Thema: Zintuigen - v456

Thema: Zintuigen - v456

Thema Zintuigen

Intro

Optimale samenwerking

De musici in het symfonieorkest beginnen met spelen en de hardloper gaat van start.
Op welke manier ontvangen zij het signaal om te gaan beginnen?
Hoe wordt het signaal verwerkt?
Hoe worden spieren in gang gezet om de strijkstok in beweging te brengen?
En hoe komen de benen in beweging?
Praat hierover met een klasgenoot na het kijken van de video's.

Kijk de eerste anderhalve minuut van de volgende video over het werk van een dirigent:

Kijk nu de video van het starten van de atleten bij de 100 m sprint voor mannen.

In dit thema ga je de antwoorden zoeken op de volgende vragen:

Bij zowel musici en sporters is een optimale samenwerking tussen zintuigen, spieren en het zenuwstelsel belangrijk. Wat als er daarin iets misgaat?

Op welke manier kunnen een oogarts, neuroloog en revalidatiearts een musicus of sporter ondersteunen om beter te presteren? Of om na een blessure weer terug te komen?
Waar let een behandelend arts op om een diagnose te stellen en welke behandelingen kan zij/hij toepassen? Dat onderzoek en ontdek je in de drie modules die bij dit thema horen.

Kijk voor je nu verder gaat eerst de volgende video. Maak eventueel aantekeningen. De informatie uit de video kun je gebruiken bij het maken van de modules bij dit thema.


Succes!

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema:

  • beschrijf ik de samenhang van de regeling van lichaamsprocessen op moleculair niveau onder andere met behulp van het principe van een regelkring en chemische evenwichten.

  • beschrijf ik het belang van (de samenwerking tussen)  spier-, zenuw- en hormoonstelsel.

  • beschrijf ik delen van het zenuwstelsel, hun bouw, functies en werking.

  • benoem ik soorten zenuwcellen aan de hand van hun functie.

  • beschrijf ik de relatie tussen zintuigen en het zenuwstelsel.

  • leg ik het algemene principe en de werking van een zintuig uit, met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde.

  • leg ik uit wat het al dan niet hebben van bepaalde zintuigen betekent voor organismen.

  • beschrijf ik de relatie van het zintuigstelsel met het spier-, zenuw- en hormoonstelsel.

  • benoem ik de uitwendige en inwendige delen van het oog en leg je uit welke functies ze hebben.

  • beschrijf ik de werking van de lens en legt een relatie tussen lensafwijkingen en corrigerende hulpmiddelen.

  • leg ik de bouw, werking en functie uit van de belangrijkste bij beweging betrokken organen van mens en dier en verklaar ik daarbij de relatie tussen vorm en functie toe.

Deelconcepten
hormoonstelsel, mechanische-, chemische-, licht-, temperatuur-, tast- en pijnreceptoren, inwendig en uitwendig milieu, regelkring, positieve en negatieve terugkoppeling, dynamisch evenwicht, receptoren in celmembranen en cytoplasma, osmotische waarde, pH, temperatuur, chemische samenstelling, O2-concentratie, CO2-concentratie, buffers van hemoglobine en HCO3-, glucoseconcentratie, waterhuishouding, chemische en drukreceptoren in de aorta, adaptatie, gewenning, motoreiwit, actine, myosine, centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel en animaal zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, centra voor gevoel, beweging en voor zien in de hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, optisch chiasma, gevoels-, schakel- en bewegingszenuwcellen, impulsgeleiding, reflexboog, pupil, lens, netvlies, staafjes, kegeltjes, gele vlek, blinde vlek, adequate prikkel,  lenswerking, bijziend, verziend, accommodatie, prikkels, drempelwaarde, zenuw-zintuigstelsel, synaps, neurotransmitter, Na+-kanaal, reactiesnelheid, cellen van Schwann, myelineschede, sprongsgewijze geleiding, dwarsgestreepte en gladde spieren, witte en rode spiervezels, spiercel, pees, antagonist, warming-up, cooling-down, uithoudingsvermogen, doping en EPO.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over zintuigen en spieren?
Lees de volgende Kennisbank uit de onderbouw als opfrisser voor dit thema.

Spieren - onderbouw

Prikkels en impulsen - onderbouw

Horen - onderbouw

Kijken - onderbouw

Zenuwstelsel - onderbouw

Hersenen - onderbouw


Maak de oefening om je kennis te testen.

Wat ga ik doen?

Het thema Zintuigen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal SLU

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Oogarts

8

Module: Neuroloog

8

Module: Revalidatiearts

8

Afsluiting

 

Samenvattend

1

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal:

29 à 30

Modules

Oogarts

Oogarts

Intro

Oogheelkunde

In de video kun je een dag kunnen volgen van een oogarts.
Wat zou een oogarts voor een topsporter of topmusicus kunnen doen?
Bespreek het na het kijken met een klasgenoot.

Tegen welke problemen met de ogen loopt een topsporter of musicus of sporter aan?
Waar let een oogarts op om een diagnose te stellen en welke behandelingen kan een oogarts toepassen?

Met behulp van dit thema maak je voor één van de patiënten een stappenplan om de juiste diagnose te gaan stellen.
Welke onderzoeken ga je doen? En kun je een behandeling voorstellen?

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module
Kan ik:

  • de verbanden beschrijven tussen het gebruik van de zintuigen en het functioneren van een organisme;
  • de werking van een zintuig in het lichaam beschrijven;
  • de bouw van het oog beschrijven;
  • de werking van het oog toelichten;
  • het verband tussen adequate prikkel en reactie beschrijven;
  • informatie uit Binas/Biodata over zintuigen en het oog specifiek, vinden en toepassen.

In deze module komen SE-onderdelen aan bod afkomstig uit het domein B7 (Waarneming door het organisme).

Deelconcepten
Centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel, animaal zenuwstelsel, prikkeldrempel, prikkels, mechanische, chemische, temperatuur-, licht-, tast- en pijnreceptoren.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

In deze stap bestudeer ik de werking van zintuigen en het reageren op prikkels.

Stap 2

Hoe is het oog opgebouwd en wat zijn de functies van de verschillende onderdelen?

Stap 3

Ik ga aan de slag met vier practica die ik in de klas roulerend ga uitvoeren.

Stap 4

Ook als ik het hoofd er even niet bij hebt passen mijn ogen zich aan, aan de veranderende omstandigheden. Over deze en meer reflexen gaat deze stap.

Stap 5

Is mijn gezichtsscherpte beter, gelijk of minder dan het gemiddelde? Dat onderzoek ik in deze stap.

Stap 6

Ik onderzoek wat er aan de hand is bij iemand met glaucoom (oorzaak en symptomen) en welke behandelingen mogelijk zijn.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak samen een stappenplan voor een diagnose bij oogproblemen.

Examenvragen

Ik test mijn kennis over deze module met een aantal examenvragen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Zintuigen algemeen

Startschot

Klaar voor de start ...! Kijk de video. Welke prikkels komen binnen bij een sporter op het moment dat het startsignaal klinkt? Bespreek het met een klasgenoot. Lees daarna verder onder de video.

Op de atletiekbaan, in het zwembad of op de ijsbaan gaan de sporters van start wanneer ze het startschot horen.
Voor musici is het gehoor van zeer groot belang om goed te kunnen musiceren.
Geluid is een prikkel die de zintuigcellen in het oor opvangen.
Voor beide groepen zijn naast de oren, de ogen belangrijk om goed te kunnen presteren.

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende item:

Zintuigen algemeen


Ogen en oren zijn niet de enige zintuigen in het lichaam.
Bestudeer daarom de volgende Kennisbankitems:

Zintuigen van de huid

Overige zintuigen

Signalen in het zenuwstelsel


Practicum Zintuigen

Je gaat aan de slag met vijf practica die je in de klas roulerend gaat uitvoeren in tweetallen.
Alle experimenten voer je een keer uit als onderzoeker en een keer als proefpersoon.

  1. Hoe gevoelig ben jij?
  2. Warm of koud?
  3. Zoetekauwen
  4. Eet smakelijk
  5. Sta even stil

Gebruik voor het practicum het werkblad Zintuigen.

Stap 2: Bouw van het oog

De bouw van het oog is belangrijk voor de juiste werking van het oog.
Weet je nog hoe een oog is opgebouwd?
En wat de functies zijn van de onderdelen?

Bestudeer de bouw en functie van het oog bioplek.
Bestudeer daarna in de Kennisbank de volgende twee items.

Het oog

Oog, netvlies en diepte zien

Examenvragen

Maak voor je verder gaat eerst de volgende examenvragen uit andere niveaus.
Lukt dit niet? Bestudeer dan de Kennisbanken en de site van Bioplek opnieuw.
Vraag eventueel je docent om hulp.

VMBO GT Biologie 2011-2 vraag 15

VMBO GT Biologie 2011-1 vraag 48

VMBO GT Biologie 2010-2 vraag 23

VMBO GT Biologie 2010-1 vraag 20

VMBO GT Biologie 2010-1 vraag 19

Havo Biologie 2013-1 vraag 34

Havo Biologie 2013-1 vraag 35


Practicum Varkensoog

Practicum in tweetallen
Bekijk een varkensoog van dichtbij.
Op het werkblad Varkensoog vind je de gehele beschrijving.
De conclusie wordt na het practicum klassikaal besproken.

Stap 3: Ogen aan het werk

Practicum De ogen


Je gaat aan de slag met vier practica die je in de klas roulerend gaat uitvoeren in tweetallen.
Gebruik hierbij het werkblad De ogen aan het werk .

  1. Kijken met twee ogen
  2. Blinde vlek
  3. Dominant oog
  4. Gezichtsveld en kleur

Practicum Wat zie je?

Bekijk de animatie hieronder. Houd je ene oog bedekt, daarna je andere oog.
Bekijk de animatie van verschillende afstanden. Zijn beide balletjes elke keer zichtbaar?
Bespreek het met een klasgenoot.
Formuleer ook samen een conclusie aan de hand van jullie bevindingen.
De conclusie wordt klassikaal besproken.

Stap 4: Reflexen

 

Ook als je het hoofd er even niet bij hebt passen je ogen zich aan, aan de veranderende omstandigheden.
De hoeveelheid licht en de scherpstelling zijn steeds anders. De aanpassing gebeurt reflexmatig. In de practica onderzoek je enkele van die reflexen.

Practicum Oogreflexen

Je gaat aan de slag met drie practica die je in de klas roulerend gaat uitvoeren in tweetallen. Gebruik hierbij het werkblad Oogreflexen.

Bekijk voor je begint eerst even de animatie hiernaast en de video met de pupilreflex. Deze informatie kan je helpen bij het practicum.

Stap 5: Gezichtsvermogen

Visus of gezichtsvermogen

Koeman: 'Moeite met de wedstrijd lezen'
Een sporter of een coach kan een wedstrijd figuurlijk ‘lezen’, het spel doorzien en kijk hebben op zijn sport.
Zijn blik kan letterlijk vertroebeld zijn door een nog niet geconstateerde oogafwijking.
Eén op de vijf mensen heeft onvoldoende gezichtsscherpte – een in de sport vergeten aandachtspunt.


Bijziendheid is de meest voorkomende oogafwijking en dat is goed te herkennen.
Een sporter ziet dan veraf niet goed scherp.
Hij plaatst daardoor minder goed een bal en reageert minder snel. Details zijn belangrijk in de sport, zeker bij topsport. Een tennisser moet bliksemsnel kunnen reageren op een geplaatste bal.
Zie je het allemaal niet zo scherp, dan heb je een achterstand.

Een deel van het gezichtsvermogen is de gezichtsscherpte. De visus is een maat voor gezichtsscherpte.
Om de visus te bepalen wordt gebruik gemaakt van de Snellenkaart.
Deze kaart is ontwikkeld door de Nederlandse oogarts Herman Snellen.

Met deze kaart bepaal je of de visus afwijkt t.o.v. de gemiddelde gezichtsscherpte.
De meeste mensen zien 100% ofwel 1.0 (6/6).

Dit betekent dat ze op een afstand van 6 meter de regel kunnen lezen die de meeste mensen op die afstand herkennen. Als je de regel pas op een afstand van 3 meter kan lezen, dan heb je een gezichtsscherpte van 50%, ofwel 0,5 (3/6). Kun je nog kleinere letters lezen dan is de visus groter dan 1.
Een waarde 1,5 komt wel voor bij jonge gezonde mensen.

Hoe is het gesteld met jouw ogen?

Onderzoeksvraag:
Is jouw gezichtsscherpte beter, gelijk of minder dan het gemiddelde?

Practicum Bijziend en verziend


In tweetallen

  1. Druk de Snellentest af.
  2. Als je contactlenzen of een bril hebt, moet je deze wel gebruiken.
  3. Hang de kaart op oogniveau aan een kale muur zonder venster.
  4. Ga op 3 meter afstand van de muur zitten of staan.
  5. Bedek één oog.
  6. Begin bovenaan en lees hardop elke letter voor.
  7. Laat de andere persoon opschrijven wat de kleinste regel is die je helemaal goed kunt lezen.
  8. Test je andere oog op dezelfde manier.
  9. Als je niet in staat bent om de visus 1.0 regel met beide ogen te lezen, heb je mogelijk een correctie nodig om scherper te zien. Welke lenzen schrijf je als oogarts voor aan je klasgenoot? Bespreek het samen.
  10. Onderzoek of je klasgenoot bijziend of verziend is.

De gezichtsscherpte wordt uitgedrukt in de formule Vi = d/D.
Vi = visus
d = afstand van de persoon tot de letterkaart
D = afstand waar een goed oog de letter nog kan herkennen


Examenvraag

Maak als afsluiting van deze stap nog even deze examenvraag HAVO.
Kun je de vraag beantwoorden?

Havo Biologie 2011-2 vraag 42

Stap 6: Glaucoom

Glaucoom bij blazers en sporters

Lees het artikel op bladzijde 12:' Wat staat er op het spel? ' in het magazine van de Glaucoomvereniging.
Lees daarna ook onderstaand nieuwsitem over Edgar Davids.

Oogoperatie houdt Edgar Davids twee maanden aan de kant
07/03/95, 00:00
AMSTERDAM (ANP) - Edgar Davids zal ongeveer twee maanden niet in actie kunnen komen voor Ajax.
De middenvelder heeft een kneuzing aan het linkeroog, waardoor hij last heeft van een verhoogde oogdruk.

Davids liep de kneuzing enkele weken geleden op in een oefenwedstrijd op het kunstgrasveld Voorland tegen Novi Sad. Hij kreeg toen een bal vol in het gezicht. Bij onderzoek bleek de druk van het getroffen oog veel te hoog te zijn.
Om aantasting van het gezichtsvermogen te voorkomen, is besloten tot een zogenaamde filtrerende operatie waardoor de oogdruk weer op het normale peil moet komen.

Glaucoom

Onderzoek wat er aan de hand is bij iemand met glaucoom (oorzaak en symptomen) en welke behandelingen mogelijk zijn. Vroege opsporing van glaucoom is belangrijk.
Maak daarom een kort artikel voor de Glaucoomvereniging om te plaatsen in een goed gelezen magazine.
Hoe herken je glaucoom, wat is het en wat is het belang van een vroegtijdige diagnose?
Welke behandelingen zijn eventueel mogelijk?

Je kunt gebruik maken van de volgende bronnen. Kijk voor tips ook in de Gereedschapskist.

Bronnen:
www.oogziekenhuis.nl
www.glaucoomvereniging.nl

Het artikel lever je in bij je docent. Je docent let bij de beoordeling op de volgende punten:

  • Het artikel is biologisch juist.
  • Het artikel sluit aan bij de doelgroep.
  • Verdere beoordelingseisen lees je in de Gereedschapskist.

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Extra

Wil je meer weten over oogafwijkingen?

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Diagnose

Jij bent (nog) geen oogarts en een diagnose stellen bij iemand met oogproblemen is niet gemakkelijk.
Toch weet je al heel veel.
Maak een stappenplan voor de oogarts om de juiste diagnose te gaan stellen bij een topsporter of musicus. Welke onderzoeken stel je voor?
Misschien lukt het ook al om een behandeling voor te stellen.

Noteer alles in je stappenplan en lever deze in bij je docent.

Je docent let bij de beoordeling van het stappenplan op het volgende:

  • Met het stappenplan laat je zien dat je de leerdoelen van deze module beheerst.
  • De gegevens in het stappenplan zijn biologisch correct.
  • Er is gekozen voor een musicus of topsporter en dit wordt duidelijk in het stappenplan.
  • Het stappenplan is overzicht en duidelijk opgesteld.
  • Het stappenplan sluit aan bij de doelgroep.

 

 

 

 

Eindexamenvragen

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd, veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt. Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp.

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op www.eindexamensite.nl.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hieronder vind je meerdere vragen op HAVO-niveau.

Maak de volgende 5 examenvragen.

Havo Biologie 2011-2 vraag 41

Havo Biologie 2011-2 vraag 42

Havo Biologie 2011-1 vraag 35

Havo Biologie 2010-1 vraag 36

Havo Biologie 2010-1 vraag 37

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle practica helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Ben jij geïnteresseerd in oogproblematiek? Zie jij jezelf al in een beroep dat binnen deze categorie valt? Waarom wel of waarom niet?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om het stappenplan op een biologisch juiste manier te maken? Wat was je grootste struikelblok tijdens deze opdracht en wat ging je het makkelijkste af? Hoe heb je je struikelblok opgelost?
  • Examenopgaven
    Heb je alle examenopgaven in deze module gemaakt? Ging het goed?

Neuroloog

Neuroloog

Intro

Reactiesnelheid

​Je hoort het startschot en rent, zwemt, rijdt, … weg. Je reactiesnelheid bepaalt de tijd tussen het startschot (prikkel) en de reactie van de hersenen. Kijk maar eens naar de vertraagde start in de video hieronder.
Vanuit de hersenen komt een signaal richting de spieren om in beweging te komen. Hoe zorgt het zenuwstelsel ervoor dat de informatie van de zintuigen wordt doorgegeven en verwerkt? Wat denk jij? Bespreek jouw ideeën hierover met een klasgenoot.


De arts die gespecialiseerd is in het zenuwstelsel, is de neuroloog. In de volgende video zie je de werkzaamheden van een neuroloog. Je rondt deze module af met een stappenplan van testen die een neuroloog uitvoert tijdens een consult. Welke gegevens leveren die testen op, wat zegt dit over de werking van het zenuwstelsel en wat kan de neuroloog hiermee om een diagnose te stellen?

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module
Kan ik:

  • de werking van een regelkring in het zenuwstelsel toelichten;
  • het verband beschrijven tussen de werking van het zenuwstelsel en het functioneren van een organisme;
  • de werking van een zintuig beschrijven en toelichten wat daarbij de rol van de hersencentra is;
  • de relatie van het zintuigstelsel met het hormoonstelsel beschrijven.

In deze module komen ook SE-onderdelen aan bod afkomstig uit de domeinen B6 en B7 (Waarneming door het organisme).

Deelconcepten
Centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel, grote en kleine hersenen, centra in de hersenschors, hersenstam, ruggenmerg, autonoom (vegetatief) zenuwstelsel, animaal zenuwstelsel, sensorische, schakel- en motorische neuronen, prikkeldrempel, prikkels, lichtreceptoren, reflexboog.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Het is fysiek onmogelijk om sneller dan binnen 0,1 seconden op een signaal te reageren. In deze stap onderzoek ik hoe snel mijn reactiesnelheid is.

Stap 2

In de hersenen worden de signalen van de zenuwen naar de juiste plek gestuurd, maar wat als het lichaam men op die manier hindert om iets te doen, dingen automatisch laat doen of men zelfs fopt?

Stap 3

Om de hersengolven te meten wordt gebruikt gemaakt van een EEG. In deze stap ontdek ik hoe zo'n onderzoek verloopt en kijk ik naar verschillende neurologische aandoeningen.

Stap 4

Welke van mijn hersenhelften is beter ontwikkeld en wat betekent dit?

Stap 5

Bij een reflex volgt op een bepaalde prikkel een snelle reactie, zonder dat er een bewustwording plaatsvindt. Ik ga aan de slag met verschillende reflexen.

Stap 6

Mijn zenuwstelsel kan ik beschermen in allerlei stresssituaties. Ik bekijk de reacties die ontstaan in mijn lichaam.

Stap 7

Onthoud ik beter iemands naam of iemand gezicht? Deze stap gaat over gezichtsherkenning.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak samen een stappenplan voor een diagnose bij oogproblemen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Reactiesnelheid

Reactiesnelheid

Meten

Het is fysiek onmogelijk om sneller dan binnen 0,1 seconden op het startschot te reageren.
Test zelf je reactiesnelheid op de nationale mediasite. Neem het gemiddelde van 3 pogingen.
Vergelijk jouw reactiesnelheid met die van een aantal klasgenoten? Wat valt je op? De verschillen worden klassikaal besproken.

Practicum reactiesnelheid

In tweetallen
In het filmpje werd een methode voorgesteld om de reactiesnelheid te meten.
Werk dit uit tot een onderzoeksopzet met een duidelijk gekozen onderzoeksgroep.
Voer je onderzoek uit en maak hiervan een verslag. Overleg met je docent of je dit verslag ook in moet leveren. Kijk voor tips en de eventuele beoordelingseisen in de gereedschapskist hieronder.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende item:

Ogen

Nog even terug naar de ogen van module  Oogarts.
Licht is de prikkel voor de zintuigcellen op het netvlies.
Maar op welke manier komt het signaal aan in de hersenen?
Bekijk de animatiefilm op deze website www.oogartsen.nl.
Bespreek daarna de vraag met een klasgenoot.

Stap 2: Stroop effect

Zie je het wel goed?

Stroop effect
Maak de test individueel: faculty.washington.edu
Wat is je conclusie? Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

In module Oogarts heb je de bouw en werking van het oog nader bekeken.
Je oog is een zintuig dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven aan visuele schors in de hersenen. Hoe dat zit zie je in de volgende video.


De oogarts gaf al aan dat hij/zij contact heeft met andere artsen, zoals de neuroloog.
Ogen en hersenen hebben alles met elkaar te maken.
Bestudeer in de Kennisbank item:

Indeling van het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel

In tweetallen.
Verdeel de taken en maak samen twee schema’s, mindmaps of tekeningen van het zenuwstelsel. Verwerk daarin de volgende punten:

  1. Waar in het lichaam bevinden zich onderdelen van het zenuwstelsel?
    En hoe heten deze onderdelen?
  2. Welke functies hebben de onderdelen van het zenuwstelsel?

Laat alle verschillende onderdelen zien met een korte omschrijving.
Wissel de schema’s met elkaar uit. Maak gebruik van de bronnen hieronder. Bewaar je schema in je portfolio.

Bronnen:

  • BINAS

Stap 3: Hersengolven

EEG (elektro-encefalogram) - Hersengolven

Hoewel het onderzoek naar het functioneren van de hersenen nog in zijn kinderschoenen staat, zijn toch al enkele al enkele hersenfuncties gelokaliseerd en kan hersenactiviteit worden gemeten. Kijk de volgende video over de werking van een EEG.

Hoe verloopt het onderzoek?

Elektroden die op het hoofd zijn geplakt meten de spanningsverschillen in de hersenen.
Afgezet tegen de tijd levert dat een grafische weergave (hersengolf) op.
Door het opvangen en registreren van de elektrische spanningsverschillen, kun je erachter komen of in een bepaald deel van het hersenen activiteit plaatsvindt.
Afhankelijk van de trillingsfrequentie (in Hz) worden hersengolven verdeeld in α, β, ϑ en Δ golven.
Bij hersenactiviteit is de trillingsfrequentie hoger dan bij inactiviteit.

Lees de volgende Kennisbank:

Impulsen

- deel over impulsfrequentie

Eindexamenvraag

Maar hoe worden die spanningsverschillen veroorzaakt tijdens hersenactiviteit?
Beantwoord de volgende vraag uit het eindexamen HAVO.

Havo Biologie 2012-1 vraag 29

Vorm een tweetal. Kies uit Opdracht A of B.
Ben je klaar? Wissel dan de antwoorden uit met een ander tweetal.

Opdracht A

Met name musici die viool, altviool, toetsinstrumenten en slagwerk spelen zijn gevoelig voor het Carpaal tunnel syndroom (CTS).

Onderzoek:
Wat is er aan de hand met iemand die lijdt aan CTS?
Verklaar de symptomen aan de hand van wat je hebt geleerd over het zenuwstelsel.
Welke behandelingen zijn mogelijk voor de musicus?
Welke voorzorgsmaatregelen kan iemand nemen om de kans op CTS te verkleinen?

Opdracht B

Onder hoorn- en vioolspelers komt de ongemakkelijke aandoening Torticollis spasmodica voor.
Hierbij trekken de nekspieren onwillekeurig samen, waardoor er een abnormale stand en/of abnormale bewegingen van het hoofd ontstaan.

Onderzoek:
Wat is er aan de hand met iemand die lijdt aan Torticollis spasmodica?
Verklaar de symptomen aan de hand van wat je hebt geleerd over het zenuwstelsel.
Welke behandelingen zijn mogelijk voor de musicus?
Welke voorzorgsmaatregelen kan iemand nemen om de kans op Totricollis Spasmodica te verkleinen?

Tip:
Torticollis spasmodica noemt men ook wel Spasmodische torticollis Cervicale dystonie.
Maak gebruik van de bronnen.

Bronnen:

Stap 4: Delen van hersenen

Begin deze stap met het lezen van de volgende Kennisbank:

Indeling van het zenuwstelsel

Hersencentra

 

Eindexamenvraag

Maak na het lezen de volgende examenvraag uit het eindexamen HAVO:

Havo Biologie 2011-2 vraag 28

Hersenhelft

Welke hersenhelft is bij jou het beste ontwikkeld?
Doe de test: www.123test.nl
Lees de uitslag. Kun jij je hier in herkennen? Waarom wel of niet? Bespreek het met een klasgenoot.

Taken van het brein

Onze grote hersenen bestaan uit 2 helften, onderling verbonden door een brug (het Corpus callosum).
Wat de beweging van het lichaam betreft is het de linkerhelft van de hersenen die de rechterzijde van het lichaam aanstuurt terwijl de rechter hersenhelft dan weer de linkerzijde van het lichaam doet bewegen.
Maar de hersenen hebben natuurlijk nog een andere taak dan het lichaam besturen.

Onderzoek van de hersenen gebeurt op verschillende manieren, via:

  • secties op hersenen van overledenen
  • neurochirurgische technieken
  • bestuderen van de gevolgen van hersenbloedingen
  • scans zoals NMR en PET

Kijk maar eens naar de hersenscan in de volgende video. In de video zie je dat de auditieve cortex (gehoorcentrum) duidelijk actief is. Wat is volgens jou hiervoor de verklaring? Bespreek het met een klasgenoot.


Bespreek met de docent of je in tweetallen opdracht A of B gaat uitvoeren.

Opdracht A

Je krijgt van de docent te horen welk hersencentrum je gaat bestuderen.
Bestudeer de ligging (locatie) in de hersenen en de functie(s).
Maak met de gehele klas het overzicht van de hersencentra compleet.
Je kunt gebruik maken van deze tekening.

Opdracht B

Breng de verschillende hersencentra op een witte ‘badmuts’ of met verschillende kleuren klei in beeld.
Presenteer je product aan de rest van de klas.

Bronnen:

Stap 5: Reflexen

Bij een reflex volgt op een bepaalde prikkel een snelle reactie, zonder dat er een bewustwording plaatsvindt. Hoe dat werkt zie je in de volgende video. Kijk hem voor je verder gaat met deze stap.



Reflexen kun je het beste onderzoeken als een persoon volledig ontspannen is.
Om een echte reflex te krijgen, moet je de aandacht afleiden van het te onderzoeken lichaamsdeel.
Een afleidingsmanoeuvre bij onderzoek van de armen, is het op elkaar klemmen van de kiezen.
Bij onderzoek van de benen kun je de patiënt vragen de handen in elkaar te haken en van elkaar te trekken (jendrassik-handgreep).

Kniepeesreflex

Klop met een voorwerp, bijvoorbeeld een rubber hamertje, op de pees van de dijspier onder de knieschijf.
Dit doe je zowel rechts als links, om beide kanten met elkaar te vergelijken.
Aan de voorkant van de dij is soms een spiersamentrekking te voelen; anders schiet het onderbeen in een reflex omhoog.

In de volgende video's zie je verschillende reflexen. Bestudeer ze goed. Na het kijken ga je zelf aan de slag.

Andere peesreflexen zijn o.a. de bicepsreflex, tricepsreflex en achillespeesreflex.
Je kunt ook de oppervlakkige reflexen onderzoeken zoals de voetzoolreflex.D
De bicepsreflex wordt opgewekt door te kloppen tegen de bicepspees (in de elleboogstreek).
De samentrekking kan in de spier worden gevoeld.
Zo niet, dan kan het ellebooggewricht zich licht buigen.

De tricepsreflex wordt opgewekt als tegen de achterkant van de gebogen elleboog wordt geklopt.

De achillespeesreflex vind je door te kloppen tegen de achillespees bij de hiel.
De reflex is te voelen aan spiersamentrekkingen aan de achterkant van het been.

Practicum Reflexen

In tweetallen.
Kies twee van de vier genoemde reflexen uit en onderzoek deze bij elkaar.
Zie je de gewenste reflexen ontstaan? Maak een tekening van de reflexboog.
Gebruik pijltjes om de weg van de reflex aan te geven.
Gebruik hierbij het schema en de begrippen van stap 1 en de volgende bronnen.

Bronnen:

Schematische tekening

Naast deze diepe peesreflexen, zijn er nog vele andere reflexen.
Zoek twee andere reflexen op en maak een overzichtelijke schematische tekening van de werking van het zenuwstelsel. Kijk voor tips in de Gereedschapskist.
Denk hierbij aan de ademreflex, slikreflex, hoestreflex, niesreflex, enzovoort.
Ga vervolgens na wat de functie is van het hebben van een dergelijke reflex.
Wissel de antwoorden uit in de klas.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 6: Zenuwstelsel als noodrem

In het lichaam is een deel van het zenuwstelsel onafhankelijk van je wil.
Wanneer je bij het oversteken op de zebra plotseling een auto aan ziet komen die misschien niet remt dan moet je snel wegwezen. Nadenken over welk type auto het was en hoe de chauffeur eruit zag heeft niet veel zin.

Podiumangst, plankenkoorts, faalangst, ...

Je staat in de kleedkamer vlak voor het begin van een belangrijke wedstrijd.
Je hebt goed getraind, je weet dat je het kan, maar de tegenstanders ogen sterk en snel.
Ga je het redden, kun je weerstand bieden? De zenuwen gieren door je lijf.

 

Stap 7: Gezichtsherkenning

Als sporter is het belangrijk om te weten wie er bij je in het team zitten.
Weten hoe je tegenstanders eruit zien is minstens zo belangrijk.
Heel veel musici hebben in hun hoofd een plaatje van de belangrijkste componisten en dirigenten.

Maar ook dieren kunnen gezichten onthouden.
Lees maar eens dit artikel over kraaien: Lees het artikel.

Speel het spel: www.leerspellen.nl
Wat heb je gezien of opgemerkt?
Bespreek het met een klasgenoot.

Onderzoek jouw capaciteiten om gezichten te onthouden en weer te herkennen: www.bbc.co.uk

Onderzoek

Je gaat dit onderzoek ook uitvoeren onder enkele familieleden en/of vrienden.
Maak daarna het onderzoeksverslag:

  • Noteer de onderzoeksvraag en hypothese.
  • Beschrijf de methode (werkwijze).
  • Zet de resultaten in een overzichtelijke tabel en/of grafiek.
  • Wat is je conclusie?

Kijk voor tips in de Gereedschapskist. Overleg met je docent of het verslag ook ingeleverd moet worden. Zo ja, dan vind je de algemene beoordelingseisen in de Gereedschapskist. Eventueel krijg je van je docent aanvullende beoordelingseisen.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Je gaat beginnen aan de eindopdracht.

Jij bent (nog) geen neuroloog en een diagnose stellen bij iemand met neurologische problemen is niet gemakkelijk. Toch weet je al heel veel.
Maak een stappenplan voor de neuroloog bij één van de drie patiënten.
Welke onderzoeken stel je voor, zodat de juiste diagnose gesteld kan gaan worden?
Misschien lukt het ook al om heel voorzichtig een diagnose te stellen.
Overleg met je docent op welke manier jullie het gaan presenteren.

Noteer alles in je stappenplan en lever deze in bij je docent.

Je docent let bij de beoordeling van het stappenplan op het volgende:

  • Met het stappenplan laat je zien dat je de leerdoelen van deze module beheerst.
  • De gegevens in het stappenplan zijn biologisch correct.
  • Er is gekozen voor een musicus of topsporter en dit wordt duidelijk in het stappenplan.
  • Het stappenplan is overzicht en duidelijk opgesteld.
  • Het stappenplan sluit aan bij de doelgroep.

De beoordeling van je presentatie is afhankelijk van je presentatiewijze. Kijk daarvoor in de Gereedschapskist hieronder.

Bronnen:

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    In deze module heb je meer geleerd over het zenuwstelsel en de werkzaamheden van de neuroloog. Misschien hebben jij of een van je naasten al wel eens een bezoek gebracht aan een neuroloog. Lijkt een beroep in de neurologie jou ook iets? Waarom wel of waarom niet?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om de eindopdracht op een duidelijke, boeiende en aantrekkelijke manier te presenteren? Wat was de belangrijkste boodschap die je over wou brengen en hoe zorgde je ervoor dat je deze boodschap de hele tijd voor ogen hield? Denk je dat je hierin geslaagd bent?

Revalidatiearts

Revalidatiearts

Intro

Als revalidatiearts houd je je bezig met het voorkomen en verminderen van blijvende gevolgen van ziekte, lichamelijk letsel en aangeboren afwijkingen.
Sporters maken hier na een blessure gebruik van, maar ook musici.
Het Handenteam van het UMCG en de afdeling Orthopedie van het AMC hebben bijvoorbeeld een spreekuur speciaal voor musici.
Bekijk de werkzaamheden van een revalidatiearts in de volgende video.

Twee procent van alle professionele musici moeten hun muzikale carrière beëindigen doordat ze hebben last van onwillekeurige en ongewenste bewegingen van het lichaam.
Wanneer de vingers een eigen leven gaan leiden of de lippen niet meer op het mondstuk aansluiten, is muziek maken op een hoog niveau onmogelijk geworden. Wat is er aan de hand? Is er iets mis met de spieren of is er iets anders aan de hand? Je onderzoekt het in deze opdracht.

Aan het eind van deze module ga je aan de slag als een revalidatiearts in spé.
Kun jij uitleggen aan de patiënt wat hij of zij precies mankeert?
Wat gaat er mis in het zenuwstelsel of spierstelsel?
Is er een behandeling? Zo ja, wat stel je voor?
Op welke wijze kun je de patiënt een zo goed mogelijk leven te hebben?
Je verwerkt de antwoorden voor één aandoening in een presentatie.

Wat ga ik leren?

Na het afronden van deze module
Kan ik:

  • de relatie van het zintuigstelsel met het spier- en zenuwstelsel beschrijven;
  • de werking van spieren uitleggen aan de hand van bouw en plaats in het lichaam.

In deze module komen ook SE-onderdelen aan bod afkomstig uit de domeinen B6 (Beweging van het organisme).

Deelconcepten
Myoglobine.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Veel mensen trainen met regelmaat hun spieren door te sporten.
Ook bij het bespelen van een muziekinstrument train ik verschillende spieren. In deze stap bekijk ik de verschillende soorten spieren.

Stap 2

Bij het maken van muziek of het uitoefen van een sport ben ik bezig met bewuste bewegingen. Ik voer in een practicum een coördinatietest uit.

Stap 3

Welke spieren gebruik ik bij welke beweging. Dat bekijk ik in deze stap.

Stap 4

Spieren kunnen op verschillende manieren samentrekken. Ik onderzoek mijn spierkracht in een practicum?

Stap 5

Ik voer een practicum uit waarna ik een natuurgetrouwe tekening maak van een gladde spier.

Stap 6

Ik onderzoek de optimale training van een duursporter of een krachtsporter.

Stap 7

Ik maak met de klas verschillende trainingsschema's voor vier verschillende sporters.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak een presentatie over een ziekte waarbij het zenuw- en spierstelsel niet meer goed samenwerken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Spierstelsel

Spierstelsel

Veel mensen trainen met regelmaat hun spieren door te sporten.
Ook bij het bespelen van een muziekinstrument train je verschillende spieren.

Spieren

Maak een mindmap waarbij je allerlei voorbeelden van spieren noemt die in je lichaam dagelijks actief zijn.
Door lijnen te trekken is te zien welke woorden een relatie met elkaar hebben.
Vergelijk je mindmap met en klasgenoot en vul je deze verder aan.
Kijk ook in de Gereedschapskist hieronder voor tips bij het maken van een mindmap.

Mindmap maken

Woorden bij een onderwerp bedenken en met elkaar verbinden.

 

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende item:

Spieren en spiergroepen

Download het werkblad Spieren .
Kies een sport of een muziekinstrument uit.
Kleur de spieren of spiergroepen die gebruikt worden bij het uitoefenen van deze sport of bespelen van dit muziekinstrument.
Zoek de namen van de gebruikte spieren op, kleur deze in en vul de namen in.

Practicum varkenspoot

Voer in tweetallen het practicum varkenspoot uit:

Overleg met je docent welk practicum jullie uitvoeren.

Warming-up

Bij sporten weten we allemaal dat een goede warming-up belangrijk is.
Voor een musicus misschien iets onbekender. Lees het artikel .
Zoek een passende warming-up oefening voor de sporter of musicus.
Teken deze bijvoorbeeld in hiernaast staande ‘Mensendieck-stijl’ of maak een kort filmpje.

Stap 2: Coördinatie

Bij het maken van muziek of het uitoefen van een sport ben je bezig met bewuste bewegingen. Bij een bewuste beweging gaat een impuls van de hersenen naar de bewegingszenuwcel (motorisch neuron).
Het zenuw- en spierstelsel zijn dus direct met elkaar in contact.
Een baby doorloopt vanaf de geboorte een motorische ontwikkeling, waarin de hersenen steeds beter ‘contact’ maken met de spieren en gewenste bewegingen ontstaan.

Even terug naar de module Neuroloog .
Bekijk de video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat de neuroloog in deze video onderzoekt.

Practicum coördinatietest

In tweetallen.
Leerling A is de patiënt, leerling B de neuroloog.
Kijk de volgende video. Voer daarna hetzelfde onderzoek uit.
Welke conclusie kun je trekken?

 

Coördinaties

In de volgende video's zie je mensen uit drie verschillende levensfases die allemaal een soortgelijk spel/oefening uitvoeren. Kijk de video's. Bespreek na het kijken met een klasgenoot welke conclusie je kunt trekken over oog-hand en oog-voet coördinatie met betrekking tot de levensfasen van mensen? De conclusies worden klassikaal besproken.

Stap 3: Spieren in actie

Bekijk de volgende video. Welke spiergroepen herken je?
Bespreek het met een klasgenoot. Maak daarna de oefening.

Vingerspieren

Denk nog even aan het practicum Varkenspoot en bestudeer de informatie over vingerspieren.

Met je hand kun je verschillende bewegingen maken. De beweeglijkheid en nauwkeurigheid van de bewegingen worden teweeggebracht door 27 handbeentjes en zeer veel verschillende spieren en spiertjes in de hand en onderarm.

Maar de spieren in de hand zelf zijn klein en dienen alleen om de uiteinden van de vingers te laten bewegen, om de vingers zijwaarts te bewegen.

Je vingers en je hand zouden erg dik zijn als de ze zelf gespierd zouden zijn. Daarom zitten de spieren die je vingers bewegen, in je onderarm. Ze zijn met lange pezen verbonden met de botjes in je hand. De spieren in je onderarm zorgen er dus voor dat je je vingers kunt samentrekken en weer strekken.
De pezen van je onderarmspieren lopen in banen waarin ze gesmeerd worden met slijm. Door het slijm blijven ze soepel glijden als ze je vingers bewegen.

Je kunt zelf goed nagaan waar de spieren en pezen zitten die je hand bewegen door het volgende proefje te doen:
leg je hand soepel om je pols en beweeg een voor een je vingers. Let goed op de bewegingen die je voelt.
Doe hetzelfde bij je onderarm.
Kijk tegelijkertijd naar de pezen boven op je hand.

Bron: www.bioplek.org

Onderzoeksvragen

Wat is het verschil in uithoudingsvermogen van de verschillende vingerspieren?
Zijn er verschillen tussen de vingers van je linker- en je rechterhand?

Maak een keuze uit A of B:

  1. Ga na of het uitmaakt of je de proef met gebogen arm of met gestrekte arm doet.
  2. Ga na of je vingerspieren eerder vermoeid raken als je je arm beweegt.

Maak een onderzoeksopzet en laat deze goedkeuren door je docent.

Gebruik hierbij een vingerknijper en stopwatch.
Voer het onderzoek uit en maak hiervan een verslag.
Kijk voor tips in de Gereedschapskist. Overleg met je docent of je het verslag ook in moet leveren.
Zo ja, dan vind je de beoordelingseisen in de Gereedschapskist.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

Stap 4: Verschillende bewegingen

Je weet dat een spier bij aanspannen korter wordt. Toch is dat niet altijd zo!
Je spier kan op verschillende manieren samentrekken.

  • Isometrische samentrekking (statisch):
    samentrekking waarbij de spier kracht levert zonder beweging.
  • Dynamische samentrekking (beweging)
    • Concentrisch: de spier levert kracht en de spier verkort.
      Dit merk je als je je armbuigspier (biceps) aanspant.
    • Excentrisch: de spier levert kracht en de spier verlengt.
      Dit merk je als je een heuvel af wandelt, dan voel je je spieren aan de voorkant van het bovenbeen.

Spieren kunnen zich heel goed aanpassen aan de omstandigheden.
Hun kracht, snelheid of uithoudingsvermogen kan toenemen.
Wel zijn daar grenzen aan. Wanneer je je spieren te zwaar, te lang achter elkaar of te veel belast ontstaan beschadigingen.
Vooral bij een excentrische samentrekking, kun je kleine beschadigingen oplopen van de spiervezels.
De spier gaat pijn doen en zijn kracht neemt tijdelijk af.

Practicum spierkracht

Onderzoek jouw spierkracht.
Je hebt een stopwatch en enkele gewichten (1 of 1,5 kg) nodig.

Werkwijze:

  1. Breng de gewichtjes op schouderhoogte. Strek je armen omhoog tot boven je hoofd, ga weer terug naar schouderhoogte.
    Herhaal dit tot je armspieren ‘zwaar’ voelen. Hoe vaak kun jij de oefening herhalen?
    Welke spieren voel je? Hoe komt het dat ze ‘zwaar’ voelen?
  2. Laat de gewichtjes een halve minuut recht langs je lichaam naar beneden hangen. Welk effect heeft dit?
  3. Neem een gewichtje in je hand, strek je arm op schouderhoogte en houd hem zo lang mogelijk in die stand.
  1. Met welke samentrekking heb je nu te maken?
  2. Hoe lang houd je het vol en welk verschijnsel treedt op voor je het op moet geven?
    Geef hiervoor een verklaring.

De antwoorden worden klassikaal besproken.

Stap 5: Het hart en gladde spieren

Bestudeer uit de Kennisbank het deel over de hartspier:

Practicum Gladde spier

Benodigdheden:

  • Microscoop
  • Preparaten van gladde spier en eventueel van een hartspier
  • Tekenpapier
  • Tekengerei
  • Bekijk een preparaat van een stukje hartspier en maak een natuurgetrouwe (biologische) tekening. Kijk voor tips in de Gereedschapskist.

Vergelijk dit met een foto van glad spierweefsel.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 6: Dwarsgestreept spierweefsel

Klik op de afbeelding om deze te vergroten

Effect van training van dwarsgestreept spierweefsel

Sporters zijn steeds bezig met het op peil houden en liever nog verbeteren van hun prestaties.
Door middel van duurtraining proberen zij hun uithoudingsvermogen te trainen.
Andere sporters willen hun spierkracht versterken.
Zij zijn meer bezig met krachttraining.

Training

Een sprinter kan zich door training ontwikkelen tot duursporter.
Het omgekeerde, een duursporter die sprinter wordt, komt nauwelijks voor.
Leg uit hoe dit komt. Bespreek je antwoord in de klas.

De klas wordt verdeeld in twee groepen.

  • Groep 1 onderzoekt de optimale training van een duursporter
  • Groep 2 onderzoekt de optimale training van een krachtsporter

Beantwoord in tweetallen de volgende vragen:

  1. Wat is het doel van de training?
    Leg dit in groep 1 uit met de woorden:
    zuurstof – verbranding- mitochondriën – doorbloeding – hartslag – spiercellen – vet – aerobe dissimilatie – rood spierweefsel – kracht - uithoudingsvermogen.
    Leg dit in groep 2 uit met de woorden:
    spierbundels – zuurstof – spiervezels – eiwitten – mitochondriën – doorbloeding – wit spierweefsel – anaerobe dissimilatie- kracht – uithoudingsvermogen.
    Maak hiervan een lopend verhaal dat je straks voor de klas kunt vertellen, gebruik daarbij eventueel afbeeldingen en/of schema’s.
  2. Welke voedingstips heb je voor de sporter wanneer deze optimaal wil trainen?
    Maak een overzicht van voedingsmiddelen die je de sporter aanraadt.

De antwoorden worden klassikaal besproken.

Supercompensatie

Voldoende rust tussen trainingsperioden is nodig voor goed herstel.
Als de rustperiodes goed gedoseerd zijn, gemiddeld 36-48 uur lang, komt het vermogen van de sporter op een hoger niveau.
Dit heet supercompensatie.

Prestaties

Joost gaat één, hoogstens twee keer per week een uurtje hardlopen.
Hij wil zijn vakantie gebruiken om zijn uithoudingsvermogen te verbeteren en gaat twee weken lang iedere dag hardlopen.
Zullen zijn prestaties verbeteren? Bespreek het met een klasgenoot.

Stap 7: Trainingsschema

Met de klas ga je verschillende trainingsschema’s maken voor vier verschillende sporters OF je maakt een trainingsschema voor jezelf.

Sporter 1:
is zwak getraind, wil graag binnen 1 maand zijn overgewicht kwijt.

Sporter 2:
is matig getraind, wil over twee maanden meedoen aan een 5-km loop.

Sporter 3:
is goed getraind, wil graag over een maand meedoen aan een 10-km loop.

Sporter 4:
is matig getraind, heeft veel spiermassa en wil over drie maanden meedoen aan de halve marathon.

Geef in het trainingsschema per dag duidelijk aan:

  • wanneer de sporter rust heeft
  • op welke dagen hij gaat trainen
  • hoelang een training totaal duurt
  • uit welke onderdelen een training bestaat.

Bespreek je trainingsschema met de docent LO of een trainer en pas deze eventueel aan.
Een aantal trainingsschema's worden klassikaal besproken.

Afsluiting

Samenvattend

Spieren

 

Eindopdracht

Als het niet goed gaat…
In de stappen ging de aansturing van de spieren door het zenuwstelsel precies zoals zou moeten.
Wat nu als de spieren niet goed werken? Of niet goed reageren op impulsen vanuit het zenuwstelsel?

ALS, SMA2, ziekte van Duchenne en dystonie
Je gaat beginnen aan de eindopdracht in twee- of drietallen.
Onderzoek wat er aan de hand is bij iemand met ALS, hemiplegie, SMA2, de ziekte van Duchenne of dystonie.

  1. Wat zijn de symptomen?
  2. Wat gaat er mis in het lichaam bij iemand met één van deze aandoeningen?
  3. Is de aandoening te behandelen? Zo ja, welke behandelingen zijn mogelijk?
  4. Op welke wijze kun je de patiënt een zo goed mogelijk leven te hebben?

Verwerk je antwoorden in een presentatie (bijvoorbeeld Prezi of Powerpoint).
Gebruik hierbij zoveel mogelijk beeldmateriaal (foto’s, schema’s, afbeeldingen, korte filmpjes, enzovoort) en zo weinig mogelijk tekst.
Vertel je verhaal aan de rest van de klas ondersteund door je presentatie.
Verduidelijk je verhaal door een test te doen met de klas of een demonstratie te geven waarin de symptomen verduidelijkt worden.

Bronnen:
Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS)

Hemiplegie

SMA2

Duchenne

Dystony

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je presentatie op de volgende punten:

  • de inhoud van je presentatie is biologisch juist.
  • in de presentatie komen de punten a t/m d aan bod die hierboven genoemd zijn.
  • de presentatie geeft een duidelijk beeld van de aandoening. 
  • de presentatie sluit aan bij de doelgroep.
  • de presentie bevat vooral beeldmateriaal ondersteund door je mondelinge verhaal. 
  • de presentatie is duidelijk te volgen, samenhangend en goed verstaanbaar.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Misschien ben je zelf ook wel bewust bezig met je spieren en de opbouw daarvan, maar misschien ken je ook wel iemand bij wie de zenuwen en de spieren niet goed corresponderen. Weet je wat de invloed van een dergelijke aandoening op zijn/haar leven is? Hoe zou je het zelf ervaren als je hierdoor beperkt zou worden?
  • Eindopdracht
    In de eindopdracht stonden verschillende aandoeningen centraal. Hoe verliep je presentatie? Wat was je grootste struikelblok en hoe heb je dit aangepakt? Welke tips zou je jezelf geven om een volgende presentatie beter te laten verlopen?

Afsluiting

Samenvattend

Hoe haal je het in je hoofd?
Controleer je lijst met deelconcepten.
Verzamel ook de andere belangrijke begrippen uit de modules.

Gebruik eventueel dit lijstje met een aantal begrippen.
Ken je de betekenis van alle begrippen?
Zoek steeds twee begrippen die met elkaar te maken hebben.
Verbind ze door een bruggetje en noteer op de brug het verband.
Gebruik de Kennisbank als je meer uitleg nodig hebt.
Wissel de bruggen uit met een medeleerling en leg het aan elkaar uit.

Hieronder vind je alle Kennisbanken uit dit thema:

Zintuigen algemeen

Het oog

Oog, netvlies en diepte zien

Zintuigen van de huid

Overige zintuigen

Signalen in het zenuwstelsel

Zintuigen algemeen

Indeling van het zenuwstelsel

Signalen in het zenuwstelsel

Impulsen, deel over impulsfrequentie

Samenwerking met het zenuwstelsel

Spieren

 

 


Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

VWO 2018-TV2

VWO 2018-TV2 Vraag 18

VWO 2019-TV2

VWO 2019-TV2 Vraag 26
VWO 2019-TV2 Vraag 28

VWO 2021-TV1

VWO 2021-TV1 Vraag 5
VWO 2021-TV1 Vraag 6

VWO 2021-TV2

VWO 2021-TV2 Vraag 32

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

Het brein van een topsporter

Lees het artikel ' In het brein van een topsporter '.

  • Wat is de onderzoeksvraag van Yarrow, Brown en Krakauer geweest?
  • Wat is de conclusie van hun onderzoek?
  • Welke vervolgonderzoek zouden ze kunnen gaan uitvoeren?
  • Op welk organisatieniveau hebben Yarrow, Brown en Krakauer hun onderzoek uitgevoerd?

Wissel de antwoorden uit in de klas of bespreek het na met de docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 29 à 30 SLU.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit drie modules.
    • Wat kun je vertellen over het thema/de modules?
    • Wat vond je leuk, blijf je je herinneren, heeft je verbaast, heeft indruk gemaakt, …
    • Wat kun je vertellen over jouw houding, inzet en ervaringen tijdens het thema?
    • Maak hiervan een kort verslag op een half A4.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Zintuigen - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:31:42
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Zintuigen is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit thema heet zintuigen. Aan het eind van dit thema: beschrijf je de samenhang van de regeling van lichaamsprocessen op moleculair niveau onder andere mt behulp van het principe van een regelkring en chemische evenwichten. beschrijf je het belang van (de samenwerking tussen) spier-, zenuw- en hormoonstelsel. beschrijf je delen van het zenuwstelsel, hun bouw, functies en werking. benoem je soorten zenuwcellen aan de hand van hun functie. beschrijf je de relatie tussen zintuigen en het zenuwstelsel. leg je het algemene principe en de werking van een zintuig uit, met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde. legt je uit wat het al dan niet hebben van bepaalde zintuigen betekent voor organismen. beschrijf je de relatie van het zintuigstelsel met het spier-, zenuw- en hormoonstelsel. benoem je de uitwendige en inwendige delen van het oog en leg je uit welke functies ze hebben. beschrijf je de werking van de lens en legt een relatie tussen lensafwijkingen en corrigerende hulpmiddelen. leg je de bouw, werking en functie uit van de belangrijkste bij beweging betrokken organen van mens en dier en verklaar je daarbij de relatie tussen vorm en functie toe.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Interactie; Biologie; Zintuigen; Waarneming;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, hormoonstelsel, lens, lensafwijking, lichaamsprocessen, spierstelsel, stercollectie, vwo4/5/6, zenuwstelsel

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Neuroloog - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63302/Module__Neuroloog___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Oogarts - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63301/Module__Oogarts___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Revalidatiearts - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63303/Module__Revalidatiearts___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Zintuigen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.