Tabletten 2

Tabletten.pptx

Voorbeeld 1: Hoeveel tabletten?

Een tablet bevat 20 mg Inderal.

Een zorgvrager moet 40 mg Inderal toegediend krijgen.

Hoeveel tabletten geef je?

1 tablet          = 20 mg

2 tabletten      = 40 mg; dus geef je 2 tabletten.

 

Stappen:      

1. Aanwezig:   schrijf op hoeveel mg medicijn er is in 1 tablet

2. Gevraagd:   schrijf op hoeveel mg medicijn is voorgeschreven

3. Kijk:              hoeveel tabletten moeten er gegeven worden?

 

Voorbeeld 2: Hoeveel dagen? (Tabletten)

Er is een verpakking met 20 tabletten.

Een zorgvrager moet 4 tabletten per dag toegediend krijgen.

Hoeveel dagen kan de zorgvrager met deze verpakking doen?

  1. Aanwezig: 20 tabletten verpakking; 4 tabletten per dag.
  2. Gevraagd: hoeveel dagen?
  3. 20 tabletten aanwezig: 4 per dag nodig = 5 dagen kan de zorgvrager ermee doen.

 

Stappen:      

1. Schrijf op hoeveel tabletten er zijn in de verpakking.

2. Schrijf op hoeveel tabletten er nodig zijn per dag.

3. Bereken: aantal aanwezige tabletten: aantal tabletten per dag = aantal

  dagen dat de zorgvrager net deze verpakking kan doen.

 

Oefenen

1. Een zorgvrager met hartproblemen krijgt deze ochtend 0,5 mg digoxine. Jij zet de medicijnen uit. Je hebt het volgende in voorraad:

Digoxine met 0,0625 mg en 0,25 mg per tablet. Wat geef je?

 

2. Aanwezig in de medicijnkast een potje met furadantine capsules á 100 mg.

    De zorgvrager moet 4x daags 100 mg furadantine hebben per os.

       a. Hoeveel mg krijgt de zorgvrager per dag?

       b. Hoeveel capsules geef je per keer?

 

3. Een zorgvrager krijgt 3 x daags 250 mg broxilsiroop per os. Aanwezig is een

    fles Broxilsiroop van 100 ml van 25mg/ml.

        a. hoeveel ml siroop geef je per keer?                                       

mg

 

 

 

ml

 

 

 

          b. hoeveel dagen kan je de fles gebruiken.

 

4. Een zorgvrager krijgt 3x daags 20 mg Inderal.

    Aanwezig: pot met 60 Inderal redardtabletten. 1 tablet bevat 40 mg Inderal.

          a. Hoeveel tabletten geef je per keer?

          b. Hoe lang gaat de pot mee.

 

5. Aanwezig 1 fles siroop met 100 ml á 500 l.E./5 ml.

   De zorgvrager krijgt 1000 l.E. van dit medicijn in vier gelijke doseringen.

          a. Hoeveel ml siroop geef je per keer?

          b. Hoeveel ml siroop geef je per dag?

          c. Hoeveel dagen kun je de fles gebruiken?                                                           

I.E

 

 

 

ml

 

 

 

 

6. Aanwezig furosemide lasix 40 mg/tbl.

    Een zorgvrager krijgt 80 mg furosemide per keer

          a. hoeveel tabletten geef je per keer?

                

7. Een zorgvrager krijgt voor het slapen 15 mg Temazepam.

     Op de afdeling is aanwezig: Temazepam 10 mg/tabl

           a. hoeveel tabletten geef je per keer?

 

8. Op de afdeling is aanwezig een potje met 25 Inderal tabletten.

    Op het etiket staat 1 tablet = 40 mg. De zorgvrager moet 80 mg per dag hebben te geven in 2          gelijke doseringen.

          a. Hoeveel tabletten geef je per keer?

 

9. Een zorgvrager krijgt voor geschreven Clamoxylsiroop 750 mg/per dag.

    In voorraad is een flesje met 200 ml Clamoxylsiroop 200 mg/4ml.

    De Clamoxylsiroop moet gegven worden in 3 gelijke doseringen per dag.

         a. hoeveel ml siroop geef je per keer.

         b. hoeveel mg Clamoxyl bevindt zich in het totale flesje?

 

10. Aanwezig in de medicijnkast: een potje met 100 Furadantine capsules á 50 mg.

    De zorgvrager moet 2 x daags 100 mg furadantine hebben.

          a.  Hoeveel capsules krijgt de zorgvrager per dag?

          b. Hoeveel capsules krijgt de zorgvrager per keer?

 

11. Aanwezig Fluimucil met 200 mg/ sachet.

      Een zorgvrager krijgt 3 x daags 200 mg

           a. hoeveel zakjes krijgt de zorgvrager per keer.

           b. hoeveel zakjes krijgt de zorgvrager per dag?

 

12. In voorraad: fles siroop van 500 ml met 250 mg per 5 ml.

           Toe te dienen:750 mg

          a.  Hoeveel ml geef je per dosis?

          b.  Als je 3 maal per dag dit medicijn moet geven, na hoeveel keer is de fles dan                                     leeg?

 

13. Een kind van 30 kg met een hartinsufficiëntie zou 0,05 mg acetyldigitoxine/kg lichaamsgewicht        moeten krijgen en wel verdeeld over 6 doses per dag. In voorraad zijn in vieren deelbare                  tabletten met 0,2 mg acetyldigitoxine per tablet.

          a. Hoeveel hele en of halve tabletten worden per keer gegeven.

          b. Hoeveel tabletten heb je per dag nodig?

          c. Hoeveel heb je in totaal nodig als dit kind 7 dagen moet krijgen.

 

14. Mevrouw E. krijgt 3 maal daags 1 gr Paracetamol. Er zijn tabletten van 500 mg.

      Hoeveel tabletten geef je per keer?

 

15. Mevrouw W. krijgt een kuur van 5 dagen voorgeschreven; ze moet 2 maal per dag 960 mg                Bactrimel innemen. Er zijn tabletten met 480 mg Bactrimel.

      Hoeveel tabletten geef je per keer?

  1. Hoeveel tabletten heeft mevrouw voor deze kuur nodig?

 

16. Een zorgvrager krijgt voorgeschreven 2 keer per dag 75 mg Furadantine.

      Er zijn tabletten in voorraad van 50 mg medicijn.

      Hoeveel tabletten geef je?