Medisch rekenen

Medisch rekenen

Les 1

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet je wat het belang van medisch rekenen is.

Introductie medisch rekenen

KD medischrekenen

De volgende verpleegtechnische handelingen waaronder voorbehouden handelingen (*) worden door de verzorgende-IG uitgevoerd: 

  • medicijnen checken
  • registreren
  • distribueren, zo nodig controle op inname (volgens zorgplan)
  • medicijnen toedienen: oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen; - verzorgen rode en gele wonden
  • zwachteltechnieken toepassen
  • verzamelen van monsters ten behoeve van diagnostiek (steriel en niet-steriel materiaal)
  • eerste hulp (somatisch) verlenen bij: verwondingen, vergiftigingen, verstikking, verslikken, en bij ademstilstand en circulatiestilstand
  • een suprapubische katheter verzorgen
  • blaaskatheter en maagsonde observeren en controleren
  • blaasspoeling uitvoeren
  • lichaamstemperatuur beïnvloeden door middel van koude- of warmtebehandeling
  • subcutaan injecteren*; intramusculair injecteren*; - insulinepen hanteren*.

Van de volgende verpleegtechnische handelingen waaronder voorbehouden handelingen (*) dient zij er vier aan te leren: - katheteriseren van de blaas bij vrouwen*; - katheteriseren van de blaas bij mannen*; - PEG-sondevoeding toedienen; - verzorgen van zwarte wonden; - zuurstof toedienen; - toedienen van sondevoeding en voedingspomp bedienen; - verzorgen van een stoma; - tracheacanule en tracheastoma verzorgen; - maagsonde verzorgen; - blaaskatheter verzorgen.

Maatschappelijke zorg niv. 3/4

De volgende zorgtechnische handelingen worden door de maatschappelijke begeleiders uitgevoerd:

  • medicijnen checken
  • registreren
  • distribueren
  • zo nodig controle op inname (volgens zorgplan)
  • medicijnen toedienen: oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen.

In deze module zul je met het bovenstaande aan de slag gaan.

Het belang van medisch rekenen

Medisch rekenen

is zo'n belangrijk onderdeel van de studie, omdat het doel namelijk is dat er zo min mogelijk (onnodige) fouten worden gemaakt op de werkvloer bij het toedienen van medicatie.

Een zoektocht op het internet leert ons dat kleine rekenfouten soms verregaande gevolgen kunnen hebben.

Bovendien bleek uit een bevraging bij 92 net afgestudeerde verpleegkundigen en laatstejaarsstudenten van de Arteveldehogeschool (Duyck, 2014) dat de meerderheid van de studenten (57,61%) zelf vindt nog onvoldoende te kunnen rekenen. Bijna 20% van de studenten gaf aan behoefte te hebben aan zowel extra theorie als oefeningen, terwijl de anderen enkel oefeningen verkozen. Hieruit blijkt niet alleen de nood aan extra training, maar ook dat deze duidelijk individueel verschillend is. Dit leerpad stelt studenten verpleegkunde in staat hun basiskennis te testen en aan de hand hiervan op hun eigen tempo de kennis medisch rekenen op te frissen.

Definitie medisch rekenen

Kort samengevat is medisch rekenen "het  correct berekenen van doseringen van medicatie" en dit voor medicatie in verschillende toedieningswijzen.

Het gaat over het berekenen van juiste doseringen (medicatie per os, inspuitingen, ...) van toe te dienen medicatie bij volwassenen en kinderen, maar ook over druppelsnelheden voor een correct infuusbeleid, werken met spuit- en infuuspompen, enz.

Bij medisch rekenen heeft men een kennis van medische aspecten en basisrekenen.

In de module 'Basisrekenen' start je eerst met een oriënterende test om een beeld te krijgen van jouw kennis met betrekking tot het basisrekenen. Indien je slaagt voor deze oriënterende test, kan je doorklikken naar de module 'Verpleegkundig basisrekenen'. Indien je niet slaagt voor deze oriënterende test, bekijk je de informatie in de module 'Basisrekenen' om meer inzicht te krijgen in de basis rekenvaardigen die je nodig hebt als verpleegkundige. Daarna kan je de oriënterende test opnieuw uitvoeren, tot je slaagt.

 

 

Het belang van medisch rekenen hier noteren.

Aan het einde van iedere les weet je  ..... te berekenen en toe te passen.

Tips medisch rekenen

 

Om goed aan de rekenopgaven te werken eerst de volgende tips:

 

  • Lees de uitleg regel voor regel; kijk of iedere regel je duidelijk is voordat je de volgende leest.
  • Lees de opgaven goed
  • Schrijf de gegevens op: wat is aanwezig, wat wordt gevraagd
  • Controleer of je antwoord klopt.
  • Als je de opgaven erg lastig vindt, begin dan nog een keer.

 

  • Rekenen heeft te maken met begrijpen en oefenen.

Door oefening zal het steeds beter gaan.

 

 

De volgende eenheden en afkortingen komen in de praktijk het meeste voor en moet je dus kunnen hanteren:

Liter=L                           kilogram=kg

Deciliter=dl                    gram=g=gr

Centiliter=cl                   milligram=mg

Milliliter=ml of cc           microgram= μg

 

Les 2

Lesdoelen

Aan het einde van de les weet je de rekenkaarten van het metriek stelsel te gebruiken.

Rekenkaart en metriek stelsel

Opdrachten oefenen met het metriek stelsel

Oefenen met metrieke stelsel:

  1. 2 ½ gram  = ……………….. mg
  2. 500 mg     = ………………..gram
  3. 5 microgram = …………….mg
  4. 10 mg =  ……………….microgram
  5. 2 x 500 mg = ……………… ...g
  6. 3,2 cm =---------------------------- m
  7. 107 m =    ----------- ------------mm
  8. 96 kg = --------- -------------mg
  9. 550 mg = --------- --------------kg
  10. 732 g = ----------------------------mg
  11. 25mm = -----------------------------m
  12. 0,75 dm3 = ----------------------------cl
  13. 0,132 l = ----------------------------ml
  14. 69 ml = -------------------------------dl
  15. 7362 mm = --------------------- m
  16. 532 kg = --------------------------g
  17. 999 cm3 = ----------------------------ml
  18. 13 g = --------------------------------kg
  19. 10 kg = ---------------------------------hg
  20. 1 g = -----------------------------------mg
  21. 1,5 kg = --------------------------------g
  22. 5,5 cg = --------------------------------mg
  23. 1,5 kg = -----------------------------dg
  24. 1,25 g = ------------------------------mg
  25. 2.400 mcg = --------------------------mg

 

 

 

 

Les 3

Lesdoelen

Na deze les kunt je:

  • Inhoudsmaten aflezen
  • Vochtbalans uitrekenen

Inhoudsmaten

 

Inhoudsmaten

1 koffiekopje

125 ml

1 waterglas

250 ml

1(thee) mok

200ml

1 bierglas

150 ml

1 melkbeker

150 ml

1 sap/frisglas

150 ml

1 diep bord

350 ml

1 wijnglas

125 ml

1 soepkop

250 ml

1 sherryglas

80 ml

1 eetlepel

15 ml

1 likeurglas

25 ml

 

Vochtbalans

Voor alle levende wezens is vocht van een essentieel belang. Bij mensen waarbij de gezondheid verstoord is kan het van levensbelang zijn om te weten hoeveel vocht het lichaam in – en uitgaat. Het noteren en berekenen van deze hoeveelheden vocht heet het bijhouden van en vochtbalans. Dit wordt over het algemeen per 24 uur bijgehouden.

Als iemand te veel vocht vasthoudt heet dit een positieve vochtbalans (het lichaamsgewicht wordt groter). Verliest iemand te veel vocht heeft deze een negatieve vochtbalans. (het lichaamsgewicht wordt kleiner)

 

Vochtbalans

 

Opgave vochtbalans

  1. Een zorgvrager heeft een vochtbalans. Zij heeft vandaag gedronken: 7 kopjes thee, 5 kopjes koffie, 3 bekers melk en een kom soep. Zij heeft zeven keer geplast, een keer 450 ml, een keer 480 ml, een keer 290 ml, twee keer 175 ml en een keer 340 ml, en een keer 320 ml. Bereken de vochtbalans van mevrouw Jansen en geef aan of dit een positieve of negatieve vochtbalans is.

Bereken:

•          Hoeveel vocht heeft mevrouw Jansen binnengekregen

•          Hoeveel vocht heeft mevrouw Jansen uitgescheiden.

•          Wat is de balans en is dit een positieve of negatieve waarde?

•          Neem de lijst over op de vochtbalans.       

Tijd

Aangeboden

Ingenomen

Urine / mictie

defecatie

7.00

 

 

 

 

8.00

 

 

 

 

10.00

 

 

 

 

10.30

 

 

 

 

11.00

 

 

 

 

12.00

 

 

 

 

13.00

 

 

 

 

14.00

 

 

 

 

15.00

 

 

 

 

16.30

 

 

 

 

17.30

 

 

 

 

18.30

 

 

 

 

20.00

 

 

 

 

21.00

 

 

 

 

23.00

 

 

 

 

 

         Bereken:

•          Hoeveel vocht heeft de zorgvrager binnen gekregen.

•          Hoeveel vocht heeft de zorgvrager uitgescheiden?

•          Is dit een positieve of negatieve balans?

 

 

 

 

 

 

 

Les 4

Lesdoelen

Aan het einde van deze les weet je:

  • Hoe je medicijnen op verschillende manieren kunt toedienen.

 

Oraal toedienen medicijnen

Oraal toegediende medicijnen

Als verpleegkundige is het jouw taak om de juiste medicijnen in de juiste hoeveelheid, de juiste toedieningsvorm en aan de juiste zorgvrager te geven. Daarnaast kan het ook jou taak zijn om ervoor te zorgen dat er voldoende van het medicijn op de afdeling in voorraad is. Je moet dus kunnen berekenen hoeveel medicijnen je per keer aan een zorgvrager moet geven en hoelang het duurt voor dat je voorraad op is.

 

Tabletten 1

Opgaven tabletten toedienen

1. Op de afdeling is een zorgvrager die last heeft van een blaasontsteking. De arts heeft een antibioticakuur voorgeschreven. Gedurende zes dagen krijgt de zorgvrager 750 mg Amoxicilline om de twaalf uur. Je hebt in voorraad Flemoxin met 375 mg Amoxicilline per tablet.

a. hoeveel tabletten geef je per keer?

b. hoeveel tabletten geef je totaal per zes dagen?

 

2. Een zorgvrager heeft veel last van een chronische darmontsteking.

De arts heeft Prednison voorgeschreven. De zorgvrager krijgt 60 mg per dag in twee gelijke doseringen. Op de afdeling zijn Prednison tabletten met 5 mg Prednison per tablet.

a. hoeveel mg geef je per keer?

b. hoeveel tabletten geef je per keer?

c. hoeveel tabletten geef je per dag?

 

3. Een zorgvrager heeft last van slaapstoornissen en pathologische angsten.

     De arts schrijft van een geneesmiddel ’s avonds 9 mg voor.

      Je hebt het volgenden in voorraad: Een pot met sterkte 5 mg per dragee en  een pot met sterkte   2 mg per dragee.

  Wat zou jij geven als je de medicijnen moet uitzetten?

 

4. Een zorgvrager heeft reumatoïde arthritis  en krijgt 150 mg Diclofenac

           per dag in drie gelijke doseringen. Jij zet de medicijnen uit en het volgende

           is in de voorraad:

           Diclofenac  met een sterkte van 25 mg per tablet.

           Hoeveel tabletten geef je per keer?

 

Les 5,6

Lesdoelen

Na deze les kun je:

  • Het toedienen van tabletten uitrekenen en toepassen.

Tabletten 2

Voorbeeld 1: Hoeveel tabletten?

Een tablet bevat 20 mg Inderal.

Een zorgvrager moet 40 mg Inderal toegediend krijgen.

Hoeveel tabletten geef je?

1 tablet          = 20 mg

2 tabletten      = 40 mg; dus geef je 2 tabletten.

 

Stappen:      

1. Aanwezig:   schrijf op hoeveel mg medicijn er is in 1 tablet

2. Gevraagd:   schrijf op hoeveel mg medicijn is voorgeschreven

3. Kijk:              hoeveel tabletten moeten er gegeven worden?

 

Voorbeeld 2: Hoeveel dagen? (Tabletten)

Er is een verpakking met 20 tabletten.

Een zorgvrager moet 4 tabletten per dag toegediend krijgen.

Hoeveel dagen kan de zorgvrager met deze verpakking doen?

  1. Aanwezig: 20 tabletten verpakking; 4 tabletten per dag.
  2. Gevraagd: hoeveel dagen?
  3. 20 tabletten aanwezig: 4 per dag nodig = 5 dagen kan de zorgvrager ermee doen.

 

Stappen:      

1. Schrijf op hoeveel tabletten er zijn in de verpakking.

2. Schrijf op hoeveel tabletten er nodig zijn per dag.

3. Bereken: aantal aanwezige tabletten: aantal tabletten per dag = aantal

  dagen dat de zorgvrager net deze verpakking kan doen.

 

Oefenen

1. Een zorgvrager met hartproblemen krijgt deze ochtend 0,5 mg digoxine. Jij zet de medicijnen uit. Je hebt het volgende in voorraad:

Digoxine met 0,0625 mg en 0,25 mg per tablet. Wat geef je?

 

2. Aanwezig in de medicijnkast een potje met furadantine capsules á 100 mg.

    De zorgvrager moet 4x daags 100 mg furadantine hebben per os.

       a. Hoeveel mg krijgt de zorgvrager per dag?

       b. Hoeveel capsules geef je per keer?

 

3. Een zorgvrager krijgt 3 x daags 250 mg broxilsiroop per os. Aanwezig is een

    fles Broxilsiroop van 100 ml van 25mg/ml.

        a. hoeveel ml siroop geef je per keer?                                       

mg

 

 

 

ml

 

 

 

          b. hoeveel dagen kan je de fles gebruiken.

 

4. Een zorgvrager krijgt 3x daags 20 mg Inderal.

    Aanwezig: pot met 60 Inderal redardtabletten. 1 tablet bevat 40 mg Inderal.

          a. Hoeveel tabletten geef je per keer?

          b. Hoe lang gaat de pot mee.

 

5. Aanwezig 1 fles siroop met 100 ml á 500 l.E./5 ml.

   De zorgvrager krijgt 1000 l.E. van dit medicijn in vier gelijke doseringen.

          a. Hoeveel ml siroop geef je per keer?

          b. Hoeveel ml siroop geef je per dag?

          c. Hoeveel dagen kun je de fles gebruiken?                                                           

I.E

 

 

 

ml

 

 

 

 

6. Aanwezig furosemide lasix 40 mg/tbl.

    Een zorgvrager krijgt 80 mg furosemide per keer

          a. hoeveel tabletten geef je per keer?

                

7. Een zorgvrager krijgt voor het slapen 15 mg Temazepam.

     Op de afdeling is aanwezig: Temazepam 10 mg/tabl

           a. hoeveel tabletten geef je per keer?

 

8. Op de afdeling is aanwezig een potje met 25 Inderal tabletten.

    Op het etiket staat 1 tablet = 40 mg. De zorgvrager moet 80 mg per dag hebben te geven in 2          gelijke doseringen.

          a. Hoeveel tabletten geef je per keer?

 

9. Een zorgvrager krijgt voor geschreven Clamoxylsiroop 750 mg/per dag.

    In voorraad is een flesje met 200 ml Clamoxylsiroop 200 mg/4ml.

    De Clamoxylsiroop moet gegven worden in 3 gelijke doseringen per dag.

         a. hoeveel ml siroop geef je per keer.

         b. hoeveel mg Clamoxyl bevindt zich in het totale flesje?

 

10. Aanwezig in de medicijnkast: een potje met 100 Furadantine capsules á 50 mg.

    De zorgvrager moet 2 x daags 100 mg furadantine hebben.

          a.  Hoeveel capsules krijgt de zorgvrager per dag?

          b. Hoeveel capsules krijgt de zorgvrager per keer?

 

11. Aanwezig Fluimucil met 200 mg/ sachet.

      Een zorgvrager krijgt 3 x daags 200 mg

           a. hoeveel zakjes krijgt de zorgvrager per keer.

           b. hoeveel zakjes krijgt de zorgvrager per dag?

 

12. In voorraad: fles siroop van 500 ml met 250 mg per 5 ml.

           Toe te dienen:750 mg

          a.  Hoeveel ml geef je per dosis?

          b.  Als je 3 maal per dag dit medicijn moet geven, na hoeveel keer is de fles dan                                     leeg?

 

13. Een kind van 30 kg met een hartinsufficiëntie zou 0,05 mg acetyldigitoxine/kg lichaamsgewicht        moeten krijgen en wel verdeeld over 6 doses per dag. In voorraad zijn in vieren deelbare                  tabletten met 0,2 mg acetyldigitoxine per tablet.

          a. Hoeveel hele en of halve tabletten worden per keer gegeven.

          b. Hoeveel tabletten heb je per dag nodig?

          c. Hoeveel heb je in totaal nodig als dit kind 7 dagen moet krijgen.

 

14. Mevrouw E. krijgt 3 maal daags 1 gr Paracetamol. Er zijn tabletten van 500 mg.

      Hoeveel tabletten geef je per keer?

 

15. Mevrouw W. krijgt een kuur van 5 dagen voorgeschreven; ze moet 2 maal per dag 960 mg                Bactrimel innemen. Er zijn tabletten met 480 mg Bactrimel.

      Hoeveel tabletten geef je per keer?

  1. Hoeveel tabletten heeft mevrouw voor deze kuur nodig?

 

16. Een zorgvrager krijgt voorgeschreven 2 keer per dag 75 mg Furadantine.

      Er zijn tabletten in voorraad van 50 mg medicijn.

      Hoeveel tabletten geef je?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Les 7

Lesdoelen

Na deze weet je:

  • Hoe je drankjes kunt uitrekenen.

Drankjes

Uitleg en opdrachten drank

Les 8

Lesdoelen

Lesdoel: Herhaling les 1 t/m 7 en voorbereiden op de toets!

 

Les 9

Toets medisch rekenen deel 1

  • Het arrangement Medisch rekenen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jennifer Jaspers-Telgt
    Laatst gewijzigd
    2023-07-22 10:13:10
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Leerjaar 2 BOL Berekeningen medicatie toedienen
    Leerniveau
    MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
    Leerinhoud en doelen
    Rekenen/wiskunde; Verbanden; Meten en meetkunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    moeilijk
    Studiebelasting
    1 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.