(De Bespiegeling: blz 201, 202, 206)
Inleiding kunst en massacultuur
De massacultuur ontstaat geleidelijk in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Een aantal factoren maakt het ontstaan mogelijk:
- Toenemende democratisering van westerse landen: vrijheid en gelijkheid voor iedereen.
- Toegankelijkheid van onderwijs: een goede opleiding moet voor iedereen toegankelijk zijn.
Naast vrede en ons economisch systeem is die scholing mede verantwoordelijk voor de groeiende welvaart na WOII. De toenemende koopkracht zorgt voor een enorme groei en variatie in het aanbod van diensten en producten. De consumtiemaatschappij doet daarmee zijn intrede.
De Wederopbouw
Na WOII is samenwerking met andere landen van groot belang om er weer bovenop te komen. Economische hulp komt van de bevrijders in de vorm van het Amerikaanse Marshallplan. Nederland bijft na de oorlog verzuild. Je bent lid van een eigen politieke partij, krant en radio-omroep. De man is de kostwinnaar en de vrouw zorgt voor het huishouden en de kinderen.
American Dream
Na de tweede wereldoorlog is Amerika het machtigste land ter wereld. In West-Europa is Amerika zeer populair, dit komt mede doordat de Amerikanen een heldenrol hebben vervuld bij de bevrijding. Amerika staat voor alles wat nieuw is. Het heeft een sterke economie en staat bekend om de onbegrensde mogelijkheden. Beeldbepalende Amerikaanse producten zijn: koelkasten - bier uit blik - filtersigaretten - jeans - kauwgum - wasmachinge - televisie - vlees uit blik - Donald Duck en popcorn. De "American Dream" staat voor de levenswijze waarbij gemak en vermaak voorop staan. Dit spreekt vooral de jongeren erg aan. Ze hebben het een beetje gehad met het "gezeur" van hun ouders over de oorlog en willen vermaakt worden.
De Koude Oorlog
De politieke kloof die Oost en West-Europa verdeelt, leidt tot de Koude Oorlog. Het Russische socialisme botst hevig met het Amerikaanse kapitalisme. De Russische politiek in het socialistische Cuba zorgt bijna voor een derde, nucleaire wereldoorlog. Chinese bemoeienis en de Amerikaanse reactie daarop leiden tot oorlogen in Korea en Vietnam. De dreiging van een atoombom domineert lang het denken van mensen.
Massamedia
Aan het begin van de 20e eeuw domineren de papieren media zoals kranten, tijdschriften en posters. Daar komen na 1900 de radio en film bij die snel populair worden. In de jaren 50 weet de radio miljoenen aan zich te binden met nieuwsuitzendingen, muziekprogramma's en hoorspelen. De televisie (eerst zwart-wit, later kleur) wordt steeds meer het belangrijkste meubelstuk in de huiskamer, een verzamelplaats voor het gezin. Televisie heeft een eigen taal (je kunt er doorheen praten, koffie halen: anders dan een theaterbezoek) die kenmerkend is voor de massacultuur. Radio en tv verspreiden nieuwe trends in een steeds hoger tempo. Muziekdragers veranderen van vinylplaten naar tape en later cassetteband. In de jaren 80 komt de CD en vervangt de DVD de videoband. In de jaren 90 doet het internet zijn intrede. Het is de manier om te communiceren met de hele wereld. De media in onze samenleving zijn nu niet meer weg te denken. Alles wordt gezien en gedeeld. Voor publieke figuren (b.v. pop- en filmsterren) bestaat er geen privé meer.
Jeugdcultuur
Jeugd- of jongerencultuur is een groep jongeren die gebruik maakt van dezelfde normen en waarden. Dit uit zich in kleding en andere uiterlijke kenmerken, taal en (pop)muziek. Jeugdcultuur en massacultuur zijn met elkaar verbonden. Voor WOII had de jeugd geen eigen stem en daarmee weinig of geen invloed. Door betere opleidingen na WOII wordt de jeugd mondiger. In de jaren 60 groeit de jeugdcultuur uit tot de protestgeneratie die zich verzet tegen de burgelijke regels van de auoriteiten. Het Nederland van gelovige, gezagsgetrouwe, preutse en hardwerkende burgers verandert. De kerk en confessionele partijen raken steeds meer aanhang kwijt. De jeugd krijgt meer vrije tijd en geld te besteden. Zij zoeken hun heil steeds meer in vrijheid en blijheid, experimenteren met seksualiteit en geestverruimende middelen. Zij verwerpen alles waar volwassenen - en vooral ouders- voor staan. Voor de markt wordt de jeugd een aantrekkelijke trendsettende doelgroep. Binnen deze cultuur ontwikkelen zich weer tal van subculturen . Opkomst van media en jeugdcultuur gaan hand in hand. Het is dus niet verwonderlijk dat kleding en muziekvoorkeur een belangrijk kenmerk is van jeugdcultuur.
In grote getallen
Marshall McLuhan introduceert in de jaren 60 de term Global Village, het mondiale dorp, en voorspelt het internet. Nu is deze Global Village een feit. Niet alleen de media hebben de wereld "kleiner" gemaakt. Iedereen kan tegenwoordig reizen en in contact komen met andere culturen. Dat maakt wederzijdse beïnvloeding gemakkelijk. Via het internet is het mogelijk geworden om razendsnel te communiceren, waardoor de uitwisseling van opvattingen en nieuwe ideeën steeds sneller plaatsvindt. Tot groot verdriet van de industrie worden films en muziek ook vaak (illegaal) verspreid. Iedereen heeft door de media beschikking over een groot aantal beelden en muziek en kan daar mee doen wat men maar wil. Het internet biedt zo een podium voor iedereen. In de massacultuur tellen vooral de grote getallen. Kijkcijfers en views zijn belangrijk. Ook musea doen mee aan deze trend door het publiek interactief via computers deel te laten nemen. De platenindustrie lanceert steeds nieuwe sterren die vaak volgens bepaalde formules muziekmaken. In de jaren 60 wordt er in poplulaire muziektijdschriften geadverteerd. Later worden via radio, tv en internet hits aan de man gebracht. Ook talentenjachten kunnen voor nieuwe sterren zorgen.
Hoge- en Lage kunst
De kunst tot aan de Tweede Wereldoorlog werd was een afspiegeling van wat er leefde onder een kleine groep denkers en kunstenaars. Kunst en cultuur waren synoniem; het was een elitaire, intellectuele aangelegenheid. Maar de naoorlogse cultuur liet een veel gevarieerder beeld zien. Door het massale aanbod kon men nauwelijks meer spreken van exclusieve of intellectuele producten. Cultuur werd massacultuur, en stond niet meer gelijk aan kunst maar aan het totale aanbod van de media en de vermaakindustrie. Daarbij hoorden dus ook films, soaps en popmuziek. In de postmoderne cultuur is geen zinvol onderscheid te maken tussen Kunst ('met de grote K') en populaire of massa-cultuur.