Thema: Energie om van te leven - v456

Thema: Energie om van te leven - v456

Thema Energie om van te leven

Intro

Insecten
Is het mogelijk voldoende voedsel te verbouwen voor alle mensen op aarde, ook als de wereldbevolking groeit? En als mensen steeds meer vlees eten?  Is er genoeg landbouwgrond om ook al die dieren te voeden?
Misschien is het verstandig dat we ons verdiepen in het eten van ander voedsel met hogere voedingswaarde. Kijk daarvoor naar de volgende video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat je van deze ontwikkeling vindt. 



Er zijn allerlei organisaties die zich over deze ontwikkelingen buigen.
Eén daarvan is de wereldvoedselorganisatie, de FAO (Food en Agricultural Organization).
Eén van hun adviezen is om het kweken van insecten in te zetten in de wereldvoedselproductie.
Volgens de VN-organisatie is deze kweek financieel rendabel en ecologisch.

In één van de modules van dit thema kijk je naar de landbouw.

In dit thema kijken we verder naar energiestromen: in ons lichaam, in onze cellen, maar ook in de planten en dieren om ons heen. We staan niet los van de omgeving. We maken bijvoorbeeld deel uit van voedselketens.
Ook eten en ademhalen is zo gewoon dat je er nauwelijks bij stil staat. Toch zijn het onmisbare lichaamsfuncties: voedsel en zuurstof in je opnemen. Het één heeft geen zin zonder het ander.
We hebben immers zuurstof nodig om voedsel te verbranden en zo energie te krijgen voor alle processen in onze cellen.

Succes bij het maken van dit thema!




 

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema:

  • beschrijf ik in detail het fotosyntheseproces in cellen met chloroplasten.
  • leg ik uit dat assimilatieprocessen in planten en dieren leiden tot de aanmaak van bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en enzymen.
  • licht ik assimilatie- en dissimilatie(deel)processen toe met behulp van de reactievergelijkingen.
  • beschrijf ik anaerobe dissimilatieprocessen, ook met behulp van de reactievergelijkingen.
  • licht ik aerobe dissimilatieprocessen, zoals de glycolyse en de citroenzuurcyclus, toe, ook met behulp van de reactievergelijkingen.
  • beschrijf ik dat cellen zichzelf reguleren en daarbij een dynamisch evenwicht in stand houden, dat cellen stoffen opnemen, transporteren, omzetten en afgeven met behulp van energie, gekatalyseerd door enzymen.
  • beschrijf ik waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden.
  • leg ik uit hoe een ecosysteem werkt en noemt welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem.
  • noem ik planten- en diersoorten die een voedselketen/voedselweb of een piramide van biomassa/aantallen vormen.
  • onderscheid ik in een beschreven ecosysteem producenten, consumenten en reducenten.
  • beschrijf ik kringlopen van elementen in een ecosysteem en benoemt welke factoren daarop van invloed zijn.
  • beschrijf ik energiestromen in een ecosysteem, ook kwantitatief, en licht toe welke factoren daarop van invloed zijn.
  • beschrijf en reken ik met modellen van energiestromen en benoem ik welke processen en organismen daarin een rol spelen.

Deelconcepten
Autotroof, heterotroof, (an)organische stoffen, chloroplasten, netto fotosynthesereactie, voortgezette assimilatie, beperkende factoren, huidmondjes, hout- en bastvaten, wortelharen, verdampingsstroom, cohesie, adhesie, worteldruk,  fotosynthese, C-assimilatie, licht- en donkerreactie, chemosynthese verbranding, aeroob, anaeroob, glycolyse, citroenzuurcyclus, oxidatieve fosforylering, gisting, alcohol, melkzuur, methaan, ADP en ATP, NAD, NADP, bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, enzymen, fosfolipiden, tussencelstof, koolhydraten (mono-, di- en polysachariden, zetmeel, glycogeen, cellulose), vet (vetzuren en glycerol), eiwit, aminozuren, DNA, recombinant-DNA, pH, biologisch afbreekbaar, producent, consument, reducent, trofisch niveau, fossiele brandstof, biobrandstof, dissimilatie, (an)organische stof, (de)nitrificatie, ammonificatie, stikstofbinding, uitspoeling, eutrofiering, biomassa, broeikaseffect.

Wat kan ik al?

Wat weet je al?
Lees de volgende Kennisbanken uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Fotosynthese - onderbouw

Dissimilatie - onderbouw

Voortgezette assimilatie - onderbouw


Maak de oefening hieronder en test je kennis!

Wat ga ik doen?

Het thema Energie om van te leven bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal SLU

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Het jaar van de aardappel

8

Module: Energiebronnen van de toekomst

8

Module: Kringlopen en duurzaamheid

8

Afsluiting

 

Samenvattend

1

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal:

29 à 30

Modules

2008, het jaar van de aardappel

Aardappelen....

Intro

Aardappels
De algemene vergadering van de VN riep 2008 uit tot het Internationaal jaar van de aardappel.
Het voorstel kwam van Peru en werd gesteund door de wereld voedsel- en landbouw organisatie (FAO).
De Canadese krant ’Toronto Star’ dacht dat het om eenaprilgrap ging.
Toch is die keuze misschien niet zo gek.
De aardappel is voor veel mensen onmisbaar als basisvoedsel.
Bekijk de video. Bespreek na het kijken de drie vragen onder de video met een klasgenoot.

Bespreek de vragen:

  1. Wat heeft de aardappel te bieden?
  2. Welk doel wil de FAO bereiken?
  3. Welke acties zou de FAO kunnen inzetten?
  4. In de video wordt de verwachting uitgesproken, dat de productie van aardappelen in 2020 verdubbeld was ten opzichte van 2008. Zoek op internet of dit klopt. Verklaar waarom dit wel/niet zo is. 
  5. In de video wordt de aardappel genoemd als belangrijke hulpbron bij het terugdringen van de armoede met de helft. Eén van de millenniumdoelen die in 2015 gehaald moesten zijn. Zoek uit of dit gelukt is. 

In deze module ga je kijken naar de bijdrage van planten aan de wereld, in het bijzonder de voedselgewassen zoals de aardappel.

Eindproduct
In de afsluitende opdracht ga je op zoek naar een plant die volgens jou een jaar in de schijnwerpers zou moeten staan.
Bijvoorbeeld omdat deze plant een belangrijke bijdrage kan leveren aan het voeden van de wereldbevolking.
Je verdedigt je uitspraak voor de klas.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen
Aan het eind van deze module kan ik:

  • beschrijven dat organismen door fotosynthese autotroof zijn;
  • voorwaarden voor het fotosyntheseproces in planten benoemen;
  • het belang van fotosynthese als basis voor de voortgezette assimilatie en dissimilatie van het organisme beschrijven;
  • beschrijven wat bij planten de kenmerken en functies zijn van orgaanstelsels voor transport;
  • het transport van water, zouten en assimilatieproducten in planten beschrijven en de relatie met fotosynthese, dissimilatie en opslag van stoffen beargumenteren.

Deelconcepten
Autotroof, heterotroof, (an)organische stoffen, chloroplasten, netto fotosynthesereactie, voortgezette assimilatie, beperkende factoren, huidmondjes, hout- en bastvaten, wortelharen, verdampingsstroom, cohesie, adhesie, worteldruk.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Wat kan ik allemaal met aardappelen?

Stap 2

Hoe groeit de aardappel?

Stap 3

Uit welke (organische) stoffen is de aardappel opgebouwd?

Stap 4

Wat is assimilatie? En wat is dissimilatie?

Stap 5

Wat gebeurt er in de aardappel na de fotosynthese?

Stap 6

Welke soorten weefsel kom ik tegen in een (aardappel)plant?

Stap 7

Hoe vindt watertransport in een (aardappel)plant plaats?

Stap 8

Welke rol spelen hout- en bastvaten bij het transport in een (aardappel)plant?

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik geef antwoord op de vraag welke plant een jaar lang in de schijnwerpers zou mogen staan.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
De belasting voor deze module is ongeveer 8 SLU.

 

Aan de slag

Stap 1: De aardappel

Aardappelplant

De ene aardappel is de andere niet en ook het gebruik van de verschillende soorten aardappelen kan verschillen. Het gebruik van aardappels valt uiteen in drie categorieën:

  1. consumptie aardappelen (45%)
  2. zetmeelaardappelen (31%) en
  3. pootaardappelen (24%).

Voor elk van deze drie zijn speciale rassen gekweekt.

Stap 2: De groei van de aardappel

In ongeveer negen weken kan een pootaardappel uitgroeien tot een plant met een enkele tientallen knollen en een gewicht van ongeveer een kilo.

Hoe dat gaat zie je in de volgende video:

Wil je het eens proberen?
Je kunt zelf aardappelen telen in een emmer of jute zak.

Tijden de groei van een aardappel neemt de biomassa van de plant veel toe.
Hoe kan dat? Wat heeft een plant om zoveel biomassa te vormen?

Doe de oefeningen.

Stap 3: Organische stoffen

Suiker is een koolhydraat, een organische stof. Sommige planten, zoals suikerbiet en suikerriet vormen veel suikers. Andere planten, zoals de aardappel, slaan de reserves vooral op als zetmeel.

Lees de informatie in de Kennisbank en in de bron.

Koolhydraten en vetten

Bron: Zetmeel een gevestigde waarde in de voedingsindustrie

Maak de oefeningen.

Stap 4: Opbouw kost energie

Om organische stoffen op te bouwen uit anorganische stoffen is energie nodig.

Bestudeer de informatie in de Kennisbank.

Atomen en verbindingen

Moleculen

Macromoleculen

Maak de oefening.

Stap 5: Na de fotosynthese

Als planten glucose hebben gevormd, kunnen ze daar allerlei andere organische stoffen van maken.

Bestudeer de informatie in de Kennisbank.

Koolhydraten en vetten

Eiwitten


Maak alle oefeningen.

Stap 6: Transportweefsel

Je hebt gezien dat de aardappelplant vele stoffen vormt. Dat gebeurt in eerste instantie in de bladeren. Hoe vindt het vervoer van stoffen door een plant plaats?

Bestudeer de info uit de Kennisbank.

Plantenweefsels

Maak de oefening.

Stap 7: Watertransport

Plantenfysiologen hebben zich lang afgevraagd op welke manier stoffen door planten getransporteerd worden. Hoe komt er voldoende water boven in een meer dan honderd meter hoge boom (zoals de Sequoia). In de volgende vragen is het onderzoek naar het watertransport in de plant beschreven.

Lees het onderzoek en beantwoord de vragen.

Stap 8: Transport door vaten

Bestudeer de informatie in de Kennisbank.

Transportstromen bij planten

Doe de oefeningen.

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Planten voeden de wereld
In viertallen.
In deze opdracht kies je met je groep één voedingsgewas (een ander gewas dan de aardappel), waarvan jij denkt dat het een belangrijke voedselproducent is of kan zijn.
Je gaat onderzoeken of deze plant een belangrijke bijdrage levert of kan gaan leveren aan het voeden van de wereldbevolking.
Daarvoor gebruik je de informatie uit deze module.

Je beschrijft:

  • de levenscyclus van de plant die je hebt gekozen.
  • de eigenschappen die de plant geschikt maken als voedselgewas, b.v. voedingswaarde, houdbaarheid, opbrengst, transportmogelijkheden enz.

Je onderzoekt:

  • waar op de wereld dat gewas geteeld kan worden, rekening houdend met o.a. de daglengte en het klimaat.
  • hoe dat op duurzame wijze kan gebeuren.
  • welke factoren die de oogst kunnen bedreigen.
  • hoe de oogst daartegen kan worden beschermd.
  • hoe de teelt van dat voedingsgewas geoptimaliseerd kan worden.
  • de manier waarop de mens deze plant aanpast aan zijn wensen.

Tenslotte doe je een uitspraak over de vraag of jullie gewas ook een eigen jaar verdient.
Je verdedigt je uitspraak tegenover de klas in een korte presentatie.
Daarbij maak je gebruik van bovenstaande gegevens.

Beoordeling
Bij de beoordeling van jullie docent wordt op de volgende punten gelet:

  • Jullie hebben een biologisch onderbouwd antwoord gegeven op de punten die hierboven genoemd staan.
  • Het geheel worden op een duidelijke, bondige manier gepresenteerd.
  • Voor eventuele beoordelingseisen die passen bij de door jullie gekozen manier van presenteren vind je in de bijpassende Gereedschapskist.

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Pecha Kucha maken

Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor deze opdracht stond 8 SLU.
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
  • Inhoud
    Klik nog eens door de stappen. Kun je per stap in twee zinnen zeggen wat je in die stap hebt geleerd?
     
  • Eindopdracht
    Bij deze eindopdracht moest je samenwerken met vier klasgenoten. Hoe verliep deze samenwerking? Wat waren jouw sterke punten in de samenwerking en wat je zwakke?  Hoe ga je deze zwakkere punten in de toekomst aanpakken?

Energiebronnen van de toekomst

Energiebronnen van de toekomst

Intro

Om energie op te wekken hebben we een energiebron nodig, zoals brandstof.
Maar wat als alle brandstof in de toekomst op raakt?
Gelukkig hebben we veel nieuwe manieren gevonden om energie op te wekken.

Bekijk de video.  Welke vormen van groene energie komen voorbij? Bespreek de vormen en hun mogelijkheden voor de toekomst met een klasgenoot.

Elke dag verbranden we grote hoeveelheden biomassa om in onze energiebehoefte te voorzien. Eerst waren dat vooral fossiele brandstoffen, maar fossielen brandstoffen raken op. Mede daarom is er steeds meer belangstelling voor biobrandstoffen. Koolzaadolie, suikerriet, bietenpulp of mest, al deze bronnen zijn in principe geschikt om energie uit te halen.

Verbranding van biomassa heeft alleen een groot nadeel: er komt CO2 vrij.
Daardoor zal het CO2-gehalte van de atmosfeer stijgen, met alle gevolgen daarvan. Kan het niet anders? De zon is als energiebron voorlopig nog lang niet uitgeput!

Onderzoekers proberen de natuur na te doen en net als planten de energie van de zon rechtstreeks te benutten. Hebben jullie ook al zonnepanelen op het dak?
Maar het rendement is nog niet zo hoog, de opslag van de energie is gebrekkig, en de productie van de panelen is vervuilend en kost ook weer energie.

Planten leggen maar één procent van de invallende energie vast in biomassa.
Is het mogelijk planten te kweken met een hoger rendement, bijvoorbeeld doordat ze minder bijproducten maken waar wij niets aan hebben, of doordat ze een groter deel van het lichtspectrum kunnen benutten?
Of kunnen we kunstmatige bladeren maken als zonnepanelen?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden gaan we eerst op molecuulniveau kijken naar de fotosynthese.
Daarna naar de bruto en netto-opbrengst van een plant.

Eindproduct
Deze module sluit je af met een toets over nieuwe energiebronnen.

Wat ga ik leren?

Leerdoelen
Aan het eind van deze module kan ik:

  • beschrijven dat cellen stoffen opnemen en afgeven, dat de stoffen in de cellen verwerkt worden in chemische reacties (opbouw en afbraak), gekatalyseerd door enzymen;
  • beschrijven dat er verschillende vormen van energie zijn: chemische energie (zoals in ATP), lichtenergie, kinetische energie, warmte, en beschrijven dat deze vormen in elkaar kunnen overgaan;
  • het fotosyntheseproces in cellen met chloroplasten beschrijven;
  • assimilatieprocessen in planten en dieren beschrijven en toelichten dat deze processen leiden tot de aanmaak van bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en enzymen;
  • dissimilatieprocessen beschrijven. Hierbij anaerobe en aerobe dissimilatie onderscheiden;
  • met behulp van reactievergelijkingen assimilatie- en dissimilatieprocessen (ook van de deelreacties daarvan) toelichten;
  • beschrijven waar en op welke wijze enzymen reacties, zoals assimilatie- en dissimilatieprocessen, katalyseren en hoe de temperatuur en pH deze beïnvloeden);
  • toelichten hoe in de biotechnologie gebruik gemaakt wordt van het metabolisme van micro-organismen;
  • verschillen tussen fotosynthese en chemosynthese uitleggen en verklaren onder welke omstandigheden beide processen plaats kunnen vinden.

Deelconcepten
Autotroof, heterotroof, fotosynthese, C-assimilatie, chloroplast, licht- en donkerreactie, chemosynthese verbranding, aeroob, anaeroob, glycolyse, citroenzuurcyclus, oxidatieve fosforylering, gisting, alcohol, melkzuur, methaan, ADP en ATP, NAD, NADP, bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, enzymen, fosfolipiden, tussencelstof, koolhydraten (mono-, di- en polysachariden, zetmeel, glycogeen, cellulose), vet (vetzuren en glycerol), eiwit, aminozuren, DNA, recombinant-DNA, pH.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Inhoud
Stap 1 Er wordt gezegd dat fotosynthese wordt gezien als bron van leven op de aarde. Na het kijken van een video ga ik hierover met een klasgenoot in gesprek.
Stap 2 Zonlicht kan, met behulp van een spinazieplant worden omgezet in energie. Hoe dat zit, leer ik hier.
Stap 3 Ik bestudeer het proces van dissimilatie en de koolstofkringloop.
Stap 4 Wat heeft bierbrouwen met dissimilatie te maken? Dat ontdek ik in deze stap.
Stap 5 Ik zoek uit hoe organismen aan de benodigde energie kunnen komen als er geen licht is.
Stap 6 Samen met mijn klasgenoten vorm ik een subgroep die een generatie biogrondstoffen bestudeerd.
Afronding
Onderdeel  
Kennisbank Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht Ik maak een d-toets om mijn kennis over deze module te testen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 8 SLU nodig.

Aan de slag

Stap 1: Fotosynthese

Wij hebben planten nodig om te ademen. Planten zelf hebben daar weer water, aarde en zonlicht voor nodig. Dat noemen we fotosynthese.

Bekijk de volgende video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot waarom fotosynthese wordt gezien als de bron van al het leven op aarde.

Lees uit de Kennisbank:

Zonne-energie vastleggen


Maak een korte samenvatting van de eerste drie schermen. Bewaar deze samenvatting in je portfolio.

Stap 2: Stroom uit spinazie

Al meer dan 40 jaar geleden ontdekten wetenschappers dat de fotosystemen ook nog werken als ze uit de spinazieplant worden gehaald. Ze zetten zonlicht om in elektrische energie, met een rendement van bijna 100%. Dat inspireerde onderzoeksteams over de hele wereld om uit te zoeken of deze fotosystemen gebruikt kunnen worden om efficiënte zonnecellen te maken.
De meeste planten hebben dezelfde fotosystemen als spinazie.
Deze zonnecellen zouden dus gemaakt kunnen worden van goedkope planten, in plaats van dure materialen zoals indium en platina.

Sinds de oorspronkelijke ontdekking is er langzaam maar zeker vooruitgang geboekt.
Er zijn manieren ontwikkeld om fotopigmenten uit bladeren te halen en om er siliciumcellen mee te maken die stroom leveren als ze worden belicht. Zowel het rendement als de levensduur van deze biohybride zonnecellen wordt steeds beter.

Spinazie
Wat zit er eigenlijk in spinazie?
Download het werkblad Chromatografie van spinazie en voer het experiment uit.

Zonnecel
De productie van zonnecellen op basis van silicium is vrij duur.
De onderzoeker Grätzel zocht naar een veel goedkopere manier.
Kijk hier naar zijn ontdekking:

Het principe van deze cel wordt hier uitgelegd.

Herhaal zo nodig uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Vastleggen van koolstof en voortgezette assimilatie

Doe de oefening.

Kleurstof zonnecel
Overleg met je docent of je zelf een kleurstof zonnecel kunt maken, bijvoorbeeld in het kader van je profielwerkstuk.

Bronnen:

Stap 3: Energie uit glucose

Wat doet een plant met de gevormde glucose? Een plant kan allerlei producten maken die hij zelf nodig heeft. Denk aan eiwitten, nucleïnezuren, vetzuren, fosfolipiden, enzovoort. Dat kost wel energie! Ook allerlei andere processen kosten energie. Denk bijvoorbeeld aan de opname van zouten in de wortel.

Een deel van de glucose wordt gebruikt om de vastgelegde zonne-energie weer vrij te maken. Dat proces heet dissimilatie. De plant kan die energie gebruiken bij alle energievragende reacties in de cellen.

Lees in de Kennisbank de volgende twee onderwerpen:

ATP

Oogsten van chemische energie

Stap 4: Gisting

De biomassa die door planten is opgebouwd, wordt ook weer afgebroken. Door de plant zelf, of door allerlei organismen die deze biomassa kunnen opnemen. De meeste organismen hebben voor het vrijmaken van energie uit glucose zuurstof nodig. Maar er zijn er ook die dat zonder zuurstof kunnen. Dat heet anaeroob.

Bestudeer de informatie in de Kennisbank.

Anaërobe dissimilatie: zonder zuurstof

Gisten zijn eencellige schimmels. Ze leven in suikerrijke milieus. Eencellige schimmels vergisten de suikers tot alcohol en koolstofdioxide, zowel met als zonder zuurstof. Ze vermenigvuldigen zich door knopvorming. Ook verschillende soorten bacteriën kunnen organische stoffen vergisten. Daarbij ontstaan stoffen zoals melkzuur en azijnzuur. Gisting wordt ook wel fermentatie genoemd.

Bekijk de volgende video. Wat van de informatie die je hierboven hebt gelezen zie je terug in de video? Bespreek het met een klasgenoot.

Stap 5: Als er geen licht is

Elk organisme heeft energie nodig om biomassa op te bouwen.
Beantwoord de volgende vragen:

Stap 6: Biomassa

Biomassa als brandstof, alternatieve energiebronnen
In deze laatste stap kijk je naar de manier waarop mensen de biomassa die planten vastleggen niet alleen als voedsel, maar ook voor hun energievoorziening kunnen gebruiken.

Je bent eerder de term ‘eerste generatie biobrandstoffen’ tegengekomen. Niet zo verwonderlijk dat er ook tweede en derde generatie biobrandstoffen bestaan.

Ronde 1
Alle leerlingen krijgen een nummer: 1, 2 of 3. De leerlingen met hetzelfde nummer gaan bij elkaar zitten. Binnen deze groep worden subgroepen van drie gevormd. Elke groep verdiept zich in een van de drie generaties.
Beschrijf in elk geval:

  • enkele voorbeelden uit deze generatie.
  • de technieken die gebruikt worden om de brandstof te winnen.
  • de voor- en nadelen van deze generatie.

Bronnen:
Biogrondstoffen hoofdstuk 1 t/m blz 15 en hoofdstuk 5 t/m blz 62.
Gebruik voor verdere informatie de bronnen die genoemd worden bij ronde 2.

Ronde 2
De klas wordt verdeeld in drietallen, zodanig dat in elke groep elk nummer voorkomt.
Bespreek in de groep

  • waarom biobrandstoffen de voorkeur hebben boven fossiele brandstoffen;
  • welke voorwaarden er gesteld moeten worden aan de productie van deze brandstoffen;
  • welke generatie daar het meest aan voldoet.

Ieder doorzoekt als voorbereiding van de discussie één van de bronnen en wisselt gevonden informatie uit met de groep.
Let op: je kunt niet alles helemaal lezen. Bedenk dus eerst wat je zoekt.

Bronnen:
Biobrandstoffen
Wat zijn biobrandstoffen
Opiniestuk energie gewassen
Biobrandstoffen: laat de algen met rust

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

De opdracht sluit je af met het maken van de toets 'Energiebronnen van de toekomst'.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
  • Inhoud
    Heb je alle stappen doorlopen?
    Welke stap heb je het meest van geleerd? Hoe komt dat?
  • Eindopdracht:
    Deze keer geen praktische opdracht maar een toets. Had je door het maken van deze module voldoende voorbereiding voor de toets? Heb je met de toets kunnen controleren of je alle leerdoelen beheerst?

Kringlopen en duurzaamheid

Kringlopen en duurzaamheid

Intro

Kringlopen en duurzaamheid
In module: Energiebronnen van de toekomst van dit thema zijn de assimilatie en de dissimilatie aan de orde gekomen. Eerst op het niveau van het organisme, daarna op molecuulniveau. In deze module ga je kijken naar de samenhang van assimilatie en dissimilatie in een ecosysteem. Samen vormen beide processen een kringloop. Planten gebruiken CO2 voor hun fotosynthese. Ze verwerken de koolstof in organische moleculen.
Dieren gebruiken deze moleculen en zetten ze voor een groot deel weer om in CO2. Zou je die processen dan niet slim kunnen combineren, bijvoorbeeld om voedsel te verbouwen zonder stoffen te verspillen?
Bekijk het filmpje:


Noteer de voordelen van deze manier van kweken.

De productie van voedsel in het filmpje lijkt op de natuurlijke kringloop.
Maak een schema van de mineralenkringloop in deze kas.

In deze module houd je je bezig met kringlopen. Hoe maakt de mens gebruik van de kringlopen op aarde?
Hoe kunnen we daarmee zo omgaan dat het systeem Aarde nog lang kan blijven bestaan?

Vooraf

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Deze module werk je aan een aantal theoretische stappen.
In stap 6 doe je een onderzoek in het kader van voedsel en duurzaamheid.
Je presenteert je resultaten in de vorm van een poster.

Beoordeling
Het geheel wordt beoordeeld op

  • formulering onderzoeksvraag en hypothese
  • opzet van het onderzoek
  • uitvoering van het onderzoek
  • verwerking van de resultaten
  • presentatie van de uitkomsten in een poster

Doelen-Concepten

Energiestromen
Leerdoelen

Je kunt:

  • energiestromen in een ecosysteem beschrijven, toelichten welke factoren daarop van invloed zijn en uitleggen wat oorzaken en gevolgen zijn van verstoring;
  • modellen van energiestromen beschrijven en uitleggen welke processen en organismen daarin een rol spelen;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens energiestromen kan beïnvloeden.

Deelconcepten
Producent, consument, reducent, trofische niveaus, foto- en chemo-autotroof, heterotroof, (an)organische stoffen, BPP, NPP, productiviteit, fossiele brandstof, biobrandstof, biomassa.

Kringloop
Leerdoelen

Je kunt:

  • de rol uitleggen van producenten, consumenten en reducenten in de kringlopen van koolstof en stikstof en de verbanden kwantificeren;
  • kringlopen van elementen in een ecosysteem weergeven, toelichten welke factoren van invloed zijn op de verschillende stappen daarin en uitleggen wat oorzaken en gevolgen zijn van verstoring;
  • beargumenteren met welke maatregelen de mens nutriëntenkringlopen en daarmee het systeem Aarde kan beïnvloeden.

Deelconcepten
Fotosynthese, dissimilatie, (de)nitrificatie, ammonificatie, stikstofbinding, (an)organische stof, uitspoeling, eutrofiering, biomassa, broeikaseffect.

Voedselrelatie
Leerdoelen

Je kunt:

  • voedselrelaties tussen organismen beschrijven;
  • relaties in een voedselketen benoemen;
  • in een voedselweb voedselketens herkennen;

Deelconcepten
Trofische niveaus, predatie, vraat, (signaalstoffen, symbiose, parasitisme, mutualisme, commensalisme).

Kennisbank

Werkwijze

De module 'Kringlopen en duurzaamheid' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het Werkplan 'Kringlopen en duurzaamheid' .

Werkvorm
Individueel en tweetallen.
Houd de vorderingen van de module bij op je werkplan.

Benodigdheden:

Tijd
Voor deze module heb je ongeveer 8 uur nodig.

Verwerking

Stap 1

Voedselketens en duurzaamheid
Menselijk ingrijpen in de natuur levert vaak extra afval op. Hoe meer je processen laat lijken op dat wat in de natuur gebeurt, des te kleiner de hoeveelheid afval. In het filmpje van de inleiding heb je gezien hoe de teelt van tomaten en de kweek van vissen handig worden gecombineerd. Het proces wordt duurzamer. Wat betekent dat precies?

Opdracht 1 Duurzaamheid
Het begrip duurzaamheid wordt op veel verschillend manieren gebruikt: duurzaam ondernemen, duurzaam eten, duurzame energie, duurzaam inkopen, ….
Wat denk jij dat duurzaamheid inhoudt? Controleer je antwoord hier .
Geef daarna een samenvatting in eigen woorden.

Opdracht 2 Kweekmethode
Is de kweekmethode uit de inleiding duurzaam?
Vergelijk de kweekmethode met het kweken van tomaten en vissen apart.
Onderbouw je mening met argumenten.

Opdracht 3 Ecosysteem
Belangrijk in het denken over een duurzame wereld is het begrip ecosysteem.
Zoek hier wat een ecosysteem is.

Opdracht 4 Voedselweb
In een ecosysteem komt een groot aantal voedselketens voor.
Samen vormen ze een voedselweb.
Lees in de kennisbank:

KB: Deelnemers aan een voedselketen en -web
KB: Energieverlies in een voedselketen

Opdracht 4A Energie in een voedselketen
Kies de juiste antwoorden:

  1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat planten ... gebruiken om weefsel op te bouwen.
    1. alle vastgelegde zonne-energie
    2. een deel van de vastgelegde zonne-energie
  2. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat planteneters ... eten.
    1. de hele plant
    2. slechts een deel van de plant
  3. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat vleeseters ... eten.
    1. een deel van het dier
    2. het hele dier
  4. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat consumenten ... kunnen verteren.
    1. een deel van hun voedsel
    2. al hun voedsel
  5. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat consumenten ... gebruiken voor het opbouwen van weefsel.
    1. een deel van de energie
    2. alle energie

Opdracht 4B Duurzaam eten

  1. Waarmee kun je de wereldbevolking het beste voeden als je rekening houdt met duurzaamheid?
    1. vis
    2. maïs
    3. soja
    1. vlees
    2. insecten
    3. garnalen
    1. kip
    2. vlees
    3. insecten

Opdracht 4C Piramiden van biomassa
Ga naar Model ecosystemen .

Je vindt hier een model van drie ecosystemen:
bos, woestijn, grasland, oceaan, meer.
Kies jouw ecosysteem en schuif de organismen naar de juiste plaats in de piramide.
Als alles op de juiste plaats staat. Vergelijk dan de piramide van biomassa (energie) met de piramide van aantallen.
Maak van beide een diagram. Vergelijk de piramiden van de drie ecosystemen.
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?

Opdracht 5 Mini-ecosysteem
Bekijk nog eens het mini-ecosysteem uit de inleiding.

  • Neem het plaatje schematisch over en voeg de volgende termen aan je schema toe: producent, consument, heterotroof, autotroof.
  • In het plaatje zijn geen afvaleters en reducenten getekend.
    Welke afvaleters zul je mogelijk in het systeem aantreffen?
    En welke reducenten?
  • Wat is de input(aanvoer) en wat de output(afvoer) van dit het ecosysteem?

Voeg al deze gegevens toe aan je schema en vergelijk het totaal met een klasgenoot.

Opdracht 6 Voedselpiramide
Teken de piramide van biomassa van dit ecosysteem.
Vergelijk jouw piramide met die van een klasgenoot.
Leg aan elkaar de getekende figuur uit.

Stap 2

Kringlopen van koolstof
Bij het kweken van de tomaten en de vissen uit het filmpje spelen kringlopen een belangrijke rol. Twee kringlopen, de koolstofkringloop en de stikstofkringloop, bekijk je nu in het bijzonder. Je begint met de koolstofkringloop.

Opdracht 1 Afbraak van cellulose en ureum
Download het werkblad en voer het practicum uit.
Maak een verslag van het experiment.

Opdracht 2 Kringloop
Lees kennisbank:

KB: Kringlopen
KB: ​Routes van koolstof

Teken zelf een koolstofkringloop, zoals deze er 200 jaar geleden uitzag.
Geef daarna met rood aan welke veranderingen er sindsdien zijn opgetreden.
Vergelijk je schema met een klasgenoot.

Opdracht 3 Koolstofkringloop
Je ziet een vereenvoudigd schema van de koolstofkringloop.
De genummerde vakken stellen organismen voor.

  1. Met welke nummer of met welke nummers worden reducenten aangegeven?
  2. Welk proces wordt met de rode pijlen aangegeven?
    1. assimilatie
    2. dissimilatie
    3. koolstofassimilatie
    4. voortgezette assimilatie
    5. fotosynthese
  3. De koolstofkringloop in de wereld is uit evenwicht doordat ...
    1. de dissimilatie > assimilatieproces.
    2. de assimilatie > dissimilatieproces.
  4. Gevolgen van het toegenomen gebruik van fossiele brandstoffen zijn dat ...
    1. het water minder zuur wordt
    2. de hoeveelheid CO2 in de lucht toeneemt
    3. de temperatuur van de aarde stijgt
    4. het gat in de zonlaag groter wordt

Opdracht 4 Opwarming van de aarde
Eén van de gevolgen van de verstoring van de koolstofkringlopen is het versterkte broeikaseffect. Mogelijk warmt de aarde daardoor op.
Twee graden stijging, dat lijkt de grens. Daarboven vrezen wetenschappers een 'gevaarlijke opwarming van de aarde'. Het doel is om de CO2-uitstoot zodanig aan banden te leggen, dat we onder deze grens blijven.
Wat betekent die grens? Wat gebeurt er als dat niet lukt? Hoe ziet onze wereld eruit als het gemiddeld over een jaar twee graden warmer wordt?

Bekijk het hier:

Video: Broeikaseffect

  1. De gevolgen variëren afhankelijk van de mate van temperatuurstijging.
    Wat gebeurt er bij 1° stijging? Of 2°?
  2. Verdeel zes graden temperatuurstijging over zes leerlingen.
    Ieder bekijkt het bijbehorende filmpje.
    Video: National Geographic: Degree one
    Video: National Geographic: Degree two
    Video: National Geographic: Degree three
    Video: National Geographic: Degree four
    Video: National Geographic: Degree five
    Video: National Geographic: Degree six
    Maak elk een overzicht van de gevolgen bij een bepaalde temperatuurstijging.
    Zorg dat iedereen een totaal overzicht krijgt.

Opdracht 5 CO2
De problemen die ontstaan door de toename van het CO2-gehalte van de atmosfeer kunnen op verschillende manieren worden aangepakt. Hierna wordt een aantal maatregelen genoemd. Sommige verzachten alleen de effecten, andere gaan het ontstaan van CO2 tegen.

  1. Welke van deze maatregelen kun je tegenmaatregelen noemen?
    1. Meer bomen planten.
    2. Door het aanleggen van dijken wateroverlast tegengaan.
    3. Beperking van het energiegebruik.
    4. CO2 afkomstig uit industrie vloeibaar maken, en door pijpen diep in zee door de oceanen laten opnemen.
    5. Meer gebruik maken van bijvoorbeeld zonne-energie en windenergie.
  2. Welke maatregel I t/m V lijkt je het meest haalbaar, welke het minst?
    Leg je antwoorden uit.
  3. Op welke manier draagt de tomatenkweker uit de inleiding bij aan het verminderen van de CO2uitstoot?

Stap 3

De stikstofkringloop
Planten hebben voor hun productie niet alleen koolstof nodig, maar o.a. ook stikstof. Dat zou geen probleem hoeven te zijn. De lucht bestaat voor 79% uit stikstof. Toch moeten akkerbouwers stikstofbemesting toepassen.
Hoe komt dat?

Lees kennisbank:

KB: Routes van stikstof

Opdracht 1 Stikstof

  1. Beschrijf de manier waarop een plant stikstof opneemt. In welke verbindingen in de plant komt die stikstof vooral terecht?
  2. Leg uit waarom bij akkerbouw stikstofbemesting noodzakelijk is.
  3. Na de oogst blijft er een tomaat in de bodem achter.
    Maak een schema van wat er met de stikstofverbindingen uit deze tomaat gebeurt.​

Opdracht 2 Aquarium
Je begint een aquarium, een eenvoudige bak: een bodem, wat planten, een paar vissen.
Je voert de vissen iedere dag.

  1. Het gehalte organische stoffen in het aquarium stijgt.
    Door welke drie oorzaken?
  2. Welke organismen in het aquarium zorgen ervoor dat de biomassa van het ecosysteem toeneemt?
  3. Welke organismen in het aquarium zorgen ervoor dat de biomassa afneemt?
  4. In het water ontstaat ammoniak. Bij welk proces ontstaat dat?
  5. Ammoniak is een giftige stof. Gelukkig verdwijnt deze meestal snel uit het aquarium. Op welke manieren?
  6. Bedenk op grond van de theorie van de stikstofkringloop hiervoor een oplossing.
  7. Je ziet hiernaast twee afbeeldingen van een kringloop.
    Welke afbeelding geeft de stiksofkringloop in een aquarium weer?

Opdracht 3 Stikstofkringloop
Oefen je kennis van de stikstofkringloop hier .
Ga door tot je alles goed hebt ingevuld. Gebruik zo nodig Binas.

Opdracht 4 Bacteriën
Maak deze vragen:

  1. Het bacteriegeslacht Rhizobium in de wortelknolletjes van lupine
    1. veroorzaakt nitrificatie.
    2. bindt stikstof uit de lucht.
    3. veroorzaakt rotting.
    4. veroorzaakt vervluchtiging.
  2. Als in een bodem veel denitrificerende bacteriën voorkomen, veroorzaken deze
    1. zuurstofgebrek.
    2. overmaat ureum.
    3. overmaat zuurstof.
    4. nitraatgebrek.

Opdracht 5 Zure regen
In de kennisbank heb je gelezen dat verstoring van kringlopen ook tot gevolg hebben dat het milieu verzuurt.

  1. Bekijk de afbeelding. De mate van verzuring is niet gelijk verdeeld over het land.
    Bedenk welke oorzaken daarvoor kunnen zijn.
  2. Welke maatregelen heeft de tomatenkweker genomen om verzuring te verminderen?
    Wat zou hij evt nog meer kunnen doen?
  3. Wat is in de landbouw gedaan om verzuring tegen te gaan?
    De landelijk gemiddelde neerslag van verzurende stoffen is sinds 1981 gehalveerd.
    Dat is vooral het gevolg van maatregelen bij de doelgroepen verkeer en industrie, zoals b.v. katalysatoren en rookgasfilters.
    Een deel van dat effect wordt teniet gedaan door het rebound effect.
    Dat betekent dat, als we iets duurzaams doen dat zelf weer tegenwerken.
    Dus zijn de auto’s schoner, dan rijden we meer: met de vervuiling van die schone auto valt het immers wel mee.
  4. Bedenk voorbeelden van het rebound effect uit jouw dagelijks leven.
    Hoe is dat effect te voorkomen?

Bespreek je antwoorden in de klas.

Opdracht 6 Examenvragen
Maak de volgende examenvragen over beide kringlopen.
Gebruik zo nodig Binas.

 

Stap 4

Afvaleters en reducenten
In de vorige stappen heb je gezien dat afbraak van organische stoffen nodig is om de kringloop weer te sluiten. Er zijn dus organismen nodig die van de organische stoffen weer anorganische stoffen maken.

Opdracht 1 Afbraak
Bekijk het filmpje, om een indruk te krijgen van dat proces:
Let op: het filmpje gaat over een dood dier. Misschien zie je dat nu liever niet.

  1. Welke organismen hoor je vooral?

Bij de afbraak van organische materiaal is ook nog een hele voedselketen te onderscheiden.
Eerst komen de afvaleters. Zij leven van dode resten.
Aasgieren eten dode dieren. Mestkevers laten andere dieren \(\small{v}\infty{r}{v}{e}{r}{t}{e}{r}{e}{n}\). Zij eten de uitwerpselen.
Regenwormen eten bladeren.
Uiteindelijk zetten schimmels en bacteriën (de reducenten) de overgebleven organische stoffen om in anorganische stoffen.
Ook deze voedselketen heeft een heel vaste volgorde.

Opdracht 2 Een dode boom
Bekijk de figuur.
Op dode boom A worden vooral boktorren aangetroffen, op boom B vooral termieten.

  1. Welke boom is het langst dood?

Van de kennis van dit deel van de voedselkringloop maakt men ook gebruik bij forensisch onderzoek.

Opdracht 3 Forensisch onderzoek
Lees insecten als laatste getuigen .

  1. Leg uit wat een forensisch entomoloog kan bijdragen aan forensisch onderzoek.

Opdracht 4 Bacteriën voor milieusanering
In tweetallen.
Bacteriën zijn de afvalverwerkers van de natuur!
Ze worden dan ook ingezet in alle takken van de milieusanering: zuivering van afvalwater, biologische bodemsanering en luchtzuivering, hergebruik van afvalstromen en dierlijke mest, groene energie in de vorm van biogas.
Hier zie je een voorbeeld.
Bekijk het filmpje:

Zoek nog een voorbeeld van het gebruik van bacteriën voor milieusanering.
Verdeel de onderwerpen afvalwater, bodem, lucht, verpakkingsmiddelen over de klas.

Zoek uit hoe het gekozen proces precies werkt.

  • Welke bacteriën worden ingezet en met welk doel?
  • Welke omstandigheden worden gekozen?
  • Welke (bij)producten ontstaan er?

Houd een korte presentatie voor de klas.
Je mag in overleg met de docent ook zelf een eindproduct (verslag, poster, presentatie, stripverhaal) kiezen.

Tip: voor een profielwerkstuk over dit onderwerp:

Stap 5

Voedsel en duurzaamheid
Sinds de tweede helft van de vorige eeuw is duidelijk geworden dat de mens op een andere manier met het systeem Aarde om moet gaan. Grondstoffen raken op en allerlei schadelijke afvalstoffen hopen zich op in het milieu.

Lees in de kennisbank waardoor het systeem onder druk staat.

KB: Landbouw en kringlopen

Opdracht 1 Het kan ook ecologisch
Maak de volgende opdrachten en bespreek de antwoorden in de klas.

  1. Maak een overzicht van de verschillen tussen traditionele en ecologische landbouw.
    Koop jij bij voorkeur producten uit de ecologische landbouw? Waarom wel/niet?
    Vind jij dat ecologische landbouw gestimuleerd moet worden, b.v. door subsidies?
    Geef argumenten voor je mening. Bespreek je argumenten in de klas.
  2. Welke bijdrage kan biotechnologie leveren aan de landbouw?
    Wat is jouw mening over deze toepassing van de biotechnologie?

Opdracht 2 Ecologische voetafdruk
De manier waarop wij leven heeft effect op het systeem Aarde.
Wonen, voeding, de kleren die je koopt, de manier waarop je op vakantie gaat of naar school, alles heeft zijn ecologische prijs.
De ecologische voetafdruk geeft aan hoeveel oppervlakte van de aarde gebruikt wordt om aan jouw behoeften tegemoet te komen.
Rekeninghoudend met de huidige wereldbevolking en de beschikbare reserves is 2,1 hectaren beschikbaar per persoon. Gebruik jij meer dan je toekomt?

Bereken wat de impact is van de keuzes uit jullie gezin op het milieu.
www.wnf.nl/voetafdruktest
Maak de test en noteer de voetafdruk in hectare.
Vergelijk jouw waarde met de gemiddelden in de wereld.



Zou je je voetafdruk willen verlagen. Maak dan een keuze uit de tips .
Bespreek de keuzes in de klas.
Hoe makkelijk of moeilijk is het om deze tips uit te voeren?
Waarmee zouden je morgen al willen beginnen?

Opdracht 3 Verspilling
Een manier om de milieulast van voedselproductie te verkleinen is het tegengaan van verspilling.
Bekijk het filmpje:

En doe de weggooitest . Geef de antwoorden zoals het bij jullie thuis meestal gaat.

Opdracht 4 Het smaakt naar nootjes, maar dan met pootjes …
In de inleiding van dit thema heb je een filmpje bekeken over de aanbeveling van de wereldvoedselorganisatie om meer insecten te eten.
Welke argumenten pleiten daarvoor? Vat ze samen m.b.v. dit artikel .

Opdracht 5 Vlees of vegetarisch?
Rundvlees, kip of vegetarisch? Welke keuze is het beste als je let op duurzaamheid?
Zoek dat uit met behulp van deze bronnen.
Stel een aanbeveling op en onderbouw deze met behulp van de volgende bronnen.

Bronnen:

Stap 6

De keuze van de consument
In drie- of viertallen.
Doe een onderzoek naar de mate waarin consumenten duurzaamheid laten meewegen bij het kiezen van hun voedsel, bijvoorbeeld in de school- of sportkantine, op een terras of bij het samenstellen van een lunchpakket.

Elk groepje formuleert een eigen deelvraag.
Gebruik daarvoor de informatie uit stap 5.
Bespreek je deelvraag met je docent en voer daarna het onderzoek uit.
Maak een poster van het resultaat.
Hang de poster op, bijvoorbeeld in de schoolkantine.

Extra bronnen:

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.

VideoEnergiestroom in voedselketen

Antwoorden Verwerking

Stap 1
Opdracht 3
 Ecosysteem

  1. De levende organismen in een bepaald gebied vormen samen een levensgemeenschap.
    1. ecosysteem
    2. levensgemeenschap
    3. vegetatie
    4. populatie
    5. individu
    1. Waddenzee
    1. schoolvijver
    2. aarde

Opdracht 4A Energie in een voedselketen

    1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat planten een deel van de vastgelegde zonne-energiegebruiken om weefsel op te bouwen.
    1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat planteneters slechts een deel van de plant eten.
    1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat vleeseters een deel van het dier eten.
    1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat consumenten een deel van hun voedsel kunnen verteren.
    1. Elke volgende schakel in een voedselketen bevat minder energie doordat consumenten een deel van de energie gebruiken voor het opbouwen van weefsel.

Opdracht 4B Duurzaam eten

    1. maïs
    2. soja
    1. garnalen
    1. insecten

Stap 2
Opdracht 3
 Koolstofkringloop

  1. Met nummer 2.
    1. dissimilatie
    1. De koolstofkringloop in de wereld is uit evenwicht doordat de dissimilatie > assimilatieproces.
    1. de hoeveelheid CO2 in de lucht toeneemt
    2. de temperatuur van de aarde stijgt

Opdracht 5 CO2

    1. Meer bomen planten.
    1. Beperking van het energiegebruik.
    1. Meer gebruik maken van bijvoorbeeld zonne-energie en windenergie.

Stap 3 
Opdracht 1 Stikstof

  1. De plant neemt via de wortels nitraten en ammoniumzouten op uit het grondwater.
    In de cellen worden de stikstof gebruikt voor de assimilatie van eiwitten.
  2. De producten van de akker worden afgevoerd, er komen daardoor niet voldoende mineralen terug in de bodem.

Opdracht 2 Aquarium

  1. Via het voer, de uitwerpselen van de vissen en de fotosynthese.
  2. De planten, en doordat ze gevoerd worden ook de vissen.
  3. De rottingsbacterien en de vissen als ze eten van de planten.
  4. Bij de afbraak van eiwitten.
  5. Een deel van het ontstane ammoniak verdampt. Een deel wordt in het water omgezet in ammonium (NH4+).
    Een deel wordt eerst omgezet in nitrietionen (NO2-) door nitrietbacteriën.
    (Daarna worden deze nitrietionen omgezet in nitraationen (NO3-) door nitraatbacteriën.
    Deze twee bacteriën bij elkaar noem je nitrificerende bacteriën.
  6. Zorgen voor voldoende nitrificerende bacteriën en voldoende planten om het nitraat weer op te nemen.
  7. Afbeelding 1.

Opdracht 4 Bacteriën

    1. bindt stikstof uit de lucht.
    1. nitraatgebrek.

Opdracht 5 Zure regen

  1. Intensieve veeteelt in Brabant, industrie en verkeer in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.
  2. Hij gebruikt minder mest. Hij zou zonne-energie kunnen opwekken.
  3. Afdekken van mestbassins, het verminderen van uitstoot uit stallen, en een vermindering in het uitrijden van mest.

Stap 4
Opdracht 2 
Een dode boom

  1. Boom B.

Opdracht 3 Forensisch onderzoek

  1. De ontwikkelingsstadia van de insecten op het lijk en de soorten insecten zeggen iets over de plaats en het tijdstip van overlijden. Dan moeten de omgevingsomstandigheden die bij het lichaam van toepassing waren (met name temperatuur) bekend zijn.

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

VWO 2021-TV2

VWO 2021-TV2 Vraag 9
VWO 2021-TV2 Vraag 10
VWO 2021-TV2 Vraag 17
VWO 2021-TV2 Vraag 20
VWO 2021-TV2 Vraag 25
VWO 2021-TV2 Vraag 26

VWO 2021-TV3

VWO 2021-TV3 Vraag 2
VWO 2021-TV3 Vraag 5
VWO 2021-TV3 Vraag 6
VWO 2021-TV3 Vraag 7

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 29 à 30 uur.
  • Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog? Wat was het meest leerzaam van de herhaling?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit drie modules.
    Welk van de drie modules sprak je het meest aan?
    Waardoor?
    Welk van de drie modules vond je het meest leerzaam?
    Waarom?
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvraag gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vraag te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Energie om van te leven - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:21:17
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Energie om van te leven is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit thema heet energie om van te leven. Aan het eind van dit thema: beschrijf je in detail het fotosyntheseproces in cellen met chloroplasten. leg je uit dat assimilatieprocessen in planten en dieren leiden tot de aanmaak van bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en enzymen. licht je assimilatie- en dissimilatie(deel)processen toe met behulp van de reactievergelijkingen. beschrijf je anaerobe dissimilatieprocessen, ook met behulp van de reactievergelijkingen. licht je aerobe dissimilatieprocessen, zoals de glycolyse en de citroenzuurcyclus, toe, ook met behulp van de reactievergelijkingen. beschrijf je dat cellen zichzelf reguleren en daarbij een dynamisch evenwicht in stand houden, dat cellen stoffen opnemen, transporteren, omzetten en afgeven met behulp van energie, gekatalyseerd door enzymen. beschrijf je waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden. leg je uit hoe een ecosysteem werkt en noemt welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem. noem je planten- en diersoorten die een voedselketen/voedselweb of een piramide van biomassa/aantallen vormen. onderscheid je in een beschreven ecosysteem producenten, consumenten en reducenten. beschrijf je kringlopen van elementen in een ecosysteem en benoemt welke factoren daarop van invloed zijn. beschrijf je energiestromen in een ecosysteem, ook kwantitatief, en licht toe welke factoren daarop van invloed zijn. beschrijf en reken je met modellen van energiestromen en benoem je welke processen en organismen daarin een rol spelen.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Fotosynthese op celniveau; Biologie; Instandhouding; Celstofwisseling; Vormen van energie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, consument, ecosysteem, factoren, organismen, producent, reducent, stercollectie, vwo4/5/6

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: 2008, het jaar van de aardappel - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74456/Module__2008__het_jaar_van_de_aardappel___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Energiebronnen van de toekomst - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74457/Module__Energiebronnen_van_de_toekomst___v456

    VO-content Biologie. (2020).

    Module: Kringlopen-duurzaamheid - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74458/Module__Kringlopen_duurzaamheid___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Energie om van te leven

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.