We gaan de teelt van maïs in dit arrangement behandelen. Als voornaamste bron gebruiken we daarbij het Handboek snijmais.Het handboek snijmaïs is in opdracht van het Productschap Zuivel gemaakt door de Animal Sciences Group en het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (Wageningen UR).
Bij elk onderdeel staan vragen. Een overzicht van alle vragen staat in het werkdocument.
Disclaimer: Mocht u materiaal aantreffen dat met auteursrechten beschermd is stuurt u ons een mailtje. We zullen het materiaal dan direct verwijderen of de auteursrechten regelen.
MBOlessen arrangeert lesmateriaal. Vragen? Opmerkingen? Suggesties? Mail ons: info@mbolessen.nl
Dit leerarrangement maakt veel gebruik van het Handboek Snijmaisteelt:
Actuele informatie over de teelt en het gebruik van snijmaïs. Aan de orde komen gewaseigenschappen, diverse teeltaspecten, oogst, vervoedering en de economische aspecten van snijmaïs.
Hieronder het werkdocument met een overzicht van alle vragen. Ga het document downloaden en op je eigen PC opslaan zodat je daarin de vragen kunt maken en bewaren.
Ga daarna de onderdelen in het menu achter elkaar maken. Bij elk onderdeel staat aangegeven welke vragen je gaat maken en welke bronnen daarbij geschikt zijn.
Met behulp van de KWS-Maïsmanager App beschikt u over de unieke mogelijkheid om de teelt en het gebruik van KWS-maïs verder te perfectioneren. Hierbij is er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de meest recente en juiste informatie die beschikbaar is en betrekking heeft op maïs.
Maisadvies
Tools
Tools zijn handige interactieve hulpmiddelen die u helpen met het maken van keuzes in bepaalde onderdelen van de teelt en het gebruik van maïs. Nadat u gegevens van uw eigen bedrijfsspecifieke situatie heeft ingevoerd of een keuze menu heeft doorlopen, geeft de betreffende tool u zo goed als mogelijk een pasklaar advies, die u dan kunt toepassen en/of met uw teeltadviseur kunt bespreken.
Heeft u vragen en/of suggesties? Aarzel dan niet om met ons via contact hierover te communiceren.
Kennisbank
In de kennisbank kunt u over verschillende onderwerpen informatie vergaren. De artikelen zijn gesorteerd op het huidige seizoen. Als u deze wilt veranderen kunt u dit doen middels het keuze menu hier boven.
Oogstwijzer
Oogstwijzer
Met deze oogstwijzer snijmais kunt je voor je eigen bedrijfssituatie bepalen wanneer je de snijmais het best kunt oogsten.
De maïsplant komt oorspronkelijk uit Midden-Amerika. Na de ontdekking van Centraal-Amerika in1492 door Columbus is het gewas verspreid naar andere werelddelen als Europa, Azië en Afrika.Maïs wordt in Nederland geteeld vanaf de jaren dertig.Areaal: Vanaf 1970 is het areaal sterk uitgebreid tot rond de 200.000 ha eind jaren tachtig. Begin jaren negentig steeg het areaal nog wat verder tot 220-230.000 ha.
Gebruik.
In dit leerarrangement gaat het vooral over snijmaïs . Naast snijmaïs is er ook: Suikermaïs , korrelmaïs, Corn Cob Mix en energiemais
Handboek inleiding
Inleiding Hoofdstuk1 Handboek maisteelt
Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij. Een optimale teelt en
benutting van dit gewas zijn daarmee van belang voor het rendement van de sector. Een actueel en
compleet overzicht van de nieuwste informatie kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. De
nieuwe informatie en ontwikkelingen over teelt en gebruik van maïs komen vaak nogal versnipperd
en soms beperkt bij de melkveehouders. Dit heeft tot gevolg dat het lastig is voor de gebruiker om
de juiste informatie te vinden. Dit handboek beschrijft de actuele stand van zaken over teelt, oogst,
voeding en economie van snijmaïs. Jaarlijks wordt het handboek geactualiseerd met de nieuwste
informatie.
Het gewas
Groeiproces van mais
In de video zie je met versnelde opnames hoe een maïskorrel uitgroeit tot een maïsplant en hoe de maïsplant daarna weer maïskorrels krijgt.
Hoe groeit mais
Het groeiproces in beeld. Bekijk het groeiproces van een maisplant. In het maisseizoen van 2013 volgde Maiscoach de groei van Elgie, een maisplant die op 3 mei 2013 werd gezaaid in het Achterhoekse Westendorp.
Opdrachten:
Maak in het werkdocument de vragen van:
Hoofdstuk 2 : het gewas
Lesmateriaal:
Handboek hoofdstuk 2 : het gewas
Bouw
De maïsplant bestaat bovengronds uit een vegetatief gedeelte, de stengel en de bladeren, en een generatief gedeelte, de kolf en de pluim. Ondergronds vormt de plant een uitgebreid wortelstelsel.
Ontwikkeling
De ontwikkeling van de maïsplant kunnen we in verschillende stadia onderscheiden. De belangrijkste stadia zijn kieming, vegetatieve ontwikkeling, bloei, korrelvulling en afrijping. Deze stadia kunnen weer worden opgedeeld.
Beïnvloeding
De ontwikkeling, productie en kwaliteit van maïs worden in belangrijke mate bepaald door verschillende omgevingsfactoren. De factoren daglengte, lichtintensiteit, temperatuur, vochtvoorziening en nutriëntenvoorziening zijn de belangrijkste.
Elgie
Het bekendste maisplantje van Nederland en Belgie is gezaaid. Het komende seizoen volgt uw maiscoach de groei van Elgie, een maisplant dat 3 mei is gezaaid in het Achterhoekse Westendorp. Volg Elgie
Handboek, het gewas
Handboek hoofdstuk 2 over het gewas
Maïs (Zea mays L.) behoort tot de familie van de Gramineeën of Grasachtigen. Van oorsprong is maïs
een subtropisch gewas. In onderstaande paragrafen wordt beschreven hoe de plant is opgebouwd en
hoe de fysiologische ontwikkeling verloopt onder Nederlandse omstandigheden.
In principe kan men maïs op de meeste grondsoorten in Nederland telen. Van belang zijn een goede en tijdige berijdbaarheid en bewerkbaarheid.
Vocht
Voor een goede opbrengst is een goede ontwatering van belang. In het voorjaar is een goede ontwatering belangrijk om de grond tijdig te kunnen bewerken en voor een voldoende snelle opwarming van de bodem.
Droogte en beregening
Veel zandgronden in het zuiden en oosten van Nederland zijn gevoelig voor droogte in het groeiseizoen. Het voorkomen van bodemverdichting om de bewortelingsdiepte en daarmee de vochtopname maximaal te houden is daarom erg belangrijk.
Continuteelt
Maïs heeft weinig last van bodemgebonden ziekten en plagen en kan daarom relatief goed in continuteelt worden verbouwd. De kans op aantasting door de schimmelziekte wortelverbruining neemt echter toe bij continuteelt.
Handboek, bodem en bouwplan
Handboek: bodem, water en bouwplan
De bodem vormt de basis voor een goede nutriënten- en vochtvoorziening. In dit hoofdstuk worden
een aantal onderdelen behandeld die te maken hebben met de grond en het grondgebruik. Eerst
gaan we in op een aantal aspecten die een rol spelen bij de geschiktheid van de grond voor de teelt
van maïs. Daarna wordt ingegaan op de extreme situaties droogte, erosie en slemp. Als laatste
kijken we naar inpasbaarheid van maïsteelt op een bedrijf en op de effecten van continuteelt en
wisselbouw.
Grondbewerking
Opdrachten:
Maak in het werkdocument de vragen van:
Hoofdstuk 4 : grondbewerking
Lesmateriaal:
Handboek hfst 4 : grondbewerking
Grondbewerking.
Een belangrijk doel van de hoofdgrondbewerking is het onderwerken van gewasresten en onkruiden. Andere redenen zijn verbetering van de afvoer en berging van overtollige neerslag en wegnemen van oppervlakkige verdichtingen ontstaan bij de oogst.
Op zandgrond vindt de hoofdgrondbewerking doorgaans in het voorjaar plaats, op kleigrond meestal in het najaar. Op zandgrond is de tijd tussen hoofdgrondbewerking en zaaibedbereiding vaak kort (1-2 weken), omdat voor de hoofdgrondbewerking eerst nog dierlijke mest wordt uitgereden. De hoofdgrondbewerking kan dan het beste in combinatie met een vorenpakker worden uitgevoerd.
Stoppelbewerking.
Een belangrijk doel van de stoppelbewerking is de afvoer van overtollige neerslag en het opheffen van oppervlakkige verdichtingen. Dit is vooral belangrijk wanneer onder ongunstige omstandigheden is geoogst.
Opheffen verdichte lagen. Na het diep losmaken van het profiel is de grond zeergevoelig voor nieuwe verdichtingen. Het is danook belangrijk de bewerking onder droge omstandigheden uit te voeren en de grond na de bewerking geruime tijd te laten bezakken.
Handboek, grondbewerking
Handboek over grondbewerking
Voor een ongestoorde groei is een snelle en intensieve doorworteling van de bodem vereist. Hierbij
is een goede bodemstructuur van groot belang. Om deze te behouden moet de grond met zorg
worden behandeld bij berijding. Dat betekent zo min mogelijk onder natte omstandigheden op het
land rijden en letten op een juiste bandenspanning. Kies voor banden waarbij een lage
bandenspanning mogelijk is en zonodig voor brede banden eventueel aangevuld met een
drukwisselsysteem om verdichting te voorkomen. Voor de bodem varieert een optimale
bandenspanning van 0,4 bar (voorjaarswerkzaamheden) tot 0,8 bar (andere werkzaamheden). Dit is in
praktijk vaak moeilijk haalbaar. Een praktisch compromis is een bandenspanning van de trekker van
1-1,2 en van de werktuigen van 0,8-1,0 bar.
Ook een juist uitgevoerde grondbewerking speelt een belangrijke rol bij het in stand houden van
een goede bodemstructuur. In dit hoofdstuk behandelen we de hoofdgrondbewerking,
zaaibedbereiding, stoppelbewerking en corrigerende grondbewerkingen.
Voor een optimale teelt moet je de bemesting afstemmen op de behoefte van het gewas
Nutriëntenonttrekking.
Onder onttrekking wordt verstaan de totale opname van nutriënten in de geoogste delen van het gewas gedurende het groeiseizoen. De onttrekking door een gewas verkrijgen we door het gehalte aan bepaalde nutriënten te vermenigvuldigen met de opbrengst van het gewas.
Bemestingsadviezen
Grondonderzoek vormt de basis van de bemestingsadviezen. Het advies is voor elk perceel één keer in de 4 jaar grondonderzoek te laten uitvoeren.
Toedienen meststoffen
De meeste snijmaïs wordt op veehouderijbedrijven geteeld. Dan is het een goede methode om een deel van de bemesting te geven met dierlijke mest en het resterende deel aan te vullen met kunstmest. Voor ondersteuning van de jeugdgroei is het raadzaam om in ieder geval 20 á 30 kg stikstof per ha van de adviesgift als rijenbemesting tijdens het zaaien met kunstmest toe te dienen.
Start
Voedingsstoffen in de bodem:
bord - tafel - keuken - kelder
Voor een succesvolle oogst is het van groot belang dat de gewassen kunnen beschikken over voldoende voedingsstoffen. En met voedingsstoffen gaat het net als met je eigen voeding.
Leerlijn
Dit arrangement maakt onderdeel uit van een leerlijn. Aansluitend bij de kwalificatiedossiers voor het MBO. Dit arrangement en de overige die hieronder genoemd worden kunnen bij de behandeling van de kerntaken en werkprocessen worden ingezet.
Examenstandaard: 713-2 Beheer grasland en voedergewassen (melkvee niv. 4) Examenstandaard: 703-1 Verzorgen grasland en voedergewassen (melkvee niv. 3)
Kerntaak: Draagt zorg voor productiie
Werkproces: Draagt zorg voor voederwinning en begrazingsterrein
Omschrijving werkproces: De dierverzorger beheert op een dierenhouderijbedrijf het weiland en de percelen waar voedergewassen verbouwd worden, zodat het land optimaal benut wordt en de oogst kwalitatief goed voer oplevert, afgestemd op de bedrijfsdoelen.
Binnen dit werkproces zijn de volgende arrangementen ontwikkeld. Deze arrangementen kunnen vrij gebruikt worden en als bronarrangement dienen. Uiteraard met bronvermelding.
Disclaimer: Mocht u materiaal aantreffen dat met auteursrechten beschermd is stuurt u ons een mailtje. We zullen het materiaal dan direct verwijderen of de auteursrechten regelen.
Werkdocumenten
Hieronder de werkdocumenten waarin je de opgaven kunt maken:
Op een land- of tuinbouwbedrijf worden gewassen geteeld. De producten worden geoogst en afgevoerd van het perceel. Met het oogstproduct worden ook voedingsstoffen afgevoerd. Deze voedingsstoffen zijn afkomstig uit de bodem of zijn aangevoerd via bemesting of neerslag (depositie). Daarnaast gaan voedingsstoffen uit de bodem verloren via uitspoeling en via gasvormige verliezen. Tenslotte worden ook voedingsstoffen vastgelegd in de bodem, die voor een deel later beschikbaar komen en voor een deel min of meer definitief zijn vastgelegd.
Met bemesting zorgt u voor een toevoer van voedingsstoffen en instandhouding van de bodemvruchtbaarheid. Onderstaand is schematisch een deel van de kringloop van voedingsstoffen weergegeven.
Welke voedingstoffen heeft gras nodig, wat is de functie van de voedingstoffen. Welke gevolgen heeft een gebrek of overmaat van een voedingstof voor de plant. En welke meststoffen moet je inzetten. Maak een bemestingsplan uitgaande van een grondonderzoek. Dit en meer in dit onderdeel. Maak de opdrachten in het werkdocument door gebruik te maken van de bronnen in de submenu's staan.
In het werkboek vind je alle belangrijke informatie over de bemesting van mais bij elkaar, onder andere hoeveel stikstof, fosfaat en kali je aan het maisgewas moet geven.
Het eindigt met een formulier waarmee je een bemestingsplan kunt maken of een uitgevoerde bemesting kunt controleren.
Maak een bemestingsplan voor mais met behulp van de volgende gegevens:
* Zandgrond, dekzand, grondonderzoek: 2-13-2015
* Continuteelt
* Bouwlandinjectie 40 m³ runderdrijfmest/ha
* Opbrengst: 15,5 ton droge stof/ha
* Pw getal 45, P-PAE 1,9, P-AL48
* Groenbemester voorafgaand aan de teelt
* K-getal 9
* Boriumgehalte 0,32
Volg de volgende stappen:
Bepaal de behoefte aan N, P2O5, K2O, MgO en B aan de hand van de uitgangspunten
Bereken de werkzame hoeveelheden uit dierlijke mest
Bepaal hoeveel er nog gegeven moet worden met kunstmest
Ga na of en hoeveel je met rijenbemesting wilt geven
Kies de kunstmestsoorten of maak je eigen samenstelling.
Bereken de kunstmestgiften.
Maak dit plan:
Op papier.
Met behulp van www.nutrinorm.nl. Maak daarvoor eerst een account aan op de site.
Lever de plannen in bij je docent.
Bemestingsplan voor het bedrijf
Mestwet, normen en tabellen
Voor het bemesten van landbouwgrond mag u maximumhoeveelheden dierlijke mest, stikstof en fosfaat gebruiken. Op deze pagina vindt u alle tabellen die u nodig heeft om de gebruiksruimte voor dierlijke mest, stikstof of fosfaat te berekenen. Ook de forfaitaire normen voor het berekenen van de mestproductie, het omrekenen naar varkens- en pluimvee-eenheden en de uitrijdperioden staan op deze pagina.
Voor het bemesten van landbouwgrond mag u maximumhoeveelheden dierlijke mest, stikstof en fosfaat gebruiken. Op deze pagina vindt u alle tabellen die u nodig heeft om de gebruiksruimte voor dierlijke mest, stikstof of fosfaat te berekenen. Ook de forfaitaire normen voor het berekenen van de mestproductie, het omrekenen naar varkens- en pluimvee-eenheden en de uitrijdperioden staan op deze pagina.
Met de “NutriNorm Bemestingsplanner” kunt u binnen één programma op bedrijfsniveau uw optimale bemestingsplan berekenen voor zowel de teelt als de bodemvruchtbaarheid. De laatste inzichten van bemesting en bodemvruchtbaarheid zijn hierin meegenomen. Evenals de meest recente wettelijke bemestingsnormen. Het gebruik van de NutriNorm Bemestingsplanner is gratis.
Bemestingsadvies
De Adviesbasis bemesting grasland en voedergewassen bevat bemestingsadviezen voor grasland, grasland met klaver, graslandvernieuwing, maïs, granen voor GPS, voederbieten en luzerne.
De Adviesbasis bemesting grasland en voedergewassen bevat bemestingsadviezen voor grasland, grasland met klaver, graslandvernieuwing, maïs, granen voor GPS, voederbieten en luzerne.
Uitgangspunt: een bedrijf met 50 ha zandgrond, waarvan op 10 ha (= 20%) snijmaïs wordt verbouwd, de overige 40 ha wordt gebruikt als intensief grasland; het bedrijf heeft derogatie; er wordt afwisselend gemaaid en geweid; 20 ha heeft een NLV van 100, de overige 20 ha heeft een NLV van 200. Het bedrijf heeft 76 melkkoeien, 8000 l melk per koe met ureumgehalte van 30 mg/100 g, 35 kalveren en 30 pinken.
Hoe maak je een bemestingsplan?
Zoek uit door middel van de tabellen hoe je de stikstofbemesting gaat aanpakken. Volg daarbij onderstaande stappen.
1. Binnen het stelsel van gebruiksnormen mag op verschillende gewassen een bepaalde hoeveelheid werkzame N toegediend worden. Hoeveel voor dit bedrijf?
2. Op basis van het aantal dieren kan worden berekend hoeveel mest er beschikbaar is. Bereken dit.
3. Uit de mestanalyse blijkt de samenstelling van de mest: Ntot = ..... kg/m3, Nmin =.......kg/m3 , Vul dt in met de analyse van je bedrijf.
4. Er is gekozen om op het maïsland 45 m3 dierlijke mest per ha uit te rijden, in totaal 450 m3 (45 m3 x 10 ha maïsland) dierlijke mest.
5. Hoeveel mest is er dan over voor grasland?
6. Hoeveel kunstmest ga je nog geven voor mais.
7. Hoeveel is er dan nog over voor gras?
8. Hoe ga je de bemesting aanpakken bij een bepaald gebruik, maak zelf een gebruiksplan.
50 ha dekzandgrond, waarvan op 10 ha (= 20%) snijmaïs wordt verbouwd, de overige 40 ha wordt gebruikt als intensief grasland; het bedrijf heeft derogatie; er wordt afwisselend gemaaid en geweid; 20 ha heeft een NLV van 100, de overige 20 ha heeft een NLV van 200. Het bedrijf heeft 76 melkkoeien, 8000 l melk per koe met ureumgehalte van 30 mg/100 g, 35 kalveren en 30 pinken.
Mestproductie: 2321 m3
Percelen:
Voor: 10 ha snijmais
Achter: 15 ha gras, gebruik MWMWW, kies zelf de data
Links: 15 ha gras, gebruik MWWMW, kies zelf de data
Rechts: 10 ha gras, gebruik WMWM, kies zelf de data
Kunstmest: Maak zelf een selectie van meststoffen en bepaal de voorraad
Handboek over bemesting
Voor een optimale teelt moet men de bemesting afstemmen op de behoefte van het gewas. De
bemestingsadviezen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de adviezen van de Commissie Bemesting
Grasland en Voedergewassen (www.bemestingsadvies.nl). Deze commissie is ingesteld door LTONederland en bestaat uit vertegenwoordigers van onderzoek, voorlichting en bedrijfsleven. De
adviezen van deze commissie zijn onafhankelijk en voor iedereen beschikbaar.
In dit hoofdstuk gaan we in op de nutriëntenonttrekking en de behoefte per element, daarna op het
toedienen van meststoffen.
Gebrekverschijnselen
Bemestingsplan maken
In het document ' de bemesting van snijmais' vind je alle belangrijke informatie over de bemesting van mais bij elkaar, onder andere hoeveel stikstof, fosfaat en kali je aan het maisgewas moet geven.
Het eindigt met een formulier waarmee je een bemestingsplan kunt maken of een uitgevoerde bemesting kunt controleren.
In het document zitten ook een paar opdrachten verwerkt.
Maak een bemestingsplan voor mais met behulp van de volgende gegevens:
* Zandgrond
* Continuteelt
* Bouwlandinjectie 40 m³ runderdrijfmest/ha
* Opbrengst: 15,5 ton droge stof/ha
* Pw getal 45, P-PAE 1,9, P-AL48
* Groenbemester voorafgaand aan de teelt
* K-getal 9
* Bemestingshistorie ca. 50 m³ drijfmest
* Boriumgehalte 0,32
Volg de volgende stappen:
Bepaal de behoefte aan N, P2O5, K2O, MgO en B aan de hand van de uitgangspunten
Bereken de werkzame hoeveelheden uit dierlijke mest
Bepaal hoeveel er nog gegeven moet worden met kunstmest
Ga na of en hoeveel je met rijenbemesting wilt geven
Kies de kunstmestsoorten of maak je eigen samenstelling.
Bereken de kunstmestgiften.
Maak dit plan:
Op papier.
Met behulp van www.nutrinorm.nl. Maak daarvoor eerst een account aan op de site.
Lever de plannen in bij je docent.
Rassenkeuze
Opdrachten:
Maak in het werkdocument de vragen van:
Hoofdstuk 6:rassenkeuze
Rassenkeuze
Op basis van het drogestofgehalte en de vroegheid van bloei is het rassenassortiment ingedeeld in zeer vroege, vroege en middenvroege rassen. In een gemiddeld jaar en bij gelijke uitzaai bereikt een zeer vroeg ras 2 tot 3 weken eerder een drogestofgehalte van 25% dan een middenvroeg ras. Daarnaast zijn stevigheid, resistentie tegen ziekten en opbrengstverwachtingen belangrijke eigenschappen. De bedrijfsomstandigheden( bodem, onkruid, ziekten, teeltdoel) spelen een grote rol bij de uiteindelijke keuze.
Handboek, rassenkeuze
Handboek over rassenkeuze
Voor een optimale teelt is een juiste rassenkeuze belangrijk. Voordat een ras voor de praktijk
beschikbaar is, is al een heel traject afgelegd. Het begint met het kweken door
veredelingsbedrijven. Daarna doorlopen rassen het officiële wettelijk geregelde rassenonderzoek
ter verkrijging van kwekersrecht en voor toelating op de Nationale en Aanbevelende Rassenlijst. Het
ras moet hiervoor resp. het registratieonderzoek (onderscheidbaar, uniform, bestendig) en het
cultuur- en gebruikswaarde onderzoek doorlopen. In het cultuur- en gebruikswaarde onderzoek
wordt de landbouwkundige waarde van een ras bepaald. De Nationale lijst is slechts een lijst met
namen, die toegelaten zijn in Nederland. De Aanbevelende lijst geeft de landbouwkundige waarde
van een ras weer. De teler kan vervolgens op basis van de specifieke bedrijfsomstandigheden het
beste ras uit deze lijst kiezen. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan de orde.
Rassenlijsten mais
Rassenlijst 2020
Overzicht en beschrijving van de rassen voor mais. Het overzicht van de maistassen start op pagina 58.
Voor een optimale opbrengst van het gewas is het van belang dat er voldoende planten staan. Een zo hoog mogelijke veldopkomst is hierbij belangrijk. De veldopkomst wordt bepaald door de kiemkracht van het zaad en de omstandigheden in het veld tijdens de kieming.
Zaaitijd
De zaaitijd van maïs wordt in belangrijke mate bepaald door de bodemtemperatuur. Deze dient minimaal 8-10 °C te zijn. Onder Nederlandse omstandigheden wordt deze bodemtemperatuur afhankelijk van grondsoort en regio tussen 20 april en 1 mei bereikt. Bij vroeger zaaien neemt het risico toe van meer plantuitval door te lage bodemtemperaturen.
Zaaidiepte
Het zaad dient men op de grens van losse en vaste grond te leggen. De optimale zaaidiepte van maïs bedraagt 4 tot 5 cm. Bij een droog zaaibed en bij een mechanische onkruidbestrijding moet iets dieper gezaaid worden (5 tot 6 cm).
Handboek over zaaien
Handboek over zaaien
De zaadkwaliteit, zaaimethode en het zaaitijdstip zijn van belang voor een goede opkomst en
beginontwikkeling van de maïs. In dit hoofdstuk komen eerst de zaadkwaliteit en de bescherming
van het zaad door het te behandelen aan de orde. Daarna behandelen we de zaaitijd en zaaidiepte.
Tot slot schenken we aandacht aan de standdichtheid, zaaizaadhoeveelheid en zaaimethoden.
video's mais zaaien
Kuhn mais zaaien
met GPS
mais zaaien
Onkruiden herkennen
Introductie
Schijfkamille
Onkruid is een ongewenste plant
Er is geen objectieve of biologische definitie van onkruid. Wat men als ongewenst beschouwt, is afhankelijk van het gebruik van de grond, waar het onkruid voorkomt en van de beoordelaar. Het is mogelijk dat een plant in de ene omgeving als onkruid gezien wordt, bijvoorbeeld doordat hij overdadig groeit en zo tuinplanten overwoekert, terwijl deze in een andere omgeving als niet ongewenst of zelfs als aantrekkelijk wordt beschouwd, zoals in wilde tuinen. In de biologische landbouw zijn sommige kruiden welkom, terwijl ze in de reguliere landbouw als ongewenst worden gezien. Lijsten van onkruiden hebben dan ook alleen maar zin in de context van een bepaald grondgebruik. De opvatting over onkruiden kan in de loop van de tijd ook veranderen.
Ongewenst en schadelijk
Planten kunnen om verschillende redenen als onkruid worden beschouwd. Meestal doelt men op planten die nutteloos, hinderlijk of schadelijk zijn in landbouwgebieden, privétuinen en openbaar groen. Redenen waarom planten als ongewenst worden gezien zijn:
Niet mooi. In siertuinen worden planten als onkruid aangeduid als de tuinverzorger vindt dat deze niet passen in de tuin en/of het uiterlijk niet mooi vindt. Voorbeelden van dergelijke onkruiden zijn zevenblad, heermoes en gewoon varkensgras. De groei van onder andere Canadese fijnstraal en grote weegbree tussen bestrating ervaart men vaak als 'slordig'.
Verwachte opbrengsvermindering of landbouwschade. In de landbouw zijn onkruiden de planten die de groei van landbouwgewassen of -dieren beperken, en daarmee de oogst en opbrengst. Voorbeelden van dergelijke onkruiden zijn duist, akkerdistel, akkermelkdistel, klaproossoorten en akkermunt.
Planten als waardplant van schadelijke organismen. Onkruiden kunnen waardplanten zijn voor ongewenste organismen. De ziekte kan zo overwinteren en een jong gewas in het voorjaar aantasten.
Gezondheidsschade. Planten worden als onkruid beschouwd als ze direct schadelijk of hinderlijk zijn voor de gezondheid van mens (en dier). Zo kan de reuzenberenklauw een huidreactie zoals zwelling en blaarvorming veroorzaken bij aanraken, doordat het sap van de plant bepaalde chemische stoffen bevat, die bij zonlicht de huid van mensen sterk aantasten. Het stuifmeel van alsemambrosia is sterk allergeen en veroorzaakt hooikoorts. De brandnetel is hinderlijk doordat deze bij aanraking jeuk veroorzaakt. Delen van sommige soorten zoals goudenregen, taxus en vingerhoedskruid zijn giftig.
Schade aan gebouwen. Klimplanten zoals klimop en wilde wingerd kunnen gebouwen beschadigen en worden om die reden wel als onkruid gezien.
Biodiversiteit en natuurkwaliteit. In natuurgebieden verdringen op steeds meer plaatsen nieuwe soorten de van oudsher aanwezige soorten. Vaak gaat het dan om invasieve exoten. Voorbeelden zijn reuzenbalsemien en Japanse duizendknoop. Deze verdringing wordt ongewenst gevonden omdat het de biodiversiteit en de kwaliteit van levensgemeenschappen en ecosystemenkan aantasten. Natuurbeschermers gebruiken overigens niet vaak de term onkruid, ook niet om ongewenste planten in natuurgebieden aan te duiden.
Soorten onkruid naar standplaats
Verscheidene plantensoorten die als onkruid worden aangeduid komen op allerlei plekken voor, zoals akkerdistel, brandnetel en straatgras. Andere zijn meer kenmerkend voor bepaalde milieus.
Akker
Vanwege de intensieve bodembewerking zijn akkers geschikte vestigingsplaatsen voor pioniersoorten, die zich thuis voelen op een bodem die open ligt. In Nederland worden ruim 50 veelvoorkomende soorten als akkeronkruid gezien, waaronder akkerviooltje, korenbloem, klein hoefblad, perzikkruid en varkensgras.
Lang werden veel kruiden in wegbermen langs provinciale en rijkswegen als onkruid gezien. Kruiden die de ontwikkeling van een goede graszode belemmerden werden bespoten met herbiciden.
Al jaren voeren wegbeheerders zoals Rijkswaterstaat een beleid ten aanzien van bermen van wegen uit die gericht is op instandhouden van een biodiversiteit, een meer "ecologisch" beheer. Dit wordt gekenmerkt door één tot twee maal per jaar maaien en afvoer van het maaisel. Hierdoor verarmt de grond, neemt de productie af en de soortenrijkdom toe.
Ook bij veel stedelijk groenbeheer kiest men voor een beheer dat ruimte laat voor planten die lang als onkruiden werden beschouwd. Daarnaast worden soms kruiden speciaal ingezaaid, zoals klaproos, korenbloem en wilde cichorei
Weiland
Grasland dat als weide (of hooiland) in gebruik is binnen de gangbare moderne landbouw, bestaat voornamelijk uit hoogproductieve grassoorten of -rassen. Andere kruiden worden veelal als onkruid beschouwd omdat ze de productiviteit van het grasland aantasten. Veel genoemd zijn paardenbloem, ridderzuring, akkerdistel en giftige soorten als de scherpe boterbloem en jakobskruiskruid. Er bestaan lijsten met tientallen van dit soort graslandonkruiden met onder meer brandnetel, hondsdraf, madeliefje en zilverschoon.In sommige vormen van landbouw, zoals de biologische landbouw, zijn bepaalde kruiden echter gewenst, omdat ze stikstof binden zoals klaver, of de kwaliteit van het land als leverancier van ruwvoer vergroten.
Soorten onkruid naar groeivormen
Onkruiden worden ingedeeld in zaad- of wortelonkruiden.
Wilde planten
Inheemse en ingeburgerde plantensoorten in Nederland en België.
Beschrijvingen, foto's, verspreidingskaarten en afbeeldingen van bijna 1850 plantensoorten.
Deze app werkt simpel: je maakt foto’s van een bepaalde bloem of plant, en de app vertelt je welke plantsoort het is!
PlantNet is gratis te downloaden voor Android en iOS.
Florakompas
Florakompas
Het herkennen van wilde Flora om ons heen is vaak niet gemakkelijk, soms zelfs niet voor een ervaren plantenkenner. Maak een foto van de plant, vooral bloeiwijze en blad, om thuis de juiste naam van je vondst vast te stellen.
Florakompas wijst de weg naar meer dan 500 paspoorten van plantensoorten met unieke determinatievideo’s en foto's.
Start je zoektocht in het menu door de bloemkleur te kiezen en ga dan verder met de andere kenmerken.
Wilde bloemen
Kies de kleur of de bloeimaand van de bloem, die je op naam wilt brengen en zoek tussen de getoonde foto's.
De gratis IRS App Onkruidherkenning is te gebruiken voor de snelle en eenduidige determinatie van 137 verschillende breedbladige onkruiden en 35 grassen. Door aan te klikken hoe de onderdelen van het onkruid of gras er uit zien, kan de soort worden vastgesteld. De individuele onkruiden/grassen worden uitvoerig beschreven (kiemstadium, bladeren, stengels, bloemen, enz.) en geïllustreerd met meerdere foto’s in verschillende ontwikkelingsstadia. Eenmaal geïnstalleerd geschiedt de determinatie van de onkruiden/grassen offline, alleen voor het tonen van de foto’s is een internetverbinding nodig. Deze app is een gezamenlijk initiatief van IRS, LIZ, BISZ, KBIVB, ITB, Nordic Sugar, British Sugar, AIMCRA, BETA en SFZ.
Determineer met behulp van deze module uw onkruiden.
Er zijn drie manieren om dit programma te starten:
Browser versie voor andere besturingssystemen op smartphone
Voor uitleg over de app kun je onderstaand instructiefilmpje bekijken.
Opdrachten
1. Determineer onkruiden
Maak foto's van 15 planten, vooral de bloeiwijze en het blad, om de juiste naam van je vondst vast te stellen. Gebruik daarbij de determineersleutels van de Florakompas.
Maïs heeft een vrij trage beginontwikkeling. De perioden tussen zaaien en een volledige grondbedekking is gemiddeld 8 weken. Onkruiden vormen dan een bedreiging voor het gewas door concurrentie om vocht en licht. Het is belangrijk onkruid te bestrijden voordat het de groei van de maïs kan belemmeren. Als de maïs het veld volledig heeft bedekt krijgen onkruiden geen kans meer.
Bestrijdingsmethoden
Voor de onkruidbestrijding in de teelt wordt een combinatie van mechanische en chemische bestrijding toegepast. In de praktijk voert men één mechanische bestrijding uit. Dit kan zijn eggen tussen zaai en opkomst of schoffelen, soms met aanaarden als de maïs ongeveer vier bladeren heeft. Door deze bewerkingen wordt de periode dat onkruiden chemisch moeten worden bestreden verkort.
Chemische bestrijding
Om het meest geschikte middel of combinatie van middelen te kiezen moet men weten welke onkruiden op het perceel voorkomen.
Handboek, onkruidbestrijding
Handboek over onkruidbestrijding
Maïs heeft een vrij trage beginontwikkeling. De perioden tussen zaaien en een volledige
grondbedekking is gemiddeld 8 weken. Onkruiden vormen dan een bedreiging voor het gewas door
concurrentie om vocht, licht en nutriënten. Het is belangrijk onkruid te bestrijden voordat het de groei
van de maïs kan belemmeren. Als de maïs het veld volledig heeft bedekt krijgen onkruiden geen kans
meer. De snelheid van de ontwikkeling hangt sterk samen met de temperatuur en het ras. Bij later
zaaien is de gemiddelde temperatuur hoger en is de periode tussen zaaien en volledige
bodembedekking korter. Rassen met een hoog cijfer voor snelheid grondbedekking bereiken,
afhankelijk van perceel en weersomstandigheden, 2 tot 3 weken eerder een volledige bedekking dan
rassen met een laag cijfer.
In vergelijking met verschillende andere gewassen is maïs in het algemeen een gezond gewas waarin men weinig chemische middelen gebruikt om ziekten en plagen te bestrijden. Alleen het zaaizaad wordt behandeld met een fungicide tegen kiemschimmels met incidenteel hieraan een insecticide toegevoegd.
Schimmels
Er zijn verschillende schimmels die schade kunnen veroorzaken in maïs. Tot nu toe bestrijdt men alleen de kiemschimmels met chemische middelen. Bij de schimmelziekten stengelrot en builenbrand kan men door rassenkeuze de schade beperken.
Insecten
Een aantal insecten, waarvan de fritvlieg en ritnaalden de belangrijkste zijn, veroorzaken schade in maïs. Door de algemeen toegepaste zaaizaadbehandelingen wordt de meeste schade voorkomen.
Gebreksverschijnselen
Een tekort aan voedingstoffen kan schade veroorzaken. Aan de opbrengst, het groeiproces en de kolfzetting.
Handboek, ziekten en plagen
Handboek over ziekten, plagen en beschadigingen
In vergelijking met verschillende andere gewassen is maïs in het algemeen een gezond gewas waarin
men weinig chemische middelen gebruikt om ziekten en plagen te bestrijden. Alleen het zaaizaad
wordt behandeld met een fungicide tegen kiemschimmels met incidenteel hieraan een insecticide
toegevoegd. In dit hoofdstuk worden de symptomen en effecten van verschillende ziekten en plagen
beschreven, evenals die van beschadigingen en tekorten aan nutriënten en vocht.
Het optimale oogsttijdstip van snijmaïs is het moment waarop het gewas de maximaal benutbare voederwaarde-opbrengst bereikt. In theorie wordt dat bereikt bij een combinatie van de maximale voederwaarde-opbrengst op het veld, minimale inkuilverliezen in de kuil en de hoogste benutting door het vee.
Oogstproducten
Korrelmais: alleen de (droge) korrel
CCM : Korrel plus (gedeelte van de spil ( Corn Cob Mix)
MKS : Korrel plus spil plus dekblad ( mais kolf schroot )
GPS : De hele plant wordt geoogst ( gehele plant silage )
Oogstmethode snijmaïs
De meeste snijmaïs oogst men met zelfrijdende hakselaars, die voorheen meestal waren uitgerust met een rijafhankelijke maïs-voorzetstuk, afgestemd op een rijafstand van 75 cm. Tegenwoordig zijn de meeste hakselaars uitgerust met een rijonafhankelijk voorzetstuk.
Handboek over oogst
Handboek over oogst
Op veel bedrijven speelt snijmaïs een belangrijke rol als energiebron. Voor een optimale benutting in
een rantsoen is het van groot belang om snijmaïs op het juiste tijdstip en op de juiste wijze te
oogsten. In dit hoofdstuk gaan we in op de factoren die van invloed zijn op het oogsttijdstip, op welke
manier men het oogsttijdstip kan bepalen en op de oogstmethode.
Bij het inkuilen van maïs wordt het luchtdicht afgedekt en ontstaat een anaërobe (zonder zuurstof) fermentatie. Tijdens deze fermentatie is er een snelle ontwikkeling van melkzuurbacteriën. Deze bacteriën zijn van nature aanwezig.
Inkuilverliezen
Verliezen in de kuil ontstaan door ademhaling van de maïs in de beginfase van het conserveringsproces en door omzettingen van koolhydraten en eiwitten in organische zuren en ammoniak. Daarnaast kunnen bij vochtig snijmaïs (minder dan 32% droge stof) verliezen optreden via het perssap.
Handboek, opslag en bewaring
Handboek over opslag en bewaring
In dit hoofdstuk gaat de aandacht uit naar het inkuilproces en de inkuilverliezen. Ook broei,
schimmelvorming en enkele verontreinigingen worden behandeld. Als laatste komen gemengd
inkuilen en overkuilen van maïs nog aan de orde.
Snijmaïs is uitgegroeid tot het belangrijkste voedergewas na gras. Het succes van snijmaïs als voedergewas is mede te danken aan een hoge en constante voederwaarde (VEM) en snijmaïs past goed in een melkveerantsoen naast graslandproducten.
Handboek, voeding
Handboek over voeding
Snijmaïs is uitgegroeid tot het belangrijkste voedergewas na gras. Het succes van snijmaïs als
voedergewas is mede te danken aan een hoge en constante voederwaarde (VEM) en snijmaïs past
goed in een melkveerantsoen naast graslandproducten.
Jaarlijks wordt ruim 200.000 ha snijmaïs geteeld. Naast diverse teelt- en voedingsaspecten is ook het economische resultaat van groot belang. De bedrijfssituatie is vaak doorslaggevend op de afweging van het economische resultaat. De belangrijkste factoren die hierin een rol spelen, zijn het wel of niet (gedeeltelijk) telen van snijmaïs in loonwerk, de verkaveling van het bedrijf, de afstand tot het perceel en uiteraard de opbrengst en voederwaarde die daadwerkelijk worden behaald.
Saldo maisgewas = Opbrengst - Toegerekende kosten
Handboek, economie
Handboek over economie
Snijmaïs is in de veehouderij een belangrijk voedergewas. Jaarlijks wordt circa 215.000 ha snijmaïs
geteeld. Naast diverse teelt- en voedingsaspecten is ook het economische resultaat van groot
belang.
In algemene zin kunnen we goede uitspraken doen over het economisch resultaat van een hectare
snijmaïs of het effect van snijmaïs als onderdeel van het totale melkveebedrijf. Echter, de
specifieke bedrijfssituatie is vaak doorslaggevend op de afweging van het economische resultaat.
De belangrijkste factoren die hierin een rol spelen, zijn het wel of niet (gedeeltelijk) telen van
snijmaïs in loonwerk, de verkaveling van het bedrijf, de afstand tot het perceel en niet als minste de
opbrengst en voederwaarde die daadwerkelijk worden behaald. De effecten van snijmaïs in
bedrijfsverband zijn opgenomen in paragraaf 13.2.
Per 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van kracht en hebben landbouwbedrijven te maken
met een systeem van gebruiksnormen. Voor een goede uitvoering van de nitraatrichtlijn krijgt ieder
bedrijf te maken met een gebruiksnorm voor dierlijke mest van 170 kg stikstof (N) en een
gebruiksnorm voor stikstof en fosfaat per gewas. Een individueel bedrijf kan derogatie (uitzondering
tot 230 of 250 kg N per ha) aanvragen op de gebruiksnorm van 170 kg N per ha. Zie hierover
meer in paragraaf 13.3. Voor actuele informatie over plaatsingsnormen en gebruiksnormen kijk op
www.rvo.nl.
Toets je kennis
Maisproject
Inleiding
Grasland en voedergewassen
Het voorjaar van het eerste schooljaar en de nazomer en herfst van het tweede schooljaar staan voor een groot deel in het teken van de I.O's ‘Graslandbeheer en graslandverbetering' en 'teelt van voedergewassen’.
Voor leerlingen van de tweejarige opleiding geldt, dat het een extra portfolio onderdeel is. Voor leerlingen van de niveau 3 en niveau 4 opleidingen is het een van de verplichte onderdelen.
De voorjaarsstage draait vooral om graslandbeheer: je laat zien, dat je grasland kunt beheren en de voerderwinning kunt uitvoeren of organiseren.
Het onderdeel grasland wordt afgetoetst met een bedrijfsbezoek, waarin je laat zien, dat je het graslandbeheer in de praktijk kunt uitvoeren. Het verslag van je stageperiode is hierbij een leidraad.
Het telen van maïs ga je zelfstandig met een groepje uitvoeren, het zogenaamde maïsproject.
Je regelt daarbij zelf een perceel, verzorgt de grondbewerking en maakt een bemestingsplan,kiest een ras en volgt verder de teelt. Van het maïsproject maak je een verslag. Dit verslag licht je toe bij een eindgesprek.
Veel succes met de teelt!
Wied Hendrix
Links naar informatiebronnen
Hieronder een aantal links naar websites, waar je belangrijke informatie kunt vinden.
Dit is een leereenheid van het Ontwikkelcentrum met filmpjes
over het afstellen en controleren van de maiszaaimachine en informatie over
grondbewerking, raskeuze, behandeling van zaad etc.
De kennisleerlijn is een combinatie van bronnen, informatie en opdrachten over de teelt van voedergewassen. De leerlijn ondersteunt de praktijkopdracht, het telen van een voedergewas in de praktijk. Aan de orde komen raskeuze, bemesting, grondbewerking,gewasbescherming met bijbehorende onkruiden, ziekten en plagen, de ontwikkeling van het gewas, afrijping en oogst en de saldoberekening.
Maak op je PC onder 'mijn documenten' een mapje aan met de titel 'teelt van voedergewassen' en plaats daar de kennisleerlijn en de vaardighedenleerlijn, die horen bij jouw niveau. In het leerlijn document kun je de vragen en opdrachten van de verschillende onderwerpen maken. Vergeet niet het document na het maken van opdrachten weer op te slaan!
De bedoeling is, dat je met een groepje van 3 of 4 leerlingen mais gaat verbouwen, waarbij je zo veel mogelijk bewerkingen zelf uitvoert en zelf keuzes maakt bijvoorbeeld rondom rassenkeuze.
Je moet met het volgende rekening houden:
Het perceel, is minstens 1 ha groot.
Je gaat zo veel mogelijk zelf bewerkingen uitvoeren, in elk geval het inzaaiklaar maken van het perceel.
Vraag of je zelf het ras mag kiezen. Indien het ras al door de teler is gekozen, moet je aangeven of je ook voor dat ras zou kiezen of voor een andere ras. Onderbouw je keuze.
Maak zo veel mogelijk foto's van de bewerkingen die je uitvoert of die uitgevoerd worden en maak foto's van de ontwikkeling van het gewas.
Maak zelf een bemestingsplan of als er al een plan is, geef dan je oordeel over het bemestingsplan van de teler.
Leg alles vast in een verslag. Dat verslag is een onderdeel van de deelkwalificatie 'grasland en voedergewassen'. Een aantal percelen wordt bij de lessen praktijkleren door een groepje leerlingen bezocht.
Het raamwerk voor het verslag vind je onder het kopje 'opdrachten maisproject'. De leerlingen van niveau 2 downloaden de opdracht voor niveua 2 en de leerlingen van niveua 3 en 4 de opdracht, die bij hun niveau hoort.
Het werkdocument bestaat uit een vijftal hoofdstukken.De informatie, die daar bij hoort vind je onder het tabblad 'achtergrondinformatie'.
In oktober/november krijg je een soort van afsluitend gesprek met een docent over het maisproject.Het resultaat van het totale maisproject telt voor niveau 3 en 4 mee als onderdeel van 'grasland en voedergewassen'.
Het maisproject bestaat uit twee delen, het gedeelte voor de zomervakantie bestaat uit groei en ontwikkeling, raskeuze, grondbewerking, bemesting, zaaien en gewasbescherming.
Na de zomervakantie tot aan de herfstvakantie oogst, opslag, economie en kuilanalyse. De begeleidende lessen vanuit school lopen globaal tot aan de herfstvakantie.
De analyserapporten komen een aantal weken na de oogst, dat betekent dat je daarna pas het maisproject kunt afsluiten.
Voor de vakantie lever je het het eerste gedeelte van het verslag in (tot en met de gewasbescherming) .
Het hele project wordt afgesloten óf met een presentatie óf met een mondeling examen.
Voordat je kunt presenteren of mondeling kunt toelichten moet je verslag voldoende beoordeeld zijn.
Maak op je eigen PC onder mijn documenten een mapje aan met 'maisproject'. In dit mapje sla je het verslag op, dat je gaat uitwerken van de maisteelt en de ondersteunende opdrachten.
Afhankelijk van het niveau van je opleiding, download je de opdracht voor niveau 2 of 3/4.
Maak regelmatig backups. Als je computer ooit eens mocht crashen, dan heb je in elk geval nog een bestand waar je verder mee kunt werken!
Achtergrondinformatie
Onder 'achtergrondinformatie' vind je aanvullende artikelen, websites en ander informatiebronnen over bepaalde hoofdonderwerpen. Je docent kan deze gebruiken bij de lessen op school, maar soms heb je zelf aanvullende informatie nodig bij het uitwerken van het maisproject.
Groei en ontwikkeling
Er is verschil tussen groei en ontwikkeling van een gewas. We spreken van ‘groei’ als een gewas groter wordt en dus toeneemt in volume. Je wilt graag, dat een ingezaaid gewas goed groeit, maar je wilt ook, dat er kolven aan de mais komen en dat de mais aan het eind van het seizoen afrijpt. Het doorlopen van verschillende stadia noem je ‘ontwikkeling’. De ontwikkeling van mais begint met kieming, daarna begint de bladvorming, het doorschieten, bloei en afrijping van het gewas. Mais, die erg laat gezaaid is, groeit wel goed, je krijgt dus veel massa en veel volume, maar ontwikkelt zich slecht. Er worden dus minder kolven gevormd en de kolven worden niet meer rijp.
Je wilt dus mais telen, die en goed groei en die zich goed ontwikkeld heeft. Je moet de mais daarom niet te laat zaaien. Laat gezaaide mais heeft de neiging meer blad en stengel te gaan vormen en minder te investeren in de kolfvorming.
Maak de vragen uit de schoolopdracht, die betrekking hebben op de groei en ontwikkeling van het gewas.
Als je op de link 'zaaien, raskeuze en grondbewerking' klikt, kom je in een digitale leereenheid van het Ontwikkelcentrum. Je hebt daarvoor een inlogcode nodig, dat is een code, die je ook op school gebruikt om in te loggen.
De digitale leereenheid bestaat uit een aantal filmpjes (werkwijzers) waarin het voorbereiden van het zaaien en het afstellen van de zaaimachine aan de orde komt. Onder 'informatie' vind je kennisblokjes met achtergrondinformatie met betrekking tot dit onderwerp.
Over deze leereenheid is een opdracht gemaakt 'vragen en opdrachten bij het zaaien van mais'met vragen die betrekking hebben op de filmpjes en de informatieblokjes. Loop aan de hand van de vragen en opdrachten de digitale leereenheid door.
Sla deze opdrachten op op je eigen PC in een mapje maisproject.
In het document ' de bemesting van snijmais' vind je alle belangrijke informatie over de bemesting van mais bij elkaar, onder andere hoeveel stikstof, fosfaat en kali je aan het maisgewas moet geven.
Het eindigt met een forumlier waarmee je een bemestingsplan kunt maken of een uitgevoerde bemesting kunt controleren.
In het document zitten ook een paar opdrachten verwerkt.
Mais is het meest geteelde gewas in Nederland. Vergeleken met andere gewassen is mais vrijwel probleemloos te telen en past daarom ook goed op een veehouderijbedrijf. In mais kunnen een aantal ziekten en plagen voorkomen zoals builenbrand, stengelrot en bladvlekkenziekte. Met het kiezen van een ras met een hoog resistentieniveau tegen deze ziektes ben je al een heel eind op weg als het gaat om de bestrijding van ziekten en plagen.
Als je ritnaalden verwacht, bijvoorbeeld omdat de mais gezaaid gaat worden op scheurland, dan moet je bij het bestellen van maiszaad vragen om zaad, dat behandeld is met een middel tegen bodeminsecten.
Onkruidbestrijding kan wel een probleem zijn. In mais kunnen een aantal lastige wortelonkruiden voorkomen zoals haagwinde en kweek. Ook een aantal grasachtige zaadonkruiden zoals hanenpoot, gladvingergras en groen naaldaar kunnen op sommige percelen een probleem vormen en vragen extra aandacht bij het kiezen van een chemisch middel bij de onkruidbestrijding.
Maak de vragen, uit de opdracht, die betrekking hebben op gewasbescherming.
Voor de teler is de oogst van het gewas misschien wel het belangrijkste moment in de teelt. Het is de kroon op zijn werk!
Oogsten moet dan ook op het juiste moment worden uitgevoerd, niet te vroeg, want dan loop je extra risico op persapverliezen bij het inkuilen, maar ook weer niet te laat.
Bij te laat oogsten wordt de mais soms te rijp en neemt de kans op problemen door te slecht weer alleen maar toe.
De vragen bij dit hoofdstuk zijn vooral gebasseerd op hoofdstuk 10 van het handboek snijmais.
Maak de vragen uit het werkdocument, die bij dit hoofdstuk horen.
In de kennisleerlijn vind je de lesstof, de theorie voor de IO 'Teelt van voedergewassen'.
De kennisleerlijn bestaat uit theorie en vragen en opdrachten, het is de stof, die je op school tijdens de lessen, doorwerkt. Op een paar plaatsen in het document zie je linkjes staan naar digitale arrangementen van het Ontwikkelcentrum.
Maak op je PC een mapje aan met de titel ‘teelt van voedergewassen'en plaats het document erin.
Het arrangement Teelt van snijmaïs is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Harm Geert Moesker
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-06-18 21:55:26
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.