Poëzieanalyse

Home

Welkom op de Wikiwijs poëzieanalyse. Met behulp van deze site kun je zelfstandig alle onderdelen van de poëzieanalyse bestuderen en oefenen, zodat je goed voorbereid bent op de eindtoets op deze site én op KT-3.
Het gebruik van deze site is erg makkelijk, eigenlijk wijst alles zich vanzelf. Klik om te beginnen rechtsonderin op 'Volgende' (de grijze ronde knop met pijl) om te bepalen welke leerroute je wilt volgen!

Bij vragen kun je altijd contact opnemen met een van je docenten!

 

Bron: Herman Finkers
Bron: Herman Finkers

Leerroutes

Iedereen leert op een andere manier, via onderstaande button moet je eerst een testje doen. Bekijk welke leerroute (1, 2 of 3) bij jou past en keer vervolgens terug naar deze site (volg de leerroutes dus niet op de site waarop je het testje doet).

TEST: WELKE LEERROUTE PAST BIJ JOU?

 

Leerroute 1

Je vindt het fijn om uit een lesboek te leren, de 'standaard' manier van lessen zoals je die op de middelbare school gewend bent, bevalt je redelijk goed. Je leest informatie, maakt opdrachten en samenvattingen/mindmaps om je de stof eigen te maken. Allerlei toeters en bellen zoals spelletjes, puzzeltjes, plaatjes en filmpjes mogen voor jou wel achterwege gelaten worden. Een docent die alles elke keer uitlegt is ook niet nodig, aan de theorie en doelen heb jij genoeg!

Herken je jezelf in deze leerroute?

Klik op onderstaande link of klik op Leerroute 1 in het menu links.
VOLG LEERROUTE 1

 

Leerroute 2

Je vindt het saai om alleen maar te werken met een lesboek en bijbehorend werkboek. Opdrachten maken vind je prima, maar af en toe een beetje uitleg kun je wel gebruiken. Het is fijn voor je als je af en toe een 'hoorcollege' bij kan wonen dat door je eigen docent gegeven wordt, maar alleen als je daar echt behoefte aan hebt. De theorie is voor jou niet allemaal even moeilijk, dus de lessen zijn niet allemaal even hard nodig. Je hebt stiekem wel iemand nodig die je begeleidt bij het plannen, want anders komt er niets van terecht...

Herken je jezelf in deze leerroute?

Klik op onderstaande link of klik op Leerroute 2 in het menu links.

VOLG LEERROUTE 2

 

Leerroute 3

Je vindt de 'standaard' manier waarop lesgegeven wordt maar niks. Je houdt er niet van om stil te zitten en naar de docent te luisteren. Het is veel leuker voor jou om zelf informatie op te zoeken over het onderwerp. Als jij zelfstandig door deze site kan klikken en wat spelletjes of puzzeltjes kan doen dan zorg je wel dat je je de stof eigen maakt.

Herken je jezelf in deze leerroute?

Klik op onderstaande link of klik op Leerroute 3 in het menu links.

VOLG LEERROUTE 3

Leerroute 1

Je hebt zelf bepaald dat leerroute 1 goed bij je past. Dat betekent dat je vooral veel zelfstandig aan de slag gaat met het theorieboek en de opdrachten. Uiteraard ben je vrij om eens een kijkje te nemen bij de andere leerroutes, maar in principe moet het voor jou voldoende zijn als je de lessen binnen deze leerroute volgt.

Benodigdheden:

Voor deze leerroute heb je het boek nodig dat je normaal ook gebruikt tijdens de lessen Nederlands: 'Literatuur geschiedenis en theorie' van J.A. Dautzenberg. Ook het bijbehorende werkboekje heb je nodig. Daarnaast heb je, uiteraard, pen en papier nodig.

Literatuur geschiedenis en theorie, J.A. Dautzenberg
Literatuur geschiedenis en theorie, J.A. Dautzenberg

 

Klik rechtsonderin op 'Volgende' om te beginnen!

Lessen

In het menu aan de linkerkant kun je zien wat er welke les aan bod komt. Je kunt altijd en overal met de lessen bezig, bovendien kun je zelf bepalen hoe je de lessen indeelt. Als je een keer lekker geconcentreerd bent dan werk je bijvoorbeeld twee lessen achter elkaar af, maar zit het een keer tegen dan stop je na een halve les. De invulling is helemaal aan jou!

Digitaal werkboek
Jouw docent kan jouw vorderingen voor een groot deel volgen via deze site, maar af en toe moet je bewijzen van deelname aan toetsen en opdrachten verzamelen. Vergeet dus nooit een pdf, screenshot of foto te maken van jouw opdracht. Download hier het werkboek voor deze leerroute, hierin verzamel je alle bewijzen. Aan het eind van de lessenreeks e-mail je dit werkboek naar je docent.

Werkboekje leerroute 1 downloaden

Eerst nog even dit...
Wij willen natuurlijk graag bepalen of je straks genoeg geleerd hebt van deze lessen, daarom moet je eerst een instaptoets maken. Kun je geen enkele vraag beantwoorden? Geen probleem, dan ben je hier exact op de goede plek!
(Stiekem is deze toets voor jou ook heel handig: je weet precies van welke onderdelen je al veel weet, daar kun je straks dus sneller doorheen werken!)

 

Test:Instaptoets poëzie

Les 1 - Introductie poëzieanalyse

Introductie poëzieanalyse

Bij poëzie hebben veel mensen een bepaald beeld, in de meeste gevallen is dat beeld niet bijzonder positief. Gek eigenlijk, want poëzie is overal om je heen!

Opdracht
Maak een woordweb, zet in het midden het woord poëzie en vul het web aan met woorden die volgens jou met poëzie te maken hebben. Dat mogen allerlei woorden zijn, van waarderende woorden (zoals leuk of saai) tot begrippen die je misschien al kent (bijvoorbeeld rijm en bladspiegel).
Het woordweb kun je het beste maken op de website die via onderstaande button te bereiken is. Maak een screenshot van jouw woordweb en sla het op in je werkboek.

WOORDWEB MAKEN

Maak je je mindmap liever op papier? Prima! Maak een foto van het eindresultaat en sla die op in je werkboek.

Vervolg - Introductie poëzieanalyse

Poëzie is overal!

Na het maken van het woordweb heb je je kennis over poëzie even opgefrist. Bovendien heb je voor jezelf nu helder hoe jij tegen poëzie aankijkt, misschien blijkt dat je het heel saai vindt en dat je er nog niets over weet, of misschien blijkt juist dat je het heel interessant vindt en dat je er eigenlijk al best veel over weet!

Eerder schreven we al dat poëzie overal is, daar ben je je misschien helemaal niet bewust van! Kijk eens naar de volgende voorbeelden:

Gedicht aan de gevel bij boekhandel Broekhuis
Gedicht aan de gevel bij boekhandel Broekhuis
Supermarktpoëzie bij Albert Heijn
Supermarktpoëzie bij Albert Heijn
Supermarktpoëzie bij Albert Heijn
Supermarktpoëzie bij Albert Heijn

 

Opdracht

Het zal je verbazen, je komt poëzie in de binnenstad tegen, in enkele wijken, zelfs in het bos!
Let de komende week eens op, waar zie jij voorbeelden van poëzie? Zoek op internet of in je eigen omgeving en maak screenshots en/of foto's van de poëzie die jij tegenkomt. Sla de foto's op in je werkboek.

Les 2 - Soorten gedichten

Theorie

Er zijn verschillende soorten gedichten, deze gedichten zijn in te delen in drie verschillende categorieëen:

Klassieke/traditionele gedichten
Klassieke of traditionele gedichten hebben vrij nauwkeurig omschreven vormkenmerken, zoals regelmatige strofebouw, rijm en metrum.

Modernistische gedichten
Modernistische gedichten kennen weinig formele regels; zijn veel ‘vrijer’ en laten de dichter in zekere zin meer mogelijkheden.

Concrete/visuele teksten:
Soms kan de vrijheid van poëzie zo ver gaan dat je eigenlijk niet meer kan spreken van een gedicht. Hiervan is sprake bij concrete/visuele teksten. Bij dit soort teksten ('gedichten') wordt de inhoud uitgebeeld door hun vorm.

Les 2 - Begrippen leren!

Het is natuurlijk heel makkelijk om het leren van de begrippen uit te stellen, maar het is beter om het leren een beetje bij te houden. Als je de opdrachten op deze website volgt, dan hoef je straks aan het eind bijna niets meer uit je hoofd te leren: dan ken je het al!

Opdracht

Maak een samenvatting of een mindmap/woordweb van paragraaf 108. Maak er een screenshot of foto van voor in je werkboek.

Les 3 - Strofebouw

Theorie

Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op één regel staan. Versregels zijn weer gegroepeerd in strofen (strofen zijn eigenlijk een soort alinea's). Sommige regelmatige strofen komen zo vaak voor dat ze een naam hebben gekregen:

• distichon (2 versregels)
• terzine (3 versregels, aba) terzet (3, bij sonnet)
• kwatrijn (4 versregels)
• quintet (5 versregels)
• sextet (6 versregels)
• septet (7 versregels)
• octaaf (8 versregels)
• novet (9 versregels)

Maak onderstaande opdrachten, vergeet niet om screenshots te maken voor in je werkboek!

Les 3 - Begrippen leren!

Maak een mindmap/woordweb van paragraaf 109. Maak er een screenshot of foto van voor in je werkboek.

Les 4 - Rijm, soorten rijm

In het dagelijkse taalgebruik verstaan we onder rijm dat de laatste twee woorden van enkele versregels gelijke eindklanken hebben. We denken bij rijm al snel aan combinaties als: 'Sint zat te denken  wat hij jou zou schenken.'

Hieronder volgt een heleboel theorie over rijm. Vind je het fijner om de stof in de vorm van een powerpoint te lezen? Klik dan hier.
Vind je het fijner om de theorie in een boek te lezen? Pak je boek erbij! (Dautzenberg § 109, blz. 292). Let wel even op: de theorie op deze website is iets uitgebreider dan de theorie in Dautzenberg. Leg het dus wel even naast elkaar, dan weet je zeker dat je niets mist!

Theorie

Er zijn veel meer soorten rijm dan de soort rijm die in de video centraal staat, vaak herkennen we die woorden niet snel als rijmende woorden. We spreken van rijm bij de herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan.


1. Soorten rijm (vorm)

Er zijn drie verschillende vormen van rijm die je moet kunnen herkennen:

  • Volrijm

Vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde, maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk: klok-mok, schenken-denken.

  • Halfrijm

Een deel van de klanken rijm. Er zijn twee soorten halfrijm:

- Alliteratie/beginrijm
Van alliteratie spreken we als de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn: wikken-wegen, drank-drugs.

- Assonantie/klinkerrijm
Van assonantie spreken we als alleen de beklemtoonde klinkers gelijk zijn: raam-gaat, wijk-getijde.

  • Rime riche/Rijk rijm

Van rime riche of rijk rijm spreken we als twee woorden helemaal gelijk zijn: gek-gek, bank-bank.

  • Mannelijk rijm/Staand rijm

We spreken van mannelijk rijm of staand rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep geen lettergrepen volgen:
zit - zaag (beginrijm)
val - bar (assonantie)
spaar - haar (eindrijm)

  • Vrouwelijk rijm/Slepend rijm

We spreken van vrouwelijk rijm of slepend rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep nog één of meerdere lettergrepen volgen:
zeven - zagen (beginrijm)
lieve - liepen (assonantie)
hinderen - kinderen (eindrijm)


2. Soorten rijm (plaats)

  • Voorrijm

We spreken van voorrijm wanneer woorden aan het begin van twee of meer versregels rijmen:
blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!

  • Binnenrijm

We spreken van binnenrijm wanneer woorden binnen één versregel rijmen:
Zie toch hoe sterck nu in't werck zich al stelt,
die t'allen tij zo ons vrijheid heeft bestreden.

  • Middenrijm

We spreken van middenrijm wanneer woorden in twee of meer verschillende versregels rijmen:'t En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.

  • Eindrijm

Eindrijm is de bekendste rijmvorm, we spreken van eindrijm wanneer twee of meer woorden aan het eind van een versregel rijmen:

Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn,
En denkt aan prenten uit zijn kindertijd:
Helgeel is 't zand, en alles leeg en wijd,
Driehoekjes staan op de achtergrond, heel klein;


Enjambement

Soms valt het rijm heel erg op in een gedicht. Als dichters de nadruk niet willen leggen op het rijm, dan kan hij/zij de regels afbreken op een plaats in de zin waar in de zin juist géén pauze valt. Andersom is ook mogelijk, soms 'smokkelen' dichters met de versregels om rijm te creëren:

De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.
(Multatuli)

Een ander voorbeeld is een gedicht van Constantijn Huygens, hierin zie je dat de zin na het woordje 'niet' verdergaat op de volgende regel. Op die manier behoudt het gedicht het rijmschema AABB.

GEBROKEN TAAL

'Dat is een grote schelm,' sprak onze schout van Piet,
die in de boeien zat. 'Nee, heerschap,' zij hij, 'niet
zo groot een schelm als gij' (hier hoestte hij met enen
en snoot en spuwde eens) 'mij lichtelijk mocht menen.'

Les 4 - Rijm, rijmschema's

Er zijn verschillende soorten rijmschema's, die schema's moet je straks kunnen herkennen in een gedicht.

Theorie

Het rijmschema is de schematische weergave van de eindrijmen in een gedicht. Dit ken je - als het goed is - nog wel van de lessen in de onderbouw: je noemt de eerste rijmklank a, de tweede b, enz.

  • a a a a = slagrijm
  • a a b b c c = gepaard rijm
  • a b a b = gekruist rijm
  • a b b a = omarmend rijm
  • a b c a b c = verspringend rijm

Een voorbeeld van verspringend rijm (AABBAACCAA):

Uit: 'De cursus 'omgaan met teleurstellingen' gaat wederom niet door', Herman Finkers.
Uit: 'De cursus 'omgaan met teleurstellingen' gaat wederom niet door', Herman Finkers.

Les 4 - Opdrachten

Les 4 - Begrippen leren!

Maak een samenvatting van paragraaf 109. Maak er een screenshot of foto van voor in je werkboek.

Les 5 - Metrum

Theorie

Misschien is dit wel het moeilijkste deel van poëzieanalyse: het bepalen van het eventuele metrum van een gedicht. Wij hebben veel oefeningen beschikbaar gesteld, want bij dit onderdeel geldt: oefening baart kunst. Raak niet gestresst als je het scanderen (het bepalen van een metrum) in het begin moeilijk vindt. Voor dit onderdeel moet je je inschrijven voor de theorieles, dat kan hier.

Je kunt het beste beginnen met het doorlezen van onderstaande begrippen. Het is handig om daarna de theorie door te lezen op bladzijde 294 van je boek (Dautzenberg). Vervolgens ga je, met behulp van het stappenplan scanderen, oefening 110.1 t/m 110.3 maken op bladzijde 69-71 van je werkboek.

Metrum/versmaat
Het metrum of de versmaat is de regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Je kunt een metrum in gedichten vergelijken met het ritme in liedjes.

Antimetrie
Wanneer er een 'foutje' in het metrum zit (als het metrum dus op een bepaald punt niet klopt), spreken we van een antimetrie.


Versvoeten
Combinaties van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.

  • Jambe

V —   onbeklemtoond, beklemtoond

  • Trochee

— V   beklemtoond, onbeklemtoond

  • Anapest

V V —   onbeklemtoond, onbeklemtoond, beklemtoond

  • Dactylus

— V V   beklemtoond, onbeklemtoond, onbeklemtoond

  • Amfibrachys

V — V   onbeklemtoond, beklemtoond, onbeklemtoond


Scanderen
Het verdelen van de regels van een gedicht in versvoeten door middel van boogjes, streepjes en schuine strepen.

Elisie
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt een lettergreep soms ingekort door een deel van het woord weg te laten. Voorbeelden van elisie:
het --> 't
ik   --> 'k
kinderen --> kindren

Epenthesis
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt soms een lettergreep toegevoegd om het metrum wel kloppend te maken. Voorbeelden van epenthesis:
melk --> melluk
volk --> volluk
twaalf --> twaluf

 

 

Les 5 - Opdrachten

Maak uit Dautzenberg de opdrachten 110.1 t/m 110.3. Vergeet uiteraard geen foto/screenshot te maken van jouw gemaakte opdrachten!

Les 5 - Begrippen leren!

Maak een samenvatting of een mindmap/woordweb van paragraaf 110. Maak er een screenshot of foto van voor in je werkboek.

Les 6 - Stijlleer

Theorie

Nergens kom je zoveel stijlfiguren en beeldspraak tegen als in gedichten. Veel van deze stijlfiguren en veel beeldspraak heb je in de onderbouw al geleerd, enkele onderdelen zullen nieuw zijn.

Stijlleer/stilistiek

De stijlleer of stilistiek is een beschrijving van stijlmiddelen die bestaat uit twee onderdelen: stijlfiguren en beeldspraak.

Stijlfiguren

Stijlfiguren worden gebruikt om een bepaald effect te bereiken zoals nadruk of ironie.

  • Antithese
    Zuivere tegenstelling (zwart-wit, jong-oud)
  • Eufemisme
    Een verzachtende uitdrukking (de hond is ingeslapen i.p.v. de hond is afgemaakt)
  • Hyperbool
    Overdrijving ('Dat heb ik nou al 100 keer gezegd!')
  • Paradox
    Een schijnbare tegenstelling. Hoe langer je erover nadenkt, hoe logischer het wordt ('Door de bomen het bos niet meer zien.').
  • Retorische vraag
    Een vraag waarop je geen antwoord verwacht ('Ben je gek?').
  • Woordspeling
    Een woord of uitdrukking wordt dubbel gebruikt. Dit zijn eigenlijk 'woordgrapjes': ('De duiker is diep gezonken.').


Beeldspraak

Onder beeldspraak vallen alle woorden en uitdrukkingen die niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld zijn. Vormen van beeldspraak:

  • Vergelijking
    Het beeld en het object staan in dezelfde zin naast elkaar ('Jouw kamer (O) is net een zwijnenstal (B)!').
  • Metafoor
    Bij een metafoor worden ook twee zaken vergeleken, maar het object wordt daarbij weggelaten ('Ruim die zwijnenstal eens op!').
  • Personificatie
    Een levenloos iets wordt voorgesteld als iets levends ('De wind fluisterde door de bomen.').
  • Synesthesie
    Twee zintuiglijke waarnemingen worden gecombineerd ('Scheeuwende kleuren', 'De smaak van herfst'.).
  • Cliché
    Een zin of uitdrukking die zo afgezaagd is dat je hem niet eens meer herkent als beeldspraak ('Dat is voor herhaling vatbaar', 'Ik klim in de pen', 'Ik ben lekgestoken door de muggen'.)

Les 6 - Opdrachten

Maak uit Dautzenberg de opdrachten 111.1 en 111.3. Vergeet uiteraard geen foto/screenshot te maken van jouw gemaakte opdrachten!

Les 6 - Begrippen leren!

Maak een samenvatting of een mindmap/woordweb van paragraaf 111. Maak er een screenshot of foto van voor in je werkboek.

Oefenen met gedichten

Je hebt nu alle theorie die je nodig hebt om de toets te kunnen maken bestudeerd. Tijd om te gaan oefenen met het toepassen van deze theorie! Klik hieronder om door te gaan naar oefengedichten. Deze documenten bevatten ook de juiste antwoorden, kijk het zelf na. Heb je vragen over de gedichten? Schrijf je dan hier in voor de les.

Oefengedicht 'De stadgenoot'

Oefengedicht 'Maandag'

Eindtoets poëzie

Alle theorie is bestudeerd, alle opgaven zijn gemaakt en er is geoefend met gedichten: tijd voor de eindtoets! Deze digitale toets is een perfecte oefening voor de schrifelijke toets. Maak aan het eind van de toets een screenshot voor in je digitale werkboek. Succes!

Toets:Eindtoets poëzie

Werkboek inleveren

Je hebt nu alle onderdelen afgerond. E-mail nu jouw digitale werkboek via Magister naar jouw docent.

Leerroute 2

Je hebt zelf bepaald dat leerroute 2 goed bij je past. Dat betekent dat je weinig uit je boek moet lezen, maar veel leert doordat iemand jou de stof uitlegt. Dat kan jouw docent zijn, maar het kan ook zijn dat je soms filmpjes moet kijken om de stof te kunnen begrijpen. Uiteraard ben je vrij om eens een kijkje te nemen bij de andere leerroutes, maar in principe moet het voor jou voldoende zijn als je de lessen binnen deze leerroute volgt.

Benodigdheden:

Voor deze leerroute heb je het boek nodig dat je normaal ook gebruikt tijdens de lessen Nederlands: 'Literatuur geschiedenis en theorie' van J.A. Dautzenberg. Ook het bijbehorende werkboekje heb je nodig. Daarnaast heb je, uiteraard, pen en papier nodig. In de praktijk zul je dit boek niet bijzonder veel gebruiken, maar het vormt wel de basis van de stof die je aangeboden krijgt in deze lessen.

Literatuur geschiedenis en theorie, J.A. Dautzenberg
Literatuur geschiedenis en theorie, J.A. Dautzenberg



Klik rechtsonderin op 'Volgende' om te beginnen!

Lessen

In het menu aan de linkerkant kun je zien wat er welke les aan bod komt. Je kunt altijd en overal met de lessen bezig, bovendien kun je zelf bepalen hoe je de lessen indeelt. Als je een keer lekker geconcentreerd bent dan werk je bijvoorbeeld twee lessen achter elkaar af, maar zit het een keer tegen dan stop je na een halve les. De invulling is helemaal aan jou!

Digitaal werkboek
Jouw docent kan jouw vorderingen voor een groot deel volgen via deze site, maar af en toe moet je bewijzen van deelname aan toetsen en opdrachten verzamelen. Vergeet dus nooit een pdf, screenshot of foto te maken van jouw opdracht. Download hier het werkboekje voor deze leerroute, hierin verzamel je alle bewijzen. Aan het eind van de lessenreeks e-mail je dit werkboekje naar je docent.

Werkboekje leerroute 2


Eerst nog even dit...
Wij willen natuurlijk graag bepalen of je straks genoeg geleerd hebt van deze lessen, daarom moet je eerst een instaptoets maken. Kun je geen enkele vraag beantwoorden? Geen probleem, dan ben je hier exact op de goede plek!
(Stiekem is deze toets voor jou ook heel handig: je weet precies van welke onderdelen je al veel weet, daar kun je straks dus sneller doorheen werken!)

 

Klik op de link hieronder, werkt de link niet? Ga dan in het menu aan de linkerkant van de pagina naar Leerroute 1 - Lessen en klik daar op de instaptoets.

START INSTAPTOETS POËZIE

Les 1 - Introductie poëzieanalyse

Introductie poëzieanalyse

Bij poëzie hebben veel mensen een bepaald beeld, in de meeste gevallen is dat beeld niet bijzonder positief. Gek eigenlijk, want poëzie is overal om je heen!

Opdracht
Maak een woordweb, zet in het midden het woord poëzie en vul het web aan met woorden die volgens jou met poëzie te maken hebben. Dat mogen allerlei woorden zijn, van waarderende woorden (zoals leuk of saai) tot begrippen die je misschien al kent (bijvoorbeeld rijm en bladspiegel).
Het woordweb kun je het beste maken op de website die via onderstaande button te bereiken is. Maak een screenshot van jouw woordweb en sla het op in je werkboek.

WOORDWEB MAKEN

Maak je je mindmap liever op papier? Prima! Maak een foto van het eindresultaat en sla die op in je werkboek.

Mindmap
Mindmap

Vervolg - Introductie poëzieanalyse

Poëzie is overal!

Na het maken van het woordweb heb je je kennis over poëzie even opgefrist. Bovendien heb je voor jezelf nu helder hoe jij tegen poëzie aankijkt, misschien blijkt dat je het heel saai vindt en dat je er nog niets over weet, of misschien blijkt juist dat je het heel interessant vindt en dat je er eigenlijk al best veel over weet!

Eerder schreven we al dat poëzie overal is, daar ben je je misschien helemaal niet bewust van! Kijk eens naar de volgende voorbeelden:

Gedicht aan de gevel bij boekhandel Broekhuis
Gedicht aan de gevel bij boekhandel Broekhuis
Supermarktpoëzie Albert Heijn
Supermarktpoëzie Albert Heijn
Supermarktpoëzie Albert Heijn
Supermarktpoëzie Albert Heijn

Vervolg - Introductie poëzieanalyse: Poëzie en hiphop

Poëzie vind je niet alleen bij de plaatselijke boekhandel of bij Albert Heijn, ook in muziek wordt veel poëzie gebruikt. En nee, niet alleen in muziek waar docenten naar luisteren, ook in muziek waar jullie naar luisteren.

Uit recent onderzoek van drie onderzoekers (van de Universiteit Leiden, het Meertens Instituut en het Instituut voor de Nederlandse taal) blijkt dat de lexicale diversiteit (het aantal unieke woorden) in Nederlandse hiphopteksten soms zelfs groter is dan de lexiale diversiteit van grote schrijvers zoals Multatuli...
Nou is het natuurlijk niet zo dat we de prachtige werken van die grote schrijvers maar links moeten laten liggen, qua inhoud mogen we ze niet vergelijken met hiphopteksten. Maar we kunnen hiphopteksten tegenwoordig ook niet helemaal meer links laten liggen. Onderzoekster Vivian Waszink: 'Mensen doen vaak negatief over hiphopteksten. Het is straattaal, er wordt veel gescholden en het gaat vaak over mooie spullen en vrouwen. Ja, dat is allemaal wel waar, maar er wordt ook veel creatief Nederlands gebruikt.'

Les 2 - Soorten gedichten

Theorie

Er zijn verschillende soorten gedichten, deze gedichten zijn in te delen in drie verschillende categorieëen:

Klassieke/traditionele gedichten
Klassieke of traditionele gedichten hebben vrij nauwkeurig omschreven vormkenmerken, zoals regelmatige strofebouw, rijm en metrum.

Modernistische gedichten
Modernistische gedichten kennen weinig formele regels; zijn veel ‘vrijer’ en laten de dichter in zekere zin meer mogelijkheden.

Concrete/visuele teksten:
Soms kan de vrijheid van poëzie zo ver gaan dat je eigenlijk niet meer kan spreken van een gedicht. Hiervan is sprake bij concrete/visuele teksten. Bij dit soort teksten ('gedichten') wordt de inhoud uitgebeeld door hun vorm.

Klassiek/traditioneel gedicht
Klassiek/traditioneel gedicht
Modernistisch gedicht
Modernistisch gedicht
Concrete/visuele tekst (gedicht)
Concrete/visuele tekst (gedicht)

Les 2 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Les 3 - Strofebouw

Theorie

Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op één regel staan. Versregels zijn weer gegroepeerd in strofen (strofen zijn eigenlijk een soort alinea's).  Sommige regelmatige strofen komen zo vaak voor dat ze een naam hebben gekregen:

• distichon (2 versregels)
• terzine (3 versregels, aba) terzet (3, bij sonnet)
• kwatrijn (4 versregels)
• quintet (5 versregels)
• sextet (6 versregels)
• septet (7 versregels)
• octaaf (8 versregels)
• novet (9 versregels)

Maak onderstaande opdrachten, vergeet niet om screenshots te maken voor in je werkboek!

Les 3 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Les 4 - Rijm, soorten rijm

In het dagelijkse taalgebruik verstaan we onder rijm dat de laatste twee woorden van enkele versregels gelijke eindklanken hebben. We denken bij rijm al snel aan combinaties als: 'Sint zat te denken  wat hij jou zou schenken.' Zie onderstaande video voor veel meer voorbeelden van deze vorm van rijm: volrijm/eindrijm.

Hieronder volgt een heleboel theorie over rijm. Vind je het fijner om de stof in de vorm van een powerpoint te lezen? Klik dan hier.

Theorie

Er zijn veel meer soorten rijm dan de soort rijm die in de video centraal staat, vaak herkennen we die woorden niet snel als rijmende woorden. We spreken van rijm bij de herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan.

1. Soorten rijm (vorm)

Er zijn drie verschillende vormen van rijm die je moet kunnen herkennen:

  • Volrijm

Vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde, maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk: klok-mok, schenken-denken.

  • Halfrijm

Een deel van de klanken rijmt. Er zijn twee soorten halfrijm:

- Alliteratie/beginrijm
Van alliteratie spreken we als de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn: wikken-wegen, drank-drugs.

- Assonantie/klinkerrijm
Van assonantie spreken we als alleen de beklemtoonde klinkers gelijk zijn: raam-gaat, wijk-getijde.

  • Rime riche/Rijk rijm

Van rime riche of rijk rijm spreken we als twee woorden helemaal gelijk zijn: gek-gek, bank-bank.

  • Mannelijk rijm/Staand rijm

We spreken van mannelijk rijm of staand rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep geen lettergrepen volgen:
zit - zaag (beginrijm)
val - bar (assonantie)
spaar - haar (eindrijm)

  • Vrouwelijk rijm/Slepend rijm

We spreken van vrouwelijk rijm of slepend rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep nog één of meerdere lettergrepen volgen:
zeven - zagen (beginrijm)
lieve - liepen (assonantie)
hinderen - kinderen (eindrijm)

2. Soorten rijm (plaats)

  • Voorrijm

We spreken van voorrijm wanneer woorden aan het begin van twee of meer versregels rijmen:
blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!

  • Binnenrijm

We spreken van binnenrijm wanneer woorden binnen één versregel rijmen:
Zie toch hoe sterck nu in't werck zich al stelt,
die t'allen tij zo ons vrijheid heeft bestreden.

  • Middenrijm

We spreken van middenrijm wanneer woorden in twee of meer verschillende versregels rijmen:'t En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.

  • Eindrijm
Eindrijm is de bekendste rijmvorm, we spreken van eindrijm wanneer twee of meer woorden aan het eind van een versregel rijmen:
Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn,
En denkt aan prenten uit zijn kindertijd:
Helgeel is 't zand, en alles leeg en wijd,
Driehoekjes staan op de achtergrond, heel klein;
 
Enjambement

Soms valt het rijm heel erg op in een gedicht. Als dichters de nadruk niet willen leggen op het rijm, dan kan hij/zij de regels afbreken op een plaats in de zin waar in de zin juist géén pauze valt. Andersom is ook mogelijk, soms 'smokkelen' dichters met de versregels om rijm te creëren:

De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.
(Multatuli)


Een ander voorbeeld is een gedicht van Constantijn Huygens, hierin zie je dat de zin na het woordje 'niet' verdergaat op de volgende regel. Op die manier behoudt het gedicht het rijmschema AABB.

GEBROKEN TAAL

'Dat is een grote schelm,' sprak onze schout van Piet,
die in de boeien zat. 'Nee, heerschap,' zij hij, 'niet
zo groot een schelm als gij' (hier hoestte hij met enen
en snoot en spuwde eens) 'mij lichtelijk mocht menen.'

Les 4 - Rijm, rijmschema's

Er zijn verschillende soorten rijmschema's, die schema's moet je straks kunnen herkennen in een gedicht. In onderstaand filmpje worden alle rijmschema's uitgelegd aan de hand van liedjes, voor gedichten gelden exact dezelfde regels.

Rijmschema's

Les 4 - Opdrachten

Maak ook de opdracht uit leerroute 3 om nog wat meer te oefenen. Vergeet niet van alle opdrachten een screenshot te maken voor in je poëziemapje!

Opdracht uit leerroute 3

Les 4 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Les 5 - Metrum

Theorie

Misschien is dit wel het moeilijkste deel van poëzieanalyse: het bepalen van het eventuele metrum van een gedicht. Wij hebben veel oefeningen beschikbaar gesteld, want bij dit onderdeel geldt: oefening baart kunst. Raak niet gestresst als je het scanderen (het bepalen van een metrum) in het begin moeilijk vindt. Voor dit onderdeel moet je je inschrijven voor de theorieles, dat kan hier.

Je kunt het beste beginnen met het doorlezen van onderstaande begrippen. Het is handig om daarna met behulp van het stappenplan scanderen de opdrachten op de volgende pagina te maken.

Metrum/versmaat
Het metrum of de versmaat is de regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Je kunt een metrum in gedichten vergelijken met het ritme in liedjes.

Antimetrie
Wanneer er een 'foutje' in het metrum zit (als het metrum dus op een bepaald punt niet klopt), spreken we van een antimetrie.


Versvoeten
Combinaties van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.

  • Jambe

V —   onbeklemtoond, beklemtoond

  • Trochee

— V   beklemtoond, onbeklemtoond

  • Anapest

V V —   onbeklemtoond, onbeklemtoond, beklemtoond

  • Dactylus

— V V   beklemtoond, onbeklemtoond, onbeklemtoond

  • Amfibrachys

V — V   onbeklemtoond, beklemtoond, onbeklemtoond


Scanderen
Het verdelen van de regels van een gedicht in versvoeten door middel van boogjes, streepjes en schuine strepen.

Elisie
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt een lettergreep soms ingekort door een deel van het woord weg te laten. Voorbeelden van elisie:
het --> 't
ik   --> 'k
kinderen --> kindren

Epenthesis
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt soms een lettergreep toegevoegd om het metrum wel kloppend te maken. Voorbeelden van epenthesis:
melk --> melluk
volk --> volluk
twaalf --> twaluf

 

Als je al geoefend hebt met het metrum en je denkt dat je de theorie enigszins snapt, kijk dan onderstaand filmpje voor een extra instructie. (Let op: dit filmpje is minder geschikt als je de theorie nog niet doorgenomen hebt, de kans is dan groot dat je deze professor nog niet helemaal begrijpt.)

Professor over het metrum

Les 5 - Opdrachten

Dit is een lastig onderdeel, oefenen met pen en papier is hierbij het handigst. Maak daarom uit Dautzenberg de opdrachten 110.1 t/m 110.3. Vergeet uiteraard geen foto/screenshot te maken van jouw gemaakte opdrachten!

Les 5 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Les 6 - Stijlleer

Theorie

Nergens kom je zoveel stijlfiguren en beeldspraak tegen als in gedichten. Veel van deze stijlfiguren en veel beeldspraak heb je in de onderbouw al geleerd, enkele onderdelen zullen nieuw zijn.

Stijlleer/stilistiek

De stijlleer of stilistiek is een beschrijving van stijlmiddelen die bestaat uit twee onderdelen: stijlfiguren en beeldspraak.

Stijlfiguren

Stijlfiguren worden gebruikt om een bepaald effect te bereiken zoals nadruk of ironie.

  • Antithese
    Zuivere tegenstelling (zwart-wit, jong-oud)
  • Eufemisme
    Een verzachtende uitdrukking (de hond is ingeslapen i.p.v. de hond is afgemaakt)
  • Hyperbool
    Overdrijving ('Dat heb ik nou al 100 keer gezegd!')
  • Paradox
    Een schijnbare tegenstelling. Hoe langer je erover nadenkt, hoe logischer het wordt ('Door de bomen het bos niet meer zien.').
  • Retorische vraag
    Een vraag waarop je geen antwoord verwacht ('Ben je gek?').
  • Woordspeling
    Een woord of uitdrukking wordt dubbel gebruikt. Dit zijn eigenlijk 'woordgrapjes': ('De duiker is diep gezonken.').

Dit filmpje bevat alle vormen van stijlfiguren, let op: leer alleen de stijlfiguren die hierboven opgesomd zijn én de stijlfiguren die je vorig jaar ook al gehad hebt.


Beeldspraak

Onder beeldspraak vallen alle woorden en uitdrukkingen die niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld zijn. Vormen van beeldspraak:

  • Vergelijking
    Het beeld en het object staan in dezelfde zin naast elkaar ('Jouw kamer (O) is net een zwijnenstal (B)!').
  • Metafoor
    Bij een metafoor worden ook twee zaken vergeleken, maar het object wordt daarbij weggelaten ('Ruim die zwijnenstal eens op!').
  • Personificatie
    Een levenloos iets wordt voorgesteld als iets levends ('De wind fluisterde door de bomen.').
  • Synesthesie
    Twee zintuiglijke waarnemingen worden gecombineerd ('Scheeuwende kleuren', 'De smaak van herfst'.).
  • Metonymia
    Het begrip wordt vervangen door een deel van het geheel ('Hij heeft goud gewonnen!', 'Bløf vind ik fantastisch!'.).
  • Cliché
    Een zin of uitdrukking die zo afgezaagd is dat je hem niet eens meer herkent als beeldspraak ('Dat is voor herhaling vatbaar', 'Ik klim in de pen', 'Ik ben lekgestoken door de muggen'.)

Dit filmpje bevat alle vormen van beeldspraak, let op: leer alleen de beeldspraak die hierboven opgesomd is én de beeldspraak die je vorig jaar ook al gehad hebt.

Les 6 - Opdrachten

Opdrachten

Maak uit je werkboekje van Dautzenberg opdracht 111.1b en 111.3. Maak een screenshot of foto van je antwoorden voor in je werkboek.

Les 6 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Oefenen met gedichten

Je hebt nu alle theorie die je nodig hebt om de toets te kunnen maken bestudeerd. Tijd om te gaan oefenen met het toepassen van deze theorie! Klik hieronder om door te gaan naar oefengedichten. Deze documenten bevatten ook de juiste antwoorden, kijk het zelf na. Heb je vragen over de gedichten? Schrijf je dan hier in voor de les.

Oefengedicht 'De stadgenoot'

Oefengedicht 'Maandag'

Eindtoets poëzie

Alle theorie is bestudeerd, alle opgaven zijn gemaakt en er is geoefend met gedichten: tijd voor de eindtoets! Deze digitale toets is een perfecte oefening voor de schrifelijke toets. Maak aan het eind van de toets een screenshot voor in je digitale werkboek. Succes!

Start eindtoets poëzie

Werkboek inleveren

Je hebt nu alle onderdelen afgerond. E-mail nu jouw digitale werkboek via Magister naar jouw docent.

Leerroute 3

Je hebt zelf bepaald dat leerroute 3 goed bij je past. Dat betekent dat je vooral veel zelf gaat uitzoeken, door zelf informatie op te zoeken en puzzeltjes/spelletjes te doen maak je je de stof eigen. Uiteraard ben je vrij om eens een kijkje te nemen bij de andere leerroutes, maar in principe moet het voor jou voldoende zijn als je de lessen binnen deze leerroute volgt.

Benodigdheden:

Voor deze leerroute heb je het boek nodig dat je normaal ook gebruikt tijdens de lessen Nederlands: 'Literatuur geschiedenis en theorie' van J.A. Dautzenberg. Ook het bijbehorende werkboek heb je nodig. Daarnaast heb je, uiteraard, pen en papier nodig. In de praktijk zul je dit boek nauwelijks gebruiken, maar het vormt wel de basis voor de stof die in deze lessen behandeld wordt.

Literatuur en geschiedenis, J.A. Dautzenberg
Literatuur en geschiedenis, J.A. Dautzenberg

 

Klik rechtsonderin op 'Volgende' om te beginnen!

Lessen

In het menu aan de linkerkant kun je zien wat er welke les aan bod komt. Je kunt altijd en overal met de lessen bezig, bovendien kun je zelf bepalen hoe je de lessen indeelt. Als je een keer lekker geconcentreerd bent dan werk je bijvoorbeeld twee lessen achter elkaar af, maar zit het een keer tegen dan stop je na een halve les. De invulling is helemaal aan jou!

Digitaal werkboek
Jouw docent kan jouw vorderingen voor een groot deel volgen via deze site, maar af en toe moet je bewijzen van deelname aan toetsen en opdrachten verzamelen. Vergeet dus nooit een pdf, screenshot of foto te maken van jouw opdracht. Download hier het werkboek voor deze leerroute, hierin verzamel je alle bewijzen. Aan het eind van de lessenreeks e-mail je dit werkboek naar je docent.

Werkboekje leerroute 3

Eerst nog even dit...
Wij willen natuurlijk graag bepalen of je straks genoeg geleerd hebt van deze lessen, daarom moet je eerst een instaptoets maken. Kun je geen enkele vraag beantwoorden? Geen probleem, dan ben je hier exact op de goede plek!
(Stiekem is deze toets voor jou ook heel handig: je weet precies van welke onderdelen je al veel weet, daar kun je straks dus sneller doorheen werken!)

Klik op de link hieronder, werkt de link niet? Ga dan in het menu aan de linkerkant van de pagina naar Leerroute 1 - Lessen en klik daar op de instaptoets.

START INSTAPTOETS POËZIE

Les 1 - Introductie poëzieanalyse

Introductie poëzieanalyse

Bij poëzie hebben veel mensen een bepaald beeld, in de meeste gevallen is dat beeld niet bijzonder positief. Gek eigenlijk, want poëzie is overal om je heen!

Opdracht
Maak een woordweb, zet in het midden het woord poëzie en vul het web aan met woorden die volgens jou met poëzie te maken hebben. Dat mogen allerlei woorden zijn, van waarderende woorden (zoals leuk of saai) tot begrippen die je misschien al kent (bijvoorbeeld rijm en bladspiegel).
Het woordweb kun je het beste maken op de website die via onderstaande button te bereiken is. Maak een screenshot van jouw woordweb en sla het op in je werkboek.

WOORDWEB MAKEN

Maak je je mindmap liever op papier? Prima! Maak een foto van het eindresultaat en sla die op in je werkboek.

Mindmap
Mindmap

Vervolg - Introductie poëzieanalyse

Poëzie is overal!

Na het maken van het woordweb heb je je kennis over poëzie even opgefrist. Bovendien heb je voor jezelf nu helder hoe jij tegen poëzie aankijkt, misschien blijkt dat je het heel saai vindt en dat je er nog niets over weet, of misschien blijkt juist dat je het heel interessant vindt en dat je er eigenlijk al best veel over weet!

Eerder schreven we al dat poëzie overal is, daar ben je je misschien helemaal niet bewust van!


Opdracht

Waar kom je voorbeelden van poëzie tegen in het dagelijks leven? Zoek voorbeelden op internet van poëzie hier in de buurt of trek je fijnste sneakers aan en ga op zoek naar poëzie op straat.
Verzamel jouw screenshots en/of foto's in jouw werkboek.

Vervolg - Introductie poëzieanalyse: Poëzie en hiphop

Poëzie vind je niet alleen bij de plaatselijke boekhandel of bij Albert Heijn, ook in muziek wordt veel poëzie gebruikt. En nee, niet alleen in muziek waar docenten naar luisteren, ook in muziek waar jullie naar luisteren.

Uit recent onderzoek van drie onderzoekers (van de Universiteit Leiden, het Meertens Instituut en het Instituut voor de Nederlandse taal) blijkt dat de lexicale diversiteit (het aantal unieke woorden) in Nederlandse hiphopteksten soms zelfs groter is dan de lexiale diversiteit van grote schrijvers zoals Multatuli...
Nou is het natuurlijk niet zo dat we de prachtige werken van die grote schrijvers maar links moeten laten liggen, qua inhoud mogen we ze niet vergelijken met hiphopteksten. Maar we kunnen hiphopteksten tegenwoordig ook niet helemaal meer links laten liggen. Onderzoekster Vivian Waszink: 'Mensen doen vaak negatief over hiphopteksten. Het is straattaal, er wordt veel gescholden en het gaat vaak over mooie spullen en vrouwen. Ja, dat is allemaal wel waar, maar er wordt ook veel creatief Nederlands gebruikt.'

Bekijk hier het nieuwsartikel over deze hiphopteksten op NOS.nl.

Les 2 - Soorten gedichten

Er zijn verschillende soorten gedichten, ruwweg kun je gedichten in drie verschillende soorten indelen:

- Klassieke/traditionele gedichten
- Modernistische gedichten
- Concrete/visuele teksten


Opdracht
Zoek met behulp van je theorieboek (Dautzenberg) en het internet uit welke definities passen bij de drie soorten gedichten. Schrijf deze definities op (of typ ze in een document) en voeg hiervan een screenshot/foto toe aan je werkboek.

Les 2 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Zorg dat je de begrippen kent door bijvoorbeeld spelletjes te doen. Dit is geen verplicht onderdeel, maar als je het leren een beetje bijhoudt dan scheelt dat straks een heleboel stress!

Les 3 - Strofebouw

Theorie

Gedichten bestaan uit versregels: alle woorden die op één regel staan. Versregels zijn weer gegroepeerd in strofen (strofen zijn eigenlijk een soort alinea's).  Sommige regelmatige strofen komen zo vaak voor dat ze een naam hebben gekregen:

• distichon (2 versregels)
• terzine (3 versregels, aba) terzet (3, bij sonnet)
• kwatrijn (4 versregels)
• quintet (5 versregels)
• sextet (6 versregels)
• septet (7 versregels)
• octaaf (8 versregels)
• novet (9 versregels)


Opdracht

Zoek op het internet of in je boek (Dautzenberg) twee gedichten op en beantwoord de volgende vragen:

a. Uit hoeveel versregels bestaat het gedicht?
b. Uit hoeveel strofen bestaat het gedicht?
c. Hoe heet die strofe/hoe heten die strofen?

Vergeet niet om screenshots te maken van de gedichten (en jouw antwoorden) voor in je werkboek!

Les 3 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Zorg dat je de begrippen kent door bijvoorbeeld spelletjes te doen. Dit is geen verplicht onderdeel, maar als je het leren een beetje bijhoudt dan scheelt dat straks een heleboel stress!

Les 4 - Rijm, soorten rijm

In het dagelijkse taalgebruik verstaan we onder rijm dat de laatste twee woorden van enkele versregels gelijke eindklanken hebben. We denken bij rijm al snel aan combinaties als: 'Sint zat te denken  wat hij jou zou schenken.' Zie onderstaande video voor veel meer voorbeelden van deze vorm van rijm: volrijm/eindrijm.

Hieronder volgt een heleboel theorie over rijm. Vind je het fijner om de stof in de vorm van een powerpoint te lezen? Klik dan hier.

Theorie

Er zijn veel meer soorten rijm dan de soort rijm die in de video centraal staat, vaak herkennen we die woorden niet snel als rijmende woorden. We spreken van rijm bij de herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan.

1. Soorten rijm (vorm)

Er zijn drie verschillende vormen van rijm die je moet kunnen herkennen:

  • Volrijm

Vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde, maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk: klok-mok, schenken-denken.

  • Halfrijm

Een deel van de klanken rijmt. Er zijn twee soorten halfrijm:

- Alliteratie/beginrijm
Van alliteratie spreken we als de beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn: wikken-wegen, drank-drugs.

- Assonantie/klinkerrijm
Van assonantie spreken we als alleen de beklemtoonde klinkers gelijk zijn: raam-gaat, wijk-getijde.

  • Rime riche/Rijk rijm

Van rime riche of rijk rijm spreken we als twee woorden helemaal gelijk zijn: gek-gek, bank-bank.

  • Mannelijk rijm/Staand rijm

We spreken van mannelijk rijm of staand rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep geen lettergrepen volgen:
zit - zaag (beginrijm)
val - bar (assonantie)
spaar - haar (eindrijm)

  • Vrouwelijk rijm/Slepend rijm

We spreken van vrouwelijk rijm of slepend rijm wanneer na de beklemtoonde rijmende lettergreep nog één of meerdere lettergrepen volgen:
zeven - zagen (beginrijm)
lieve - liepen (assonantie)
hinderen - kinderen (eindrijm)

2. Soorten rijm (plaats)

  • Voorrijm

We spreken van voorrijm wanneer woorden aan het begin van twee of meer versregels rijmen:
blinkende toortsen en flonkrend kristal,
klinkende kelken en jubelgeschal!

  • Binnenrijm

We spreken van binnenrijm wanneer woorden binnen één versregel rijmen:
Zie toch hoe sterck nu in't werck zich al stelt,
die t'allen tij zo ons vrijheid heeft bestreden.

  • Middenrijm

We spreken van middenrijm wanneer woorden in twee of meer verschillende versregels rijmen:'t En zijn de joden niet, heer Jezu, die u kruisten,
noch die verraderlijk u togen voor 't gericht,
noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht.

  • Eindrijm

Eindrijm is de bekendste rijmvorm, we spreken van eindrijm wanneer twee of meer woorden aan het eind van een versregel rijmen:

Hij ziet zijn leven, eind'looze woestijn,
En denkt aan prenten uit zijn kindertijd:
Helgeel is 't zand, en alles leeg en wijd,
Driehoekjes staan op de achtergrond, heel klein;

 

Enjambement

Soms valt het rijm heel erg op in een gedicht. Als dichters de nadruk niet willen leggen op het rijm, dan kan hij/zij de regels afbreken op een plaats in de zin waar in de zin juist géén pauze valt. Andersom is ook mogelijk, soms 'smokkelen' dichters met de versregels om rijm te creëren:

De kat viel van de trappe,
mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.
(Multatuli)


Een ander voorbeeld is een gedicht van Constantijn Huygens, hierin zie je dat de zin na het woordje 'niet' verdergaat op de volgende regel. Op die manier behoudt het gedicht het rijmschema AABB.

GEBROKEN TAAL

'Dat is een grote schelm,' sprak onze schout van Piet,
die in de boeien zat. 'Nee, heerschap,' zij hij, 'niet
zo groot een schelm als gij' (hier hoestte hij met enen
en snoot en spuwde eens) 'mij lichtelijk mocht menen.'

Les 4 - Rijm, rijmschema's

Er zijn verschillende soorten rijmschema's, die schema's moet je straks kunnen herkennen in een gedicht. In onderstaand filmpje worden alle rijmschema's uitgelegd aan de hand van liedjes, voor gedichten gelden exact dezelfde regels.

Rijmschema's

Les 4 - Opdrachten

Maak ook de opdracht uit leerroute 2 om nog wat meer te oefenen. Vergeet niet van alle opdrachten een screenshot te maken voor in je werkboek!

Opdracht uit leerroute 2

Les 4 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Zorg dat je de begrippen kent door bijvoorbeeld spelletjes te doen. Dit is geen verplicht onderdeel, maar als je het leren een beetje bijhoudt dan scheelt dat straks een heleboel stress!

Les 5 - Metrum

Theorie

Misschien is dit wel het moeilijkste deel van poëzieanalyse: het bepalen van het eventuele metrum van een gedicht. Wij hebben veel oefeningen beschikbaar gesteld, want bij dit onderdeel geldt: oefening baart kunst. Raak niet gestresst als je het scanderen (het bepalen van een metrum) in het begin moeilijk vindt. Voor dit onderdeel moet je je inschrijven voor de theorieles, dat kan hier.

Je kunt het beste beginnen met het doorlezen van onderstaande begrippen. Het is handig om daarna met behulp van het stappenplan scanderen de opdrachten op de volgende pagina te maken.

Metrum/versmaat
Het metrum of de versmaat is de regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Je kunt een metrum in gedichten vergelijken met het ritme in liedjes.

Antimetrie
Wanneer er een 'foutje' in het metrum zit (als het metrum dus op een bepaald punt niet klopt), spreken we van een antimetrie.


Versvoeten
Combinaties van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.

  • Jambe

V —   onbeklemtoond, beklemtoond

  • Trochee

— V   beklemtoond, onbeklemtoond

  • Anapest

V V —   onbeklemtoond, onbeklemtoond, beklemtoond

  • Dactylus

— V V   beklemtoond, onbeklemtoond, onbeklemtoond

  • Amfibrachys

V — V   onbeklemtoond, beklemtoond, onbeklemtoond


Scanderen
Het verdelen van de regels van een gedicht in versvoeten door middel van boogjes, streepjes en schuine strepen.

Elisie
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt een lettergreep soms ingekort door een deel van het woord weg te laten. Voorbeelden van elisie:
het --> 't
ik   --> 'k
kinderen --> kindren

Epenthesis
Wanneer een metrum niet helemaal klopt, wordt soms een lettergreep toegevoegd om het metrum wel kloppend te maken. Voorbeelden van epenthesis:
melk --> melluk
volk --> volluk
twaalf --> twaluf

 

Als je al geoefend hebt met het metrum en je denkt dat je de theorie enigszins snapt, kijk dan onderstaand filmpje voor een extra instructie. (Let op: dit filmpje is minder geschikt als je de theorie nog niet doorgenomen hebt, de kans is dan groot dat je deze professor nog niet helemaal begrijpt.)

Professor over het metrum

Les 5 - Opdrachten

Maak uit Dautzenberg opdracht 110.4. Je moet aan de slag met het toepassen van de theorie. Merk je dat jou dat nog een stapje te ver gaat? Maak dan de oefeningen van leerroute 1 of 2.

Naar de oefeningen van leerroute 1    Naar de oefeningen van leerroute 2

Les 5 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Gebruik flashcards om de begrippen alvast uit je hoofd te leren, als je het bijhoudt dan scheelt je dat straks veel stress! Let op: dit is geen verplicht onderdeel!

Les 6 - Stijlleer

Hieronder staat alle theorie die je moet kennen over stijlleer. Als je liever een keer leert door filmpjes te kijken, bekijk dan alleen de filmpjes. Leer je liever door een powerpointpresentatie door te nemen, klik dan hier.

Theorie

Nergens kom je zoveel stijlfiguren en beeldspraak tegen als in gedichten. Veel van deze stijlfiguren en veel beeldspraak heb je in de onderbouw al geleerd, enkele onderdelen zullen nieuw zijn.

Stijlleer/stilistiek

De stijlleer of stilistiek is een beschrijving van stijlmiddelen die bestaat uit twee onderdelen: stijlfiguren en beeldspraak.

Stijlfiguren

Stijlfiguren worden gebruikt om een bepaald effect te bereiken zoals nadruk of ironie.

  • Antithese
    Zuivere tegenstelling (zwart-wit, jong-oud)
  • Eufemisme
    Een verzachtende uitdrukking (de hond is ingeslapen i.p.v. de hond is afgemaakt)
  • Hyperbool
    Overdrijving ('Dat heb ik nou al 100 keer gezegd!')
  • Paradox
    Een schijnbare tegenstelling. Hoe langer je erover nadenkt, hoe logischer het wordt ('Door de bomen het bos niet meer zien.').
  • Retorische vraag
    Een vraag waarop je geen antwoord verwacht ('Ben je gek?').
  • Woordspeling
    Een woord of uitdrukking wordt dubbel gebruikt. Dit zijn eigenlijk 'woordgrapjes': ('De duiker is diep gezonken.').

Dit filmpje bevat alle vormen van stijlfiguren, let op: leer alleen de stijlfiguren die hierboven opgesomd zijn én de stijlfiguren die je vorig jaar ook al gehad hebt.



Beeldspraak

Onder beeldspraak vallen alle woorden en uitdrukkingen die niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld zijn. Vormen van beeldspraak:

  • Vergelijking
    Het beeld en het object staan in dezelfde zin naast elkaar ('Jouw kamer (O) is net een zwijnenstal (B)!').
  • Metafoor
    Bij een metafoor worden ook twee zaken vergeleken, maar het object wordt daarbij weggelaten ('Ruim die zwijnenstal eens op!').
  • Personificatie
    Een levenloos iets wordt voorgesteld als iets levends ('De wind fluisterde door de bomen.').
  • Synesthesie
    Twee zintuiglijke waarnemingen worden gecombineerd ('Scheeuwende kleuren', 'De smaak van herfst'.).
  • Metonymia
    Het begrip wordt vervangen door een deel van het geheel ('Hij heeft goud gewonnen!', 'Bløf vind ik fantastisch!'.).
  • Cliché
    Een zin of uitdrukking die zo afgezaagd is dat je hem niet eens meer herkent als beeldspraak ('Dat is voor herhaling vatbaar', 'Ik klim in de pen', 'Ik ben lekgestoken door de muggen'.)

Dit filmpje bevat alle vormen van beeldspraak, let op: leer alleen de beeldspraak die hierboven opgesomd is én de beeldspraak die je vorig jaar ook al gehad hebt.

Les 6 - Opdrachten

Maak uit je werkboekje van Dautzenberg opdrachten 111.1 t/m 111.3. Je beslist zelf of je deze opdrachten allemaal maakt of dat je een deel van de opdrachten maakt. Maak, als je de theorie volgens jou voldoende beheerst, opdracht 111.4. Vergeet niet een screenshot/foto te maken voor in je werkboek.

Les 6 - Begrippen leren!

Leer de begrippen die je tot nu toe voorbij hebt zien komen.
Zorg dat je de begrippen kent door bijvoorbeeld spelletjes te doen. Dit is geen verplicht onderdeel, maar als je het leren een beetje bijhoudt dan scheelt dat straks een heleboel stress!

Oefenen met gedichten

Je hebt nu alle theorie die je nodig hebt om de toets te kunnen maken bestudeerd. Tijd om te gaan oefenen met het toepassen van deze theorie! Klik hieronder om door te gaan naar oefengedichten. Deze documenten bevatten ook de juiste antwoorden, kijk het zelf na. Heb je vragen over de gedichten? Schrijf je dan hier in voor de les.

Oefengedicht 'De stadgenoot'

Oefengedicht 'Maandag'

Eindtoets poëzie

Alle theorie is bestudeerd, alle opgaven zijn gemaakt en er is geoefend met gedichten: tijd voor de eindtoets! Deze digitale toets is een perfecte oefening voor de schrifelijke toets. Maak aan het eind van de toets een screenshot voor in je digitale werkboek. Succes!

Start eindtoets poëzie

Werkboek inleveren

Je hebt nu alle onderdelen afgerond. E-mail nu jouw digitale werkboek via Magister naar jouw docent.

Achtergrondinformatie

Algemeen

Extra informatie over poëzieanalyse
Over de spelling van dit bestand is her en der wel wat aan te merken, maar het kan je helpen omdat het begrippen uitlegt in andere woorden.

Reader poëzieanalyse 4 havo
Maak niet alle opdrachten uit deze reader, maar gebruik hem (eventueel) als naslagwerk over o.a. beeldspraak.

Reader poëzieanalyse 5 havo
Gebruik deze reader als naslagwerk, (bijna) alle begrippen die je moet kennen worden in dit document uitgelegd.

Open bestand Oefenen met gedichten

Rijm

Open bestand Powerpoint rijm

Metrum

Open bestand Oefening scanderen

Open bestand Oefening scanderen - antwoorden