Lessenserie

Lessenserie

Les 1: Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!

Introductie les 1

De introductie bestaat uit de eerste 3 dia's van de bijbehorende ProWise les. Hierin wordt er een filmpje bekeken en kun je de leerdoelen bekijken.

ProWise les 1: Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!

Verwerking les 1

De verwerking bestaat uit de ProWise les min de eerste 3 dia's. De verwerking bestaat uit een instructie die wordt gegeven door de juf of meester, een proefje en een leertekst met vragen.

ProWise les 1: Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!

Leertekst: Zien

Gelukkig kunnen de meesten van ons woorden, vormen en kleuren goed zien. Maar niet bij iedereen is dit vanzelfsprekend.
Wat nou als je woorden niet meer scherp kunt zien dichtbij? Ze noemen dit dan verziend. Je kunt dan verweg wel goed zien, maar je oog heeft moeite met het boller maken, waardoor het beeld niet scherp op je netvlies valt. Sommige mensen die verziend zijn, kunnen dit nog wel met heel veel moeite. Dit kost extra inspanning en is vaak vermoeiend. Gelukkig kunnen deze mensen een bril of lenzen dragen die ervoor zorgt dat het beeld wel scherp wordt gemaakt.

Er zijn ook mensen die dichtbij wel goed kunnen zien, maar veraf minder goed. Deze mensen zijn bijziend. Deze mensen hebben moeite om het oog plat genoeg te maken om veraf ook goed te kunnen zien. Mensen die bijziend zijn, hebben een bril met een min sterkte. Het plaatje hieronder laat zien wat er gebeurt als mensen die bijziend zijn een bril dragen.

https://lh6.googleusercontent.com/vZ9qFqfhovhOAW3ciOtyumYUxvrIfH2_-LSI-04DfA9Glzgw1Ia7B7W1NpztLV-itXsuE8BmMpL3KuASQjdR5ztZ1Vwx7rq-4OrMmG2ZQCXCaCf6dwKvt7PmS1Auyioo22OZUSOZ

 

Sommige mensen zien wel alles scherp, maar kunnen kleuren niet goed zien. Veel mensen die kleurenblind zijn, hebben met het onderscheiden van rood en groen. Wist je dat daarom een stoplicht ook uit drie kleuren bestaat? Mensen die kleurenblind zijn, kunnen aan de hand van de lamp die aanstaat zien of ze mogen rijden of moeten stoppen. Er zijn ook mensen die helemaal geen kleuren zien, voor hen is alles in zwart-, wit- en grijstinten. Dit komt heel weinig voor! In je ogen komen kegeltjes en staafjes voor die het licht ontvangen. Als deze beschadigd zijn, kun je kleur dus minder goed onderscheiden.

Wanneer je minder dan 5% ziet, dan ben je blind. Bij deze mensen is de zenuw die van het netvlies naar de hersenen gaat, beschadigd. Mensen met blindheid zijn dit vaak al bij de geboorte. Het kan ook zijn, dat je door een ziekte pas later in je leven blind wordt. Hier hoef je niet bang voor te zijn hoor, nog geen 0,5% van de mensen is blind. Het kan ook zijn dat je tijdelijk blind bent. Denk aan als er heel veel sneeuw buiten ligt, dan weerkaatst dit witte zoveel licht dat het teveel is voor je ogen. Misschien heb je ook weleens gemerkt dat je even niks ziet als je te snel van de bank op staat of dat je dan vlekken voor je ogen krijgt.

Kleurenblindheidstest voor kinderen die eerder klaar zijn

Afsluiting les 1

Voor het testen van de leerdoelen is er een Kahoot! die klassikaal met de kinderen kan worden gedaan. Mocht het niet lukken om de link te openen dan kan de quiz gevonden worden onder de gebruikersnaam mariekeluimes.

Voor de Kahoot! kan er gebruik worden gemaakt van de volgende inloggegevens
Gebruikersnaam: zintuigen123
Wachtwoord: vanhorennaarruiken

 

Kahoot! om de leerdoelen te testen

Les 2: Dat smaakt naar meer!

Introductie les 2

De introductie bestaat uit de eerste 3 dia's van de bijbehorende ProWise les. Hierin wordt er een filmpje bekeken en kun je de leerdoelen bekijken.

ProWise Les 2: Dat smaakt naar meer!

Verwerking les 2

De verwerking bestaat uit de ProWise les min de eerste 3 dia's. De verwerking bestaat uit een instructie, die door de juf of meester wordt gegeven, een proefje en een leertekst met vragen

ProWise Les 2: Dat smaakt naar meer!

Leertekst: Ruiken en proeven


Ieder mens heeft 5 verschillende zintuigen. Deze zintuigen zijn om te horen, ruiken, proeven, voelen en zien. Vaak werken de zintuigen samen om dingen goed te kunnen waarnemen. Bij de tong en de neus kunnen we deze samenwerking goed merken. De neus en de tong werken namelijk samen. Om te kijken hoe dat precies gaat, moeten we eerst weten hoe de neus en de tong apart werken.

Helemaal boven in je neus zit het orgaan dat ervoor zorgt dat we kunnen ruiken: het reukorgaan. Op dit reukorgaan zit een laagje slijm. Onder dit laagje slijm zitten de zintuigcellen. Deze cellen nemen prikkels waar en zorgen er uiteindelijk voor dat we een bepaalde geur kunnen ruiken. De stofjes uit de lucht die in onze neus komen binden zich namelijk aan de zintuigcellen. Dit worden prikkels genoemd: de zintuigcellen krijgen een signaal dat ze door moeten geven. Nadat de stofjes zich gebonden hebben aan de zintuigcellen, zenden de zintuigcellen een signaal uit naar de hersenen. Dit signaal komt in de hersenen via zenuwen. De hersenen zetten het signaal om in, in dit geval, een geur.

Om smaken te herkennen, zijn de smaakpapillen heel belangrijk. Een smaakpapil bestaat uit zintuigcellen. Net als bij het reukorgaan, leiden deze zintuigcellen een prikkel naar de hersenen via zenuwen. De hersenen zetten dit signaal weer om, maar omdat het signaal via de smaakpapillen is binnen gekomen, wordt het niet omgezet in een geur maar in een smaak.

Er zijn vast wel dingen die jij niet lekker vindt en je moeder of vader juist wel. Dit heeft ook te maken met je smaakpapillen. Een smaakpapil kan ongeveer 10 dagen oud worden. Smaakpapillen verversen zichzelf. Als er eentje verdwijnt, komt er een nieuwe voor in de plaats. Het kan ook gebeuren dat een smaakpapil verdwijnt, maar dat er geen nieuwe voor in de plaats komt. Dit gebeurt vaker naarmate je ouder wordt. Hierdoor kan het zijn dat je ineens dingen niet meer lust die je eerst wel lekker vond, of juist precies andersom. Het vernieuwen en verdwijnen van je smaakpapillen bepaalt wat je uiteindelijk lekker vindt en wat niet.

Maar hoe zit het nou met de samenwerking van de neus en de tong? De neus en de tong werken ieder op zichzelf, maar je hebt vast wel eens gemerkt dat je minder proeft als je verkouden bent. Je proeft wel wat, maar de smaken zijn minder sterk dan wanneer je wel goed kunt ruiken. Dit komt door die samenwerking. Je kunt wel dingen proeven zonder je neus, maar je neus zorgt ervoor dat de smaken veel sterker zijn. Daarom proef je dus minder als je verkouden bent!

Afsluiting les 2

Voor het testen van de leerdoelen is er een Kahoot! die klassikaal met de kinderen kan worden gedaan. Mocht de link niet werken, dan kan de quiz gevonden worden onder de gebruikersnaam Marjoleinnb.

Voor de Kahoot! kan gebruik worden gemaakt van de volgende inloggegevens
Gebruikersnaam: zintuigen123
Wachtwoord: vanhorennaarruiken

Kahoot! om de leerdoelen te testen

Les 3: Wie niet horen wil, moet maar voelen!

Introductie les 3

De introductie bestaat uit de eerste 3 dia's van de ProWise presentatie. De leerdoelen worden duidelijk gemaakt en je kunt er een hoortest doen.

 

 

ProWise les 3: Wie niet horen wil, moet maar voelen

Kinderhoortest

Verwerking les 3

De verwerking bestaat uit de ProWise presentatie min de eerste 3 dia's en de laatste dia. De verwerking bestaat uit een instructie, deze wordt gegeven door de juf of meester, een proefje en als laatste een leertekst waar vragen bij gemaakt moeten worden.

ProWise les 3: Wie niet horen wil, moet maar voelen

Leertekst: Au, dat was hard!

Er valt iets op de grond. Je hoort een hard plof. Dit komt doordat geluid uit trillingen bestaat. Deze trillingen gaan zo snel, dat je ze niet met het blote oog kunt zien. Je oorschelp vangt deze trillingen op. Hierna komen ze terecht in de gehoorgang. Via de gehoorgang komen de trillingen in het middenoor terecht. Het middenoor begint bij je trommelvlies. Aan het trommelvlies zitten de gehoorbeentjes, hamer, aambeeld en stijgbeugel, vast. Via de gehoorbeentjes komt de geluidsgolf terecht in het slakkenhuis. Aan de binnenkant van het slakkenhuis zitten haartjes. Als deze haartjes gaan bewegen, dan zenden ze een signaal uit naar de gehoorzenuw. De gehoorzenuw zendt vervolgens een signaal uit naar de hersenen. En hierdoor hoor je het geluid.

Misschien heb je weleens iemand gezien met een gehoorapparaat. Deze mensen worden slechthorend genoemd. Deze mensen dragen meestal een gehoorapparaat. Dit is een klein apparaatje dat je in je oor kunt doen, zodat het geluid versterkt wordt. Geluid wordt gemeten in decibel. Mensen die slechthorend zijn, hebben een geluidsverlies van 30 tot 60 decibel.

Jij kan waarschijnlijk wel naar mooie muziek luisteren, maar niet iedereen kan horen. Deze mensen worden ook wel doven genoemd. Bij deze mensen helpt een gehoorapparaat niet meer. Sommigen worden doof geboren, maar je kunt ook op latere leeftijd doof worden. Het kan zijn dat dit komt, doordat het trommelvlies niet meer goed werkt, maar er zijn ook andere oorzaken. Zo kan er iets mis gaan in de weg die de geluidsgolf moet afleggen. Dan werken de gehoorbeentjes niet meer goed. Een andere oorzaak kan zijn, dat de haartjes in het slakkenhuis kapot zijn gegaan, dit kan komen doordat je vaak naar te harde muziek luistert. Daarom moet je altijd oppassen met hoe hard je je geluid zet!

In de tweede laag van je huid, de lederhuid, bevinden zich de zintuigcellen. Deze zintuigcellen zitten over je hele lichaam. Als je ruzie hebt met je broertje en je knijpt hem heel hard in zijn arm, dan geven zintuigcellen een signaal af aan een zenuw. Deze zenuw geeft vervolgens weer een signaal af aan de hersenen. Als het signaal in de hersenen komt, dan zetten deze dit om in pijn en daarom voelt je broertje dan pijn. Je hebt naast zintuigcellen voor pijn, ook nog zintuigcellen voor temperatuur en druk.

Afsluiting les 3

Voor het testen van de leerdoelen is er een Kahoot! die klassikaal met de kinderen kan worden gedaan. Mocht de link niet werken, dan kan de quiz gevonden worden onder de gebruikersnaam karin1997

Voor de Kahoot! kan gebruik worden gemaakt van de volgende inloggegevens
gebruikersnaam: zintuigen123
wachtwoord: vanhorennaarruiken

 

Kahoot! om de leerdoelen te testen

Les 4: Practicumles

Introductie les 4

De introductie van de practicumles bestaat uit een korte uitleg over wat de kinderen gaan doen bij elk proefje, hoe de klas gaat rouleren en in welke groepjes.

Verwerking les 4

De verwerking van de practicumles bestaat uit het doen van de proefjes. Hierin bepaalt de docent of alle groepjes alle proefjes doen.

Afsluiting les 4

De afsluiting van de practicumles bestaat uit het bespreken van alle antwoorden op de vragen bij de proefjes en eventuele aanvullende uitleg geven bij proefjes die niet helemaal begrepen zijn.

Docentenhandleiding

In de docentenhandleiding staat voor elke les stap voor stap beschreven wat er gedaan wordt door de docent en door de kinderen.

Toets: Toets Van horen naar ruiken (en alles wat daar tussen zit!)

Start