Inleiding kunst en massacultuur De massacultuur ontstaat geleidelijk in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Een aantal factoren maakt het ontstaan mogelijk:
- Toenemende democratisering van westerse landen: vrijheid en gelijkheid voor iedereen.
- Toegankelijkheid van onderwijs: een goede opleiding moet voor iedereen toegankelijk zijn.
Naast vrede en ons economisch systeem is die scholing mede verantwoordelijk voor de groeiende welvaart na WOII. De toenemende koopkracht zorgt voor een enorme groei en variatie in het aanbod van diensten en producten. De consumtiemaatschappij doet daarmee zijn intrede.
De Wederopbouw Na WOII is samenwerking met andere landen van groot belang om er weer bovenop te komen. Economische hulp komt van de bevrijders in de vorm van het Amerikaanse Marshallplan. Nederland bijft na de oorlog verzuild. Je bent lid van een eigen politieke partij, krant en radio-omroep. De man is de kostwinnaar en de vrouw zorgt voor het huishouden en de kinderen.
American Dream Na de tweede wereldoorlog is Amerika het machtigste land ter wereld. In West-Europa is Amerika zeer populair, dit komt mede doordat de Amerikanen een heldenrol hebben vervuld bij de bevrijding. Amerika staat voor alles wat nieuw is. Het heeft een sterke economie en staat bekend om de onbegrensde mogelijkheden. Beeldbepalende Amerikaanse producten zijn: koelkasten - bier uit blik - filtersigaretten - jeans - kauwgum - wasmachinge - televisie - vlees uit blik - Donald Duck en popcorn. De "American Dream" staat voor de levenswijze waarbij gemak en vermaak voorop staan. Dit spreekt vooral de jongeren erg aan. Ze hebben het een beetje gehad met het "gezeur" van hun ouders over de oorlog en willen vermaakt worden.
De Koude Oorlog De politieke kloof die Oost en West-Europa verdeelt, leidt tot de Koude Oorlog. Het Russische socialisme botst hevig met het Amerikaanse kapitalisme. De Russische politiek in het socialistische Cuba zorgt bijna voor een derde, nucleaire wereldoorlog. Chinese bemoeienis en de Amerikaanse reactie daarop leiden tot oorlogen in Korea en Vietnam. De dreiging van een atoombom domineert lang het denken van mensen.
Massamedia Aan het begin van de 20e eeuw domineren de papieren media zoals kranten, tijdschriften en posters. Daar komen na 1900 de radio en film bij die snel populair worden. In de jaren 50 weet de radio miljoenen aan zich te binden met nieuwsuitzendingen, muziekprogramma's en hoorspelen. De televisie (eerst zwart-wit, later kleur) wordt steeds meer het belangrijkste meubelstuk in de huiskamer, een verzamelplaats voor het gezin. Televisie heeft een eigen taal (je kunt er doorheen praten, koffie halen: anders dan een theaterbezoek) die kenmerkend is voor de massacultuur.Radio en tv verspreiden nieuwe trends in een steeds hoger tempo. Muziekdragers veranderen van vinylplaten naar tape en later cassetteband. In de jaren 80 komt de CD en vervangt de DVD de videoband. In de jaren 90 doet het internet zijn intrede. Het is de manier om te communiceren met de hele wereld. De media in onze samenleving zijn nu niet meer weg te denken. Alles wordt gezien en gedeeld. Voor publieke figuren (b.v. pop- en filmsterren) bestaat er geen privé meer.
Jeugdcultuur Jeugd- of jongerencultuur is een groep jongeren die gebruik maakt van dezelfde normen en waarden. Dit uit zich in kleding en andere uiterlijke kenmerken, taal en (pop)muziek. Jeugdcultuur en massacultuur zijn met elkaar verbonden. Voor WOII had de jeugd geen eigen stem en daarmee weinig of geen invloed. Door betere opleidingen na WOII wordt de jeugd mondiger. In de jaren 60 groeit de jeugdcultuur uit tot de protestgeneratie die zich verzet tegen de burgelijke regels van de auoriteiten. Het Nederland van gelovige, gezagsgetrouwe, preutse en hardwerkende burgers verandert. De kerk en confessionele partijen raken steeds meer aanhang kwijt. De jeugd krijgt meer vrije tijd en geld te besteden. Zij zoeken hun heil steeds meer in vrijheid en blijheid, experimenteren met seksualiteit en geestverruimende middelen. Zij verwerpen alles waar volwassenen - en vooral ouders- voor staan. Voor de markt wordt de jeugd een aantrekkelijke trendsettende doelgroep. Binnen deze cultuur ontwikkelen zich weer tal van subculturen . Opkomst van media en jeugdcultuur gaan hand in hand. Het is dus niet verwonderlijk dat kleding en muziekvoorkeur een belangrijk kenmerk is van jeugdcultuur.
In grote getallen Marshall McLuhan introduceert in de jaren 60 de term Global Village, het mondiale dorp, en voorspelt het internet. Nu is deze Global Village een feit. Niet alleen de media hebben de wereld "kleiner" gemaakt. Iedereen kan tegenwoordig reizen en in contact komen met andere culturen. Dat maakt wederzijdse beïnvloeding gemakkelijk.Via het internet is het mogelijk geworden om razendsnel te communiceren, waardoor de uitwisseling van opvattingen en nieuwe ideeën steeds sneller plaatsvindt. Tot groot verdriet van de industrie worden films en muziek ook vaak (illegaal) verspreid. Iedereen heeft door de media beschikking over een groot aantal beelden en muziek en kan daar mee doen wat men maar wil. Het internet biedt zo een podium voor iedereen. In de massacultuur tellen vooral de grote getallen. Kijkcijfers en views zijn belangrijk. Ook musea doen mee aan deze trend door het publiek interactief via computers deel te laten nemen. De platenindustrie lanceert steeds nieuwe sterren die vaak volgens bepaalde formules muziekmaken. In de jaren 60 wordt er in poplulaire muziektijdschriften geadverteerd. Later worden via radio, tv en internet hits aan de man gebracht. Ook talentenjachten kunnen voor nieuwe sterren zorgen.
Hoge- en Lage kunst De kunst tot aan de Tweede Wereldoorlog werd was een afspiegeling van wat er leefde onder een kleine groep denkers en kunstenaars. Kunst en cultuur waren synoniem; het was een elitaire, intellectuele aangelegenheid. Maar de naoorlogse cultuur liet een veel gevarieerder beeld zien. Door het massale aanbod kon men nauwelijks meer spreken van exclusieve of intellectuele producten. Cultuur werd massacultuur, en stond niet meer gelijk aan kunst maar aan het totale aanbod van de media en de vermaakindustrie. Daarbij hoorden dus ook films, soaps en popmuziek. In de postmoderne cultuur is geen zinvol onderscheid te maken tussen Kunst ('met de grote K') en populaire of massa-cultuur.
Inleiding popmuziek De term popmuziek of “popmusic” is afgeleid van “popular music”. De afkorting duikt al vrij vroeg op in de Amerikaanse cultuur. Popmuziek is oorspronkelijk dan ook een Amerikaans/Engels fenomeen. Waar West-Europa de wieg is van wat wij vandaag klassieke muziek noemen en van Westerse volksmuziek of folk, is Amerika het geboorteland van de popmuziek. Popmuziek schudt de maatschappij door elkaar, het is nieuw en revolutionair. De popmuziek ontwikkelt zich in de 2e helft van de 20e eeuw in allerlei richtingen. Naast muziek wordt ook dans, kleding, haardracht, spreektaal een belangrijke uitingsvorm voor jongeren om te laten zien bij welke subcultuur ze horen.
Aantrekkingskracht van popmuziek: 1. Jongeren herkennen zich vaak in de inhoud van popliedjes: romantische liefde of juist meer het dagelijkse leven. De artiesten worden zo 'een van hen'. Toch luisteren de meesten niet bewust naar de teksten. 2. De vorm en sfeer van de muziek raken mensen in hun emoties. Muziek geeft troost en herkenning of is uitdrukking van een bepaalde identiteit (bv. rock 'n roll en punk). 3. De presentatie en het uiterlijk van de artiest zijn sinds de komst van de videoclip erg belangrijk. Het uiterlijk van de artiesten en de setting van een clip geven een geïdealiseerde wereld weer, waarin gefantaseerd wordt over rijkdom, een knap uiterlijk, seksualiteit enzovoort. Popsterren worden zo identificatiefiguren voor jonge tieners. Tijdschriften en specials op muziekzenders komen tegemoet aan deze behoefte.
De jaren '50 - Onstaan van de Rock and Roll "A white boy who sounded black"
Elvis maakte Rock and Roll, de oervorm van de popmuziek. Hij is wereldwijd bekend geworden als The King of Rock and Roll. Deze muziek was nieuw en revolutionair. Popmuziek schudt de maatschappij door elkaar, het heeft invloed op de leefwijze van mensen, vooral van jongeren. De blanke Amerikanen zijn in de jaren 50 nogal burgelijk, braaf en sufte noemen. En daar is opeens Elvis, met zijn prachtige stem, vetkuif en schuddende heupen.Zijn lichaamstaal en act zijn "zwart". Het tienerpubliek is uitzinnig, meiden worden helemaal gek en hysterisch. De eerste "Rock and Roll" artiesten zijn zwarte muzikanten, zij maken Rhythm-and-blues: ritmische muziek om lekker op te dansen. Voor veel conservatieve Amerikanen is zwarte muziek op de radio een brug te ver. Het is wrang dat zij bij het blanke publiek niet doorbreken, er wordt niet naar hen geluisterd. Pas als de blanke zangers er mee aan de haal gaan, wordt het een succes.
Rock and roll was in het begin heel schokkend, het was totaal anders. De swingende heupen van Elvis Presley waren een grote shock, vooral voor de oudere generatie. Rock and roll werd vooral geluisterd door de tieners, dit kwam mede omdat de teksten over seksualiteit gingen, en het ritme van de muziek je wild liet dansen. Dus niet "saai" stijldansen maar lekker swingen. Wilde sprongen, snelle draaien, het ging er wild aan toe en er was veel lichaamscontact. Ouders vonden het vreselijk en vunzig... Jongeren gingen zich ook anders kleden. Vetkuiven, petticoats, leren jasjes, spijkerbroeken, brommers: de jeugdcultuur is geboren.De jeugd heeft altijd al de neiging gehad zich af te zetten tegen zaken die volwassenen belangrijk vinden. Dit is een belangrijk kenmerk van de jeugdcultuur. Jongeren proberen een eigen identiteit te vinden, zij herkennen zich niet in de manier van doen van volwassenen. Dankzij de nieuwe media (single, radio en tv) verspreidde die cultuur zich in de jaren '50 massaler en sneller dan tot dat moment voor mogelijk was gehouden.
De jaren '60 - Beatles en de hippies Rock and Roll verovert de wereld en dus ook Europa. De popmuziek maakt een doorstart in Engeland. De Beatles en The Rolling Stones veroveren in snel tempo eerst Europa, en daarna de VS. Anders dan de rockers treden deze bandjes op als collectief met een vaste bezetting. Uiterlijk wordt steeds belangrijker: de muzikanten hebben vaak lang haar, iets dat de oudere generatie afschuwelijk vindt. Er is geen band die meer platen verkoopt en meer publiek op de been brengt dan De Beatles. Overal waar de Beatles komen zie je het waanzinnige tafereel: huilende en flauwvallenende meisjes en aanhoudend gegil. Dit noemen we Beatlemania.
De popmuziek levert de jeugd eigen helden en idealen. The Rolling Stones en The Who vertegenwoordigen de rebelse kant van de popmuziek. The Who maakt van slopen een act. Aan het einde van hun optreden slaan ze hun instrumenten aan puin en staat de zaal helemaal op z'n kop.
Het provoceren en tegendraadse zie je ook terug in de kleding: is het colbertje wat ze op deze foto dragen een vlag of een jasje? Voor de oudere generatie is een vlag heilig. De meiden provoceren door het dragen van minirokken.
De Beatles zijn de hysterie rond hun verschijning en optredens zat, ze vinden zichzelf "opnieuw" uit. Ze gaan muziek maken die ze echt interessant vinden, met veel nieuwe instrumenten zoals de synthesizer. Met het album Sgt. Pepper's Lonely Heart Club Band heffen ze bij wijze van spreken de oude band op.
Love and Peace Eind jaren '60 is de tijd van de hippies, van flower power en van LSD, antiburgelijk en antioorlog, voor de vrije liefde en vooral voor de vrede. De psychedelische rock hoort bij deze levensttijl van de hippies. Bij psychedelische rock gaat het meer om een levenshouding dan een muzikaal uitgangspunt. Verruim je geest (met drugs) laat je meevoeren op de trip en je muziek wordt vanzelf kunstzinnig.
Drie dagen van vrede en muziek Het Woodstockfestival (1969) gaat de geschiedenis is als een van de belangrijkste hippiefestivals. Popfestivals zijn een uitvinding van de jaren '60: lekker met z'n allen een paar dagen kamperen op een terrein waar de burgerwetten niet gelden. Veel grote artiesten zijn op dit festival doorgebroken, het wordt een een nooit meer te evenaren evenement. Er kwam bijna een half miljoen mensen op af. Een van de hoogtepunten was het optreden van de gitarist Jimi Hendrix. Hij speelde het Amerikaanse volkslied op zo'n manier dat het net lijkt of er kinderen gillen en bommenwerpers overvliegen: een aanklacht tegen de oorlog in Vietnam. Woodstock huilt om Vietnam.
In de musical Hair (1968) is love and peace ook het motte van een groep hippies. Op de achtergrond van het verhaal sluimert het protest tegen de oorlog in Vietnam. De beelden van de oorlog zijn dagelijks op televisie te zien. Protest tegen oorlog leidt soms tot gewelddadige confrontaties tussen jongeren en burgelijke elite. Hair zet dit om in een wervelende theatershow.
Protestsongs Bob Dylan wordt in de jaren '60 bekend door zijn folk- en protestsongs. Hij besteedt veel aandacht aan de tekst en krijgt de bijnaam: "First poet of the jukeboxes". Dylans populariteit bij de protestgeneratie is goed verklaarbaar, de tijden veranderen en hij roept de jeugd op om daarom in actie te komen en niet meer naar het gezag te luisteren. Dylan ziet er bovendien uit als een eenvoudige, maar rebelse jongen van de straat. Hij maakt muziek zonder kapsones, hij begeleidt zichzelf met een gitaar en speelt solo's met zijn mondharmonica. De jeugd kan zich gemakkelijk met hem identificeren. In Nederland hebben we onze eigen protestzanger Boudewijn de Groot. Zijn grote hit: "Welterusten meneer de President" gaat over de verwoestende en schijnbaar nutteloze oorlog in Vietnam.
Bestaat rock muziek alleen uit harde gitaren en schreeuwende mannenstemmen, of is er meer? In deze video wordt je het een en ander uitgelegd over de geschiedenis van de rock muziek.
De jaren '70 - Dansen: Soul, Motown en Disco Zoals we weten is de Rock and Roll muziek uit de jaren 50 origineel muziek van zwarte muzikanten. Hun muziek is "gestolen", ze voelen zich bekocht. De blanke muzikanten verdienen er goud geld mee. In de jaren 60 komt de soulmuziek op, dit is het zwarte antwoord op de rock and roll rage. Het woord "soul" zegt al genoeg: het is muziek die uit je hart en ziel komt. De boodschap is optimistisch ( I feel good, zingt James Brown), en wordt met veel muzikaal vuurwerk gebracht. In soulmuziek spelen vaak blazers mee, en de manier van zingen komt uit de gospels ( zwarte swingende kerkmuziek). De zangers zingen vaak call-and-response - ook een gospelmanier- dat zweept de boel goed op.
I Feel Good - James Brown:
The Jackson Five
Vanaf 1965 wordt de soul de toonaangevende dansmuziek, het wordt geproduceerd door Motown. Dit platenlabel ontdoet de artiesten in het begin van al te "nadrukkelijke' kenmerken. Artiesten dragen keurige pakken, het haar wordt ontkroest, de teksten zijn keurig en de danspasjes keurig ingestudeerd. Het blanke publiek moet deze muziek namelijk ook leuk vinden. Motown is een geweldig grote hitmachine. Bekende artiesten als The Jackson five, Stevie Wonder, Diana Ross (The Supremes) zijn hier bekend geworden.
Uit de populaire soul onstaat een nieuwe opzwepende stijl: de funk. Bij funk draait alles om een ritmische en opzwepende groove. Eigenlijk is het een radicale vorm van soul. De funk vormt uiteindelijk de basis voor de hiphop, disco en verschillende dansstijlen.
Disco is dansmuziek die in de discotheek (plaats waar je ging dansen) gedraaid werd. Uiterlijk vertoon speelt een grote rol in de disco: lekker over de top! De muziek gaat uit van de grooves van de funk, maar de beat is veel mechaniser, vaak een drumcomputer. Elektronische middelen werden veel gebruikt en soms vervangen synthesizers echte instrumenten. Voor een discohit heb je het volgende nodig: een pakkende melodietje, een leuk uitziende artiest en een aardig dansje. De discorage wordt aangewakkerd door de film Saterday Night Fever.
David Bowie
Symfonische- en Glamrock Symfonische rock wil groots en meeslepend zijn: kunst met een grote K. Deze stijl kent geen songs, maar lange en ingewikkelde composities. Geen gewone couplet/refrein structuur, maar nummers van 20 minuten met een complexe structuur zijn geen uitzondering. Wat instrumenten betreft blijft de rockbezetting (gitaar, bas en drums) de standaard. Maar soms worden ook instrumenten uit het klassieke symfonieorkest toegevoegd. Maar de grote nieuwe favoriet is de synthesizer, die begin jaren '70 in opkomst is. Hiermee kan je oneindig veel klankkleuren toevoegen. Pink FLoyd, Yes en Genesis worden populair met deze stijl. Begin jaren '70 onstaat ook de glamrock. "Glam" komt van glamour en een belangrijk aspect van glamrock is dan ook de theatrale verschijning van artiesten. Show en spektakel worden geintroduceerd in de rockmuziek, enorme licht- en geluidsinstallaties, rookmachines en andere effecten worden gebruikt om het nieuwe miljoenenpubliek te vermaken. Artiesten als David Bowie en Queen proberen met hun uiterlijk (overdreven make-up en uitzinnige uitdossing op het podium) het publiek te shockeren. De laatste twee ontgroeien trouwens het uiterlijk vertoon van de glamrock al snel.
Muziek met een boodschap: No Future! Wie punk zegt, zegt Sex Pistols. De Punk is van oorsprong een Engels fenomeen. Punkers schoppen tegen de maatschappij en roepen dat het "systeem" verrot is. Punkers schoppen tegen de symfonsiche rock, ze vinden dit stomvervelende moeilijkdoenerij. Ze willen muziek die wild, puur en "kick ass" is. Er is in de 70-er jaren massale werkeloosheid, de jongeren zien geen toekomst. De jongeren zijn kwaad, kwaad op de politiek, kwaad op hun ouders, kwaad op in hun ogen "foute" rockmuziek.
Niet alleen de muziek van de punkers, maar ook hun hele voorkomen is spraakmakend. Ze schelden presentatoren op televisie uit, noemen het koningshuis een "fascistisch regime" en zien er met hun piekhaar en hanekammen, gescheurde kleren, en veiligheidsspelden, kettingen, badges op leren jassen heftig uit. Punk is doe-het-zelfmuziek: pak een gitaar en rammen maar. De tekst is grof en provocerend en wordt met veel overtuiging hard over de muziek heengeschreeuwd.
Muziek met een boodschap: Get up, stand up! Reggae is ontstaan op het Caribische eiland Jamaica. Reggae is niet zomaar een muziekstijl, het is gekoppeld aan een geloof: het rastafarigeloof. De rastafari geloven in de goddelijke status van Rasa Fari, oftewel Haile Selassie, de toenmalige keizer van Ethiopie. Eens zullen alle alle Afrikanen die in ballingschap leven in "Babylon" (VS en Jamaica) terugkeren naar het beloofde land Zion (Ethiopie). Rastafi staat voor geloof in een betere wereld, broederschap en spirituele kracht. Het roken van marihuana hoort erbij, net als het dragen van dreadlocks en de kleren in de kleuren van de vlag van Ethiopie: rood, geel en groen. Reggae is herkenbare muziek. Een van de beroemdste reggaeartiesten is Bob Marley.
Je kent vast wel wat reggae liedjes, en van Bob Marley heb je ook vast wel eens gehoord. Maar dat is niet alles wat de reggae te bieden heeft. In deze video wordt je meer uitgelegd over het genre reggae. Waar komt de muziek bijvoorbeeld vandaan en wat maakt de muziek zo anders dan andere stijlen?
De jaren '80 - Ontstaan MTV Sinds 1981 zendt muziekzender MTV 24 uur per videoclips, commercials en promotie van MTV zelf uit. Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken richt de zender zich vooral tot de mainstream muziek. Artiesten worden in een klap beroemd over de hele wereld. Een opvallende videoclip en het imago van de artiest is de manier om aandacht te krijgen. Madonna en Michael Jackson maken zeer spraakmakende videoclips waaronder Thriller en Like a Prayer. Alles is tot koopwaar geworden, het gaat niet langer om de ideeën of waarden maar om de 'look', die het beste zal verkopen. Zodra een clip wordt uitgezonden, wordt hij als koopwaar aan de man gebracht.
In de jaren 80 wordt duidelijk dat eigenlijk alles al is gedaan, vernieuwen is bijna niet mogelijk. Kan je nog origineel zijn in je muziek? Misschien niet, dus...wordt er hergebruikt. Oude stijlen en stromingen worden herhaald, er wordt geplakt, geciteerd en gecombineerd.
Hiphop Een voorbeeld hiervan is Hiphop. Hiphop ontstaat in de gettowijken van New York. Op straat probeert de zwarte jeugd een identiteit op te bouwen, een groepsgevoel te kweken. Muziek, dans (breakdance), kleding en gedrag horen daarbij. Op straat je plaats bevechten betekent dat je anderen moet overtreffen. Breakdancers en rappers "bevechten" (battle) elkaar met woorden en moves. Rap is een essentieel kenmerk van Hiphop, de begeleiding bestaat uit beats (vaak afkomstig van oude funkplaten). Vaak worden er ook samples gebruikt: muziekstukje van oude plaat die hergebruikt wordt. Ook het scratchen is populair: de plaat op de draaitafel ritmisch heen en weer bewegen.
In deze video word je meegenomen in de geschiedenis van de Hip Hop muziek. Van de eerste Block Party's in the Bronx tot de grote successen van Eminem en 50 cent.
Dance Dance is muziek die geproduceerd is voor de dansvloer. Dance is een verzamelnaam voor: house, techno, jungle en ambient. De muziek brengt je in een bepaalde sfeer, je moet er helemaal in op gaan. De stampende bassen, lichteffecten, rook, kolkende mensenmassa en pillen zorgen daarvoor. Het is een sociale gebeurtenis: met honderden tegelijk ga je op in de muziek. De centrale persoon is de DJ, hij is de schakel tussen de muziek en het publiek.
Plakken, knippen, citeren, en lenen zijn post-moderne begrippen. Het gereedschap van de artiest van nu is de sampler en de computer. Tegenwoordig hoor je veel cross-overs: een mengeling van verschillende stijlen. Bij een etnische cross-over wordt muziek van verschillende culturen gecombineerd.
In deze video word je meegenomen in de geschiedenis van de Dance muziek. Vanaf de allereerste elektrische klanken van Kraftwerk tot aan de Nederlandse successen van Armin van Buren en Afrojack.
Postmoderne kunst Het postmodernisme in de kunsten komt als reactie tegen het modernisme. De laatste decennia van de vorige eeuw zijn kunstenaars op zoek naar nieuwe wegen. Alles lijkt al gedaan, dus wat nu? De grens tussen de cultuur van de elite (high culture ) en de cultuur van de massa (low culture) verdwijnt. De twee uitersten worden juist gecombi-neerd in de postmoderne kunst.
In het postmodernisme is er niet één waarheid. Wat jij zegt is waar. Wat ik zeg ook. Wat een ander zegt ook. Dat leidt tot het accepteren van verschillende visies op de wereld, op de werkelijkheid en dus ook op de kunst -naast elkaar. We noemen dat pluralisme. De kunstenaar is niet meer iemand die originele werken maakt, hij is nu een ‘bricoleur’, iemand die verschillende elementen samenvoegt tot een nieuw kunstwerk. Verschillende kunsthistorische stijlen en kunstdisciplines worden door kunstenaars samengevoegd binnen één kunstwerk. In het postmodernisme staat vooral het idee, het concept, centraal. Het gaat dus niet meer om een goede techniek of om een mooi plaatje, maar om het idee dat achter het werk schuilt.
In postmoderne kunst zie je een mix van allerlei stijlen en stromingen; je ziet allerlei soorten invloeden: vanuit de massacultuur, de urban cultuur, de high-art, de technologie en je ziet ook een vermenging van soorten kunsten (dans, toneel, beeldende kunst en muziek in de videoclip bijvoorbeeld). Postmodernisten spelen een spel met citaten uit 'hoge' en 'lage' cultuur, die ze met elkaar laten botsen.
Muziek In de muziek zie je dat postmodernisme veel gebruik maakt van technologie: samples worden gebruikt, maar ook technieken als het 'scratchen' uit de hiphop cultuur (heen en weer bewegen van de naald over een vinylplaat) komen veel voor. Bij muziek kun je denken aan popmuziek van JayZ (sample uit de musical Annie in It's a hard knock life); kraftwerk, een Duitse groep die popmuziek maakte met computers; Run DMC -waarin urban cultuur (hiphop/ rap) en popmuziek (massacultuur) vermengd worden.
Dans Merce Cunningham heeft jarenlang gewerkt als choreograaf, vandaar dat je zijn naam ziet als voorbeeld bij de kunst in de jaren 60 en 70 maar ook bij de postmoderne danskunst. Hij heeft allerlei invloeden in zijn werk opgenomen. Hij maakt zowel gebruik van alledaagse elementen als technologie in zijn danscomposities. Anne Teresa de Keersemaeker is beroem geworden met haar herhalingen van alledaagse bewegingen: je hand door je haar halen, je stoel opzij schuiven etc. Zij maakt inhaar werk gebruik van citaten.
Beeldende kunst Jeff Koons maakt kleine kitschbeeldjesheel groot, of laat dat doen door zijn assistenten. Hij lijkt regelrechte massacultuurproducten te maken, gericht op winst maken of shockeffectenveroorzaken. Je kent van hem het werk met de pink-panther; het werk met Michael Jackson en zijn aapje bubbles. Tegenwoordig maakt hij ballonnenhondendie van gepolijst staal gemaakt zijn. Ook het werk van Keith Haring -de graffitiwerken die eerst in de metro en later in het museum te zien waren, valt duidelijk onder het postmodernisme. In de architectuur hebben we het Disney-hotel van Michael Graves als typerend voorbeeld van de massacultuur bekeken.
Theater Postmoderne theatervoorstellingen zijn voorstellingen waarin je ziet dat er afstand genomen word van de traditionele theatervorm en verteltechniek en waarin je een combinatie van verschillende elementen en stijlen ziet. Je ziet dan vaak ook gebruik van multimedia en een fragmentarisch beeld. Voorbeelden zijn: Jan Fabre, Guy Cassiers, Dirk Tanghe (regisseurs), Dood Paard, De Paardenkathedraal (theatergroepen)maar ook bijv. The Ashton Brothers vanwege hun combinatie van theater, comedy en muziek.
Film Films van Tarrantino (Pulp Fiction; Jackie Brown) zijn bij uitstek postmodernefilms: je ziet daarin een combinatie van allerlei filmgenres en stijlen. Ook hoor je vaak muziek uit allerlei tijden en wordt er verwezen naar andere films. Beroemde voorbeelden van een postmoderne films zijn verder nog 'The Matrix' en 'The Truman Show'.
Videoclips Videoclips zijn bij uitstek een postmoderne vorm van kunst, omdat daarin zowel sprake is van grensoverschrijdingen in de kunsten -muziek, dans, theater, beeldende kunst -als sprake is van gebruik van elektronische media; stijlcitaten etc. De clips van Bjork (It's all so quiet), Beyoncé (Countdown) en Madonna (Express yourself) zijn hiervan voorbeelden.
Mode Ook in de mode zie je dat er postmoderne vormen bestaan: Jean-Paul Gaultier, Vivienne Westwood, John Galliano en Alexander McQueen citeren allemaal uit de modegeschiedenis. Zij verwijzen naar modestijlen, silhouetten etc. uit de kostuumgeschiedenis, maar verbinden deze vervolgens weer met subculturen met hedendaagse invloeden etc. Zo maken zij hun eigen stijl -die opgebouwd is uiteen eclectische mix van stijlen.
6. De Musical
De geboorte van de Musical
Musical is net als opera een vorm van totaaltheater.In de musical komen verschillende disciplines bij elkaar: zang, dans, spel, muziek, vaak met spectaculaire aankleding, prachtige decors en betoverdende belichting.
Een groot verschil met de opera is dat bij musicals ook gespoken dialogen kunnen voorkomen en de thematiek wat luchtiger is. Bij opera wordt gezongen zoals in klassieke muziek gebruikelijk is, onder begeleiding van een "klassiek" orkest of ensemble; bij musicals wordt gezongen op een manier die in de lichte muziek/ popmuziek gebruikelijk is, ondersteund door live gespeelde muziek. Het mekka van de musical is Broadway.
Deze theatervorm vindt zijn oorsprong in de vaudevilleshows (populair muziektheater met liederen) van begin 20e eeuw. De muziek is vooral geinspireerd op de jazz. De eerste musicals waren luchtige stukken, waarin muziek en zang de boventoon voerden. Het zijn vaak vrolijke producties die een happy end kennen, het publiek wil vooral geamuseerd worden. Door de opkomst van de geluidsfilm worden musicals ook als film uitgebracht en raken musicalsterren bekend bij een miljoenenpubliek.
Er komt zelfs een aantal musicalfilms tot stand zonder dat die ooit in het theater hebben gespeeld, zoals Singing in The Rain (1954) met Gene Kelly. Deze musicals bieden hoogstaand amusement maar kennen vaak weinig diepgang.
Singing in the Rain - Good Morning
Geleidelijk aan onstaat er bij de makers ook belangstelling voor serieuzere problematiek. West Side Story (1957) is een keerpunt in de geschiedenis van de musical. In deze productie wordt het Romeo en Julia verhaal verplaatst naar de straten van New York. het verhaal speelt zich af in een grimmige immigrantenwijk waar verschillende bevolkingsgroepen elkaar naar het leven staan. De musical Hair (1967) is geen musical in de gewone zin van het woord. Het is geen snelle glamourshow, het gaat over dezelfde zaken waar de make-love-not-wargeneratie van de jaren 60 in Amerika mee bezig is; idealen van flowerpower, liefde, gebruik van drugs, vrede en vrije liefde.
Het succes van de musical is niet meer te stuiten. Vooral de componist Adrew Loyd Webber pakt de zaken commercieel aan.
- Nummers lanceren (voordat de musical op de planken is) om het publiek te prikkelen en bekend te maken met de muziek.
Deze tactiek is door veel producenten overgenomen. Ook worden musical geplugd bij talentenshows op tv. Het publiek voelt zich zo betrokken omdat ze mee kunnen stemmen over wie de hoofdrol krijgt. Zo "kennen" ze de hoofdrolspeler al, en vinden ze deze sympathiek. Een musical produceren is een hele onderneming. De muziek moet een breed publiek aanspreken, het moet niet te ingewikkeld zijn en vooral ook dansbaar zijn. Spectaculaire decors werken ook goed, denk aan Soldaat van Oranje en The Lion King.
Succesvolle musicals worden regelmatig opnieuw uitgebracht voor een nieuwe generatie die er nog niet bekend mee is. Ze worden vaak als totaalpakket verkocht aan andere landen, de taal wordt aangepast maar de rest (liedjes, kostuums, decors) blijven hetzelfde.
The Lion King
7. Samenvatting Massacultuur Muziek en Dans
Herhaling Cultuur van de Massa (1950 - nu) ALGEMEEN
Een aantal factoren maakt het ontstaan van de huidige massacultuur mogelijk. Democratisering van westerse landen en het onderwijs, met vrijheid en gelijkheid voor iedereen is er een. Na de tweede wereldoorlog groeit de welvaart. De koopkracht stijgt en zorgt voor een enorme groei en variatie in het aanbod van diensten en producten. De consumptiemaatschappij doet zijn intrede. Belangrijke begrippen in de massacultuur zijn:wederopbouw - koude oorlog - Amerika als centrum - Media en internet - Postmodernisme - jeugdcultuur - grote getallen (kijcijfers, veel bezoekers) - jeugdcultuur
Sterren en idolen: Hoewel sommige kunstenaars vroeger veel bekendheid genoten, waren er niet echt supersterren. Daarvoor ontbrak de geschikte media. Door fotografie, de uitvinding van de grammafoon en radio, maar vooral door de komst van massamedia zoals film, televisie, internet heeft het sterrendom een enorme vlucht gemaakt.
Jeugdcultuur en popcultuur:Na wereldoorlog 2 ontstaat een dominante jeugdcultuur. Verzet en protest tegen de naoorloogse kleinburgelijk maatschappij kenmerken de opkomst van de jeugdcultuur: een generatiekloof. De jeugd krijgt na WO 2 meer vrije tijd en meer geld te besteden. Voor de markt worden ze een interessante en aantrekkelijke trendsettende doelgroep. Binnen de jeugdcultuur ontwikkelen zich weer tal van subculturen. Hiervan zijn kleding en muziekvoorkeur een belangrijk kenmerk.
Multicultureel:Intercultureel gaat over de invloed van andere culturen op de westerse cultuur en kunst. In de jaren 60 wordt het begrip 'Global Village' geintroduceerd: iedereen kan nagenoeg met met alles en iedereen contact hebben. Dat maakt wederzijdse beinvloeding gemakkelijk.
Hoge of Lage Kunst:Hoge kunst was voor WO2 voorbehouden aan de goed opgeleide elite. Na WO2 verandert de wereld, door groeiende welvaart is hoger onderwijs niet meer voorbehouden aan een bepaalde stand of klasse. Klassen en standen worden geleidelijk ingeruild voor subculturen. Met het vervagen van standsverschillen verdwijnen geleidelijk ook de verschillen tussen hoge- en lage kunst. In het postmodernisme leent men uit alles en mixt dat met elkaar. Niet alleen wordt van alles geleend, de maker steekt het ook in een nieuw jasje als dat zo uitkomt.
Multidisciplinair: Is een vorm van kunst waar licht, geluid, decor, kostuums, dans, drama, muziek en techniek samenkomen. Dit alles wordt geintegreerd tot een geheel. Dit kan op een internationaal podium worden gedeeld met de rest van de wereld.
Belangrijke punten dans in Massacultuur (1950-nu):
Zoals iedere generatie zijn eigen muziek heeft, zou je kunnen zeggen dat ook iedere generatie zijn eigen dansstijl heeft. Een dans die door een groep , meestal ter vermaak, uitgevoerd wordt. Er zijn een aantal regels waar iedere danser zich aan houdt, of je nu alleen danst, met een partner of als groep. Het dansgedrag van de jeugd is ook enorm beïnvloed door de Amerikaanse en Engelse popmuziek. Sommige dansvormen worden rages die snel de wereld veroveren bv: Breakdance, Hiphop (Poppin’ and Lockin’, Krumping) Lindy Hop, Urban, Jumping, Streetdance, Line dance, Jazzdans, Ballet, dancebattle, Bollywood dansen, Ballroom dancing, enzovoort. Maar niet alleen de popmuziek propageerde dans, ook de revues, dansmusicals op het witte doek en op het podium en de echte dansfilms droegen enorm bij aan de populariteit van dans. In de massacultuur heb je natuurlijk ook nog steeds klassiek ballet en moderne dans. Dit kan allemaal naast elkaar bestaan.
In het examen wordt verschil gemaakt tussen theaterdans en gezelschapsdans. Theaterdans:door professionals uitgevoerd bv ballet maar bv ook breakdance. Gezelschapsdans: dans die iedereen kan meedoen, zie je veel terug in de popmuziek.
Cultuur van de Massa: Beeldend/Architectuur/Film en Theater
Inleiding: cultuur van de massa
De uitvinding van de stofzuiger maakt het huishouden makkelijker
Veel nieuwe producten te koop in de supermarkt.
Vanaf de jaren 50 kopen steeds meer mensen een auto
De eerste tv in de huikamer
Periode na 1950.
Boek Bespiegeling: pag. 200- 201
Begrippen bespiegeling: pag. 266-267-268
Massacultuur is de cultuur van de grote massa, gekenmerkt door onpersoonlijkheid en oppervlakkigheid.
Na de tweede wereldoorlog begon het tijdperk van de sociaal economische vooruitgang. Mensen hoefden minder lang te werken en kregen meer geld te besteden. Dit leidde tot een toename van de welvaart en vrije tijd voor meer mensen waardoor de zogenaamde consumptiemaatschappij in de jaren 60 kon ontstaan.
Velen wilden graag de nieuwste artikelen en producten bezitten zoals stofzuigers,wasmachines, platenspelers, tv’s enzovoorts. Producenten probeerden mensen vooral te verleiden om zoveel mogelijk producten te consumeren. Dat was goed voor de economie en daardoor kon de welvaart blijven stijgen. Dit principe is gebaseerd op het kapitalistische systeem, dat is een op winst gerichte vrije markteconomie waarbij het aanbod zo goed mogelijk afgestemd wordt op de vraag. In deze periode ontstond de massacultuur.
Massacultuur, massamedia en massacommunicatie
Vanaf de jaren zestig ontstond een overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald werd: de massacultuur. De massamedia hadden een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur. Massamedia zijn de middelen waarmee de massacultuur op een professionele manier verspreid kan worden, zoals: pers, radio, film, televisie en internet. Omdat men met behulp van deze media kan communiceren met een groot publiek spreekt men van massacommunicatie.
Pop-art en Post modernistische kunst
In deze kunst kwam het beeld aan de orde dat de moderne mens in de consumptiemaatschappij van de werkelijkheid had. Aspecten als sociale klassen, seksualiteit, media, maar ook de functie van kunst tegenover populaire cultuur speelden daarbij een rol. De snelheid waarmee kennis kon worden genomen van wat er zich in andere werelddelen afspeelde, zorgde ervoor dat ideeën meer dan ooit gekopieerd en gebruikt werden. In de muziekindustrie zijn begrippen als cover, bewerking, plagiaat en citaat al lang geen besmette woorden meer.
Jeugdcultuur en supersterren
De Amerikaanse cultuur weerspiegelde het naoorlogse ideaal van vrijheid. Een nieuw soort jongerencultuur, die zich afzette tegen de gevestigde orde en tegen de generatie van hun ouders, waaide uit Amerika over naar West-Europa.
Postmoderne kunstenaars:
Architectuur: Robert Venturi, Philip Johnson, Michael Graves, Aldo Rossi
Beeldende kunst : Andy Warhol, Keith Haring, Jeff Koons, Damien Hirst, Marlene Dumas, Theo Jansen
Design: Memphis, Alessi
Mode: Jean-Paul Gaultier, Vivienne Westwood, Iris van Herpen
1. Architectuur: vergelijkingen: modern en post-modern
Modern : Le Corbusier: Villa Savoye
Modern : Bauhaus: glazen wand als gevel
Post modern : Aldo Rossi: woonblokken in Berlijn
Post modern : Woonwijk de Haveleij, Den Bosch, geïnspireerd door middeleeuwen
Post modern : Bofill: woningen in Parijs
Boek Bespiegeling: pag. 194-195-196-197-228-229
Moderne architectuur: 1900-1950: Functionalisme
In de cultuur van het moderne verandert de architectuur. Nieuwe bouwmaterialen zoals gewapend beton , staalconstructies en grote glaswanden worden toegepast.
De architect denkt bij het ontwerp eerst na over de functie van het gebouw, daarna komt de vorm.
De vorm van het gebouw volgt de functie ( form follows function )
Gebouwen zijn strak, geometrisch van vorm.
Aan de buitenzijde van het gebouw is het inwendige skelet zichtbaar.
Het inwendige skelet ondersteunt de verdiepingen. Buitenwanden kunnen helemaal van glas worden gemaakt.
De architecten laten zien welke materialen zijn toegepast. Materialen worden nooit bedekt met verf.
Versiering wordt niet toegepast.
Door de skeltbouw worden gebouwen steeds hoger: er ontstaan wolkenkrabbers.
Uitgangspunt is " less is more “
Post moderne architectuur: na 1980
n de jaren tachtig keren veel architecten de strakke Bauhaus-stijl ('less is more') definitief de rug toe. Robert Venturi bouwde al in 1963 voor zijn moeder het Venturi huis vanuit de stelling: " less is a bore".
De (klassieke) bouwgeschiedenis wordt herontdekt als inspiratiebron voor de architectuur. Vanaf ca. 1970 ontstaat het Europese postmodernisme met hernieuwde belangstelling voor klassieke bouwstijlen. Klassieke elementen worden vaak in combinatie met moderne elementen gebruikt. Vrije toepassing van oude vormen als fronton, zuil of kapiteel leiden tot een nieuwe, hedendaagse taal.
Verschillende historische stijlen worden door elkaar gebruikt en versmolten tot iets nieuws, daarom is het postmodernisme een eclectische stijl.
Felle kleuren en glanzende materialen geven postmoderne gebouwen een speels karakter.
Het gevoel wordt weer aangesproken, en het decoratieve wordt weer belangrijker dan een functioneel uiterlijk.
Architecten postmodernisme: Venturi, Bofill, Aldo Rossi, Michael Graves, en Sjoerd Soeters.
Hoe gaat een kunstenaar verder na de abstracte kunst uit de cultuur van het moderne ?
Abstractie is het woord in de cultuur van het moderen. Kunstenaar willen vernieuwend bezig zijn en ze zoeken allemaal naar vereenvoudiging en doen dat allemaal op een andere manier. Een kubist abstraheert anders dan een futurist, constructivist of een kunstenaar uit " De Stijl "
Na de tweede wereldoorlogen zijn er kunstenaar die verder gaan met abstractie. Zij worden de abstract expressionisten genoemd. Gebruiken de kunstenaars uit de cultuur van het moderne nog een schildersdoek en een schildersezel, de kunstenaars na 1950 schilderen op hele grote formaten. Dat is nieuw. Ook een schildersezel kan niet meer gebruikt worden. Pollock legt het doek op de grond, schildert niet meer met een kwast maar laat de verf op het doek lopen.
Bij de kunstwerken van het abstract expressionisme gaat het vooral over de werking van de grote kleurvlakken en de schildertechniek. Het gevoel speelt hierbij een grote rol: de expressie.
Er zijn een aantal kunstenaarsgroepen:
Abstract Expressionisten ( Amerika )
Colourfield painters
Action painters
Kenmerken Abstract Expressionisme:
abstract
expressionistisch:
heftig kleurgebruik, grote kleurcontraste
grove penseelstreken
vanuit het gevoel
grote formaten
COBRA ( Europa )
In de Cobra-groep werkten schrijvers en dichters (de Vijftigers) samen met beeldende kunstenaars uit Kopenhagen (Copenhague), Brussel en Amsterdam. Het verlangen om na de tweede Wereldoorlog samen een nieuwe toekomst op te bouwen ging hand in hand met de artistieke behoefte aan grootse vernieuwingen. Het experiment stond voorop: de Cobra kunstenaars presenteerden zich ook als 'de experimentelen'.
Kenmerken COBRA
experiment : direct en spontaan schilderen, intuïtief, het maakproces is belangrijker dan het eindresultaat
expressieve kleuren
tegen de regels van de kunstacademie en tegen de regels in de samenleving
inspiratie bij primitieve kunst en kindertekeningen
Pop art: Roy Lichtenstein
Pop- art :Claes Oldenburg
Pop- Art: Tom Wesselmann
Pop- art: Andy Warhol
Pop- Art.
Afkorting voor het Engelse Popular Art (= volkskunst), stroming in de cultuur van de massa die rond 1960 in Amerika en Engeland ontstond en in gelijke mate betrekking heeft op de beeldende kunst en op de amusementsmuziek.
Pop-art is een kunststroming die haar beelden uit de consumptiemaatschappij haalt. In deze maatschappij is de levensstandaard zo verhoogd dat het mogelijk wordt, dat de mensen allerlei nieuwe producten kunnen aanschaffen. Uitgangspunt voor pop -art is de populaire cultuur: dus beelden uit de reclame- en televisiewereld, gebruiksartikelen, strips, pin-ups en popmuziek.
De pop-artkunstenaar kiest zijn onderwerpen uit het leven van alledag. Overal in het moderne stadsbeeld zijn bijvoorbeeld merknamen uit de reclame en afbeeldingen van filmsterren te zien. Deze beelden zijn de symbolen van welvaart. De pop-artkunstenaar betrekt deze banale dingen in de kunst om ze te vervreemden, te ironiseren of te fetischiseren.
De pop-artbeweging ontstaat midden jaren 50, in Amerika en Engeland De stroming kan als een reactie op het abstract -expressionisme worden gezien. Kunstwerken uit het abstract- expressionisme hebben een diepere betekenis: de emotie, het gevoel is belangrijk voor de aanhangers. Pop-artkunstenaars daarentegen zijn veel minder emotioneel. Ze maken beelden die rechtstreeks van onze dagelijkse omgeving zijn afgeleid.-art is een manier van leven.
De pop-artkunstenaars zetten zich niet af tegen de opkomende welvaart. Ze maken juist gebruik van die clichés uit de consumptiemaatschappij. Pop-artkunstenaars zien welvaart dus als een mogelijkheid om hun belevingswereld uit te breiden met nieuwe thema's en symbolen in de kunst: het worden de iconen van de middle class lifestyle. De media speelt een grote rol bij het overbrengen van de alledaagse onderwerpen. Pop-art is daarom zo populair bij het gewone publiek. Het is herkenbaar en ongecompliceerd: geen ingewikkelde theorieën meer.
De pop-artkunstenaars halen hun onderwerpen soms letterlijk uit het dagelijks leven, door foto's uit kranten en tijdschriften te scheuren en er een collage van te maken. Er worden zelfs echte voorwerpen, ' ready mades ', in het kunstwerk gebruikt. Het combineren van schilderen met collage en concrete voorwerpen noemt men ' combine-painting '. Deze term is uitgevonden door Robert rauschenberg omdat hij die techniek voor het eerst toepaste. Het combineren van alleen drie-dimensionale voorwerpen heet "assemblage " . Het wordt dan een ' schilderij ' van echte voorwerpen.
'Populair' en 'triviaal' zijn niet langer scheldwoorden, maar worden de kernpunten van een nieuwe kunstopvatting die zich ten doel stelde de grenzen tussen de kunst en het leven op te heffen. Andy warhol vindt het moderne leven, de consumptiemaatschappij en de wereld van de media met haar sterren, aantrekkelijk en zegt: 'Alles is mooi!'
Kenmerken van de Pop-art:
Speels gebruik van de identiteit en de symbolen van de Westerse consumptiecultuur. ( Jasper johns, andy warhol ).
Gebruik van commerciële materialen en voorwerpen; producten uit het leven van alledag: plastic voorwerpen, kitsch, advertenties, affiches, (Robert Rauschenberg) pin-ups (Tom Wesselmann ) film- en popsterren ( Andy warhol).
Gebruik van strips.( Roy lichtenstein)
Glamourachtige kleuren ontleend aan reclame-afbeeldingen op straat. ( Andy warhol, James rosenquist, )
Geen persoonlijk handschrift van de kunstenaar. Veel werk wordt door anderen uitgevoerd. De kunstenaar gebruikt vaak " ready mades ": kant-en-klare, bestaande voorwerpen. ( Tom Wesselman, robert rauschenberg, )
Vervreemding door vergroting of herhaling, of door gebruik van ongebruikelijke materialen. ( Claes oldenburg)
Wat is massacultuur ?
Vak: CKV en TEHATEX.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de westerse wereld steeds welvarender. Mensen kunnen meer geld uitgeven en omarmen de welvaart. Marketing en reclame drukken een grote stempel op het dagelijks leven. De tv wordt een massamedium, de wereld wordt daardoor een stuk kleiner. Kunstenaars gebruiken reclame, dagelijkse voorwerpen en heel normale dingen voor hun kunst. Kunstenaars van nu worden daar nog steeds door geïnspireerd.
Kernbegrippen: reclame, consumptiemaatschappij, pop-art, strips, ‘hoge’ kunst, kitsch.
In de geschiedenis van de kunst bestaan drie soorten kunstenaars
1. De ambachtsman: kunst is realistisch: nabootsen ( voorbeeld: Rembrandt )
2. De kunstenaar als vernieuwer, uitvinder , creatieve uitvinder, maker van eigen wereld: die zijn licht op iets laat schijnen ( voorbeeld Picasso )
3. De kunstenaar shopt in het verleden, het heden en de volkskunst : hij voegt allerlei bestaande beelden samen. Kunst wordt parodie. Er komt een onderscheid tussen hoge en lage kunst.
De Westerse opvatting omtrent wat een “kunstenaar” is, heeft een evolutie gekend. Traditioneel heeft de kunstenaar de taak om de werkelijkheid na te bootsen. De kunstenaar was een ambachtsman. De artistieke kwaliteiten van het voorwerp waren verbonden aan de vaardigheden van de persoon die het zelf kon maken.
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw verandert de opvattingen over de kunstenaar als ambachtsman.De kunstenaar wordt een producent van originele beelden. Het voorbeeld is niet langer meer de spiegel, maar het kunstwerk fungeert als een lamp met de bedoeling om iets toe te lichten.
In de cultuur van het moderne is de kunstenaar in de eerste plaats een creatieve uitvinder. Hij kan de indruk wekken dat de oorspronkelijke betekenis van het woord “creëren” eer aangedaan wordt, namelijk dat het uit het niets gebeurd is.
Duchamp ( DADA ) creërt een nieuwe kunstwereld door de dagelijkse werkelijkheid, de zogenaamde “readymade” (een schop, een kapstok, een urinoir) als kunst te introduceren. Denken over wat kunst is, door te tonen wat het niet is, is nieuw. Elke avant-garde beweging had als verdienste iets nieuws te hebben gebracht. Het is een traditie geworden om het nieuwe als voorwaarde voor goede kunst voorop te stellen.
In de post moderne kunst krijgt de opvatting over wat een kunstenaar is, krijgt hier voor de derde maal een wending. Hij is geen ambachtsman ( voorbeeld middeleeuwen, 17e eeuw ) of een uitvinder ( moderne kunstenaar ) , maar een “ knutselaar “ die collages maakt met de reeds bestaande cultuurproducten.
Hij plukt hierbij zowel uit de geschiedenis van de beeldende kunst als uit de voortbrengsels van de vroegere volks- en van de huidige massacultuur.
In de postmoderne opvatting over het kunstenaarschap is het model van de kunst dan ook niet te vergelijken met een natuurgetrouwe spiegel ( realisme ) of een verhelderende lamp ( bepaalde beeldaspecten uitlichten ), maar met een spiegelpaleis dat een veelheid van beelden brengt al dan niet met de werkelijkheid op zijn kop. De houding van de kunstenaar is dan ook niet langer het nabootsen van de wereld of het produceren van zijn eigen wereld, maar het parodiërenvan de gevestigde cultuurvormen. De parodie maakt duidelijk hoe de cultuur in elkaar zit. Ze wijst er ons op dat alles maar “maaksel” is, dat alles constructie is, m.a.w. dat de vorm in zeer grote mate, zo niet volledig, de inhoud bepaalt. Elke uitdrukking van iets is dus maar een manier van zeggen, die tijds- en plaatsgebonden is.
Een cultuurproduct toont hoe de werelden puzzels zijn. Maar dit beeld zit ook vol gaten, want de wereld zit ook anders in elkaar. De puzzel is nooit volledig. Stukken van verschillende puzzels zijn doorheen gehaspeld. Het betreft doorgaans cultureel gevormde afspraken om de dingen op een bepaalde wijze te bekijken. Ze kunnen echter ook anders bekeken worden. De postmoderne kunstenaar toont ons hoe de vormen in elkaar zitten. Dat is zijn parodiërende attitude.
Conceptueel kunstenaar Arjan Boerstra
Sol Lewitt: concept art / minimal art
Minimal Art
Minimal Art is vooral een stroming in de beeldhouwkunst, en kenmerkt zich door herhaling van geometrische vormen en volumes, en door het ontbreken van een persoonlijk handschrift.
De objecten bestaan uit eenvoudige, geometrische of stereometrische vormen, die zijn te herleiden tot vierkanten of rechthoeken. Vaak worden deze vormen herhaald, waardoor een structuur ontstaat. De productiewijze lijkt industrieel, maar de materialen zijn puur: ijzer, hout, steen of licht. Lijst of sokkel ontbreken vaak.
De minimalisten wilden werk maken dat op zichzelf stond. Je moet niet proberen kunst op iets anders te laten lijken, vonden zij. Wanneer iets gemaakt is om iets anders te imiteren, is het resultaat altijd minder dan wat je probeert na te maken. Daarom hebben veel van hun werken ook geen titel, wij moeten niet denken dat het iets (anders) voorstelt.
De gedachte erachter is dat wij het werk zelf moeten interpreteren, zonder enige suggestie van de kunstenaar. Zo betrekt de kunstenaar ons bij zijn werk; wij moeten zelf goed kijken en het proberen te ervaren.
Conceptuele kunst is geworteld in de ideeën van Marcel Duchamp, hij is de vader van het conceptualisme. Het komt voort uit Dada, en uit het minimalisme. Minimal Art probeerde al met minimale middelen het idee vorm te geven, in de conceptuele kunst ging men nog een stap verder door het kunstwerk zelf overbodig te verklaren. Conceptuele kunst is gebaseerd op de gedachte dat het denkproces dat aan een kunstwerk ten grondslag ligt, meer waarde heeft dan het kunstwerk zelf. Het kunstwerk wordt gezien als documentatie van het idee.
De uitvoering is slechts een bijkomstige eindfase van het echte scheppingsproces. Deze kunstenaars willen ons denken meer prikkelen dan onze ogen of emoties. Vanaf 1967 gebruikte men het begrip conceptuele kunst om aan te geven dat het idee, het concept van een kunstwerk belangrijker was dan het werk zelf. Kunstwerken worden in toenemende mate “ontworpen” in plaats van “gemaakt”. Het idee is het belangrijkste, het visuele product komt op de tweede plaats.
Om aan deze ideeën uitdrukking te geven kiezen conceptuele kunstenaars nieuwe werkwijzen, hun werk bestaat uit foto's, documenten, (land)kaarten, film of video. Veel ideeën worden helemaal niet uitgevoerd, en zijn dus ook niet op tekening of foto te zien zijn. Echt conceptueel werkende kunstenaars schrijven hun ideeën alleen nog op, en beschouwen de (klad)tekst als een voltooid kunstwerk. Tekst wordt in de conceptuele kunst veel gebruikt.
Kunstenaars brengen veranderingen aan in een landschap door te graven, ophopen, toevoegingen aan te brengen en het bewerken van plekken in een natuurlijke omgeving. Kunst die ontstaat door de natuur te vormen/vervormen en daardoor een andere betekenis te geven aan het landschap.
Land Art is een bijzondere vorm van ecological art of environmental art waarbij de natuurlijke omgeving als beelddrager gebruikt wordt om een kunstwerk te creëren. Land Art komt voort uit eerdere stromingen zoals Minimal Art, Arte Povera, Conceptuele Kunst. Het gebruiken van materialen uit de natuur en het gebruik maken van landschappelijke plekken maakt Land Art tot een nieuwe Kunstvorm.
Windmolens, ze zijn vooral saai en hebben naast het opwekken van groene energie geen functie. Uitvinder en kunstenaar Daan Roosegaarde wil daar verandering in brengen met zijn project Windlicht, waarbij windmolens met elkaar worden verbonden door middel van licht. Dat tezamen geeft een schouwspel van dansende lijnen tussen de molens.
In Zeeland heeft inmiddels een proef plaatsgevonden en die was succesvol. „Het idee is 2,5 jaar geleden ontstaan”, vertelt Roosegaarde. „Windmolens vind ik zo bijzonder. Soms lopen ze synchroon, soms uit elkaar. Ik zie het als een dans. Door de wieken te verbinden ontstaan dansende lijnen.” Wie denkt dat het een kwestie is van wat lasers vastmaken en aanzetten, heeft het mis. „Dat is best ingewikkeld. Daarom heeft het ook 2,5 jaar geduurd.”
Een van de problemen waarmee Roosegaarde en zijn 5-koppig team mee werd geconfronteerd is de bewegelijkheid van de windmolens. „Ik ben zelf bovenin geweest en dat ding beweegt behoorlijk. Het is net een schip midden op de oceaan tijdens een zware storm. En dan heb je ook nog eens de wieken die 280 kilometer per uur ronddraaien.” Het doel van het hele project is om groene energie zichtbaar te maken voor de mensen. „Windmolens zijn vaak saai en roepen protest op. Tijdens onze demonstratie kwamen duizenden mensen kijken en die vonden het mooi.” Nederland is vanouds een land van molens. „Dat begon in Kinderdijk in 1740. Zie dit dan als Kinderdijk 2.0.”
Daan Roosegaarde: windlicht : interview in " de wereld draait door "
Project : Waterlicht
In Amsterdam kwamen zelfs meer dan 60.000 mensen op één avond naar Waterlicht kijken. Niet voor niets won Roosegaarde voor zijn ‘techno-poëzie’, de verbinding tussen technologie en ideologie, diverse design en innovatie awards.
Via zijn kunstproject Waterlicht wil Roosegaarde mensen laten ervaren hoe Nederland er zonder waterwerken uit ziet. Lopend onder Waterlicht ervaren bezoekers volgens hem in een droomlandschap de kracht en poëzie van het water. Daarnaast is het een onheilspellende waarschuwing voor het stijgen van de zeespiegel en vooral een oproep om daar iets tegen te doen.
De installatie op de Markt in Middelburg bestaat uit golvende lijnen van licht die gemaakt zijn met moderne LED-technologie, lenzen en software. Waterlicht is te zien op een hoogte van ruim drie meter, een waterniveau waardoor grote delen van Zeeland onder water zouden verdwijnen als er geen dijken en duinen waren.
Aanleiding voor Waterlicht is de viering van 800 jaar stadsrechten voor Middelburg. Waterlicht is van 1 tot en met 4 november te zien tussen 18.30 en 23.30 uur op de Markt in Middelburg. Dit bijzondere spektakel is interessant voor alle leeftijden en gratis toegankelijk.
Waterlicht: project in Amsterdam en Middelburg
Theo Jansen
De carrière van Theo Jansen begon met een studie natuur- en scheikunde aan de Universiteit van Delft. Dat is niet echt wat je bij een kunstenaar verwacht. Toch is het maar goed dat hij zo'n studiehoofd was, want bij zijn strandbeesten komt veel techniek kijken. Ze moeten zó licht zijn dat ze met hulp van de wind kunnen bewegen, maar ook moeten ze precies zwaar genoeg zijn om niet omver te worden geblazen. Om dat voor elkaar te krijgen, moet alles natuurlijk precies afgemeten en uitgerekend worden. Op een gegeven moment besloot Theo Jansen dat hij kunstenaar wilde worden. Alles leerde hij zichzelf, een echte autodidact dus. Hij maakte tekeningen, schilderijen, beelden en gaf les aan de kunstacademie. Ook schreef hij natuurkundige stukjes voor de wetenschapspagina van de Volkskrant, waarbij hij zelf de illustraties maakte. Zo schreef hij ook een keer een stukje over het stijgen van de zeespiegel, dat een gevaar kon beteken voor ons laaggelegen land. In dat stukje bedacht hij een oplossing voor het ophogen van de zandduinen. Hij verzon dieren, gemaakt van elektriciteitsbuis, die alsmaar het strand loswoelden, zodat het losse zand vervolgens naar de duinen kon worden geblazen.
Theo Jansen: strandbeesten
Ontwerp van Iris van Herpen
gebruik van niet-traditionele materialen in kleding
Iris van Herpen
De Johannes Vermeer Prijs, de Nederlandse staatsprijs voor de kunsten, ging in 2017 naar modeontwerper Iris van Herpen. Ze krijgt de prijs omdat ze 'al jaren consistent en toonaangevend is binnen de internationale modewereld.
De Johannes Vermeer Prijs -100 duizend euro - werd in 2009 ingesteld om uitzonderlijk artistiek talent te eren en te stimuleren. De winnaar mag het geldbedrag besteden aan een speciaal project op zijn of haar werkterrein. De prijs ging eerder naar onder anderen operaregisseur Pierre Audi, filmmaker en schrijver Alex van Warmerdam, fotograaf Erwin Olaf en beeldend kunstenaar Marlene Dumas.
Van Herpen (34) studeerde mode aan de hogeschool voor de kunsten ArtEZ in Arnhem en liep stage bij Alexander McQueen en Claudy Jongstra. Ze runt sinds tien jaar haar eigen label. Tot haar klantenkring behoren Björk, Lady Gaga en Tilda Swinton. Haar werken zijn tentoongesteld in onder andere het Victoria & Albert Museum in Londen en het Palais de Tokyo in Parijs, en zes jurken zijn opgenomen in de collectie van het Metropolitan Museum of Art in New York.
De jury prijst Van Herpen 'om haar grensverleggende en interdisciplinaire ontwerpen, waarin ze uitzonderlijk talent en ongebreidelde nieuwsgierigheid verbindt aan nieuwe digitale technieken en ambachtelijk vakmanschap.' Daarmee rekt ze de grenzen van de mode op; mode is voor Van Herpen geen toegepaste kunst. Haar sculpturale collecties gaan voorbij draagbaarheid en trendgevoeligheid.
Keith Haring was net geen 32 toen hij in1990 stierf aan de gevolgen van Aids, maar in zijn korte kunstenaarscarrière had hij bij leven al een stevige internationale reputatie opgebouwd. Samen met Andy Warhol en Roy Lichtenstein was hij een icoon van de pop art: kunst in het tijdperk van de reproduceerbaarheid en kunst voor de massa. Hij was pas 28 toen hij werd uitgenodigd op de artistieke hoogmis Documenta in Kassel.
Zelf scheen hij zich toen te hebben afgevraagd of hij daarmee was gerecupereerd door “het systeem,” dat hij jarenlang had bevochten in zijn graffiti, tekeningen, collages, en installaties. Haring was – kom daar tegenwoordig nog eens om – een wereldverbeteraar, maker van kunst met een niet mis te verstane boodschap: tegen het kapitalisme, de dwang van de religie, de verdwazing van de massamedia, de kernoorlog, het consumentisme. Hij nam actief deel aan acties tegen de Apartheid in Zuid-Afrika en aan campagnes voor veilige seks. Dat alles in de context van de Reaganjaren, op een moment dat geëngageerde kunstenaars zeldzaam worden.
Haring verliet het schildersatelier en maakte kunst op straat en in de metro. Hij werkte ontzettend snel en dat moest ook wilde hij de politie vóór zijn als hij in de metrogangen van New York zijn graffiti aanbracht. De middelen die hij gebruikt staan in fel contrast tot de overmacht van de reclame en de massamedia: pen, papier, krijt, simpele symbolen (als pictogrammen of volgens Le Monde: hiëroglyfen) die voortdurend terugkeren in telkens andere composities. Hij weigert te schilderen op doek en gebruikt in plaats goedkoop geplastificeerd zeildoek en hij werkt samen met anonieme straatkunstenaars.
Naarmate – oh contradictie – de sponsors toestromen en de middelen toenemen maakt hij grotere en grotere installaties: op autowegen, op de campus van de universiteit of op de gevel van een ziekenhuis – niet alleen in de VS maar ook in Italië, Spanje en Frankrijk, waar hij reusachtig populair was en is. Van het overweldigend oeuvre dat hij naliet is nu een retrospectieve tentoonstelling te bezichtigen in Parijs, onder de duidelijke titel: “Keith Haring, The Political Line.“
Streetart van Banksy, dat is streetart dat je eigenlijk niet mag missen. Wereldwijd heeft deze kunstenaar al vele bijzondere werken gerealiseerd. Hij bezocht de grootste steden ter wereld en liet hen achter met een indrukwekkend stukje streetart. Niet voor niets geniet deze streetartist wereldwijde populariteit. Maar wie is Banksy nu eigenlijk?
Banksy is anoniem en toch zo bekend. Vanzelfsprekend is Banksy een pseudoniem. Voor streetartists is het eigenlijk niet mogelijk om onder de eigen naam te werken. Dit heeft vooral te maken met het feit dat graffiti plaatsen in de meeste landen illegaal is. Nu is streetart eigenlijk niet te vergelijken met graffiti, omdat het toch echt om pure kunst gaat, maar toch wordt niet iedereen er heel blij van. Iedereen kent Banksy, maar niemand kent zijn echte naam. Zijn werken zijn herkenbaar, onderscheidend in de wereld van streetart, van het hoogste niveau en ondertekend met de persoonlijke stijl van Banksy.
Toch zijn er wel wat gegevens bekend over Banksy. Zo weten we dat hij in Engeland woont, in Bristol, waar hij aan het begin van de jaren negentig een start maakte met zijn eerste werken. Hij maakt stencils, schilderijen, muurschilderingen en talloze andere kunstwerken. In 2003 werd hij pas echt erkend als streetartist van hoog niveau. Door de tijd waarin hij aan zijn werken begon, wordt vermoed dat hij midden jaren zeventig is geboren. Er zijn maar weinig mensen die hem hebben mogen ontmoeten in de wetenschap dat hij de enige echte Banksy is. Deze paar mensen omschrijven hem als een nette, typische man met een bijzondere uitstraling.
Eigenlijk is iedereen het erover eens dat Banksy een ervaringsrijk leven moet hebben, of hebben gehad. Deze informatie wordt gehaald uit de stijl van zijn werken. Hierin zien we veel armoede, oorlogen en kapitalisme terug. Toch speelt ook humor een belangrijke rol in zijn werken. Er wordt dat ook vermoed dat Banksy iets wil bereiken met zijn werken; namelijk het openen van de ogen van mensen en het aanzetten tot nadenken, toch met een knipoog en in ongedwongen sfeer.
Banksy behoort tot de streetartists die aan de top van de wereld staan. Hij mag zichzelf plaatsen tussen de straatkunstenaars die goed kunnen leven van hun streetart. Hij hoort zelfs bij de straatkunstenaars die het meest verdienen met hun werk. Zijn werken werden in 2006 geveild en de bedragen waren zeker niet misselijk! Toch voelde Banksy zich niet prettig bij de veiling. Op zijn eigen website deelde hij mede dat hij het onvoorstelbaar vond dat mensen zoveel geld neertelden voor ‘deze shit’. Hij noemde de kopers ‘idioten’ en liet duidelijk merken dat hij geen voorstander was van de georganiseerde kunstwereld en de commerciële kanten van het vak.
Architect, beeldend kunstenaar, uitvinder en vrijdenker, zo wordt John Körmeling (1951) wel getypeerd. Zijn werk is even divers; een grote lichtsculptuur, stripachtige tekeningetjes met beeld- en woordspelingen, schetsen van al dan niet uitvoerbare bouwsels, maquettes en onconventionele oplossingen voor problemen van ruimtelijke ordening, je komt het allemaal tegen op deze presentatie van Körmelings werk in de collectie van het Van Abbe. Sinds kort is daar nog een werk bijgekomen: de overdekte brug, die het museum ook vanaf Stratumseind toegankelijk maakt.
Achter die veelheid gaat een kunstenaar schuil, die graag ten strijde trekt tegen de op de loer liggende benepenheid van de georganiseerde samenleving. Maar zijn oorlogsvoering is er een van het vrolijke soort; humor blijkt een effectief wapen. Een stripachtig tekeningetje uit 1991 toont twee wandelende onderbenen, die zijn voorzien van een rechthoekig stukje vloerbedekking; Vaste vloerbedekking onder je schoenen luidt de titel.
Körmelings werk wordt vaak onconventionele bouwkunst genoemd. Hij begeeft zich op het snijvlak van beeldende kunst, architectuur en design. Functionaliteit en een humoristische spitsvondigheid kenmerken zijn werk.
In 1999 realiseert hij Drive-in Wheel, een reuzenrad waar je met de auto in kunt rijden, ware het een parkeerplek. Ruimte, mobiliteit en verplaatsing zijn terugkerende thema’s. Een goed voorbeeld is Parkeerkleed (1991). Een donker tapijt van ongeveer 2,5 bij 5 meter, wit omlijnd en met een witte ‘P’ in het midden. Het kleed kun je oprollen, meenemen in je auto en uitrollen als je ergens wilt parkeren: een mobiele parkeerplek.
Körmeling wil de dingen niet zo streng scheiden: kermis combineren met constructivistische architectuur en bouwstijlen als de Nieuwe Zakelijkheid en het Nieuwe Bouwen. “Feest in een gebouw als je dat mixt.” Hij is van mening dat er, juist door verschillende elementen met elkaar te vermengen, ruimte vrij komt. Ruimte om te creëren, ruimte om te denken.
Cultuur van het moderne : Industriële vormgeving: Bauhaus: 1919- 1933
De producten van het Bauhaus waren in eerste instantie niet populair bij de gewone bevolking. Zij vonden de onversierde producten te kaal en koud, men was gewend aan de gedecoreerde Jugendstilvormgeving en natuurlijker materialen. Maar met het principe van form follows function streefde het Bauhaus naar tijdloze ontwerpen. De gekozen materialen worden ook nu nog vaak met modern geassocieerd. De uitstraling van voorwerpen en meubels zat hem vooral in het materiaalgebruik, niet in (snel gedateerde) decoratie.
In het Bauhaus keek men eerst naar de functie, dan bedacht men pas een vorm die het beste paste bij het doel van het gebruiksvoorwerp. Op deze manier rekening houden met de functie wordt functionalisme genoemd. De vormen moesten zuiver zijn, daarom werd er zo min mogelijk versiering aan toegevoegd. Door de versiering weg te laten zorgde men er ook voor dat de basisvormen duidelijk herkenbaar bleven.
In de lessen vormleer van László Moholy-Nagy en Kandinsky werd het gebruik van basisvormen en -kleuren onderwezen. Ook Marianne Brandt ging uit van basisvormen als cirkel, bol en cilinder. Details liet men weg, de essentie van een ontwerp werd zichtbaar in zuivere vormen, en pure materialen, in de schoonheid van de eenvoud.Er werd gebruik gemaakt van nieuwe technieken en materialen. Naast een verantwoorde vormgeving streefde men ook naar betaalbaarheid. En daarvoor was massaproductie een voorwaarde. Dat ideaal - goed vormgegeven producten die betaal waren voor iedereen- werd bereikbaar door eenvoudige geometrische vormgeving en het gebruik van industrieel verwerkbare materialen.
Het ideaal van het Bauhaus leidde tot degelijk handwerk met een modern design dat voor iedereen betaalbaar werd. Dit wordt nog steeds nagevolgd, ook de HEMA en IKEA maken kwalitatief design 'voor de massa'. De vormgevingsstijl van het Bauhaus zien we tot op de dag van vandaag terug in vele ontwerpen en producten.
Cultuur van het moderne: Post-modernisme: Memphis- design ( 1981- 1988 )
In 1981 richtte Ettore Sottsass Memphis-design op, een Italiaanse designer groep die de postmoderne ontwerpfase inluidde. Zij reageerden op modernisme: ze bekritiseerden de sobere ontwerpstijl van functionalisme waarbij alleen de functie uitgangspunt was en kwamen met opvallende ontwerpen, verzadigd met symboliek en kleur. Deze postmoderne ontwerpers cultiveerden bewust de "slechte smaak" die de modernisten hadden proberen te bevechten.
Niet de functie van het product stond centraal, maar speelsheid en gevoelswaarde werden de leidraad. Als reactie op ‘form follows function’ kwam de stelling: ‘vorm volgt emotie’. Daarbij keerde ook deze groep terug naar lokale en historische stijlen en waarden. Omdat zij hoge cultuur wilden combineren met de populaire cultuur, werd de naam Memphis gekozen - de hoofdstad van het oude Egypte, maar ook de geboorteplaats van Elvis Presley (Memphis, Tennessee).
Het herkenbare, uniforme design van de Memphisgroep is kleurrijk, zorgeloos, speels, bewust naïef en toont motieven uit de populaire alledaagse cultuur, pop, punk, speelgoed, films en strips. Zij flirtten met vormen en materialen die voorheen het toonbeeld van slechte smaak en kitsch waren. Memphis verheerlijkte de consumptiemaatschappij. Zij hadden een ironische benadering, waarin decoratie van het oppervlak veel nadruk kreeg, maar hun producten waren meestal niet echt functioneel.
Memphis maakte producten om de persoonlijke levenssfeer karakter te geven: meubels, tapijten, woningtextiel, lampen, keramiek, glas, servies, woonaccessoires en kleding. In de jaren ’80 organiseerde Memphis een jaarlijkse tentoonstelling in Milaan.
De middelen voor de filmacteur en de theateracteur
De acteurs spelen een personage. Zoals een muzikant een instrument in handen heeft, waarmee hij muziek maakt, zo heeft de acteur z’n lichaam en stem als instrument. Met de houding van het lichaam kun je van alles uitdrukken, bijvoorbeeld bij koude of angst is de houding meestal ineengekrompen en bij blijdschap open.
Een angstig persoon heeft een andere houding dan een blij mens.
De acteur gebruikt ook beweging in het spel. Het gaat om bewegingen die uitdrukking geven aan en rol en situatie. Het gaat het niet alleen om lopen, maar om alle activiteiten om van houding of plaats te veranderen. Zo is het omkijken al een vorm van beweging. Als koude wordt verbeeld, zal de acteur stroef en weinig bewegen om aan te geven dat z’n spieren verstijfd zijn. Daarnaast kan beweging in de voorstelling ook een zelfstandige functie hebben. Het gaat dan niet om uitdrukking te geven aan een rol of situatie, maar om een bepaalde rol of dynamiek op te roepen.
Het gebruik van gebaren is een vorm van bewegen waarbij het gaat om het afzonderlijk bewegen van lichaamsdelen. Soms volgen de bewegingspatronen een vaste choreografie.
De mimiek is de uitdrukking op het gezicht. Als een acteur iemand speelt die langzaam wakker wordt, kan dat heel nadrukkelijk in de uitdrukkingen op het gezicht duidelijk worden gemaakt. Dan is er sprake van expressieve mimiek.
De stem kan op allerlei manieren worden gebruikt. Je kunt verschillende vormen van expressie aan de stem geven en je kunt op allerlei manieren spreken (dialect, beschaafd, etc)
Hollywood film studio's:
In de jaren ‘30 en ‘40 komen de grote Hollywood film studio's op. Zij produceren de films en dit leidt tot grote successen.Dit tijdperk is ook de tijd van de echte klassieke filmsterren (Greta Garbo, Clark Gable, Humphrey Bogart, Ingrid Bergman) Ook de animatiefilm kwam op door Walt Disney en de Disney studio's. De avondvullende animatiefilms werden een groot succes: Sneeuwwitje (1937),
De filmmakers van Hollywood zaten vast aan strikte regels. Deze regels waren vastgelegd in de Production Code. De Motion Picture Production Code was een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen verwijzingen waren naar seksualiteit, homosexualiteit, rassenvermenging, abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft.
Hitchcock wilde echter 100% artistieke vrijheid. Dit was dan ook de reden dat Hitchcock in 1948 een eigen productiemaatschappij oprichtte. Door zelf zijn eigen producent te zijn had hij volledige controle over scenario en montage. De grote geldschieter van Hitchcock was Universal Pictures, een maatschappij die vanaf 1948 alle films van Hitchcock zou gaan distribueren.
Het hoogtepunt van de carrière van Hitchcock lag in de periode 1958-1960. Psycho algemeen beschouwd als Hitchcocks beste film en volgens velen de invloedrijkste film uit de filmgeschiedenis. In deze thriller maakt Hitchcock gebruik van suspence.
Tegelijkertijd had Hitchcock ook op het televisiescherm grote successen met de naar hem genoemde thrillerserie waarin steeds griezelige verhalen van 30 minuten verteld werden. Alfred Hitchcock presents…. trok iedere avond alleen al in Amerika tientallen miljoenen kijkers.
In 1963 schreef Alfred Hitchcock opnieuw filmgeschiedenis met de film: The Birds, een productie over een driehoeksrelatie die plotseling omsloeg in een rampenfilm wanneer duizenden vogels een klein dorpje terroriseerden. The Birds was een succes en was opnieuw een duidelijk voorbeeld van Hitchcocks gave om van een heel simpel verhaaltje een spannende film te maken
Top 10 Most Effective Editing Moments of All Time
Film en post modernisme.
Postmodernisme blijft een moeilijk te definiëren stroming. Of het nu een vervolg is op het modernisme of een tegenbeweging, daar zijn de meningen over verdeeld. Uitdrukkingen die vaak naar boven komen wanneer gesproken wordt over het postmodernisme zijn onder meer anything goes, less is a bore en form follows fantasy. Belangrijke principes zijn dan ook het wegvallen van de grenzen tussen hoge en lage kunst en het veelvuldig gebruik maken van citaten.
Als het postmodernisme als fenomeen of stroming al lastig te definiëren is, dan is het dat als stroming in de film al helemaal. Toch wordt de term postmodernisme toegeschreven aan een aantal films, zoals The Matrix (Andy en Lana Wachovski, 1999) , The Truman show (Peter Weir, 1998), Pulp Fiction (Quinten Tarantino, 1994,) en Moulin Rouge (2001, Baz Luhrman).
Maar wat is postmoderne film dan eigenlijk? We kunnen toch een aantal kenmerken van postmoderne film onderscheiden.
Zo bevat postmoderne film parodie en imitatie. Het onderscheid tussen parodie en imitatie (pastiche) houdt in dat bij beide een deel uit een ander werk wordt overgenomen, maar bij parodie is de imitatie ironische. Bij pastiche worden voorgaande stijlen en genres louter geïmiteerd.
Ook wordt er gebruik gemaakt van prefabricatie. Dit houdt in dat er bepaalde elementen letterlijk worden overgenomen in films, zoals Prefab huizen ook uit kant-en-klare onderdelen bestaat. Er wordt dus gebruik gemaakt van bestaand materiaal.
De intertextualiteit van de postmoderne film doelt op de relatie van de film kenmerken van andere films. Tarantino heeft zich inhoudelijk heeft laten inspireren door pulp fiction (eenvoudige romans) en films uit de jaren ’50 en qua vormgeving door schilderijen van Edward Hopper. De directe verwijzingen maken de film daarom intertextueel.
Het laatste kenmerk is Bricolage, wat zich letterlijk laat vertalen als een ‘knutselwerk’. In dit geval is het te definiëren als een samenkomst van verschillende stijlen en genres .
Ewan McGregor Your Song with Lyrics from Moulin Rouge
Herhaling Cultuur van het moderne : ontwikkeling in het theater ( 1900-1950 ).
In het theater zie je een ontwikkeling in spel en decor van realisme naar abstractie, voor de acteur van het inleven in een rol naar vervreemdingseffecten, voor de kijker een verandering van inleven met emotie naar beschouwen vanuit een een kritisch standpunt.
In het begin van 1900 kun je alleen een voorstelling bezoeken in een theater. Het doek gaat open en het publiek komt tijdens de voorstelling terecht in een andere wereld die net echt lijkt . Op het podium zie je een realistisch decor en de acteurs spelen het leven van de gewone mens. Dit theater noem je Naturalistisch theater.
Net als in de moderne beeldende kunst zoeken theatermakers ook naar ander manieren om decors te maken of een stuk te spelen.
Stanislavsky houdt zich vooral bezig met de opleiding van de acteur. Een acteur moet alle zintuigen die hij heeft: horen, zien, voelen, ruiken en proeven kunnen gebruiken om samen met mimiek en lichaamshouding een kakrakter zo realistisch mogelijk te spelen. Inleven in de rol noemt Stanislavsky Method acting.
Ook zijn er toneelmakers die zich laten inspireren door de abstracte beeldende kunst bij het ontwerpen van hun decors.
Gordon Graig laat zijn acteurs spelen in een abstracte ruimte met hoge panelen og grote trappen die mooi belicht worden maar verder niets concreets voorstellen.
Meijerhold gaat nog een stapje verder. Zijn decors zijn ook abstract, grote stellages en loopbruggen. de spelers zijn geen mensen meer maar bewegen als robots. De bewegingen die de acteurs moeten maken zijn vooraf vastgelegd.
Piscator is een tekstschrijver, die maatschappij kritische stukken schreef over het dagelijkse leven. Hij was van mening dat zijn stukken de samenleving zouden veranderen. Hij is beroemd geworden vanwege zijn simultaan toneel. Op het toneel zie je in verschillende ruimtes tegelijkertijd verschillende verhaallijnen.
Bertold Brecht is beinvloed door Piscator. Ook bij Brecht ging het om een kritische houding t.o.v. de Duitse samenleving. Een toneelstuk is bij Brecth een leerstuk. De toeschouwer wordt uitgedaagd om kritisch na te denken en een eigen mening te formuleren.Betold Brecht maakt gebruik van vervreemdingseffecten om inleven te voorkomen.
Theater in de cultuur van de massa ( vanaf 1960 )
Tot 1900 had een theateravond een hoge amusementswaarde. In de twintigste eeuw verandert dat: theater wordt dan vooral een serieuze vorm van kunst. Die theaterkunst komt overigens maar moeizaam tot wasdom. Het grote probleem is het gebrek aan geld. Pas na de Tweede Wereldoorlog stelt de overheid subsidies beschikbaar en krijgen Nederlandse theatermakers volop de gelegenheid om met nieuwe vormen te experimenteren. Dat heeft onder andere tot gevolg dat het zwaartepunt niet langer bij de acteurs, dansers en zangers ligt, maar bij de makers achter de schermen: de artistiek leiders, de regisseurs, de choreografen en, niet te vergeten, de decorontwerpers en vormgevers. Het zien en gezien worden speelt in de twintigste eeuw steeds minder een rol bij het schouwburgbezoek. In het donker en in gewijde stilte nemen steeds minder mensen kennis van wat er op de podia gebeurt. Het grote publiek kiest voor film en voor televisie
Vanaf 1950
Aanvankelijk speelt het twintigste-eeuwse theater zich nog af in dit soort statige, negentiende-eeuwse bouwwerken met een strikte scheiding van dure en goedkope rangen. Vanaf het midden van de jaren vijftig verandert dat. Niet alleen worden er dan heel veel schouwburgen bijgebouwd, ze veranderen ook van karakter. Ze krijgen een veel opener en toegankelijker uitstraling. Foyers worden cafe's die ook buiten de voorstellingsuren om geopend zijn en iedereen komt hier door dezelfde ingang binnen. De jaren zestig zijn de jaren van de culturele centra. Om het theater nog meer te integreren in het stadsleven, worden ze met de bibliotheken, artotheken, buurt- en clubhuizen onder een dak samengebracht. De economische voorspoed die begin jaren negentig inzet, luidt een laatste fase in. Er verrijzen spectaculaire amusementspaleizen die geld, glamour, luxe en succes uitstralen.
Vanaf 1960: Van schouwburg naar kleine zaal Vanaf begin jaren zestig gaat het rommelen in de Nederlandse gezelschappen. Jonge theatermakers krijgen - voor hun gevoel - nauwelijks kansen. Actie tomaat verandert dit. Theatermakers willen geengageerd theater maken, dat midden in de samenleving staat. In Nederland gaat de overheid subsidies uitdelen aan kleine toneelgezelschappen.Zij vragen (en krijgen) toestemming om hun eigen voorstellingen te gaan maken op de zolders van de schouwburgen en in de repetitielokalen. Al snel wordt dat noodgedwongen optreden in die kleine ruimtes een overtuiging. Er ontstaat een heel circuit van kleine, flexibele zalen waarin volop wordt geëxperimenteerd: toneelspelers gaan musiceren, dans wordt beweging, enorme objecten gaan een hoofdrol spelen. Ook mime en poppentheater krijgen nu erkenning als volwaardige theatervormen. Het nog resterende publiek raakt echter het spoor bijster en haakt meer en meer af.
Beckett: Wachten op Godot
Werkteater: de camping
Dogtroep in Leidse Rijn
Dogtroep
Cast van de soap: Goede tijden , slechte tijden
Theater : na WOII: existentialisme en absurdisme.
Samuel Beckett (Iers)
Toonde het publiek in zijn stukken het existentialisme (ieder mens is uniek en voor zichzelf verantwoordelijk, zonder te verschuilen achter een god)
Absurd: het gaat nergens over, absurde zinnen/vreemde liedjes, zin van het leven dat zinloos is
Living Theatre (Amerika : NY) en Actie Tomaat jaren (Nederland) ‘60
Theaterbezoek liep sterk terug door televisie
Hollywoodproducties bereikten een steeds groter publiek (andere landen wisten dat ze dit niet konden winnen en bedachten daarom een eigen stijl)
Experimenten in theater vond vooral plaats in kleinere zalen of in de buitenlucht zoals de gemeenschap van het Living Theatre en Actie Tomaat -> kritiek op theater -> debat
Het Werkteater 1970:
Collectief van acteurs,
Kregen subsidie,
Zoektocht naar nieuw toneel waarin de acteur centraal stond, trainingen en experimenten,
Geïnspireerd door Brecht ( episch theater ), maatschappelijk politiek en alledaags gericht.
Doel: wat losmaken bij het publiek, eigen naam, verhoudingen voelbaar, echt spelen i.p.v. rollen invullen, improvisaties
Wim T. Schippers (Fluxus) - Televisie
Maakte naast beeldend werk ook televisie, decors, radio.
Liet iemand naakt voor het beeld lopen bij de VPRO, taboedoorbrekend, provoceren.
Grenzen opzoeken.
Absurdistisch (dagelijkse taferelen veranderd in iets raars).
Werkt samen met wetenschappelijke kwesties.
Schopt tegen de grenzen van de samenleving.
Speelt veel met taal (‘’you’’ om niet te hoeven kiezen tussen u en jij).
Postmodernisme in theater ( na 1980 )
Invloed van verschillende kunsten (theatermensen kunnen ook een beeldende achtergrond hebben).
Disciplines vertellen hun eigen verhaal (geen eenduidig bedoeld kunstwerk).
Veel citaten (bijvoorbeeld muziek gebruikt uit een al bestaande film).
Beelden zijn even belangrijk of belangrijker dan de tekst.
Dogtroep 1975-2008: theatergroep
Postmodern want het zijn allemaal verschillende dingen die gebeuren/vertellen allemaal hun eigen verhaal, het is op locatie/gaat naar de mensen toe (weg uit detheaters) en de beelden zijn belangrijker dan de tekst.
Grootschalige voorstellingen op ongewone locaties
Snelle manier van werken
Toegankelijk voor een breed publiek
Kritiek op ‘hoge’ kunst, niet elitair (postmodernistisch) -> niet in theaterzalen, ze willen geen verhalen vertellen
Internationaal georiënteerd doordat het geen taalbarrière heeft
Infiltraties (vreemd verkleed reden ze mee in de tram, mensen weten niet dat het theater is)
Spectaculair
Acts bij evenementen
Kunstenaars maken hun eigen act en eigen materiaal, herkenbare materialen als voorwerpen
De toeschouwers moesten zelf betekenis geven
Het einde was ondergeschikt aan de gebeurtenissen, het moment van spelen was zowel nieuw voor de spelers als voor het publiek daardoor ontstond er een persoonlijke sfeer en bleven de spelers alert (fouten, flexibiliteit)
Dacht in materialen, beweging en verandering
Televisie en film
Soaps en series bepalen een groot gedeelte van de programmering.
Zo groot mogelijk publiek, commercie (Hollywood, Bollywood).
Postmodern: verhaallijnen zijn niet logisch en dialogen bestaan uit losse, betekenisloze flarden, kunstmatige belichting, montage en geluidseffecten -> de kijker moet zelf betekenis geven.
Kleinere producties zijn mogelijk door andere media (internet) -> meer ruimte voor experiment en nieuwe ideeën
Dogma 95: Scandinavische regisseurs, manifest, gingen in tegen de postmoderne gedachte dat een krachtig verhaal onbelangrijk zou zijn: zuiver narratief, sterk acteerwerk en afwezigheid van trucage.
Relatief goedkope producties (handcamera gefilmd) wonnen belangrijke filmprijzen en worden populair.
Het arrangement Leerling V5/6: Cultuur van de Massa 1950-NU is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Kunsttheorie ATC
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-09-01 16:25:50
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Je kent vast wel wat reggae liedjes, en van Bob Marley heb je ook vast wel eens gehoord. Maar dat is niet alles wat de reggae te bieden heeft. In deze video wordt je meer uitgelegd over het genre reggae. Waar komt de muziek bijvoorbeeld vandaan en wat maakt de muziek zo anders dan andere stijlen?
https://youtu.be/Mb4xwWa6xb8?list=PLAPZbMENmZUpTjslW8ehd-Xrrf6kS8qS4
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.