8. Theater in de cultuur van de massa

Boek Bespiegeling: pag. 190, 191, 206, 207, 212, 213, 216, 217.

 

 

Herhaling Cultuur van het moderne : ontwikkeling in het theater ( 1900-1950 ).

In het theater zie je een ontwikkeling in spel en decor van realisme naar abstractie, voor de acteur van het inleven in een rol naar vervreemdingseffecten, voor de kijker een verandering van inleven met emotie naar beschouwen vanuit een een kritisch standpunt.

In het begin van 1900 kun je alleen een voorstelling bezoeken in een theater.  Het doek gaat open en het publiek  komt tijdens de voorstelling terecht in een andere wereld die net echt lijkt .  Op het podium zie je een realistisch decor en de acteurs spelen het leven van de gewone mens. Dit theater noem je Naturalistisch theater.

Net als in de moderne beeldende kunst zoeken theatermakers ook naar ander manieren om decors te maken of een stuk te spelen.

Stanislavsky houdt zich vooral bezig met de opleiding van de acteur. Een acteur moet alle zintuigen die hij heeft: horen, zien, voelen, ruiken en proeven kunnen gebruiken om samen met mimiek en lichaamshouding een kakrakter zo realistisch mogelijk te spelen. Inleven in de rol noemt Stanislavsky Method acting.

Ook zijn er toneelmakers die zich laten inspireren door de abstracte beeldende kunst bij het ontwerpen van hun decors.

Gordon Graig laat zijn acteurs spelen in een abstracte ruimte met hoge panelen og grote trappen die mooi belicht worden maar verder niets concreets voorstellen.

Meijerhold gaat nog een stapje verder. Zijn decors zijn ook abstract, grote stellages en loopbruggen. de spelers zijn geen mensen meer maar bewegen als robots. De bewegingen die de acteurs moeten maken zijn vooraf vastgelegd.

Piscator is een tekstschrijver, die maatschappij kritische stukken schreef over het dagelijkse leven. Hij was van mening dat zijn stukken de samenleving zouden veranderen. Hij is beroemd geworden vanwege zijn simultaan toneel. Op het toneel zie je in verschillende ruimtes tegelijkertijd verschillende verhaallijnen.

Bertold Brecht is beinvloed door Piscator. Ook bij Brecht ging het om een kritische houding t.o.v. de Duitse samenleving. Een toneelstuk is bij Brecth een leerstuk. De toeschouwer wordt uitgedaagd om kritisch na te denken en een eigen mening te formuleren.Betold Brecht maakt gebruik van vervreemdingseffecten om inleven te voorkomen.

 

Theater in de cultuur van de massa ( vanaf 1960 )

Tot 1900 had een theateravond een hoge amusementswaarde. In de twintigste eeuw verandert dat: theater wordt dan vooral een serieuze vorm van kunst. Die theaterkunst komt overigens maar moeizaam tot wasdom. Het grote probleem is het gebrek aan geld. Pas na de Tweede Wereldoorlog stelt de overheid subsidies beschikbaar en krijgen Nederlandse theatermakers volop de gelegenheid om met nieuwe vormen te experimenteren. Dat heeft onder andere tot gevolg dat het zwaartepunt niet langer bij de acteurs, dansers en zangers ligt, maar bij de makers achter de schermen: de artistiek leiders, de regisseurs, de choreografen en, niet te vergeten, de decorontwerpers en vormgevers. Het zien en gezien worden speelt in de twintigste eeuw steeds minder een rol bij het schouwburgbezoek. In het donker en in gewijde stilte nemen steeds minder mensen kennis van wat er op de podia gebeurt. Het grote publiek kiest voor film en voor televisie

Vanaf 1950

Aanvankelijk speelt het twintigste-eeuwse theater zich nog af in dit soort statige, negentiende-eeuwse bouwwerken met een strikte scheiding van dure en goedkope rangen. Vanaf het midden van de jaren vijftig verandert dat. Niet alleen worden er dan heel veel schouwburgen bijgebouwd, ze veranderen ook van karakter. Ze krijgen een veel opener en toegankelijker uitstraling. Foyers worden cafe's die ook buiten de voorstellingsuren om geopend zijn en iedereen komt hier door dezelfde ingang binnen. De jaren zestig zijn de jaren van de culturele centra. Om het theater nog meer te integreren in het stadsleven, worden ze met de bibliotheken, artotheken, buurt- en clubhuizen onder een dak samengebracht. De economische voorspoed die begin jaren negentig inzet, luidt een laatste fase in. Er verrijzen spectaculaire amusementspaleizen die geld, glamour, luxe en succes uitstralen.

Vanaf 1960: Van schouwburg naar kleine zaal
Vanaf begin jaren zestig gaat het rommelen in de Nederlandse gezelschappen. Jonge theatermakers krijgen - voor hun gevoel - nauwelijks kansen.  Actie tomaat verandert dit.  Theatermakers willen geengageerd theater maken, dat midden in de samenleving staat. In Nederland gaat de overheid subsidies uitdelen aan kleine toneelgezelschappen. Zij vragen (en krijgen) toestemming om hun eigen voorstellingen te gaan maken op de zolders van de schouwburgen en in de repetitielokalen. Al snel wordt dat noodgedwongen optreden in die kleine ruimtes een overtuiging. Er ontstaat een heel circuit van kleine, flexibele zalen waarin volop wordt geëxperimenteerd: toneelspelers gaan musiceren, dans wordt beweging, enorme objecten gaan een hoofdrol spelen. Ook mime en poppentheater krijgen nu erkenning als volwaardige theatervormen. Het nog resterende publiek raakt echter het spoor bijster en haakt meer en meer af.

 

Beckett: Wachten op Godot

Werkteater: de camping

Dogtroep in Leidse Rijn

Dogtroep

Cast van de soap: Goede tijden , slechte tijden

Theater : na WOII: existentialisme en absurdisme.

 

Samuel Beckett (Iers)

 

Living Theatre (Amerika : NY) en Actie Tomaat jaren (Nederland) ‘60

 

Het Werkteater 1970:

 

Wim T. Schippers (Fluxus) - Televisie

 

Postmodernisme in theater ( na 1980 )

 

Dogtroep 1975-2008: theatergroep

Postmodern want het zijn allemaal verschillende dingen die gebeuren/vertellen allemaal hun eigen verhaal, het is op locatie/gaat naar de mensen toe (weg uit detheaters) en de beelden zijn belangrijker dan de tekst.

 

Televisie en film

 

Werkteater: voorstelling: Hallo mdemens https://www.youtube.com/watch?v=FPe3nnEcIxI

PPT Theater in de massacultuur

Werkblad : theaterkenmerken en " Wachten op Godot "