Tabletten 1

Opgaven tabletten toedienen

1. Op de afdeling is een zorgvrager die last heeft van een blaasontsteking. De arts heeft een antibioticakuur voorgeschreven. Gedurende zes dagen krijgt de zorgvrager 750 mg Amoxicilline om de twaalf uur. Je hebt in voorraad Flemoxin met 375 mg Amoxicilline per tablet.

a. hoeveel tabletten geef je per keer?

b. hoeveel tabletten geef je totaal per zes dagen?

 

2. Een zorgvrager heeft veel last van een chronische darmontsteking.

De arts heeft Prednison voorgeschreven. De zorgvrager krijgt 60 mg per dag in twee gelijke doseringen. Op de afdeling zijn Prednison tabletten met 5 mg Prednison per tablet.

a. hoeveel mg geef je per keer?

b. hoeveel tabletten geef je per keer?

c. hoeveel tabletten geef je per dag?

 

3. Een zorgvrager heeft last van slaapstoornissen en pathologische angsten.

     De arts schrijft van een geneesmiddel ’s avonds 9 mg voor.

      Je hebt het volgenden in voorraad: Een pot met sterkte 5 mg per dragee en  een pot met sterkte   2 mg per dragee.

  Wat zou jij geven als je de medicijnen moet uitzetten?

 

4. Een zorgvrager heeft reumatoïde arthritis  en krijgt 150 mg Diclofenac

           per dag in drie gelijke doseringen. Jij zet de medicijnen uit en het volgende

           is in de voorraad:

           Diclofenac  met een sterkte van 25 mg per tablet.

           Hoeveel tabletten geef je per keer?