, met dieren, met de hand) en met welk gereedschap.

Bij het vaststellen van (onderhouds)werkzaamheden wordt altijd het beheerplan gebruikt als uitgangspunt. Dit is bijvoorbeeld ook de basis voor een kostenberekening.

 

Vormen of soorten beheer

Er zijn eigenlijk twee verschillende vormen van beheer:

Het snoeien van heggetjes
e.d. in een park is een voor-
beeld van intensief onderhoud
  • intensief beheer;
  • extensief beheer.

Bij intensief beheer wordt er veel onderhoud uitgevoerd. Deze vorm van beheer zie je bijvoorbeeld in (stads)parken. Dit wordt met menskracht en machines gedaan. Takken worden vanwege veiligheidsoverwegingen preventief weggehaald. Dode bomen worden verwijderd. En er wordt bijvoorbeeld een bosmaaier ingezet om graspollen en opkomende struiken te maaien.

 

 

Op de Drunense duinen
(heidegebied) zorgt de schaaps-
kudde ervoor dat de heide blijft
bestaan. Dat is een vorm van
extensief beheer.

Bij extensief beheer mag de natuur veel meer zijn gang gaan. Deze vorm van beheer wordt vooral in natuurgebieden toegepast, zoals in het Nationale Park de Hoge Veluwe in Gelderland. Ook bij extensief beheer worden er werkzaamheden uitgevoerd. Wanner mogelijk met natuurlijke middelen zoals het laten grazen van schapen, runderen of paarden in plaats van maaien met een machine.

 

 

 

 

Inventarisatie en werkplanning

Het beheerplan geeft aan hoe het gebied beheerd moet worden, maar als je wilt weten welk onderhoud er uitgevoerd moet worden is een beheerplan niet voldoende. Daarvoor moet je regelmatig het gebied bekijken en het onderhoud inventariseren. Je maakt dan een rondje door het gebied en brengt alles in kaart. Je bekijkt alle objecten, zoals bankjes, hekwerken of houtige begroeiing. Of je zoekt naar gebreken, zoals verzakkingen, beschadigingen of belemmerende groei.

Veelvoorkomende onderhoudswerkzaamheden zijn:

  • paden vrijhouden van struikgewas en omgevallen bomen (zorgen dat ze niet te smal worden);
  • bodembedekking van paden aanvullen met zand of leem;
  • afrastering plaatsen, (verrotte) palen vervangen en draden strak trekken;
  • maaien en afvoeren van maaigewas (verschralen);
  • snoeien om verkeershinder te voorkomen;
  • knotten;
  • verwijderen van ongewenste soorten die van nature niet voorkomen in het gebied (bijvoorbeeld Amerikaanse vogelkers);
  • plaggen (verschralen) van bijvoorbeeld heidevelden.

Wat je vervolgens daadwerkelijk gaat doen, is afhankelijk van het doel vanhet gebied, maar ook van de hoeveel geld, machines en mensen die beschikbaar zijn. Dit werk je uit in een werkplanning. Daarin staat wanneer er wat gedaan moet worden en wie dat gaat doen.

Voorbeeld werkplanning

 


Maak de opdracht (individueel)

Lever deze opdracht in via Elo opdrachten.

 

 

 

Open bestand opdracht beheer (21).docx

Open bestand Uitwerkbijlage 1 (inventarisatie) (4).docx

Open bestand Uitwerkbijlage 2 (onderhoud plannen en kosten berekenen) (2).xlsx

Het verzorgen van dieren in de stad

Soorten voereters

Het dierenrijk kan je op verschillende manier indelen. Een ervan is ingedeeld naar wat dieren eten. Hieronder staan de belangrijkste drie:

  • Planteneter of herbivoor
  • Vleeseter of carnivoor
  • Alleseter of omnivoor

Hun gebit en darmstelsel is aangepast op wat ze eten. Dus daaraan kan men zien bij welke groep een dier hoort.

 

Planteneter of herbivoor.

Deze dieren hebben grote snijtanden en grote plooikiezen. De plooikiezen bestaan uit plooien/ribbels, hiermee kunnen de dieren alles goed malen.

Dit gebit groeit hun levenslang door.

Hun darmstelsel is langer omdat planten, zaden, enz moeilijker te verteren zijn. Veel van deze dieren zijn herkauwers.

Voorbeelden: koe, paard, hamster, konijn enz.

Deze dieren zijn in het dierenrijk ook meestal prooidieren.

 

 

Vleeseter of carnivoor.

Deze dieren hebben hoektanden en knipkiezen. Hiermee kunnen ze trekken, knippen en scheuren. De bovenkaak is breder dan de onderkaak, zodat de kiezen een schaarwerking krijgen.

Omdat vlees gemakkelijk te verteren is, is hun darmstelsel kort.

Voorbeelden: hond, kat, fret, enz.

 

Alleseter of omnivoor.

Deze dieren hebben knobbelkiezen en hoektanden. Het gebit zit min of meer tussen de bovenstaande dieren in. Deze dieren eten zowel planten als dieren.

Hun darmstelsel zit ook tussen de bovenstaande dieren in.

Voorbeeld: varken

 

Dieren kan je ook in de volgende groepen indelen:

Nestblijvers en nestvlieders.

Katten, konijnen, enz groeien, de eerste dagen/weken van hun leven, op in een ‘nest’.

Dit is een veilige en warme plek. Ze zijn dan blind, soms zelf onbehaard en kunnen nog niet lopen. Deze dieren zijn totaal overgeleverd aan de zorgen van het ouderdier.

Als deze dieren wat groter worden en wat gaan wandelen, worden ze door het ouderdier bij hun nekvel gepakt en weer veilig naar het nest gebracht.

De dracht/zwangerschap van deze dieren is meestal korter dan van een nestvlieder.

Deze dieren noem je nestblijvers.

Cavia, geit, paard, enz worden behaard en met open ogen geboren. Deze jonge dieren moeten in een paar minuten tijd in de benen zijn. Zij moeten meteen kunnen meelopen met het moederdier. Dit om te voorkomen dat ze het slachtoffer worden van een roofdier.

De dracht/zwangerschap duurt bij deze dieren langer, omdat de jongen meer moeten kunnen.

Deze dieren noem je nestvlieders. Deze dieren hebben geen nekvel !!!

 

 

 

Prooidieren. Deze dieren kunnen gevangen en gegeten worden door roofdieren.    

De meeste huisdieren zijn prooidieren. Dit betekent dat hun gehoor en zicht beter is.

Als je met dieren gaat werken moet je rekening houden met wat hier boven allemaal staat.

Hanteren en fixeren van dieren.

Om te kunnen werken met dieren zal je moeten weten hoe je een dier kan fixeren en/of oppakken.

Fixeren is het dier stil laten staan

 

Een paard zal je moeten kunnen fixeren, op een plek neerzetten waar jij het wil hebben. Dan kan je het paard bijvoorbeeld poetsen.

Een cavia zal je ook moeten fixeren zodat je hem of haar daarna kan hanteren.

Hanteren is met het dier werken

 

Sommige dieren hebben een nekvel en daarmee zijn ze prima te hanteren. Bijvoorbeeld een klein tot middelmatig konijn kan je bij zijn nekvel pakken en vervolgens met steun optillen.

Als je deze wil fixeren en hanteren moet je deze regels in acht nemen.

  • Hou rekening met het welzijn van het dier
  • Benader het dier nooit van boven, maar van opzij
  • Benader het dier op een rustige wijze
  • Zorg voor je eigen veiligheid
  • Til het dier zo veilig mogelijk op, dus meestal met 2 handen
  •  

 

Vachtverzorging dieren.

Wij hebben veel verschillende soorten dieren door de jaren heen gefokt, waaronder ook veel dieren met een speciale vacht.

Vachtverzorging is meestal borstelen en kammen, maar kan ook wassen, knippen en scheren zijn.

Vachtverzorging van de cavia.

Niet elke cavia heeft vachtverzorging nodig. Maar een aantal rassen zoals de Peruviaan en langhaar moeten regelmatig worden geborsteld. Dit doe je met een zachte borstel en grove kam. Deze cavia krijgen anders grote, lastige klitten.

Vachtverzorging van de hond.

Elk hondenras heeft zijn eigen vacht. Sommige rassen hebben een boven- en ondervacht ( honden uit koude streken ). Sommige rassen verharen. Bij andere rassen blijft het haar groeien.

Borstelen zorgt ervoor dat losse haren verdwijnen en dat de huid een betere bloeddoorstroom krijgt.

Honden die geknipt of geplukt moeten worden gaan meestal naar een trimsalon.

Vachtverzorging van landbouwhuisdieren.

De huidverzorging van landbouwhuisdieren is meer praktisch van aard. Het gaat dan meer om de hygiëne en gezondheid.

Schapen moeten geschoren worden omdat ze het te warm krijgen. In hun dikke vacht kunnen ook maden van vliegen zich huishouden. Zo erg zelf dat ze het schaap ‘ op eten’.  Dit heet myiasis (huidmadenziekte) en is een kwalijke aandoening.

Koeien die zomers buiten staan worden vaak geschoren als ze weer op stal komen. Dit heeft te maken met hygiëne.

 

 

 

Open bestand opdrachten dieren.docx

Open bestand Cavia informatiefolder.docx

Open bestand De cavia opdrachten.docx

Open bestand VR_KIP~1.WEB

Open bestand Powerpoint Cavia.docx

Waterkwaliteit

 

 

 

 

Afb 1: Welk soort water drinken dieren?

 

SOORTEN WATER

We hebben verschillende soorten water:

 

Leidingwater

Leidingwater komt uit de kraan. Maar hoe komt het daar? Drinkwaterbedrijven winnen water uit rivieren. En uit de grond, want ook daar zit water in. Water dat ooit als regen op het land terechtgekomen is, of als sneeuw in de bergen en als smeltwater meegevoerd door rivieren naar zee.

Grondwater

Het regenwater sijpelt de grond in. De bodem filtert het vuil uit het water. Daardoor hoeft het drinkwaterbedrijf minder schoon te maken voordat jij het kunt drinken, ermee koken of gebruiken voor tanden poetsen en (af)wassen.

Oppervlaktewater

Water uit de zee, rivieren, sloten en meren is oppervlaktewater. Dat is niet gefilterd en vaak minder schoon. Voor een drinkwaterbedrijf betekent dat meer schoonmaakwerk. Maar je kunt er wel in recreëren: zwemmen, varen, vissen.

Bulkwater

Dat is water dat is opgeslagen in tanks of bassins. Bijvoorbeeld bij tuinders of een rioolwaterzuiveringsbedrijf

 

Afb.2: De kringloop van water

 

GEZOND WATER

Drinkwater voor mensen moet aan hogere eisen voldoen dan drinkwater voor dieren of planten. Er mogen geen schadelijke stoffen in zitten waar je ziek van kunt worden. Daarom controleert het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de kwaliteit van het drinkwater. Gezond drinkwater heeft de volgende kenmerken:

  • het is kleurloos (hoewel je bruin roestwater prima kan drinken, zullen weinig mensen dat doen omdat het er niet aantrekkelijk uitziet);
  • het is geurloos
  • het heeft een zuurgraadwaarde tussen de 7 en 8,5 (Dat is de PH waarde)
  • het bevat minder dan 0,05% zout.
Afb. 3: Lakmoespapier ver-
kleurt in water. Zo kun je de
PH meten.

 

ZUURGRAAD EN ZOUTGEHALTE

Een belangrijke indicatie voor de kwaliteit van water is de zuurgraad of pH-waarde. Bij een waarde tussen de 7 en 8,5 kunnen planten en dieren het water zonder problemen opnemen. Is de waarde hoger (basisch) of lager (zuur), dan is het water meestal niet geschikt als drinkwater.

 

 

Een andere indicator is het zoutgehalte of de EC-waarde. Veel planten en dieren kunnen niet goed tegen zout in het water. Je meet de hoeveelheid zout in het water met een EC-mteer of door een hoeveelheid water te laten verdampen en dan te bepalen hoeveel zout overblijft.

Vergelijk de zoutgehaltes:

  • voor de meeste dieren en planten geschikt: <0,05%
  • brak water: 0,05 to 0,1%
  • normaal zeewaters: 3,45%
  • de Dode zee: 34%, hier kunnen geen planten en dieren leven

Je kunt de waterkwaliteit ook beoordelen aan de hand van de planten en dieren die je met het blote oog kunt zien: macro-organismen. Kijk vooral naar het leven in het water en minder naar dat rondom het water.

Hoe meer je ziet, hoe schoner het water zal zijn!!!

Ook het soort leven is bepalend: een schrijvertje verdwijnt sneller bij vervuiling dan een bloedzuiger. En een muggenlarve kan ook in ernstig vervuld water leven. Maar let op planten en dieren die in sterk vervuild water kunnen leven, vind je ook in schoon water. Dat zegt weinig over de kwaliteit. Andersom wel. Want planten of dieren die gevoelig zijn voor vervuiling kom je nooit in vies water tegen.

 

Je geeft de waterkwaliteit aan met de biotische index (BB) of kwaliteitsklasse.

Afb. 4: Aan de hand van de dieren die in het water voorkomen kun je de waterkwaliteit vaststellen

 

De opdrachten

Open bestand Opdracht Micro-organismen in water onderzoeken.pdf

Open bestand Opdracht Wateronderzoek doen.pdf

Waterbeheer

 

Wateroverlast na een wolkbreuk

 

WATERBEHEER

 

Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel.
een gemaal pompt het water van een hoog gebied naar
een laag gebied. Zo komt het land niet onder water te
staan.

Nederland strijdt al eeuwenlang tegen het waterOns land wordt door duinen en dijken beschermd tegen overstromingen. Een probleem waar we de laatste jaren steeds vaker mee te maken krijgen, zijn piekbuien. Hoe voer je al dat water af? En hoe kom je aan water in een langere periode van droogte? Water aan- en afvoeren, opslaan, het waterpeil regelen, droogte en overstromingen voorkomen zijn onderdelen van waterbeheer of waterhuishoudingDat is belangrijk voor landbouw, natuur, recreatie, scheepvaart, drinkwater en onze veiligheidWaterbeheer gebeurt met waterhuishoudkundige systemen zoals gemalen en sluizen. Die worden net als de waterwegen onderhouden door Rijkswaterstaat.

Rijkswaterstaat verzorgt samen met waterschappen en waterbedrijven (voor drinkwater en rioolwaterzuivering) het waterbeheer. Daarbij letten ze op de gevolgen voor de omgevingHet beheer van het water mag niet schadelijk zijn voor het milieu of heel veel energie kosten.

 

WATERSCHAPPEN

Waterschappen controleren de kwaliteit van het oppervlaktewater. Water kan vervuild raken door bijvoorbeeld gewasbescherminsgmiddelen of (industrie)afval. Of door een overstort van het riool of overbemesting.

Het waterschap heeft ook andere taken:

  • waterstand regelen met bijvoorbeeld gemalen en sluizen;
  • afvalwater zuiveren;
  • dijken beheren;
  • natuurbeheer in en aan het water;
  • kwaliteit zwemwater controleren;
  • sommige waterschappen hebben ook vaarwegen en landwegen in hun beheer.

 

HOOG OF LAAG WATER

Weidevolgels kunnen makkelijker met hun snavel
voedsel uit de grond halen als de grond vochtig is.

De waterschappen regelen de stand van het grondwater. Wat is de ideale hoogte? Als het grondwaterpeil zakt, moeten planten dieper wortelen om aan water te komen. De maximale lengte van wortels verschilt per plantensoort. Bij een lage waterstand verdwijnen daarom sommige plantensoorten (en dieren) en komen er andere voor in de plaats. Dat zorgt voor discussies tussen agrariërs en natuurbeheerdersAgrariërs willen vaak een iets lager waterpeil. Dan groeien hun gewassen goedNatuurbeheerders willen vaak een hoger waterpeilDat is beter voor de inheemse planten en dieren.

 

VOORBEELDEN VAN INNOVATIE RONDOM WATER IN DE STAD

Innovatie is vernieuwing. In deze les gaat het om nieuwe ideeën, ontwerpen, producten, processen voor de groene ruimte in de stad. Vaak ontstaat vernieuwing als er een probleem is waarvoor een oplossing gezocht wordt.

In Nederland is steeds meer bebouwing en bestrating en minder ruimte voor water. Daardoor hebben we steeds meer kans op overstromingen. Bovendien regent het vaker en harder, zodat de waterstand stijgtRijkswaterstaat geeft daarom de rivieren meer ruimte. Door dijken verder landinwaarts te leggen en de uiterwaarden groter te makenIn groenvoorzieningen worden wadi's aangelegd. Daarvoor worden ondergronds infiltratiekratten geplaatst die zijn gevuld met grind, lavasteen of gebakken kleikorrels om overtollig water water te filteren, vast te houden en bij droogte vrij te geven. Daarboven komt een doorlaatbare bodem, zodat het regenwater snel kan wegzakken. De extra infiltratie verkleint de kans op droogteschade, bodemdaling en verzilting.

 

Een wadi voorkomt wateroverlast en droogteschade.

 

Steden stimuleren bewoners om groene daken aan te leggen en hun tegels uit de tuin te halen. Ze kunnen waterdoorlatende of losse verhardingsmaterialen kiezen, zoals grasbetonstenen, poreuze klinkers, grind, schelpen of houtspaanders. Ook open bestratingspatronen laten water doorBij sommige gemeenten of tuincentra kunnen mensen hun tuintegels inruilen voor een plant of tuinontwerp. Andere steden willen een tegeltaks invoeren: een extra rioolbelasting voor bewoners met een betegelde tuin. Of juist korting geven als mensen een regenton plaatsen en hun regenpijp loskoppelen van het rioolHet regenwater kan dan via goten naar plantsoenen, wadi's of oppervlaktewater geleid worden om daar te infiltreren.

 

NOG MEER INNOVATIE IN DE STAD

Dubbel duurzaam: Zonnepanelen op een groen dak.

Steeds meer mensen plaatsen zonnepanelen op hun dak om zelf energie op te wekken. Zo kunnen ze besparen op andere, minder duurzame, energievormen. Zonnepanelen werken niet alleen op zonnestraling maar ook op normaal daglicht, ook als het bewolkt is. Dit lukt het best bij dak dat op het zuidwesten, zuiden of zuidoosten gericht is. Het hoogste rendement wordt bereikt als de panelen een hellingshoek hebben van ongeveer 35 graden. Dat kan op een plat en op een schuin dak.

 

 

DE OPDRACHT

 

Open bestand Opdracht een waterschap beschrijven.docx

Open bestand Opdracht innovaties.pdf

Afkomst van dierlijk- en plantaardig voedsel

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie
  • Maak de opdrachten (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten

Doel van de les

      Je kunt:

  • voedingsmiddelen benoemen die afkomstig zijn van dierlijke producten
  • voedingsmiddelen benoemen die afkomstig zijn van plantaardige producten
  • van beide het productieproces uitleggen
  • de voorwaarden van het keurmerk 'biologisch' eten benoemen

______________________________________________________

THEORIE

 

Herkomst van dierlijke producten​

Alles wat van dieren afkomstig is als voedingsmiddel noemen we dierlijke producten ​

  • Dit zijn natuurlijk vis, vlees en eieren ​

  • Maar ook yoghurt melk en kaas​

Afb. 1: Dieren worden geslacht in een slachterij.

A. Vlees ​

Vlees is spierweefsel van gewervelde dieren ​

Belangrijke bouwstoffen zijn:​

  • Vitaminen B12​

  • IJzer​

  • Eiwit ​

 

 

 

 

 

Bekijk het volgende filmpje

 

B. Zuivel

Zuivel is alles wat van melk kan worden gemaakt; bijvoorbeeld kaas, boter yoghurt

De meeste melk die wij gebruiken komt van koeien, maar het kan ook van schapen, geiten, kamelen en paarden worden gebruikt.

 

Afb. 2: Omdat een koe een kalf krijgt geeft het melk.

Hoe werkt het eigenlijk?

Melk is eigenlijk bedoeld voor een pasgeboren kalf. Het kalf krijgt een aantal dagen melk van de koe daar krijgt het kunstmelk. De boer blijft de melk wel aftappen waardoor de productie lang op gang blijft

 

 

 

 

 

Bekijk het volgende filmpje:

 

C. Productieproces van dierlijke producten

Veel dierlijke producten kan je zo eten als vlees of drinken als melk, maar je kunt er ook veel andere dingen van maken zoals: boter, karnemelk, room, kaas, bouillon, enz..enz..

Om deze dingen te maken ondergaat het een productieproces. Bijvoorbeeld:

 

  • Pasteuriseren (verhitten tot 70°C) hiermee doodt je micro-organismen
  • Toevoegen van een schimmel -of bacterie cultuur (voor het maken van kaas, yoghurt, enz…)
  • Afromen (het vet uit een product halen)
  • Laten vergisten of fermeteren (hierdoor veranderd de smaak, geur en samenstelling)

 

Er bestaan heel veel verschillende soorten productieprocessen

 

Herkomst van plantaardige producten

Plantaardige voedingsmiddelen zijn voedingsmiddelen die van planten afkomstig zijn:

 

A. Welk deel van de plant eten wij?

  • Niet alle delen van planten zijn eetbaar
  • Welke delen eet je eigenlijk?
Afb. 3: Welk deel van de plant hoort bij welke groente?

 

Vul zelf een in

Sla =  

Bloemkool =

Prei =  

Appel =

Rijst=

Kokosnoot =

Tomaat =

Asperges =

Aardappel =

 

B. Productieproces van planten

De weg die plantaardige producten afleggen voordat ze in de schappen van de supermarkt liggen is vaak lang, soms kort

  • Kort:

         witte kool:  akker---> transport---> winkel

  • Lang:

         zure kool: akker -> snijden en zouten ->fermentatie -> inpakken -> opslag -> transport -> winkel

 

Het productieproces word langer naarmate er meer bewerkingen van het product zijn.


Opdracht

Bekijk het volgende filmpje

 

VRAAG:

Kan jij een plantaardig product noemen met een lang productieproces?


C. Biologische teelt

Naast reguliere landbouw is er ook biologische landbouw

Hierbij wordt extra gelet op bemesting en bestrijdingsmiddelen.

Dit betekend:

  • Geen chemische bestrijdingsmiddelen
  • Plagen bestrijden met natuurlijke vijanden
  • Gebruik van organische mest

 

Dit zorgt ervoor dat zoveel mogelijk de natuurlijke kringloop wordt behouden

 

Maak de opdrachten!!!


Opdracht 3 Vragen beantwoorden

Opdracht 4 Onderzoek thuis.

Open bestand Vlog maken.pdf

Open bestand OPDRAC~1.DOC

Open bestand OPDRAC~2.DOC

Lever deze opdrachten aan het eind van de les in via Elo-opdrachten

Elo-opdrachten --> Inleverpunt VGSO

Belang van duurzaamheid en de duurzame planeet

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie 
  • Maak de opdrachten (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten

Doel van de les

      Je kunt:

  • uitleggen wat duurzaamheid betekent
  • de 3 P's van duurzaamheid benoemen en uitleggen
  • voorbeelden benoemen van duurzame initiatieven
  • je kunt uitleggen welk invloed ons leefgedrag heeft op de planeet Aarde
  • Je kunt gevolgen voor de natuur en het milieu benoemen door een niet duurzame leefwijze van de mens

______________________________________________________

THEORIE

 

Belang van duurzaamheid​

Er wordt veel gesproken over duurzaamheid.

  • Duurzame producten
  • Duurzaam ondernemen
  • Duurzaam consumeren

Maar wat betekent het eigenlijk?

 

Het begrip duurzaam heeft twee betekenissen

  1. Het is van toepassing op de levensduur van een product
  2. Het kan iets zeggen over de manier waarop iets is geproduceerd

 

Dit betekent dat er zo verstandig mogelijk wordt omgegaan met energiebronnen, het milieu, de leefomgeving en de mens.

Dit wordt samengevat in de 3 P’s.

  • People (mensen binnen en buiten het bedrijf)
  • Profit (winst en welvaart)
  • Planet (de planeet/ het milieu)

Een goede balans tussen deze 3 dingen is het uitgangspunt van duurzaamheid.

 

 

    Bekijk het filmpje van Sinke. Ze gaat een week duurzaam leven.

 

 


Voorbeelden:

P van People:

goede werkomstandigheden en een eerlijke beloning voor het werk. Dus een gezonde werkplek en eerlijk loon.

 

P van Planet:

grondstoffen en energiebronnen die de planeet niet (of zo weinig mogelijk) belasten, zodat het milieu zo weinig mogelijk belast wordt. Er wordt ook rekening gehouden met de draagkracht van het milieu zodat het milieu zich goed kan herstellen (denk aan visserij en houtkap)

 

P van Profit:

Het ondernemen moet winstgevend zijn waardoor het ondernemen lang door kan gaan.


Maak de quiz over duurzaamheid door op onderstaande link te klikken

Let op ! Bekijk de filmpjes goed om de juiste antwoorden te kunnen geven.

  • Je hebt opdracht 5 nodig bij deze quiz (helemaal naar beneden scrollen)
  • Maak de vragen die je fout hebt opnieuw
  • Bekijk bij iedere vraag het bijbehorende filmpje
  • Beantwoord de vragen van opdracht 5

             

 

 


Bepaalde keurmerken geven aan dat een product duurzaam is.

Voorbeelden van keurmerken zijn:

Afb.1: Er zijn veel keurmerken

 

De duurzame planeet

 

Alles wat wij doen heeft (vaak een negatieve) invloed op onze omgeving. Het milieu. ​

Als wij over 100 jaar nog met de auto willen rijden en uit de kraan willen drinken moeten we anders omgaan met onze planeet.​

Een aantal zaken waar we aan moeten werken zijn:​

  • Gebruik van fossiele brandstof terugdringen (kolen, olie en gas). Dit zorgt voor opwarming van de aarde​

  • Water -en grondvervuiling. Giftige lozingen in het water en de bodem door industrie​

  • Schadelijk stoffen in de lucht. Denk aan CO2 en teveel stikstof. Niet alleen verkeer en industrie maar ook huishoudens en Landbouw leveren hier een bijdrage aan.​

  • Gebruik en indeling van onze bodem. Verstoring van het milieu door het opknippen van natuurgebieden​​

 

Gevolgen van het broeikaseffect

Afb. 2: Het broeikaseffect heeft gevolgen voor het milieu.

Dat het warmer wordt lijkt misschien leuk voor ons in dit koude land, maar het heeft hele grote nadelen. ​

  • Noord en zuidpool smelt, waardoor de zee hoger wordt​

  • Broeikasgassen (methaan en CO2) ontsnappen uit de bodem doordat deze ontdooit ​

  • Er komen veel meer extreme weertypen, en natuurrampen zoals overstromingen en droogte​

  • Door de droogte krijg je meer bosbranden​

  • Door overstromingen zullen veel mensen sterven (80% van de mensen woont bij de zee of een rivier)​

  • Als het klimaat warmer wordt, komen er meer tropische ziektes en deze verspreiden zich makkelijker​

Afb. 3: Door de loop der jaren is de temperatuur op aarde opgelopen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Maak de quiz over het broeikaseffect door op onderstaande link te klikken

Let op ! Bekijk de filmpjes goed om de juiste antwoorden te kunnen geven.

  • Je hebt opdracht 5 nodig bij deze quiz (helemaal naar beneden scrollen)
  • Maak de vragen die je fout hebt opnieuw
  • Bekijk bij iedere vraag het bijbehorende filmpje
  • Beantwoord de vragen van opdracht 5

 

 

Functies van de natuur​

Afb. 4: De natuur maakt het verschil.

​​Alles wat wij nodig hebben om te leven en alles wat we gebruiken, wordt geleverd door de natuur. ​​

  • Het milieu zuivert de lucht​

  • Het milieu levert ons voedsel​

  • Het milieu levert ons Drinkwater​

  • Het milieu levert ons materialen ​

 

 

 

Ecologische voetafdruk​

Alles wat wij (mensen) doen, belast het milieu. Hoeveel wij het milieu belasten hangt af van wat je persoonlijke leefstijl. Je kan een test doen om te kijken hoe groot jou aandeel in deze belasting is.​

​De ecologische voetafdruk geeft aan hoeveel ruimte je inneemt op aarde. ​

​Deze ruimte wordt berekend op basis van je consumptiegedrag. (alles wat je koopt, eet, reist, verbruikt enz….)​

Als je alle ruimte op aarde eerlijk zou verdelen zou iedereen 1,8 Ha nodig hebben om te kunnen overleven. Dit is het eerlijk aarde aandeel​

Op dit moment is de gemiddelde voetafdruk 2,7 Ha. We verbruiken dus meer dan de aarde ons kan bieden​

Maak de opdrachten!!!


Opdracht 5: Vragen over de quiz beantwoorden.

Opdracht 6: Vragen over de theorie en je eigen ecologische voetafdruk bepalen.

Om de test uit opdracht 6 te doen kun je ook op deze link klikken

http://voetafdruktest.wnf.nl/

Open bestand Opdracht 5 Vragen over de 2 quizjes.docx

Open bestand Opdracht 6 Duurzaamheid en onze planeet.docx

Lever deze opdrachten aan het eind van de les in via Elo-opdrachten

Elo-opdrachten --> Vergr. Sted. Omg./ week 16 / Inleveren

Kringlopen in de natuur​

 

 

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie
  • Maak de opdracht (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten

Doel van de les

      Je kunt:

  • uitleggen wat een ecosysteem is.
  • de begrippen voedselketen en voedselweb uitleggen
  • een voorbeeld geven van een voedselweb
  • het verschil tussen een open en een gesloten kringloop uitleggen
  • een kringloop tekenen en benoemen wat in die kringloop producenten, consumenten en reducenten zijn.

______________________________________________________

THEORIE

 

Kringlopen in de natuur​

Op markplaats en in een kringloop winkel kan je gebruikte spullen kopen. Wat de een wegdoet kan de ander gebruiken. Zo gaat dat ook in de natuur. ​

  • Een varken eet heel graag onze restjes op ​

  • Ontlasting en urine is voedsel voor schimmels en bacteriën ​

  • Afgebroken takken zijn een huis voor insecten​

  Bekijk het filmpje over ecosystemen

 

 

 

► Ecosysteem

► Voedselweb

► Voedselrelatie

► Voedselketen

► Voedselpiramide​

Alle dieren, planten en andere organismen vormen samen met de bodem, de lucht en het water een ecosysteem in een gebied. ​

Alles wat in een gebied aanwezig is, heeft invloed op elkaar.

 

 Klik in onderstaande animatie op de startknop van de Slide Player​

 

 

 

Afb. 1: Een voedselweb

Alle organismen in de animatie vormen ook een voedselweb. De ene eet de ander. Ze hebben een voedselrelatie. In een web hiernaast kan je zien welke organismen een voedselrelatie met elkaar hebben.

 

 

 

 

 

 

 

 

  • In een voedselweb kan je zien welke organismen voedselbron zijn voor een ander organisme
  • Als ergens in de het voedselweb iets veranderd, heeft dat invloed op alle andere organismen
Afb. 2: Een voedselketen
  • In een web kan je diverse voedselketens vinden (zie het voorbeeld)

 

 

 

 

Afb. 3: Een voedselpyramide
  • Een voedselpiramide laat zien dat bij iedere schakel in de keten, massa verloren gaat. (deze wordt verbrand voor energie) Dit betekend dat je heel veel blaadjesmassa nodig hebt voor 1 roofvogel in dit voorbeeld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  Bekijk het filmpje over krinlopen van stoffen

 

 

2 soorten kringloop

Er zijn 2 soorten kringlopen:

  • Gesloten kringloop
  • Open kringloop

 

Afb. 4: De waterkringloop is een gesloten klringloop

Gesloten kringloop

Alles in een kringloop wordt gebruikt. Er gaat niets verloren. Dat betekend dat er ook niets aan toe hoeft te worden gevoegd. Het is dus in balans.

Dit noem je een gesloten kringloop (er hoeft niet bij en gaat niets uit) net zoals de waterkringloop op aarde

 

 

 

 

 

 

  Bekijk het filmpje van de waterkringloop

 

 

 

 

Afb. 5: Het verbranden van bossen hoort bij een open klringloop

Open kringloop

Als stoffen niet weer in de natuur terugkomen noemen we dit een open kringloop. (de balans wordt dan verstoord) zoals illegale houtkap in het oerwoud

 

 

 

 

 

 

Maak de opdracht!!!


Opdracht 7:

 

Lever deze opdrachten aan het eind van de les in via Elo-opdrachten

Elo-opdrachten --> Inleverpunt VGSO

Open bestand Opdracht 7 Kringlopen in de natuur..docx

Educatief groen

Een Educatieve activiteit organiseren

 

Wat ga je doen?

  • Lees de theorie over 'Een educatieve activiteit''
  • Lees de theorie over 'Hoe maak ik een flyer'
  • Bekijk de filmpjes
  • Organiseer 'Een educatieve activiteit'. Lees hiervoor de opdracht (helemaal naar beneden scrollen)
  • Lever deze opdrachten in via Elo-opdrachten ---> 'Vergr. Sted. Omg. Week 22 Inleveren'

Doel van de les:

  • Je kunt het doel van een activiteit uitleggen
  • Je kunt de doelgroep voor een activiteit omschrijven
  • Je kunt een volledig draaiboek maken van de activiteit
  • Je kunt een volledige kostprijsberekening maken van de activiteit
  • Je kunt een flyer maken

Inleiding

In het Duurzaamheidscentrum komen mensen om iets te leren. Er zijn verschillende manieren om iets te leren:​

  • Door te lezen​

  • Door te luisteren​

  • Door te zien​

  • Door te doen

Leren gaat makkelijker als het op een leuke manier wordt verteld, als er leuk beeldmateriaal is en amusante spelletjes aan verbonden zijn​.

 

In de vorige lessen heb je een flyer gemaakt voor een workshop waar een insectenhotel zou worden gemaakt. Zo’n een workshop zou je een activiteit kunnen noemen. Daarnaast leer je er ook nog iets van. Want je leert er van alles over insecten. Bijvoorbeeld waarom deze een belangrijke rol spelen in de natuur. Je zou ook iets kunnen leren over de voedselketens waar insecten hun plek innemen.  

Als iets leerzaam is. Dan noemen we dat educatief. Kortom: Als je iets aan het doen bent waar je ook nog veel van kan leren, noem je dat een educatieve activiteit.

Bekijk onderstaand filmpje over de educatieve activiteiten van Adventure Twente:

 

______________________________________________________

THEORIE

 

Educatieve activiteit​

Als je een activiteit gaat organiseren probeer je dit in een actieve, amusante vorm over te brengen.​ Bij het organiseren komt veel kijken.

 

 

Het organiseren van een activiteit doe je in een aantal stapjes:  

  1. omschrijf de doelstelling

  1. omschrijf de doelgroep

  1. maak een draaiboek

  2. maak een reclameinstrument (flyer / poster)

 

1. Doelstelling

Maak eerst een doelstelling (wat wil ik bereiken / waarom organiseer ik deze een activiteit?)

 

Voorbeelden zijn:

  • Mensen iets leren over biologische producten in de supermarkt  
  • Mensen bewust maken van de natuur om hun heen in de stad
  • Mensen laten ervaren hoe verschillend biologisch eten/ drinken proeft tov niet-biologisch
  • Mensen iets laten leren over waterbeheer in de stad  
  • Mensen bekend laten worden met afvalverwerking en de afvalstromen in de stad  

Zo zijn er nog veel meer te bedenken. Let op! Het moet iets met Vergroening van de Stedelijke Omgeving te maken hebben. En je moet je onderwerp motiveren. (uitleggen)

Dus waarom vind je het belangrijk dat mensen hier iets over leren.  

 

2. Doelgroep

Daarna bepaal je de doelgroep. (voor welke leeftijd / welke groep mensen is de activiteit?)​

Bij het bepalen van de doelgroep, moet je je afvragen voor welke groep dit het meest interessant is. Sommige dingen zijn super leuk om met basisschoolkinderen te doen, terwijl andere dingen juist interessant kunnen zijn voor pubers, of gezinnen.  

Als je bijvoorbeeld iets over biologisch eten gaat doen, is het vooral interessant voor mensen die ook daadwerkelijk boodschappen doen en die zich dus met eten bezighouden. Dan is het misschien minder interessant voor pubers of schoolkinderen. Je doelgroep is dan bijvoorbeeld huisvrouwen of huismannen in de leeftijd 25 tot 60.  

Als je iets wilt gaan doen met dierenverzorging op een kinderboerderij, kan dat juist heel leuk zijn om met schoolkinderen te doen in de leeftijd 7 tot 12  

 

Doelgroep bereiken  

Als je je doelgroep weet, weet je waarschijnlijk ook hoe je ze moet gaan benaderen. Hoe je ze moet proberen te bereiken.

 

3. Draaiboek

In een draaiboek staat wat, waar, wanneer en door wie iets moet gebeuren (ook in de voorbereiding) ​

 

  • Dit doe je vaak in een schema ​
  • Hier kun je ook een plattegrond aan toevoegen. (Zo weet je meteen waar iets moet gebeuren​)
  • Bij een goed draaiboek vergeet je niets, en weet iedereen die meewerkt wat hij of zij moet doen.​

 

​Hieronder zie je een voorbeeld van zo’n schema voor een workshop met insectenhotels:

 

Bovenstaande is een voorbeeld. Dit soort draaiboeken zijn heel gewoon bij het organiseren van een activiteit. Zo weet iedereen wat er moet gebeuren. (ook als jij zelf bijvoorbeeld ziek bent of zo)

4. Bekendmaking (Flyer of poster)

Het maken van een goede flyer of poster is belangrijk om iets onder de aandacht te brengen. Dit geldt ook voor een educatieve activiteit. Je wilt natuurlijk dat deelnemers zich inschrijven en meedoen. Voor het maken van een goede flyer zijn een paar regels heel belangrijk. Lees ze hier:

 

_______________________________-

Hoe maak ik een flyer

Je wilt zelf een mooie flyer maken maar je weet niet waar je moet beginnen. Het feit dat je een ‘mooie flyer’ maakt is niet genoeg.

De ontvanger bepaalt namelijk al in één oogopslag of hij iets met de flyer doet. En die kans wil je niet laten liggen! Hoe speel je hier optimaal op in, en hoe maak je een flyer dan precies?

Je leest in dit artikel 6 tips voor het maken van een flyer.

Tip 1: Bepaal het doel van je flyer

Als je niet weet wat je wilt bereiken wordt het lastig om niet alleen een mooie maar ook effectieve flyer te maken.

Bepaal dus voordat je met begint met ontwerpen,

  • Wat wil je met de flyer bereiken.
  • Wil je dat iemand gegevens achterlaat? Zorg dan voor een opmerking in de flyer zodat de ontvanger dit met alle liefde doet.
  • Wil je mensen liever informeren? Maak dan direct duidelijk dat je unieke informatie weggeeft, waar de ontvanger niet zonder kan.

 

Tip 2: Zorg voor een goed design

Een goed design zorgt voor een groter effect. Vormgeving is erg belangrijk bij het maken van een flyer. Een goede vormgever zorgt voor een goede overzichtelijke verdeling in de flyer, daardoor wordt het ontwerp mooier, beter, schoner en effectiever.

Tip 3: Foto’s geven je flyer een boost

Maar kies dan wel voor goede foto’s. het liefst echte foto’s. Denk aan een foto van je product of een van je mensen.

 

Tip 4: Maak je teksten kort en krachtig

En dan vooral de kopteksten. Want deze trekken de aandacht en verleiden de ontvanger om de flyer verder te lezen.

 

 

Tip 5: Activeer de ontvanger

Dit is misschien wel het meest belangrijke, je wilt graag dat de ontvanger iets gaat doen! Zorg daarom voor een duidelijke call-to-action op de flyer, zoals:

  • de datum van je evenement
  • het telefoonnummer dat de klant moet bellen
  • de kortingscode
  • wat het doel van de flyer ook maar is!

Dus neem dit mee in het ontwerp van de flyer, en ontwerp hier omheen.

 

Maak de opdracht  in de link hieronder

Aan het eind van deze periode moet je een eindopdracht maken. Deze eindopdracht gaat over het organiseren van een 'Educatieve activiteit'

Ter voorbereiding op deze eindopdracht maak je een opdracht. Deze opdracht gaat over het organiseren van een werkmiddag ïnsectenhotel maken". 

 

Voor iedereen geldt:

  • De opdracht is een samenwerkingsopdracht. Je kiest dus iemand uit waarmee je samenwerkt.  

Succes!

 

De opdracht:

Open bestand insectenhotel.docx

Voorbereiding tentamen 2

Open bestand voorbereiding Tentamen 2

eindopdracht 2

Open bestand 1 Eindopdracht 2.docx

Open bestand 2 Deelopdracht 1.docx

Open bestand 3 inleverdocument Deelopdracht 1.docx

Open bestand 4 Deelopdracht 2.docx

_____________________________________________________________________-

Open bestand activiteit &#039;blij met de bij&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;de duurzame planeet&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;dieren in de stad&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;Kringloop van het leven&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;onderhoud en beheer&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;Vogels in de tuin&#039;.docx

Open bestand activiteit &#039;wat eten we vandaag&#039;.docx

  • Het arrangement Profiel 3 Vergroening Stedelijke Omgeving is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2024-06-06 13:49:10
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit arrangement kun je wekelijks de nieuwe lessen vinden van Vergroening Stedelijke Omgeving. Iedere week behandelen we de theorie en staat er een opdracht klaar.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/F9Y-4-sTshg
    https://youtu.be/F9Y-4-sTshg
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Meuleman, Anthonie. (2020).

    HGL klas 1 Landbouwbreed

    https://maken.wikiwijs.nl/159349/HGL_klas_1_Landbouwbreed

    Paktijkvakken Groen Terra VO Meppel. (2020).

    Profiel 1 Groene Productie

    https://maken.wikiwijs.nl/158861/Profiel_1_Groene_Productie

    Paktijkvakken Groen Terra VO Meppel. (2023).

    Profiel 3 Vergroening Stedelijke Omgeving - Studiedag

    https://maken.wikiwijs.nl/195019/Profiel_3_Vergroening_Stedelijke_Omgeving___Studiedag