Start
Inleiding
Je bent over de helft van het derde leerjaar.
Dat betekent dat het examen aardig dichtbij komt.
In deze examentraining ga je weer aan de slag met een oud examen.
Je zult merken dat de examentrainingen steeds iets moeilijker worden.
Deze examentraining ziet er als volgt uit.
Tekst 1 |
Begrijpend lezen |
Tekst 2 |
Begrijpend lezen |
Tekst 3 |
Begrijpend lezen |
Tekst 4 |
Schrijfopdracht |
Video |
Begrijpend kijken en luisteren |
Misschien lijkt het examen nog ver weg voor jou, maar de tijd vliegt!
Daarom hier vast een paar tips voor het examen.
Lees de tips nog eens rustig door.
Tips uit het filmpje op een rijtje:
- Oefen alle examens van de afgelopen vijf jaar.
Houd bij het oefenen voetbaltijden aan ➜ 45 minuten oefenen, 15 minuten pauze, 45 minuten oefenen, iets langere pauze.
- Lees de tekst met vragen in drie rondes.
- globaal lezen, ter oriëntatie
- vragen lezen en tekst intensief lezen
- vragen beantwoorden
- Er zijn acht vragen die ieder examen terugkomen.
- Welk tussenkopje hoort bij welke alinea?
- Wat is de functie van alinea X t.o.v. alinea Y?
- Citeer uit alinea X de zin die duidelijk maakt ...
- Zeg met eigen woorden wat de vraag luidt?
- Wat is de hoofdgedachte van alinea X?
- Vragen omtrent 'Standpunt' en 'Argumenten'.
Let op: signaalwoorden kunnen standpunten of argumenten aankondigen.
Houd ook rekening met vragen over 'Redenering', 'Aanvaardbaarheid' en 'Drogredenen'.
- Welke zin drukt het beste de hoofdgedachte van de hele tekst uit?
- Wat is het schrijfdoel van de auteur? Hoe kan de tekst het beste worden getypeerd?
- Lees zorgvuldig en controleer je antwoorden.
- Meerkeuzevragen staan op alfabetische volgorde. Bedenk eerst zelf een antwoord, voordat je naar de mogelijkheden gaat kijken. Weet je het antwoord echt niet? Kies dan het langste antwoord.
Planning
In deze examentraining ga je aan de gang met vijf opdrachten
In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.
Activiteit |
Aantal lessen |
Inleiding |
0,5 |
Tekst 1: Begrijpend lezen |
2 |
Tekst 2: Begrijpend lezen |
2 |
Tekst 3: Samenvattingsopdracht |
3 |
Tekst 4: Schrijfopdracht |
2 |
Video: Begrijpend kijken en luisteren |
1 |
Totaal: |
10,5 |
Tekst 1
Inleiding
Tekst 1: Begrijpend lezen
Goed lezen is heel erg belangrijk op je examen.
Je moet de vragen goed lezen EN je moet de juiste leesstrategie toepassen.
Als je dat onder de knie hebt, verspil je geen tijd en zie je geen belangrijke zaken over het hoofd!
- Weet jij nog wat globaal lezen betekent?
- Kun je nog twee andere leesstrategieën opnoemen?
Als je de antwoorden op deze vragen even niet meer weet, bestudeer dan de tekst in het volgende blokje.
Er zijn drie verschillende leesstrategieën
- Globaal lezen: Met deze strategie wil je een eerste indruk krijgen van de tekst. Je kijkt naar de titel, de afbeeldingen, de tussenkopjes en de vetgedrukte woorden. Daarna lees je de eerste en de laatste alinea.
- Intensief lezen: Je leest de hele tekst zo nauwkeurig mogelijk, zodat je alles begrijpt wat er staat.
- Zoekend lezen: Deze strategie gebruik je als je maar één ding wilt weten, bijvoorbeeld als je op zoek bent naar het antwoord op een vraag.
|
Bij de tekst die je zo gaat lezen, zitten ook meerkeuzevragen.
Je kunt bij de beantwoording hiervan een stappenplan volgen.
In de volgende Kennisbank vind je een handig stappenplan.
KB: Examentips: Meerkeuzevragen
De tekst die je zo gaat lezen, gaat over wolkenkrabbers.
Wat weet jij al over wolkenkrabbers?
De kennis die je voor het lezen van de tekst al hebt over het onderwerp van de tekst, wordt voorkennis genoemd.
In het volgende filmpje zie je hoe je in je examen moet omgaan met voorkennis.
Bestudeer, om je kennis op te frissen, de volgende Kennisbanken.
KB: Onderwerp van een tekst
KB: Feiten en meningen
KB: Verbanden tussen alinea's
Bij sommige vragen kun je bij de Tips kijken voor wat extra informatie.
Opdracht
Opdracht bij Tekst 1
Je gaat beginnen met de tekst 'De waanzin van hoog, hoger, hoogst'.
Gebruik het stappenplan uit de Kennisbank:
KB: Examentips: Meerkeuzevragen
Houd de Kennisbank open zolang je met de opdracht bezig bent.
Beantwoord de acht vragen met behulp van het stappenplan.
- Open de tekst 'De waanzin van hoog, hoger, hoogst'.
- Download de vragen hier.
- Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Wanneer je klaar bent met het beantwoorden van de vragen kun je je antwoorden controleren met behulp van het antwoordmodel op het Antwoordenblad.
Heb je moeite met een vraag, kijk dan bij de Tips.
Tips
Tip bij vraag 2: De verklaring voor het bouwen van hoge flats en wolkenkrabbers is logisch... .
Tip bij vraag 3: In welke alinea's staat dat Nederlanders niet zo houden van groot en gek?
Tip bij vraag 4: de vraag anders gesteld: Wat is geen oorzaak voor de achtergebleven hoogbouw in Nederland?
Tip bij vraag 5: Zoek het onderwerp van alinea 4.
Tip bij vraag 6: In alinea 5 wordt ingegaan op de voor- en tegenstanders van de plannen van de projectontwikkelaars.
Tip bij vraag 7: een feit = waarheid
een mening = wat iemand vindt (hoeft dus niet altijd waar te zijn)
Tip bij vraag 8: alinea 6 gaat over een lift van 36.000 kilometer lang. Is het daar al eerder over gegaan in de tekst?
Tekst 2
Inleiding
Tekst 2: Begrijpend lezen
Als je genoeg tijd steekt in de voorbereiding van je examen, zul je zien dat jij het examen Nederlands ook niet zo moeilijk gaat vinden!
In de opdracht komen onder andere de volgende onderwerpen aan bod:
- Hoofdgedachte van een tekst
- Tekstdoel en tekstsoort
Bestudeer de theorie in de Kennisbanken.
KB: Hoofdgedachte van een tekst
KB: Tekstdoel en tekstsoort
Opdracht
Opdracht bij Tekst 2
Deze opdracht gaat over de tekst 'Gameverslaafde vlucht voor de werkelijkheid'.
Gebruik bij de beantwoording weer het stappenplan voor meerkeuzevragen uit de Kennisbank.
KB: Examentips: Meerkeuzevragen
- Open de tekst 'Gameverslaafde vlucht voor de werkelijkheid'.
- Beantwoord de zeven vragen bij de tekst met behulp van het stappenplan uit de Kennisbank.
Wanneer je alle vragen hebt beantwoord kun je je antwoorden nakijken met behulp van het antwoordmodel op het Antwoordenblad.
Heb je moeite met een bepaalde vraag, kijk dan weer bij de tips.
Tips
Tip bij vraag 1: Nouri vertelt zijn verhaal over gameverslaving.
Tip bij vraag 2: Er wordt gevraagd naar drie voorbeelden, zorg ervoor dat je ook drie voorbeelden geeft die in de tekst staan. Niet meer en niet minder.
Tip bij vraag 3: Let op het signaalwoord 'maar' in de eerste zin van alinea 3.
Welk verband hoort hierbij?
Tip bij vraag 4: (geen tip)
Tip bij vraag 5: een feit = waarheid
een mening = wat iemand vindt (hoeft dus niet altijd waar te zijn)
Tip bij vraag 6: Bedenk in je eigen woorden de hoofdgedachte van de tekst.
Kies het antwoord dat er het dichtst bij ligt.
Tip bij vraag 7: (geen tip)
Tekst 3
Inleiding
Tekst 3: Begrijpend lezen
Je examen bestaat grotendeels uit meerkeuzevragen.
Gebruik bij de beantwoording van de vragen weer het stappenplan voor meerkeuzevragen uit de Kennisbank.
KB: Examentips: Meerkeuzevragen
Het is belangrijk dat je de teksten op een goede manier leert benaderen.
Dit scheelt uiteindelijk veel tijd en je zult zien dat je minder slordigheidfoutjes maakt.
Opdracht
Opdracht bij Tekst 3
Deze opdracht gaat over de tekst 'Autovrije zondag moet een feestje zijn'.
- Open de tekst 'Autovrije zondag moet een feestje zijn'.
- Beantwoord de zeven vragen bij Tekst 3 met behulp van het stappenplan.
Bij sommige vragen is er weer een tip die je helpt het goede antwoord te vinden.
Als je alle vragen hebt beantwoord, kijk dan je antwoorden na met behulp van het antwoordmodel.
Tips
Tip bij vraag 1: (geen tip)
Tip bij vraag 2: In alinea 2 worden verschillende jaartallen genoemd. Dit kan een aanwijzing zijn dat een deel van de geschiedenis van het onderwerp wordt behandeld.
Tip bij vraag 3: In de tekst staat niet altijd letterlijk dat het om een mening gaat.
Om te controleren of iets een mening of een feit is, kun je de volgende vraag stellen: Kan iemand daar anders over denken of is het een vaststaand gegeven?
Als iemand er anders over kan denken, is het een mening.
Tip bij vraag 4: De zin 'Jos de Jong, woordvoerder Verkeer van de gemeente Den Haag, snapt de kritiek niet.' verklapt het antwoord.
Tip bij vraag 5: Alinea 4 'De dag is niet meer verplicht, maar een initiatief waaraan mensen vrijwillig mee kunnen doen.'
Tip bij vraag 6: Lees alle alinea's die in de antwoordmogelijkheden staan nog eens door en bepaal of er antwoord wordt gegeven op de vraag.
Tip bij vraag 7: Streep de antwoorden weg die sowieso fout zijn, als je er meer dan één overhoudt, kies dan voor het beste antwoord.
Tekst 4
Inleiding
Tekst 4: Schrijfopdracht
In de opdracht die je straks gaat maken, moet je een brief schrijven.
Bestudeer in de Kennisbank: brief schrijven.
KB: Zakelijke brief
Bij het maken van deze schrijfopdracht word je geholpen.
Je kunt hier een sjabloon downloaden waarin de opbouw van de tekst al is ingevuld.
Je mag het sjabloon bij de opdracht houden.
Voor de oefening is het belangrijk dat je alle stappen van het Schrijfplan volgt.
Ook de informatie uit de Kennisbank mag je bij de hand houden.
KB: Examentips: Schrijfplan
Opdracht
Opdracht bij Tekst 4
In deze opdracht ga je oefenen met de schrijfopdracht.
- Lees de Schrijfopdracht: een brief aan Sanquin door.
- Open het Wordbestand 'sjabloon brief' om het sjabloon te bekijken.
Dit sjabloon mag je bij de opdracht houden.
- Nu ga je de brief naar Sanquin schrijven.
Volg alle stappen, zoals die in het schrijfplan worden beschreven.
Je hoeft niet op de tijd te letten. Het is eerst belangrijk dat je het schrijven van een brief goed beheerst. Pas daarna ga je op de snelheid letten.
- Als je klaar bent, kijk je je eigen werk na met behulp van het correctiemodel.
Als je fouten ontdekt, mag je de brief nog aanpassen.
Video
Inleiding
Video: Begrijpend kijken en luisteren
Deze opdracht gaat over non-verbale communicatie.
Non-verbale communicatie is iemands lichaamshouding, de gebaren die hij of zij maakt en de gezichtsuitdrukking.
Non-verbale communicatie of lichaamshouding kan heel veelzeggend zijn.
Iemand kan bijvoorbeeld zeggen dat hij heel blij is, maar in werkelijkheid ziet hij er heel boos uit.
Soms is lichaamstaal onbewust en soms is het bewust.
Een voorbeeld van lichaamstaal die bewust wordt gebruikt, is dat iemand zwaait als hij/zij naar huis gaat.
Opdracht
Opdracht bij Video
Bekijk de volgende filmpjes en beantwoord de bijbehorende vragen.
Filmpje 1:
- Wat gebaart het meisje met haar linkerarm aan het begin van het filmpje?
- hallo
- gooi de trossen maar los
- kom mij even helpen
- Wat gebaart Joppe op 0.39 in het filmpje?
- De breedte die over is om de sluis binnen te varen.
- De hoogte die over is om de sluis binnen te varen.
- De lengte die over is om de sluis binnen te varen.
- Hoe omschrijf je de uitdrukking van Joschko aan het eind van het filmpje?
- trots
- verdrietig
- zenuwachtig
Filmpje 2:
- Welk antwoord past het beste bij de relatie tussen de twee mannen in het filmpje?
- De twee mannen vinden elkaar aardig.
- De twee mannen vinden elkaar grappig.
- De twee mannen zijn wat terughoudend naar elkaar.
Filmpje 3:
- Op 0,08 beweegt een mevrouw haar rechterhand. Wat wil zij hiermee bereiken?
..................................................................................
- De mensen in dit filmpje maken veel gebruik van (hand)gebaren.
Een gesprek wordt door middel van (hand)gebaren... (kies twee antwoorden).
- levendiger
- saaier
- duidelijker
- langzamer
Antwoordenblad
Tekst 1
- c
- a
- d
- d
- a
- c
- b
- c
Tekst 2
- c
-
- het biedt ontspanning
- de Engelse taal wordt spelenderwijs geleerd
- kinderen leren denken in oplossingen
- b
- c
- d
- a
- c
Tekst 3
- a
- a
- c
- b
- d
- d
- d
Tekst 4
Filmpje 1:
1-b; 2-a; 3-a
Filmpje 2:
c
Filmpje 3:
1 - Ze wil haar gesprekspartner een winkel aanwijzen.
2 - a + c