Big history probeert antwoord te geven op vragen zoals: waar komen wij vandaan? Hoe groot is het heelal? Hoe is de aarde ontstaan? Door middel van verschillende vakgebieden te combineren en hierbij de wetenschap toe te passen is er een groot verhaal ontstaan. Een verhaal gebaseerd op feiten die antwoord geven op de vragen die al eeuwen gesteld worden.
In het project big history gaan we kijken naar de meest ingrijpende gebeurtenissen in onze geschiedenis. Deze gebeurtenissen hebben zo veel veranderd, dat we niet meer naar de tijd hiervoor terug konden gaan. Neem bijvoorbeeld de eerste drempel, de big bang. Door de big bang veranderde het heelal en we kunnen niet meer terug naar de tijd voor de big bang. De gebeurtenissen zijn opgedeeld in 8 drempels. Tijdens de projectweek ga je over alle drempels wat leren.
Iedere drempel wordt gekenmerkt door toenemende complexiteit. Dit betekend dat alles steeds iets ingewikkelder wordt. De toenemende complexiteit kun je in drie onderdelen verdelen. Als eerste de hoeveelheid ingrediënten, of hoeveel deeltjes erbij betrokken zijn. Als tweede de volgorde waarop die bij elkaar komen (precieze opeenvolging) en als derde hoe de deeltjes met elkaar reageren.
Bijvoorbeeld: een eencellige is veel simpeler dan wij mensen. Mensen zijn ingewikkeldere wezens, omdat wij uit meer deeltjes bestaan. Het tweede onderdeel is de precieze opeenvolging. Als je alle delen op volgorde zet zullen ze iets kunnen doen wat ze op een grote hoop niet kunnen. Dit betekend dat alle ingrediënten op 1 manier bij elkaar moeten komen om tot het eindproduct te komen. Neem bijvoorbeeld het maken van een souffle. Als je alle ingrediënten voor een souffle in 1 keer bij elkaar gooit zal de souffle in elkaar zakken en niet lekker smaken, op het moment dat je het recept volgt en alles op de juiste momenten toevoegt, zal er een lekkere souffle ontstaan. Dus de volgorde van alle ingrediënten of deeltjes is erg belangrijk.
De complexiteit kan dus toenemen omdat alle ingrediënten aanwezig zijn en deze op een bepaalde manier bij elkaar komen. Deze voorwaarden noemen wij goldilocks of in het Nederlands goudlokjes, vernoemd naar het sprookje van goudlokje. In het sprookje komt goudlokje in een huis terecht waar 3 bordjes met pap staan. 1 bordje was te koud, het ander te warm, maar de laatste was precies goed. Bij iedere drempel kijken we naar de goldilocks, waardoor kon de complexiteit bij de drempel toenemen. Aan het eind van de drempel zul je een kadertje zien waarin de goldilocks beschreven staan.
In de wiki-wijs zie je verschillende hoofdstukken staan. Ieder hoofdstuk bestaat uit 1 of 2 drempels. In het hoofdstuk staat er uitleg over de drempel, ook staan er filmpjes die de uitleg geven. Je kan dus zelf kiezen wat je fijner vind, zelf lezen of een filmpje kijken. Vervolgens zie je een tabblad met opdrachten. Deze opdrachten maak je in een online werkdocument. Dit document maak je aan via de stappen onderaan deze pagina. Het werkdocument lever je aan het eind van de projectweek in.
De laatste dag van de projectweek ga je aan de slag met de eindopdracht. De eindopdracht bestaat uit 3 onderdelen. Een zelfgemaakte tijdlijn waarin je de drempels kort laat langskomen, bijvoorbeeld in een stripvorm of een tiktok. In tweede onderdeel ga je kijken naar de toekomst en hier een voorspelling over doen. Hoe zou de volgende drempel eruit zien of misschien leven we er zelfs al in die 9e drempel. het laatste onderdeel bestaat uit het kijken van een klein stukje film en aan je klasgenoten vertellen (met een PowerPoint of tiktok) wat er in dat stukje voorbij kwam.
Drempel 1: De oerknal
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kun je:
Beschrijven hoe de oerknal verlopen is.
Bewijzen noemen voor de oerknaltheorie.
De goldilocks van drempel 1 opzoeken.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
1
Oerknal
Het universum
Theorie
Hoe is het heelal ontstaan? Wanneer is het heelal ontstaan? Wat was er voor het ontstaan van het heelal? Deze en meer vragen worden al eeuwenlang gesteld. Veel religies en stammen hebben een eigen verhaal eraan gegeven. Ook de wetenschap is er al heel lang mee bezig. Zeker na het ontstaan van de telescopen zijn er belangrijke ontdekkingen gedaan over ruimte, tijd en de oorsprong van alles. Als je met een telescoop naar de ruimte kijkt, kijk je eigenlijk in het verleden. Licht reist altijd met de lichtsnelheid. Wanneer een ster op een afstand van 1 miljoen lichtjaar staat, zie je die ster dus zoals hij 1 miljoen jaar geleden was.
Een van de ontdekkingen die gedaan werd doormiddel van een telescoop, was dat de meeste sterrenstelsels van elkaar af bewegen. Als je dit terugrekend, kwamen de sterrenstelsels, en dus alle massa ooit vanuit een punt is ontstaan. Dit noemen we de oerknaltheorie oftewel de Big Bang.
Oerknal is eigenlijk geen goede benaming. Er kwam geen knal aan te pas. De ruimte begon plots enorm snel uit te zetten. En zet nog steeds uit. Hieruit ontstonden natuurwetten en elementen, hier leer je later nog meer over.
Tegenwoordig hebben we zulke goede telescopen, met radiogolven, dat we helemaal terug kunnen kijken in het verleden en dus naar de ‘randen van het heelal’ en zo weten we ook hoe oud het universum is, namelijk 13,7 miljard jaar oud.
Welke bewijzen zijn er voor de oerknal? Er zijn vier bewijzen, deze worden in het volgende filmpje uitgelegd. Let op, dit filmpje kan lastig te begrijpen zijn. Zorg dat je de kennis tot nu begrijpt. Zoek eventueel zelf nog een bron op.
Een van de vragen die vaak gesteld wordt als het om de oerknal gaat is: wat was er voor de oerknal? De waarheid is, dat weten we niet. Waarschijnlijk was er niets, geen lege ruimte, geen tijd, geen ruimte, geen verleden, geen toekomst. We kunnen ons dat maar moeilijk voorstellen. Een aantal wetenschappers denkt dat de oerknal ontstaan is na het instorten van een vorig heelal. Dit kunnen we (nog) niet bewijzen.
Opdracht
Opdracht 1
Beantwoord onderstaande.
Wat is Big History en waarom is het een waardevol onderwerp om te leren op school?
Leg de oorsprong van het heelal volgens de wetenschap in je eigen woorden uit in een video (Tiktok, Youtube).
Hieronder zie je een aantal gebeurtenissen die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het heelal. Zet deze gebeurtenissen in de goede volgorde door ze te nummeren van 1 t/m 8. Grote unifactietijd, inflatie begint, inflatie eindigt, de oerknal, finale afscheiding, de eerste atomen, de eerste kernen, de eerste protonen en neutronen.
Leg uit wat het grootste verschil is tussen de oerknaltheorie en oorsprongmythen in godsdiensten.
Noem overeenkomsten tussen de oerknaltheorie en oorsprongmythen in godsdiensten.
Maak vijf woordwebben/mind maps met in het midden het christendom, jodendom, islam, hindoeïsme, boeddhisme en schrijf bij elke religie de bijbehorende kenmerken.
Opdracht 2
Ons heelal is 13,7 miljard jaar geleden ontstaan. Het begon allemaal met de oerknal en daarna ontstonden uiteindelijk sterrennevels, sterrenstelsels, een zon en planeten. Het eindresultaat van deze les is dat je een overzicht getekend hebt van het ontstaan van het heelal.
Benodigdheden
Pen
Kleurpotloden en/of stiften
Liniaal of geodriehoek
Werkblad Tijdsbalk
Vraag 1
De tijdsbalk in de werkblad omvat ongeveer 14 miljard jaar. Maak een goede schaalverdeling van de tijdsbalk. Het is belangrijk dat je de tijdsbalk in gelijke stukken verdeeld. In de tijdsbalk moet je ook de juiste informatie plaatsen (jaartallen).
vraag 2
Hieronder staan allemaal gebeurtenissen van de afgelopen miljarden jaren. Het is de bedoeling dat je die gebeurtenissen tekent in de vakjes op het werkblad. De vakjes moet je vervolgens verbinden met de goede plek op de tijdsbalk.
Gebeurtenis
Hoelang geleden?
Oerknal
13,7 miljard jaar
Ontstaan van ons zonnestelsel
4,5 miljard jaar
Eerste microscopisch leven
3,7 miljard jaar
Opkomst van dinosaurussen
240 miljoen jaar
Opkomst van zoogdieren
150 miljoen jaar
Dinosaurussen verdwijnen
65 miljoen jaar
Prehistorische mensen
2,5 miljoen jaar
Moderne mens evolueert
130.000 jaar
Drempel 2: Sterren en elementen
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kan je:
Beschrijven hoe sterren zijn ontstaan.
Uitleggen hoe elementen zijn ontstaan.
De goldilocks van drempel 2 opzoeken.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
2
Sterren en atomen
Waterstof
Helium
Zwaartekracht
Fusie
Kernkracht
Klein verschil in de dichtheid van materie in het universum.
Temperatuur hoger dan 10 miljoen °C.
Hot spots voor nieuwe goldilocks-voorwaarden.
Nieuwe structuren (sterren, melkwegstelsel etc.).
Theorie
Na de oerknal is het heelal erg donker. Het is wat afgekoeld en de eerste atomen zijn ontstaan, maar er is nog geen licht. De atomen die er zijn – waterstof, helium en een klein beetje lithium – zijn bijna helemaal egaal verspreid. Bijna. Omdat er hele kleine verschillen zijn in de dichtheid kan de zwaartekracht haar werk doen. Steeds meer atomen klonteren samen, totdat de massa van de klomp atomen groot genoeg is. De klomp materie stort ineen en vormt de eerste ster. Dit gebeurt tegelijkertijd over het hele heelal. De eerste generatie sterren is geboren, en er is licht.
Dit proces, het samenklonteren van atomen onder invloed van de zwaartekracht waardoor uiteindelijk sterren ontstaan, is ontzettend langzaam. Uit berekeningen blijkt dat als er alleen waterstof, helium en lithium was geweest, dat dit proces nu nog steeds bezig zou zijn en er nog geen sterren waren geweest. Maar er zijn overduidelijk wel al heel veel sterren, hoe kan dat? Dat komt door donkere materie. We weten eigenlijk niet wat het is, daarom noemen we het donker, we weten alleen dat het invloed heeft op de zwaartekracht, net als materie. Van deze donkere materie is er ruim 5x zoveel als van gewone materie, maar we kunnen het niet zien.
De donkere materie zorgt er ook voor dat de eerste sterrenstelsels ontstaan. Waar er veel donkere materie is, komen sterren in groepen samen. Een groep sterren draait rond 1 punt, zo krijg je sterrenstelsels als de Melkweg, die een spiraalvorm hebben. Veel materie van het sterrenstelsel ‘valt’ naar het middelpunt, in grote sterrenstelsels zorgt dit ervoor dat er in het midden een superzwaar zwart gat ontstaat.
Het licht van deze oude sterrenstelsels kunnen we nog altijd zien. In 1995 richtten astronomen de Hubble Space Telescope voor het eerst op een schijnbaar leeg stuk van de hemel. 140 uur lang keek de telescoop alleen naar dit stuk en ving het licht wat daar vandaan kwam op. Ieder lichtpuntje in de afbeelding is een sterrenstelsel. Het licht van deze stelsels is heel zwak, omdat het al ruim 13 miljard jaar geleden is ontstaan. Toen zonden de sterrenstelsels straling uit met hele hoge energie, zoals röntgenstraling, UV-straling en zichtbaar licht. Inmiddels is dit licht door roodverschuiving zo ver uitgerekt dat wij het kunnen zien als infrarood en radiogolven.
Opdracht
Opdracht
Lees de handleiding goed door. Open na het lezen van de handleiding 1 van de documenten. Het maakt niet uit in welke volgorde je de opdrachten doet.
Het stellarium kun je openen via deze link: https://stellarium-web.org/
92 elementen met elk een eigen structuur en eigenschap.
Elementen vormen verbindingen met andere elementen: chemie.
Theorie
De eerste sterren waren heel erg groot en heel erg zwaar. Dit zorgde ervoor dat deze sterren maar kort leefden. Een ster dooft uit als zij haar brandstof (waterstof) heeft verbruikt. Je kunt dit vergelijken met benzine, een grote zware bus gebruikt veel meer brandstof dan een klein licht autootje. Een ster is eigenlijk een grote kernfusie centrale. In het binnenste van de ster vindt constant kernfusie plaats, alle waterstof wordt omgezet naar helium. Langzaam krimpt de ster, omdat er steeds minder waterstof is, hierdoor loopt de temperatuur op. Als er geen waterstof meer is, dan houdt de fusie op en stort de ster in. Hierdoor stijgt de temperatuur tot wel een miljoen graden, door deze hoge temperatuur kunnen er andere elementen worden gemaakt via kernfusie. Alle elementen van het periodiek systeem tot en met ijzer worden op dit moment gemaakt en ondertussen zet de ster uit, de ster wordt een rode reus. Zodra de ster ijzer gaat maken, is het voorbij. Zwaardere elementen kunnen namelijk niet door kernfusie gemaakt worden. De ster implodeert en slingert alle materialen die zijn gemaakt de ruimte in. Bij hele zware sterren kan er op dit moment kernsplijting plaatsvinden, door kernsplijting kunnen ook alle andere elementen gemaakt worden. Deze super zware sterren worden aan het einde van hun leven een supernova.
Sterren zijn dus de fabrieken van het heelal. In sterren worden alle bouwstenen gemaakt die er zijn. Dus ook alle bouwstenen waar wij uit bestaan. Daarom wordt er vaak wel gezegd “wij zijn gemaakt van sterrenstof”.
Opdracht
De volgende meme komt vaker langs op internet. Met de kennis die je nu hebt, leg natuurkundig en scheikundig uit wat hiermee bedoeld wordt.
Drempel 4: De aarde en ons zonnestelsel
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kan je:
Uitleggen hoe het zonnestelsel ontstaan is.
Verklaren wat de verschillen tussen ruimteobjecten.
De verschillende lagen van de aarde benoemen.
Beschrijven wat platentektoniek is.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
4
De aarde en het zonnestelsel
Chemie
Sterren
Accretie
Wolken die bestaan uit chemische materie draaien in verschillende banen rond sterren.
Astronomische lichamen die rijker zijn dan sterren (planten, planetenstelsel, kometen).
Complexere structuren (zonnestelsel).
Theorie
Je hebt geleerd dat sterren zijn ontstaan door samentrekkende gaswolken. Op dezelfde manier is ook onze zon ontstaan. In die wolk zaten niet alleen gassen maar ook metalen en andere elementen die ontstaan zijn in sterren of bij supernova’s. De gassen dreven wat meer naar buiten en zo ontstonden de gasplaneten. De zwaardere elementen bleven dichter bij elkaar en begonnen met elkaar te botsen en samen te smelten, die proces heet ook wel accretie. Na miljoenen jaren ontstonden op deze manier rotsachtige planeten, waaronder de aarde. De aarde ontstond 4,5 miljard jaar geleden.
De jonge aarde die toen ontstond was een heftige plaats om te leven. De aarde was nog enorm warm en werd constant bekogeld met astroïden. Op een gegeven moment botsten een kleine planeet op de aarde. Deze botsing was zo hevig dat een groot deel van de aarde afbrak en rond de aarde ging draaien. Zo is de maan ontstaan. Door deze botsing is de aarde ook een beetje scheef gaan staan. Hierdoor staat de zon niet recht op de aarde en is de hoeveelheid zon in de zomer bij ons meer dan in de winter. Hierdoor hebben wij seizoenen.
Klik op onderstaande link om te lezen hoe de seizoenen op aarde kunnen plaats vinden.
De aarde is niet een groots rotsblok, maar bestaat uit verschillende lagen. De studie naar deze aarde en alle natuurverschijnselen eromheen noemen we geologie. Een van de belangrijkste verschijnselen noemen we platentektoniek. Deze theorie zegt dat continenten bewegen door lavastromingen in de mantel van de aarde. Hierdoor ontstaan onder andere bergen, zeeën, aardbevingen en vulkanen.
Klik op onderstaande link om te bekijken hoe de aarde is opgebouwd.
In deze opdracht gaan we ons eigen zonnestelsel maken. Als eerste gaan we de planeten maken. Dit doen we met behulp van klei en het stellarium op de laptop.
Volg de onderstaande stappen uit voor de volgende planeten: Mercurius, Aarde, Jupiter, Venus, Saturnus, Neptunes, Uranus en Mars.
Stap 1: Zoek de planeet op en bekijk hem goed.
Stap 2: Pak de juiste kleuren klei en maak de planeet na.
Stap 3: Zet de planeet op een stokje.
Stap 4: Maak een kaartje met de naam van de planeet en leg deze bij de planeet.
Je hebt nu alle planeten in het zonnestelsel gemaakt. Leg de planeten in de juiste volgorde. Maak een foto en zet deze in jouw portfolio.
Neem de volgende vragen over en geef hier antwoord op.
Liggen de planten altijd op 1 lijn?
Zijn alle planeten even groot?
Benoem de belangrijke kenmerken van elke planeet.
Waarom is Pluto een dwergplaneet en geen planeet?
Opdracht 2
Deze opdracht doe je alleen of in een tweetal
Nodig
Klei
Flosdraad
Laptop
De aarde bestaat uit verschillende lagen. Maak de verschillende lagen na met klei. Begin met een kleine bol en maak de lagen er omheen. Let hierbij ook op de dikte van de verschillende lagen.
Gebruik een stuk flosdraad om de bal doormidden te snijden. Als het goed is zie je alle verschillende lagen aan de binnenkant zitten.
Maak een foto van de lagen en zet de foto in je portfolio.
Neem de volgende vragen over en geef hier antwoord op.
Benoem de verschillende lagen.
Waaruit bestaan de verschillende lagen. (Denk aan metalen, steen en lucht)
Opdracht 3
Beantwoord onderstaande vragen.
Vraag 1 – Hoelang doet de aarde over een rondje om de zon?
365 dagen
450 dagen
500 dagen
730 dagen
Vraag 2 – Hoelang doet de aarde over een rondje om haar eigen as?
365 dagen
Iets minder dan 24 uur
Precies 24 uur
Vraag 3 – Wat waren de beginselen van onze planeten?
Gas en stofdeeltjes
Helium en ijzer
Zuurstof en sterren
Vraag 4 – Wat is een planeet?
Een planeet is een hemellichaam waar water en zuurstof voorkomt.
Een planeet is een hemellichaam dat een baan om een ster beschrijft.
Een planeet is een hemellichaam die om haar eigen as kan draaien.
Vraag 5a – Schrijf alle planeten op van klein naar groot.
Vraag 5b – Maak een schematische tekening van ons sterrenstelsel. Teken de planeten in de juiste verhoudingen.
Vraag 6 – Schrijf de rol van de maan op in je eigen woorden.
Vraag 7 – Waarom is de zon zo belangrijk in ons zonnestelsel?
Drempel 5: Leven
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kan je:
Uitleggen hoe uit anorganische moleculen, organische moleculen zijn ontstaan.
Uitleggen hoe mensen vroeger dachten over het ontstaan van hget leven.
Beschrijven hoe soorten kunnen verandern, ontstaan of verdwijnen.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
5
Leven
Complexe chemische verbindingen
DNA
Steenachtige planeet
Juiste hoeveelheid energie
Vloeibaar water
Nieuwe organismen die:
Zichzelf kunnen voorzien van brandstof en zichzelf kunnen onderhouden.
Zich aan kunnen passen aan de veranderende omgeving (adaptatie).
Zichzelf kunnen voortplanten (reproductie)
Theorie
Ontstaan leven
In het begin was de atmosfeer op aarde niet geschikt voor het ontstaan van leven. Toch waren de ingrediënten op aarde precies goed zodat de eerste stappen voor leven in gang gezet konden worden. Koolstof maakte verbindingen met andere elementen zoals zuurstof, stikstof en fosfor.
Ook koelde de aarde af door waterdamp dat condenseerde. Zo ontstonden de eerste oceanen. Er was nog weinig zuurstof aanwezig en daarom werden andere elementen gebonden aan water. De moleculen die ontstonden waren methaan en ammoniak. Dit zijn de eerste eenvoudige moleculen die belangrijk zijn voor het ontstaan van leven.
Bekijk onderstaande video om er achter te komen hoe de eerste cel waarschijnlijk ontstaan is.
De eerste cellen zagen er dus heel anders uit dan de cellen die je nu onder een microscoop kan zien. Langzaamaan zijn er dingen veranderd. Zo kon een grote cel kleinere cellen opnemen. Zo’n cel wordt nu een eukaryotische cel genoemd. Sommige cellen bleven aan elkaar kleven. Er ontstonden kanaaltjes waardoor de cellen beter konden samenwerken. Vanaf dit moment kon er gesproken worden van meercellige. Er ontstonden veel verschillende soorten organismen. Bekijk onderstaande video om er achter te komen hoe het leven van het water naar het land verschoof.
Wat is leven nu eigenlijk?
Leven kan op verschillende manieren omschreven worden. Vanuit de biologie wordt er van leven gesproken aan de hand van 4 kenmerken.
Metabolisme
Dit wordt ook wel stofwisseling genoemd. Een organisme kan zichzelf van energie voorzien door chemische reacties. Bij planten kan je denken aan fotosynthese.
Reproductie
Een organisme is in staat om zichzelf voort te planten. Dit kan zowel met ongeslachtelijke als geslachtelijke voortplanting.
Homeostase
Een organisme is door homeostase in staat om zichzelf aan te passen aan de veranderende omgeving.
Adaptatie
Bij adaptatie spreken we van aanpassing. Soorten kunnen in de loop van de tijd veranderen, ontstaan of zelfs verdwijnen. Dit wordt mede veroorzaakt dankzij het DNA. In DNA kunnen veranderingen (mutaties) ontstaan die gunstig kunnen zijn voor het overleven van een soort.
Kijk onderstaande video over het ontstaan van de ijsbeer. (tot 2.46)
Opdracht
Opdracht 1
Bij deze opdracht kies je een dier uit. Maak een stamboom van de voorouders van het door jouw gekozen dier op een A3 blad.
Benodigdheden
lijm
stiften/kleurpotloden
a3 papier
gekleurd papier
laptop
Werkwijze
Kies een dier uit.
Ga na welke voorouders jouw gekozen dier heeft.
Maak een stamboom van jouw gekozen dier.
Maak een foto van jouw poster en plak deze in jouw werkdocument.
Opdracht 2
Bij deze opdracht ga je naar buiten om waterdiertjes te determineren. Het onderstaande bestand krijg je uitprint van de docent om aan de slag te kunnen met deze opdracht.
Beschrijven waarom het leren van elkaar zo belangrijk is.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
6
Collectief leren
Krachtige hersenen
Groter taalvermogen
In symbolen kunnen denken.
Interactie tussen individuen en gemeenschappen
Ontstaan Homo sapiens
Mensen zijn verbonden met elkaar op nieuwe manieren.
Kan zich aanpassen aan de veranderende omgeving zonder genetische aanpassing.
Kan symbolen gebruiken in de vorm van taal om ideeën te delen, verzamelen en verfijnen.
Theorie
Drempel 6 verdelen we in 2. Het eerste deel gaat over de evolutie van de mens. Deel twee gaat over het collectief leren en hoe hieruit een samenleving ontstond.
Deel 1
De mens zoals wij nu kennen heeft niet altijd bestaan. De mens heeft een voorouder gehad waaruit de mensen maar ook de mensapen uit zijn ontstaan. Deze voorouder heeft zich moeten aanpassen aan een veranderende omgeving. Hierdoor zijn er verschillende soorten mensen ontstaan. Het tropisch regenwoud was aan het verdwijnen en grote lege vlakten ontstonden. Het leven in het regenwoud en op een vlakte verschillen erg van elkaar. Onze voorouder heeft zich moeten aanpassen aan de nieuwe omgeving. Onze voorouder heeft zich op 3 manieren aangepast. 1 ze zijn rechtop gaan lopen, 2 er is een verandering in het gebit en 3 verschil in de herseninhoud. Hieronder gaan we verder kijken hoe deze veranderingen zijn gebeurt en welke soorten mens er zijn ontstaan.
Zo’n drie tot vier miljoen jaar geleden is er een soort geweest die het leven in de bomen heeft ingeruild voor leven op de grond. Een van de mogelijkheden zou het veranderen van het milieu zijn. Door een verandering in temperatuur of neerslag is de voedselproductie veranderd in het regenwoud. Onze voorouder zou dan gedwongen zijn de bomen te verlaten en op zoek te gaan naar voedsel. Een verandering in omgeving kan ook voor verandering in een soort zorgen.
De gevonden skeletten van drie tot vier miljoen jaar geleden laten een verandering zien tussen leven in de bomen en leven op het land. De soort die de vroege overgang van het leven in de bomen en leven op land laat zien noemen we Australopithecus. Een van de eerste skeletten die gevonden waren uit deze tijd is het skelet van Lucy. Als men naar haar skelet kijkt, zijn er overeenkomsten met de mensapen. Namelijk de lange, kromme vinger- en teenkootjes. De kromming in de vinger- en teenkoortjes zorgt ervoor dat de mensapen zich goed konden vasthouden in de bomen.
Het bekkengebied van Lucy lijkt echter niet op die van een mensaap. Het bekkengebied lijkt meer op de bekken van de Homo sapiens (de mens van nu). In het bekkengebied bevinden zich onder andere de heupen. De heupen bestaan uit drie botten, een daarvan is het darmbeen. Bij mensapen is het darmbeen lang en smal. Bij Lucy is het darmbeen kort en dik. Het verschil in de vorm van het darmbeen leidt tot een verschil in houding. Lucy kon door het korte en dikke darmbeen makkelijker rechtop lopen. Door de verandering in het darmbeen kwamen de botten in het boven en onderbeen recht op elkaar te staan. Doordat de botten op elkaar konden steunen kost het weinig spierspanning om rechtop te staan en te lopen. De vorm van het darmbeen bij de mensapen zorgt ervoor dat de botten uit de benen schuin op elkaar staan en dus niet op elkaar konden leunen. Rechtop staan is voor de mensapen dus lastig en kost veel spanning in de spieren, hierom staan ze bijna nooit rechtop.
De Australopithecus heeft ook een verschil in de kaken in vergelijking tot de mensapen. De kiezen van de Australopithecus zijn groter dan zijn voorganger de mensaap. Ook zijn de snijtanden korter geworden. Hierdoor kunnen de boven en onderkaak bewegen. Dit kan je zelf ook testen, doe de kiezen los op elkaar. Vervolgens kan je je onderkaak een klein beetje naar links en rechts en naar voren en naar achter bewegen. De mensapen hebben lange hoektanden en kunnen dit niet. Daarnaast is door het eten van stug plantaardig voedsel de glazuurlaag op de tanden dikker geworden.
De verandering in het kaakgebied is nog verder veranderd. Het gebit van de Paranthropus verschilt ten opzichte van de Australopithecus. De kiezen zijn nog groter geworden en de glazuurlaag nog dikker. Ook is er een verandering in de hoektanden en voortanden te zien. Waar de Australopithecus nog scherpe licht vooruitstekende hoektanden en grote voortanden had, heeft de Paranthropus (een andere soort mens) kleine hoektanden. De hoektanden en de voortanden waren klein, zodat er meer ruimte was voor de kiezen. Kiezen zorgen voor het vermalen van voedsel. Om te malen heb je kaakspieren nodig. Doordat de Paranthropus veel stug voedsel at en dus lang moet malen zijn de kaakspieren sterk ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van spieren veranderd ook de aanhechtingsplek met het bot. De plek waar de spier aan het bot vast zit, bijvoorbeeld het jukbeen, wordt robuuster (groter) om de krachten van de spier op te kunnen vangen.
Naast de Australopithecus en de Paranthropus was er een derde soort die op de aarde rondliep. De Homo Erectus is de derde soort die ongeveer twee miljoen tot anderhalf miljoen jaar geleden te vinden was op aarde. De Homo Erectus is in vergelijking tot de twee andere soorten erg verschillend. Hij kon wel 1.80 lang worden terwijl de anderen niet langer waren dan 1,5m. Waar de Australopithecus en de Paranthropus vooral plantaardig voedsel tot zich namen, at de Homo Erectus grote hoeveelheden vlees. Het verschil in voedsel verklaard ook een deel van de lichamelijke verschillen. Om plantaardig voedsel te verteren heb je een groot darmoppervlak nodig. Voor het verteren van vlees een stuk minder oppervlak. De Homo Erectus heeft hierdoor een deel van zijn darmen verloren, waardoor zijn buik minder dik was.
Ook de herseninhoud van de Homo Erectus is groter dan de andere twee soorten. Dit kan te maken hebben met de manier waarop de Homo Erectus aan zijn voedsel kwam. De Homo Erectus at voornamelijk vlees. Er zijn verschillende mogelijkheden waarop hij aan vlees kon komen. Een theorie is dat de Homo Erectus dieren in een hinderlaag liet lopen. Iemand anders denkt dat de Homo Erectus vooral een aaseter was, dus voedsel at wat iemand anders heeft gevangen. En weer een andere theorie is dat de Homo Erectus een prima uithoudingsvermogen heeft. Hierdoor zou hij dieren uitputten waardoor ze makkelijker te doden zijn. Voor de eerste twee opties heeft de Homo Erectus meer denkvermogen nodig. Hij moet bij optie één de hinderlaag bedenken en opzetten. Bij optie twee moet hij inschatten wanneer het veilig genoeg is om de restanten vlees te verplaatsen naar een veilige plek. Individuen met meer denkvermogen (vergroting van de hersenen) hadden meer kans op overleven. Dit omdat zij meer informatie konden verwerken en opslaan. Dit betekent dat hij leert van eerdere ervaringen en deze informatie kan toepassen op een ander moment.
De Homo Erectus is de eerste geweest die werktuigen gemaakt en gebruikt heeft. Een van die werktuigen is de vuistbijl. De vuistbijl is een voorwerp dat voor velen taken gebruikt kon worden. Een van de taken waarbij hij kon helpen is het slachten van grotere dieren. De vuistbijl is scherp en hard en kan hierdoor gemakkelijk door het vlees en pezen heen snijden. Daarnaast werd de bijl ook gebruikt om bomen/stenen te markeren en gaten te graven.
De soort neanderthalers zijn voortgekomen uit de homo erectus. Zo ver als wij weten is de neanderthaler een soort die buiten Afrika is ontstaan. Dit kan geconcludeerd worden omdat restanten van deze soort niet in Afrika zijn gevonden. Veel restanten zijn teruggevonden wat nu Europa genoemd wordt. De neanderthaler was een vleeseter die net als de Homo erectus gebruik maakte van werktuigen. Deze zijn bij opgravingen teruggevonden. De schedel van de neanderthaler lijkt op die van de homo erectus. Een laag welfde schedel en een aanwezige wenkbrauwboog. Een botje dat niet veel bij de homo erectus gevonden werd maar wel bij de neanderthaler is het tongbeen. Het tongbeen van de neanderthalers lijkt op het tongbeen van de homo sapiens. Dit is een van de aanwijzingen die erop duiden dat de neanderthalers konden praten. Een andere aanwijzing in uit DNA-onderzoek naar voren gekomen. De DNA test liet zien dat neanderthalers het gen FOXP2 in het genoom hebben. Dit gen wijst op vermogen tot spraak. De aanwijzingen laten zien dat er een grote kans was dat deze soort met elkaar kon praten, zeker weten doen onderzoekers echter niet.
De neanderthalers zorgden voor hun naasten. Zo zijn er bewijzen gevonden dat zieke individuen geholpen werden door anderen. Een van de bewijzen zijn verbeningen die optreden bij een ziekte of handicap. Daarnaast werd er voor het lichaam van een overleden persoon gezorgd. De overleden personen werden begraven door de overgebleven personen. Doordat de lichamen zijn begraven konden roofdieren of aaseters niet het lichaam verslepen of verscheuren. Hierdoor hebben onderzoekers veel intacte restanten van neanderthalers gevonden.
Deel 2
Naast de evolutie van de mens gaan we in deze drempel ook kijken naar het collectief leren van de mens en wat het effect was van het collectief leren.
Bij collectief leren is er meer interactie en communicatie tussen de mensen. Hierdoor konden ze makkelijker van elkaar leren. Gebruiken, vaardigheden en uitvindingen werden met elkaar gedeeld en overgenomen om de overlevingskans van de mens te vergroten. Bijvoorbeeld op de landbouw, in een dorpje vond men de ploeg uit, hierdoor konden ze veel sneller het land omploegen en gaan zaaien. Deze uitvinding werd gedeeld met anderen mensen die dit voorwerp ook gingen gebruiken. Zo kon er steeds meer voedsel verbouwd worden.
Communicatie kon via reizigers die tussen groepen mensen reisden. Zij namen informatie mee van gebied naar gebied. Op een gegeven moment vond men het schrift uit. Ook hiermee kon men met elkaar gaan communiceren om van elkaar te leren. Maar ook in een dorp werd gebruikt gemaakt van geschreven stukken. Als je een schuur wilde bouwen hoefde je alleen maar een stuk te lezen en je kon zelf aan de slag.
De jagers en verzamelaars trokken rond in groepen van 25-50 personen. In deze opdracht gaan jullie onderzoeken welke rollen er binnen zo’n groep nodig zijn om goed te kunnen overleven. Omdat ze in groepen leefden kon er collectief leren ontstaan, niet iedereen hoefde namelijk de hele dag op zoek te zijn naar eten. De rollen die binnen deze kleine samenleving bekleed konden worden, werden diverser door collectief leren.
Opdracht
Onderzoek hoede jagers en verzamelaars leefden. Wie gingen er jagen en wie gingen er verzamelen? Waren er ook mensen in de groep die iets anders deden? Zo ja, wat dan? Denk bijvoorbeeld aan stamhoofden of dokters. Gebruik hiervoor verschillende bronnen, bijvoorbeeld het internet, je geschiedenis boek, je aardrijkskunde boek of andere boeken uit de mediatheek.
Welke rollen waren er belangrijk voor de jagers en verzamelaars? Bedenk 6-10 verschillende rollen. Wat doet een persoon met deze rol op een dag? Wat zijn hun verantwoordelijkheden?
Maak een fictieve groep jagers en verzamelaars. Bedenk zelf uit hoeveel personen de groep bestaat, denk daarbij ook aan leeftijdsverschillen binnen de groep. Iedere persoon binnen deze groep krijgt een rol toegewezen. Hoeveel personen heb je nodig bij iedere rol? Vergeet niet dat er ook kinderen zijn! Kinderen hebben zelf nog geen rol, maar hebben natuurlijk wel eten nodig. Tieners kunnen een rol leren, zij zijn dan leerling binnen een bepaalde rol.
Werk dit uit op een poster van A2 formaat (dit mag zowel op papier als digitaal). Dit kan op verschillende manieren, je bent vrij om zelf te kiezen hoe je dit doet, als alle informatie die je hebt geleerd maar aan bod komt.
Drempel 7: Landbouw
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kan je:
Uitleggen hoe men van jagers en verzamelaars naar landbouw gegaan zijn.
Begrijpen waarom de opkomst van landbouw door toenemende complexiteit is ontstaan.
Uitleggen hoe een samenleving in elkaar zit.
Overzicht Goldilocks
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
7
Landbouw
Bevolkingsgroei
Toenemende bevolkingsdichtheid
Strijd om bronnen.
Warmer klimaat.
Domesticatie en kunstmatige selectie van planten/dieren.
Dorpen, steden, agrarische samenlevingen
Grotere dichtheid met nieuwe complexere sociale structuren/organisaties.
Grote versnelling van collectief leren en kracht tot innovatie mogelijk.
Nieuwe technologie ontwikkelen om de beschikbare energievoorraden te vergroten (vraag neemt toe naarmate de bevolking groeit).
Theorie
Rond 9600 v.Chr. begon de temperatuur op aarde te stijgen. Door de opwarming van de warmte begonnen ijskappen te smelten. Hierdoor begon de zeespiegel te stijgen en kwam er meer water in de atmosfeer. Dit veroorzaakte dat er meer regen begon te vallen. Japan en Groot-Brittannië werden eilanden en Amerika sneed zich af van Azië. De klimaatverandering veroorzaakte ook een grotere verscheidenheid in vegetatie. Er begonnen graslanden, bossen, rivieren en meren te ontstaan. Hierdoor ontstonden geologische veranderingen op aarde. De mens moest zich aanpassen aan deze grote veranderingen en nieuwe technieken vinden van jagen en verzamelen. Uiteindelijk begon landbouw stapsgewijs op te komen.
Tijdens de middensteentijd (280 000 – 25 000 v.Chr.) gingen mensen zich aanpassen aan hun omgeving. Jagers waren bijna exclusief mannen die jaagden op dieren met een pijl – en boog. Vrouwen verzamelden vooral vruchten, noten en zaden. Door trial and error kwamen ze erachter welke planten giftig waren en waar ze dus uit de buurt van moesten blijven. Lokale jagers – en verzamelaars deelden kennis die ze hadden opgedaan met elkaar. Dit zorgden ervoor dat ze zo optimaal mogelijk met hun nieuwe manier van leven konden omgaan. Uiteindelijk werd de aarde uitgeput en was het niet langer realistisch en haalbaar om in grote aantallen te jagen en verzamelen. Daarom begonnen mensen uiteindelijk hun eigen eten te verbouwen met als doel hun opbrengst van de omgeving te vergroten.
Klimaatverandering zorgden ervoor dat de klimaat warmer werd. Volgens de overvloedtheorie zorgden de rijke grond en gunstige omstandigheden in de ijstijd ervoor dat er een overvloed ontstond aan granen en andere voedselbronnen. Wereldwijd begonnen jagers – en verzamelaars hun eigen eten te verbouwen als een nieuwe methode om voedsel te verzamelen. Hierdoor konden mensen als gevolg zich permanent vestigen en hoefden ze niet langer nomadisch te leven. In de vroege landbouw konden mensen 50 tot 100 keer meer mensen voeden dan in de oude levenswijze (in dezelfde gebieden). Sommige verzamelaars leefden in gebieden met rijke natuur en andere gunstige omstandigheden. Een goed voorbeeld van deze welvarende verzamelaars waren de Jomon in Japan. Ze gingen rond 14 000 v.Chr. in vaste nederzettingen leven.
De eerste boeren gingen land bewerken met simpele gereedschap, zoals houten graafstokken, hakken en dissels met stenen bladen. Een nadeel van deze methode is dat er geen overschoten waren. Er was sprake van zelfvoorzienende landbouw, waarbij mensen hun eigen familie ging voorzien van voedsel.
De vroege landbouw begon toen mensen plantenzaden/knollen gingen planten. Naarmate mensen zich steeds meer over de aarde ging verspreiden binnen enkele duizenden jaren ontstond landbouw op diverse plekken. Deze gebieden maakten geen contact met elkaar. Mensen gingen door middel van selectie planten en dieren domesticeren. Daarnaast werden dieren niet alleen gedomesticeerd voor vlees en huiden, maar ook als hernieuwbare bron van melk, kracht (landbouw) en wol.
Boeren gingen de tijd bijhouden, want ze moesten weten wanneer het tijd was om te ploegen, te zaaien en te oogsten. Verder werd er met het ontstaan van staten een kalender als sociaal controlemiddel gebruikt om arbeid te reguleren en activiteiten te coördineren.
Hogere opbrengsten zorgden voor een bevolkingsgroei. Een groot gevolg hierop was een uitbreiding van de cultuur in ieder gebied. Het is onvermijdelijk dat verschillende culturen met elkaar in aanraking komen. Hierdoor namen mensen uit verschillende culturen nieuwe kennis van elkaar over, wat zorgden voor ‘collective learning’. Boeren begonnen met verbeterde kennis de landbouw te innoveren en ontwikkelen met nieuwe landbouwmethoden, zoals ploegen en bemesten. Productie kon hiermee intensiveren en opbrengsten konden vergroot worden. Dit bevorderde vervolgens de bevolkingsgroei. Verbeterde kennis creëerde dus meer opbrengst waardoor de bevolking toenaam. Daarnaast zorgden het ervoor dat groepen zich steeds meer gingen specialiseren en stapsgewijs werden gebieden hierdoor complexer en gingen de eerste steden zich vormen. Zelfstandige culturen nemen af naarmate samenlevingen groter en complexer worden.
Doordat boeren grotere oogsten kregen moest het overschot opgeslagen worden. Het overschot werd opgeslagen in graanschuren die een grote invloed hadden op het ontstaan van staten. Overschotten waren namelijk kapitaal die gebruikt konden worden door heersers om te gebruiken voor handel of om loyale onderdanen te belonen voor hun inzet en trouw.
Landbouw werd uiteindelijk productiever en efficiënter, waardoor mensen dichter bij elkaar konden leven. Door de bevolkingstoename moesten mensen leren om vreedzaam om te gaan met grote aantallen vreemden. Hierdoor ontstonden nieuwe sociale organisaties die zorgden voor de vorming van staten. Er was sprake van een hiërarchie met de koning bovenaan en zijn onderdanen daaronder. Voordat staten gevormd werden stonden familierelaties centraal. De nieuwe machtshebbers (koningen, stamhoofden enzovoort) consolideerden hun macht met geweld. Om orde te creëren in grote en complexe samenlevingen werden er wetten opgesteld door de heersers. De wetten werden vastgelegd in wetboeken. Later kwam er een focus op rechtvaardigheid.
Naast landbouwactiviteiten ontwikkelden ambachten ook die zich bezighielden met regionale handelsnetwerken. Zij wilden ook informatie vastleggen en zo ontstond de behoefte om een schrift te creëren. Zowel wetten als religieuze teksten, gebeurtenissen en wetenschappelijke ideeën zorgden ervoor dat het geschreven woord, literatuur ontstond.
Rond 3500 v.Chr. vormden sommige boerendorpen in Mesopotamië zich tot stadstaten. In zeven andere delen op de aarde vormen zich ook onafhankelijk van elkaar steden. Er begon een nieuw tijdperk van agrarische beschavingen.
De mens geloofde altijd al in bovennatuurlijke krachten die invloed hadden in ons ontstaan en leven. Door de jaren heen zijn onze opvattingen daarover veranderd. Jagers – en verzamelaars geloofden in animisme en boeren begonnen hun voorouders te aanbidden en in nieuwe goden te geloven. Naarmate er grotere samenlevingen ontstonden en ze complexer werd begonnen monotheïstische religies populairder te worden.
Opdracht
Opdracht
Met wie: In groepjes van 4-6 (zelfde groep als de opdracht bij drempel 6).
De opkomst van de landbouw en beschavingen vergroot het aantal rollen die een persoon kan aannemen binnen de samenleving. Minder mensen zorgen voor het eten van meer mensen en de rest kan zich bezighouden met andere interesses. Deze opdracht werkt voort op de opdracht bij drempel 6.
Opdracht
Onderzoek hoe de eerste boeren leefden. Er ontstonden dorpen en uiteindelijk steden. Gebruik hiervoor verschillende bronnen, bijvoorbeeld het internet, je geschiedenis boek, je aardrijkskunde boek of andere boeken uit de mediatheek.
Welke rollen waren essentieel in deze vroege samenlevingen? Bedenk weer 6-10 nieuwe rollen. Welke rollen van de jagers en verzamelaars bestaan nog steeds? Zijn er ook rollen die nu niet meer bestaan? Neem de rollen die beide groepen hebben ook mee in deze opdracht. Je hebt dan in totaal 10-20 rollen.
Je maakt nu weer een poster op A2 formaat. Nu gaat de poster over een dorp, stad of rijk met landbouw. De populatie is groter dan bij de jagers en verzamelaars, een dorp bestaat maximaal uit enkele honderden personen, een stad uit enkele duizenden en een rijk uit enkele tienduizenden. Maak de poster zoveel mogelijk hetzelfde als de vorige poster.
Drempel 8: Moderne revolutie
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kun je:
Uitleggen hoe communicatie tussen de werelddelen voor meer verbondenheid tussen mensen heeft gezorgd.
Beschrijven wat de impact van de industrië revolutie.
Beschrijven wat het verschil is tussen de industrië revolutie en moderne revolutie.
Overzicht Goldilocks
Leerdoelen
Aan het einde van deze drempel kan je:
Uitleggen hoe communicatie tussen werelddelen er voor heeft gezorgd dat men meer verbonden is.
Beschrijven wat de impact is geweest van de industriële revolutie.
Uitleggen wat het verschil is tussen de industriële revolutie en moderne revolutie.
Drempel
Omschrijving
Ingrediënten
Goldilocks-voorwaarden
Complexiteit
8
Moderne revolutie
Globalisering
Nieuwe energiebronnen
Verbinding vier wereldzones.
Toenemend gebruik energie.
Mondiale samenleving.
Snelle bevolkingsgroei.
Controle over energie(bronnen).
Toenemende kwetsbaarheid.
Theorie
Bij deze drempel kijken we naar de laatste 200 jaar van de geschiedenis. Dit is de kortste periode van alle drempels. Echter gebeurt hier misschien wel het meest en veranderd de wereld het snelst. Veranderingen volgen elkaar steeds sneller op. Werelddelen zijn steeds meer met elkaar verbonden en zo wordt er steeds meer informatie gedeeld, waardoor er steeds meer innovaties kunnen plaatsvinden. En zo versterkt dit effect zichzelf, dit noem je een positieve-feedbackcyclus.
De industriële revolutie begon rond 1750 met de ontwikkeling van de stoommachine, treinen en stoomboten. Hierdoor konden werelddelen nog sneller contact maken met elkaar. Rond die tijd was het hout in Groot-Brittannië op en gingen ze steenkool gebruiken als fossiele brandstof. Door het gebruik van fossiele brandstoffen konden plots steeds meer producten en voedsel worden geproduceerd in de ontstane fabrieken. Hierdoor kon de bevolking snel groeien. Producten zijn steeds belangrijker in ons leven. In de supermarkt kunnen we eten kopen uit alle werelddelen. Een spijkerbroek gaat meerdere keren de wereld over voordat het in de winkel ligt. De mensheid is meer verbonden dan ooit tevoren.
In de moderne tijd is collectief leren overal te zien. Al op de middelbare school ga je je kennis specialiseren door een profiel te kiezen. De een leert meer over de natuurwetenschappen en de ander over sociale wetenschappen. Dit bepaalt al voor een deel welke rol (meestal is dat je baan) je uiteindelijk gaat bekleden.
Opdracht
Bekijk de posters die je bij drempel 6 en 7 hebt gemaakt. Welke rollen bestaan nu nog steeds? Welke rollen bestaan er niet meer? Zijn er rollen die nog precies hetzelfde zijn als toen? Welke rollen zijn er veranderd in de loop der tijd?
Omdat de moderne wereld erg groot en complex is, beperken we deze opdracht tot een klein deel van die wereld. Je kiest als groep een omgeving of voorwerp waarvoor collectief leren belangrijk is en waar minstens 10 rollen te verdelen zijn. Voorbeelden van omgevingen en voorwerpen: een school, een bedrijf, de smartphone, een zak sla. Bedenk welke rollen er binnen de omgeving of het voorwerp nodig zijn.
Maak weer een poster op A2 formaat. Welke rollen zijn er? Hoe groot is je populatie? Wat is de plek van de omgeving of het voorwerp in de samenleving?
Er zijn negen planetaire grenzen van de aarde. Als we deze grenzen overschrijden, dan zal de aarde uiteindelijk onleefbaar worden voor de mens. De wetenschap weet steeds meer over deze grenzen en wat wij kunnen doen om te voorkomen dat we (verder) over de grens gaan.
Per groepje onderzoeken jullie 1 planetaire grens. Zorg ervoor dat iedere grens door minimaal 1 groepje wordt onderzocht. Jullie houden een presentatie van 5-10 minuten over het onderwerp. In de presentatie wordt op zijn minst antwoord gegeven op de volgende vragen:
Wat houdt de grens in?
Is het een natuurlijk verschijnsel of wordt de verslechtering veroorzaakt door de mens?
Wat voor invloed heeft het op de wereld? (Nu of in de toekomst)
Waar kunnen we dat aan zien in het dagelijks leven? (Nu of in de toekomst)
Zijn we al over de grens heen of niet?
Zo ja: kunnen we nog terug en hoe dan?
Zo niet: wat kunnen/moeten we doen om te voorkomen dat we wel over de grens gaan?
Wat wordt er wereldwijd al gedaan om ervoor te zorgen dat we onder deze grens blijven/komen?
Het arrangement Big History is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Esther van der Meij
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-12-14 15:33:14
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.