In deze historische context over de Nederland 1948-2008 behandelen we de volgende vragen:
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978-2008?
Vraag 1
Vraag 1
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?
Kenmerkende aspecten
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwed-loop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
De eenwording van Europa
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanlei-ding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
Nederland kwam zwaar beschadigd uit de oorlog. Spoorwegen, havens en bruggen waren vernield, de fabrieken leeggeroofd, grote stukken landbouwgrond onder water gezet. De kolenproductie was zo laag, dat er maar een paar uur per dag elektriciteit was.
In Nederland bestond na de oorlog ook grote angst voor terugkeer van de crisis, die in de jaren 1929-1939 zoveel armoede en ellende had gebracht. Bovendien was er groeiende onzekerheid over Nederlands-Indië, onze rijkste kolonie waar tijdens de oorlog de republiek was uitgeroepen door nationalistische opstandelingen. Door het mislukken van de militaire ("politionele") acties om deze opstand te onderdrukken, werd duidelijk dat de inkomsten uit deze kolonie zouden wegvallen. Hoe zou Nederland deze problemen kunnen overwinnen? Veel mensen waren pessimistisch over de economische toekomst van Nederland en zochten een nieuw bestaan overzee, in Canada of Australië. Ook de opkomst van de Koude Oorlog was een motief om ons land te verlaten. De regering steunde de emigratie met een actieve emigratiepolitiek, met subsidies en cursussen voor de landverhuizers. Dat werden er in totaal ruim 400.000, zo'n 3,5% van de toenmalige bevolking.
De toekomst van de economie was dus een groot probleem voor het kapotte Nederland. De politieke partijen werkten samen in een 'nationaal kabinet' onder leiding van minister-president Schermerhorn om de problemen eensgezind aan te pakken. Voor de oorlog greep de regering zo min mogelijk in in de economie, maar nu was het andersom: de overheid ging leiding geven aan de economie. Het doel was een snelle wederopbouw van Nederland.
Nederland werd echter niet een centraal geleide planeconomie, zoals in communistische landen. Er kwam wel een Centraal Planbureau, maar dit gaf alleen advies. De overheid nam wel regie, maar werkgevers en werknemers sloten zich hierbij vrijwillig aan.
Deze samenwerking vond vanaf 1950 plaats in de Sociaal Economische Raad: de SER. Hierin maakten overheid, werkgevers en werknemers centrale afspraken over lonen en arbeidsvoorwaarden. In deze sociaal-economische driehoek nam elke partij zijn rol:
De overheid belooft de arbeiders te beschermen door een stelsel van sociale voorzieningen.
De werkgevers zorgen voor werkgelegenheid en bouwen een Nederlandse industrie op.
De werknemers nemen genoegen met lage lonen, in ruil voor werk en sociale zekerheid.
Door deze geleide loonpolitiek kon de wederopbouw krachtig worden aangepakt zonder gevaar voor onrust en stakingen. Dit, en de lage lonen, maakten Nederland aantrekkelijk als exportland. In 1947 exporteerde Nederland weer net zoveel als kort voor de oorlog. In datzelfde jaar werd een noodwet aangenomen die uitliep op de AOW: sociale zekerheid voor ouderen. In 1948 was alle oorlogsschade hersteld. De wederopbouw verliep dus in het begin voorspoedig. Dat kwam ook door het Wirtschaftswunder in West-Duitsland, dat al snel een belangrijk exportland werd voor Nederland.
De regering voerde ook een bewust beleid om werkgelegenheid te vergroten in een tijd waarin de internationale handel nog niet was hersteld en de werkgelegenheid in de landbouw terugliep. Minister Van den Brink schreef zijn eerste Industrienota, waarin duidelijk werd dat Nederland een industrieland moest worden om de snelgroeiende bevolking aan het werk te houden. Bekende bedrijven die zich in deze periode snel ontwikkelden, waren DAF (vrachtwagens), Philips (huishoudelijke apparaten) en Verolme (scheepsbouw). De Rotterdamse haven maakte een geweldige groei door waarbij nieuwe havengebieden werden geopend. Door belastingmaatregelen, gerichte investeringen en aanleg van wegen hielp de overheid hieraan flink mee.
Steeds maar stijgende lonen hadden ook nadelen: de prijzen volgden de stijging op de voet. Er kwam een loon-prijsspiraal op gang die niet gemakkelijk was te doorbreken. Het grote exportvoordeel dat de lage lonen hadden gebracht, verdween. Nederland werd te duur voor de buitenlandse klanten. De industriële sector kwam dus onder druk te staan. Productie van schepen, vliegtuigen en auto's verdween op den duur naar buitenlandse lage-lonenlanden.
Ook door vernieuwingen in het onderwijs kwam er een groeiende nadruk op de dienstensector. De verzorgingsstaat had met een groeiende bevolking en een hoger wordende levensstandaard ambtenaren, onderwijzers en verzorgend personeel nodig. Een nieuw onderwijsstelsel door de Mammoetwet geïntroduceerd, zorgde voor meer mogelijkheden om door te leren.
Het werd al snel steeds moeilijker om aan laaggeschoolde medewerkers te komen, en daarom zochten veel bedrijven personeel in het buitenland: in Italië en Joegoslavië, later in Marokko en Turkije, waar weinig werk was, leverde goedkoop en gewillig personeel. In principe op tijdelijke basis - maar vanaf 1974 konden deze gastarbeiders hun gezin laten overkomen om in Nederland een bestaan op te bouwen door de wet op gezinshereniging, in overeenstemming met de Europese wetgeving.
Intussen zorgde de verdere dekolonisatie voor instroom van nieuwe burgers uit Suriname, dat in 1975 onafhankelijk werd.
Door de voortdurende economische groei konden welvaart en sociale zekerheid een tijdlang blijven meegroeien, maar hieraan kwam in 1973 een einde, mede naar aanleiding van de oliecrisis. Na de oorlog was de staat Israël met steun van het westen opgericht: een droom werd werkelijkheid voor vele Joden uit Europa die een geschiedenis van eeuwen van onderdrukking en vervolging met zich meedroegen, met als dieptepunt de holocaust. Maar de opbouw van deze Joodse staat ging ten koste van de Palestijnse inwoners die verdreven werden. De Arabische landen gingen samenwerken om in de internationale politiek druk uit te oefenen op het westen. Een groot aantal olieproducerende landen, samenwerkend in de OPEC, besloot de oliekraan dicht te draaien: de productie werd verminderd en de prijs verhoogd.
Ook tegen Nederland waar de politieke steun voor Israël steeds groot was, werd het oliewapen in stelling gebracht. Deze oliecrisis die zich in 1979 nog eens herhaalde, zorgde voor een schrikeffect, samen met bezorgde berichten over de gevolgen van de westerse manier van leven voor het milieu. Volgens het rapport van een groep wetenschappers: de Club van Rome, leidde de westerse manier van leven tot milieurampen en tot spoedige uitputting van energiebronnen op aarde. Die voorspellingen bleken later onjuist, maar versterkten toen de kritiek op de consumptiesamenleving in de samenleving en in de politiek.
Ook de groei van de verzorgingsstaat had zijn grenzen bereikt. De kosten waren niet langer op te brengen, want de groei van de economie stokte, er was sprake van een crisis. Zo kwam er een einde aan een lange reeks van jaren waarin het steeds maar beter ging met de Nederlandse economie.
Politieke ontwikkelingen 1948-1970
Voor de oorlog werd de politiek beheerst door aloude tegenstellingen tussen de verzuilde groepen in de maatschappij. Confessionelen en liberalen regeerden, sociaaldemocraten stonden op afstand. Geleidelijk ontstond er wel toenadering: de sociaaldemocraten zwoeren de revolutie af en kwamen zelfs voor het eerst in de regering. Toen brak de oorlog uit.
In het verzet tegen de Duitse overheersing leken de tegenstellingen overbodig en onzinnig. In veel politieke groepen kwam een beweging op gang om de oude verschillen te overbruggen: de Doorbraak-gedachte. Het zou moeten gaan tussen conservatief en progressief, tussen ouderwets of toekomstgericht. In nieuwe partijen zou ruimte moeten zijn voor alle geloofsrichtingen. Nieuwe partijen werden opgericht die de Doorbraak moesten realiseren: de SDAP en de Liberale Unie verdwenen, de PvdA en de VVD verschenen, net als een nieuwe, meer progressieve katholieke partij, de KVP. Toch werd de Doorbraak geen succes. De meeste confessionele kiezers stemden na de oorlog weer op confessionele partijen. De PvdA en de VVD kwamen als vanouds tegenover elkaar te staan als sociaaldemocraten en liberalen. De meeste kabinetten in de naoorlogse periode waren rooms-rood: een coalitie van PvdA en KVP. Deze kabinetten waren zeer succesvol in het leiding geven aan de wederopbouw, zoals hierboven al is beschreven. De naam van PvdA-premier Willem Drees bleef voorgoed verbonden aan de kabinetten van de wederopbouw.
Bij alle politieke partijen was er een streven naar ordening: de overheid mocht zich niet langer afzijdig houden en alles aan het vrije spel van de economische krachten overlaten, maar moest een actieve rol spelen. Veel politici geloofden in een maakbare samenleving waarin de overheid met wetten en regels voor meer gelijkheid kon zorgen en voor een sociaal vangnet voor de zwakken. Nederland moest een verzorgingsstaat worden en daarin was de regering in de jaren vijftig zeker succesvol.
Maar deze successen werden helaas al snel overschaduwd door dreigingen.
De Nederlandse regering begon een moeizame koloniale oorlog ('politionele acties') om de republiek Indonesië op de knieën te dwingen. De grote politieke partijen meenden dat Nederland het op den duur niet kon stellen zonder de (olie-)inkomsten uit de kolonie.
Slechte weersomstandigheden leidden tot tekorten aan steenkool en graan, waardoor er graan geïmporteerd moest worden uit de VS. Hierdoor ontstond een tekort op de handelsbalans en kon Nederland geen machines en consumptiegoederen meer kopen.
De politieke spanningen tussen Oost en West liepen steeds verder op. Het IJzeren Gordijn ontstond en dreigde zich uit te breiden naar Griekenland. In Polen en Hongarije kwamen cummunisten aan de macht.
De VS zagen de noodzaak om het vrije Europa te beschermen, niet alleen met wapens maar ook met economische steun. President Truman kondigde zijn Truman-doctrine aan: militaire hulp aan elk land dat zijn democratie bedreigd zag. Het Marshall-plan werd daarbij in het leven geroepen vanuit het idee dat armoede een voedingsbodem was voor communisme. Ook zou Amerikaanse economische steun kunnen helpen om Europa als blijvende klant en handelspartner te versterken. Het Marshallplan was dus ook een investering in de economische belangen van de VS. Daar kwam nog bij dat de uitwerking van het Marshallplan de Europese landen dwong tot samenwerking. De Marshallhulp versterkte dus ook de Europese gedachte die tot ontwikkeling van de EU zou leiden.
In Nederland leidde de aanvaarding van het Marshallplan ertoe dat Nederland zijn plannen in Indonesië moest opgeven: de Veiligheidsraad van de VN veroordeelde in Resolutie 63 het Nederlandse optreden. De VS dreigden de Marshallhulp op te zeggen als Nederland de tweede 'politionele actie' niet beëindigde. In 1949 ondertekende koningin Juliana, die in het jaar daarvoor haar moeder Wilhelmina was opgevolgd, de soevereiniteitsoverdracht waardoor de dekolonisatie definitief werd.
Voor de oorlog had Nederland een neutraliteitspolitiek gevolgd; maar nu werd Nederland deel van het Westerse blok met deelname aan het Marshallplan, de Europese samenwerking en door lidmaatschap van het militaire blok van de NAVO, onder de atoomparaplu van de Verenigde Staten.
De successen van de wederopbouw en de loonbeheersing leidden ertoe dat de politiek nieuwe wegen moest inslaan. Na jaren zuinigheid volgden jaren waarin de overheid handenvol geld uitgaf om de sociale zekerheid verder uit te bouwen en de teugels liet vieren bij lonen en prijzen. In de jaren zestig kwam er meer aandacht voor emancipatie van de jeugd, die een eigen leven ging leiden en ook toegang eiste tot de politiek. Partijen als D'66 beloofden democratisering van de maatschappij, in de Partij van de Arbeid ontstond een nieuw-linkse beweging van jongeren die de macht opeiste. De jeugd was in opkomst en liet zich niet meer tegenhouden. Het ging de sociaaldemocraten niet alleen meer om zekerheid, maar om emancipatie van de burgers: die hadden gelijke rechten op meer inkomen, kennis en macht.
Door de oliecrisis kwam er ook een einde aan het grenzeloze optimisme van deze periode. Het bleek niet mogelijk om het sociale voorzieningenstelsel te handhaven en de politieke partijen moesten hun idealen aanpassen aan de realiteit: sluitende bedrijven, massa-ontslagen, onbetaalbare uitkeringen. Er moesten nieuwe wegen worden ingeslagen om de opgebouwde verzorgingsstaat in afgeslankte vorm te laten overleven, met meer verantwoordelijkheid voor de burger zelf.
Sociale en culturele ontwikkelingen 1948-1970
Veel Nederlanders waren in 1945 blij met de terugkeer van een 'normale' samenleving na de chaotische en verschrikkelijke oorlogsjaren. Die moesten maar zo snel mogelijk worden vergeten. In de eerste jaren na de oorlog was er dan ook veel aandacht voor de wederopbouw, maar weinig belangstelling voor de slachtoffers van de oorlog: de overlevende Joden, getraumatiseerde slachtoffers en ex-militairen, Indische Nederlanders en Molukkers die niet in de nieuwe Republiek Indonesia konden of wilden leven, en naar Nederland verhuisden.
De regering maakte zich net als veel Nederlanders wel zorgen over de sociale situatie in het land. Het idee bestond dat het ontbreken van orde en gezag tijdens deze chaotische jaren een slechte invloed had op de moraal. Losgeslagen jongeren en gezinnen zouden gewend zijn geraakt aan een negatieve houding tegenover de autoriteiten. Daar moest in deze tijden van ordening iets aan worden gedaan. De Nederlanders moesten weer in het gareel. Sociaal zwakke gezinnen moesten verplicht verhuizen naar speciale wijken waar zij onder toezicht werden gesteld om te leren een normaal gezinsleven te ontwikkelen.
Het gezinsleven was belangrijk in deze periode: de gezinnen groeiden snel door de 'babyboom' die ook in ons land plaatsvond. Al deze kinderen moesten worden gevoed en opgeleid tot goede burgers. In de gezinnen was het leven sober. Vaak was de behuizing klein: er was een voortdurende woningnood, veel pas getrouwde stellen moesten gedwongen 'inwonen' bij ouders of een voordeur delen met een ander stel. Veel artikelen waren nog op de bon. Ondanks deze karige omstandigheden was de stemming in naoorlogs Nederland optimistisch, want alles kon alleen maar beter worden.
De babyboom, de industrialisatie en de woningnood zorgden intussen voor een stille revolutie die geleidelijk tot grote veranderingen zou leiden. Talloze steden en dorpen werden in hoog tempo uitgebreid vanuit nieuwe, moderne ideeën over stedenbouw en vervoer zoals die in de Verenigde Staten al bestonden. Lichte doorzonwoningen en flats in nieuwe buitenwijken met eigen winkelcentra zorgden voor een rationele, kunstmatige scheiding tussen wonen en werken die in de oude steden en dorpen nog met elkaar waren verweven. In de nieuwe wijken was minder sociale controle dan voorheen. Toen de lonen hoger werden en de mobiliteit ging toenemen door de opkomst van brommers en auto's, gingen mensen er meer en meer op uit om amusement te zoeken buiten de eigen kring van gezin, kerk en buurt. Deze sociale veranderingen werkten mee aan de snelle ontzuiling en secularisatie van Nederland na 1960.
De nadruk op gezin en fatsoen werd ook versterkt door moderne ontwikkelingen. De wetenschap van de sociologie was sterk in opkomst, met veel aandacht voor een gezonde en verantwoorde opvoeding. De overheid speelde hierop in door de oprichting van consultatiebureaus die zorgden voor begeleiding van de ouders volgens de modernste medische en pedagogische inzichten. Hierbij stond het belang van het kind centraal. Afwijkend gedrag en psychische problemen moesten worden voorkomen. Hierin zien we ook weer de idealen van ordening en de maakbare samenleving weerspiegeld. Ook de moderne ideeën van de populaire Amerikaanse kinderarts dr. Spock hadden ook in ons land veel invloed.
In het onderwijs was vooral aandacht voor de voorbereiding op een toekomst in het nieuw geïndustrialiseerde Nederland. Meisjes werden voorbereid op het huishouden (de Huishoudschool) of kregen een goede algemene vorming om de carrièreman terzijde te staan (de MMS). De gelijkheid die de overheid nastreefde gold zeker nog niet voor de verhouding tussen man en vrouw. Het huwelijk betekende tot 1956 nog altijd het einde van de carrière van de vrouw. Volgens de wet kon alleen de man gezinshoofd zijn en wettelijke verplichtingen aangaan. Een getrouwde vrouw kon dus geen lening afsluiten of een nieuw arbeidscontract afsluiten. Pas in 1956 en 1957 maakten de motie-Tendeloo en de Lex (wet) Van Oven een einde aan deze handelingsonbekwaamheid van gehuwde vrouwen. Maar daarmee was er nog lang geen sprake van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de maatschappij.
Het leven in naoorlogs Nederland was behoudend en zuinig: er was nauwelijks tijd of geld voor amusement. Werk, studie en gezinsleven stonden voorop. Gezelligheid zocht men thuis of in het verenigingsleven. De kerken waren nog vol en de autoriteit van dominees, pastoors en gezagsdragers stond nog stevig overeind. Pas aan het eind van de jaren vijftig begonnen de lonen langzaam te stijgen en kwam er meer ruimte voor amusement en vrijetijdsbesteding buitenshuis. De televisie werd begin jaren '50 geïntroduceerd en de ramen en deuren van Nederland gingen open naar de buitenwereld. Men kreeg oog voor andere meningen dan die van de eigen groep. De TV bracht ook de wereldproblemen in zicht: honger en armoede in de Derde Wereld en vervuiling door onze welvaart.
In het ouderwetse Nederland van orde, gezag en fatsoen werd met wantrouwen gekeken naar de groeiende invloed van de Verenigde Staten op de samenleving. Als bevrijders en leiders van de nieuwe wereldorde hadden de Amerikanen enerzijds veel sympathie. Hun moderne rationele bedrijfsmethoden en vooruitstrevende technologie werden in het Nederlandse bedrijfsleven snel overgenomen. Ook in ons land verschenen de eerste postorderbedrijven en zelfbedieningswinkels. Anderzijds was er angst voor de culturele invloeden uit de VS, met name op de jeugd. Intellectuelen haalden hun neus op voor de populaire massacultuur die juist grote aantrekkingskracht had op de jeugd. Opvoeders wezen op de funeste invloed van wilde dans en muziek die zou leiden tot opstandigheid tegen het gezag.
Film, jazz en stripverhalen werden door professionele opvoeders gezien als een gevaar voor de kinderziel. Maar de amerikanisering was niet te stuiten. De media: krant, radio en de beginnende televisie waren nog wel totaal verzuild en gericht op de traditionele Nederlandse cultuur. Maar de jeugd stemde liever af op buitenlandse zenders zoals Radio Luxemburg, waar de nieuwste populaire nummers uit Engeland en de Verenigde Staten werden gedraaid. In 1956 verscheen het blad Muziek Express dat aandacht vroeg voor de nieuwste rock-'n'-roll-artiesten als Buddy Holly, Bill Haley en Elvis Presley. De moderne jeugd maakte zich los uit de verstikkende banden van gezin en groep en zocht de vrijheid van een eigen jeugdcultuur, met eigen haarstijl, mode en muziek. De nozem deed zijn intrede: met brommer en vetkuif op weg naar ijssalon en bioscoop om zich samen met andere jongeren te vermaken, niet gecontroleerd door ouders en opvoeders. Door het succes van de wederopbouw kreeg ook de jeugd meer geld te besteden om mee te doen aan deze nieuwe trends.
In de jaren '50 en '60 lag de nadruk in de jeugdcultuur op consumptie: de nozems zetten zich af tegen het zuinige en bekrompen leven van hun ouders. Maar in de jaren '70 groeide juist bij de jeugd de kritiek op de kapitalistische consumptiemaatschappij, net zoals zij de Amerikanen steeds minder als kampioenen van de vrijheid gingen zien maar eerder als onderdrukkers, bijvoorbeeld van het Vietnamese volk. Intellectuele jongeren voelden zich steeds meer aangetrokken tot nieuwe vormen van het marxisme. Zij bewonderden de Chinese leider Mao en communistische vrijheidsstrijders als Fidel Castro en Che Guevara. Zij eisten meer inspraak op eigen scholen en universiteiten en meer ruimte voor jongeren in de politiek. Ze zochten nieuwe, radicale vormen van directe democratie en voelden zich aangetrokken tot het pacifisme tegenover de steeds groeiende kracht van de atoombewapening. Ook in Nederland verschenen hippies ten tonele, die de hele westerse manier van leven afwezen en Indiase goeroes of het boeddhisme als voorbeeld namen. Daarbij behoorde ook het zoeken naar hogere sferen met behulp van marihuana of LSD. Het experimenteren met steeds nieuwe geestverruimende drugs nam in de jaren daarna steeds grotere vormen aan. In Amsterdam begon de provobeweging als speelse vorm om het gezag uit te dagen door onschuldige maar luidruchtige demonstraties tegen het (milieuvervuilende) roken of voor gratis (niet-commercieel) openbaar vervoer: het Witte Fietsenplan.
Doordat politie en overheid nog niet goed raad wisten met deze vorm van actievoeren en te hard reageerden, liepen demonstraties soms uit op complete veldslagen zoals tijdens het huwelijk van Beatrix met de Duitse prins Claus. Tijdens de jaren zeventig en tachtig kreeg het actievoeren een steeds harder en politieker karakter, zeker toen de economische crisis leidde tot werkloosheid en uitzichtloosheid, ook onder de jeugd.
De jeugd ging ook naar school, behaalde diploma's en maakte carrière. Daarbij werd het verschil tussen de kansen voor jongens en meisjes schrijnender. Voor de moeders van de jaren rond de oorlog was het nog een luxe geweest om zich thuis aan het gezin te kunnen wijden, zonder de noodzaak om in de fabriek of op het land te werken zoals hún moeders. Maar de nieuwe generatie meisjes voelde er steeds minder voor om met diploma thuis in de doorzonwoning achter te blijven. Zij eisten verdergaande emancipatie: gelijke kansen op werk, opleiding, leidinggeven. Bij de Eerste Feministische Golf rond 1900 was het gegaan om gelijke rechten. Nu ontstond een halve eeuw later een Tweede Feministische Golf die streefde naar gelijkheid in de praktijk en niet alleen in de wet. Zo was er de vereniging Man Vrouw Maatschappij, die vanaf 1968 vooral ging lobbyen bij politiek en overheid om vrouwen gelijke kansen te geven. Ook mannen waren lid.
Een jaar later ontstond de beweging Dolle Mina (genoemd naar vroegere feministe Wilhelmina Krusemann) die speelse en opvallende acties organiseerde (een corsetverbranding, of roze linten binden om openbare toiletten die er toen alleen nog voor mannen waren). In de jaren '70 werd Dolle Mina politieker van karakter, zoals tijdens de strijd voor vrije abortus ('baas in eigen buik').
De vrouwenemancipatie werd ook sterker doordat meisjes meer vrijheid kregen een eigen leven te leiden door de komst van de anticonceptiepil. Ook veranderde de echtscheidingswetgeving. Tot 1971 was het eigenlijk alleen mogelijk om te scheiden als er sprake was van overspel. Stellen die uit elkaar wilden gaan, maakten dus maar gebruik van 'de grote leugen': tegenover de rechter verklaarde de man of de vrouw dan dat hij of zij was vreemdgegaan en daarmee kon de echtscheiding dan worden goedgekeurd. Door de nieuwe echtscheidingswet werd het veel gemakkelijker om uit elkaar te gaan. Een golf van echtscheidingen volgde.
De maatschappelijke verhoudingen waren door het succes van de wederopbouw grondig veranderd: na een fase van soberheid en saamhorigheid bracht het economische succes welvaart en sociale voorzieningen maar ook grotere tegenstellingen tussen de generaties. Jongeren en vrouwen emancipeerden zich steeds meer. De verzuiling verdween geleidelijk, door de grotere vrijheid en financiële zekerheid voelden mensen zich zelfstandiger en minder aangewezen op groepsverbanden. Door veranderingen in het onderwijsstelsel kregen we een beter opgeleide en meer algemeen gevormde jeugd. De Nederlandse maatschappij werd minder in zichzelf gekeerd, men kreeg oog voor wat er in andere landen gebeurde en de invloed van de VS werd in alles merkbaar.
Vraag 2
Vraag 2
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978-2008?
Kenmerkende aspecten
De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwed-loop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
De eenwording van Europa
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanlei-ding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
De jaren 70 en 80 waren jaren waarin Nederland de vensters wijd open deed naar de omringende wereld. Er was veel oog voor onrecht en achterstelling in de Derde Wereld en in de politiek werd veel aandacht besteed aan ontwikkelingshulp, later ontwikkelingssamenwerking genoemd. In de progressieve politieke partijen was er een sterke drang om de wereld te helpen verbeteren. Nederland moest daaraan een bijdrage leveren, ook in Europees en internationaal verband. De wereldvrede was daarbij een belangrijk doel. Toen in VN-verband werd besloten om de bewapening in Europa te moderniseren als tegenwicht tegen nieuwe Sovjet-wapens, ontstond er een ongekend massale protestbeweging in Nederland. Jong en oud demonstreerden onder het motto: Alle kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Nederland! Uit deze leus sprak ook de overtuiging dat Nederland hals gidsland hierbij het goede voorbeeld moest geven.
De jaren 80 werden moeilijke jaren voor Nederland. In plaats van de eindeloze groei in de naoorlogse jaren, was er nu uitzichtloze werkloosheid voor velen. Bedrijven moesten sluiten. Er werd een groot beroep gedaan op de sociale voorzieningen. Te groot, vond de regering. De verzorgingsstaat was veel te duur geworden, het was tijd om af te slanken. Burgers moesten weer leren om op eigen benen te staan zonder hulp van de overheid. Die overheid was ook uit haar krachten gegroeid: teveel bureaucratie, teveel ambtenaren.
Niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten won deze neo-liberale ideologie terrein in de politiek. Minder overheid, meer bedrijfsleven; minder uitkeringen, meer vrijheid. Minder regels, minder belastingen. Maar dus ook minder bescherming van zwakke groepen in de samenleving.
Achtereenvolgende regeringen die werden geleid door de CDA-politicus Lubbers, maakten zich ook sterk voor een neo-liberaal beleid: minder overlaten aan de overheid, meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger. Er werd bezuinigd op de overheidsuitgaven zodat de uitkeringen kleiner werden. Minder mensen kregen recht op allerlei vormen van overheidssteun. Bedrijven die in handen waren van de overheid, zoals de postbezorging en de spoorwegen, werden geprivatiseerd.
Lubbers was een onvermoeibare onderhandelaar: hij wist altijd wel weer een manier te vinden om de strijdende belangen van overheid, werkgevers en werknemers met elkaar te verzoenen tot een compromis waarbij iedereen pijn moest lijden en geen van de partijen helemaal zijn zin kreeg. Zo werd het Akkoord van Wassenaar gesloten waarbij werkgevers en werknemers het eens werden over korter werken (dus minder loon, maar behoud van banen) zonder stakingen of ingrijpen door de overheid. Deze manier van compromissen sluiten was niet nieuw maar kreeg in deze periode de benaming van het 'poldermodel': om het land droog te houden, moeten alle partijen samenwerken en tegenstellingen overwinnen. Op dezelfde wijze werden de uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid verminderd.
Waar na de oorlog werd ingezet op industriebeleid, werd Nederland nu weer een echt handelsland.
De economie kwam er na jaren crisis weer bovenop. Daarbij profiteerde Nederland van zijn open grenzen en gerichtheid op internationale contacten. De globalisering die in deze tijd begon, speelde Nederland ook in de kaart. Ook kon Nederland als klein land binnen Europa toch een behoorlijke rol spelen. De regering was sterk voorstander van verdere uitbouw van samenwerking binnen Europa. Nederland was ook voorzitter van de onderhandelingen over het Verdrag van Maastricht, met afspraken over open grenzen en de invoering van de euro en de Europese Unie.
De groeiende eenheid van Europa bracht Nederland groot economisch voordeel dankzij open grenzen en internationale afspraken over vrij verkeer van goederen. Het Verdrag van Schengen maakte vanaf 1985 ook vrij verkeer van personen mogelijk, zonder grenscontroles. Dit betekende ook weer een stimulans voor de globalisering. Zo konden studenten gemakkelijk een tijdlang in een ander land gaan studeren.
Maar de globalisering bracht ook de wereldproblemen dichterbij. Bij een humanitaire crisis zoals een burgeroorlog of een hongersnood konden slachtoffers sneller en gemakkelijker dan ooit de weg vinden naar Europa. Voorheen werd bij rampen of oorlogen een televisie-actie voor de slachtoffers gehouden, en Nederland gaf gul. Maar nu stonden de hulpzoekenden letterlijk op de stoep. De opvang van een toestroom van asielzoekers kon dan ook weleens tot spanningen leiden; toch bleven vrijwel alle politieke partijen in de jaren '90 voorstander van een ruimhartig vluchtelingenbeleid en van een multiculturele samenleving: groepen mensen met heel verschillende godsdiensten en manieren van leven moeten vredig kunnen samenleven als burgers van één land met gelijke rechten en gelijke kansen.
Wat voor land werd Nederland, nu de crisis van de verzorgingsstaat was overwonnen en de welvaart terugkeerde? Vooral een land van mondige burgers die voor zichzelf kunnen opkomen. De verzuiling en het groepsdenken van vroeger maakte plaats voor individualisering. Dit was alleen al te zien aan de veranderingen in de jeugdcultuur vanaf de jaren 70. Het aantal verschillende muziekstijlen en bijbehorende subculturen groeide explosief. Aan de ene kant van het spectrum waren er de punks die zich sterk afzetten tegen de gevestigde maatschappij, bijvoorbeeld in de Kraakbeweging die was begonnen als protest tegen leegstand van woningen terwijl jongeren geen woonruimte konden krijgen. Aan de andere kant van het spectrum vond je de gabbers, die politiek helemaal niet betrokken waren. Uit de VS kwam via de media en de muziekindustrie de rapcultuur ook naar Nederland. In de jaren 90 hadden rappers de meeste invloed op de jongerencultuur. In hun muziek weerspiegelde zich de onvrede over racisme en ongelijke kansen in de moderne maatschappij.
Enerzijds bleef de overheid vasthouden aan haar zorgtaken voor de bevolking, bijvoorbeeld door een steeds strakker aangedraaid beleid tegen roken. Anderzijds werd het gebruik en de verkoop van softdrugs oogluikend toegestaan om de tegenstellingen niet op de spits te drijven. Dit kenmerkende gedoogbeleid is misschien wel typerend voor de Nederlandse politiek: tegenstellingen verzachten door compromissen en harde keuzes vermijden, om zo de problemen beheersbaar te hoden.
De emancipatie van de burger ging intussen verder en werd ook ondersteund door wetgeving. In de Algemene Wet Gelijke Behandeling werd vastgelegd dat elk onderscheid naar huidskleur, geslacht of overtuiging niet is toegestaan. Ook discriminatie op het gebied van sexuele voorkeur werd bestreden en het homohuwelijk werd wettelijk mogelijk gemaakt. De euthanasiewetgeving werd zo aangepast dat een Nederlander binnen strikte grenzen ook meer zeggenschap kreeg over het eigen levenseinde.
Grote invloed kreeg de digitale revolutie die in de jaren 90 doorzette. De informatiesamenleving ontstond: werk en dagelijks leven gingen steeds meer draaien om het verwerken van digitale data. De veranderingen waren al begonnen met de komst van computers in bedrijven en organisaties, maar nu kwamen er ook steeds meer toepassingen voor persoonlijk gebruik: de personal computer en internet veranderden het persoonlijke leven van steeds meer Nederlanders. De mobiele telefoon bracht een revolutie in de persoonlijke communicatie. Ook oudere Nederlanders pakten de veranderingen relatief snel op. Door de digitalisering werd de wereld nog kleiner dan na de oorlog door de TV al was gebeurd. Nederland volgde in snel tempo de internationale trends die door de nieuwe media werden verspreid. De digitale revolutie versterkte dus de globalisering, maar ook de individualisering. Door de nieuwe technologie werd het steeds gemakkelijker om in je eigen 'bubble' te leven zonder de noodzaak van live sociaal contact met mensen uit andere groepen.
Deze sociale en culturele veranderingen voltrokken zich in een ongekend snel tempo. Alles veranderde en bleef maar veranderen: het werk, het dagelijks leven, de vrijetijdsbesteding, de sociale contacten. Winkels verdwenen, wijken kregen een gemengde bevolking, sociale media verdrongen TV en krant. Er kwam groeiende onvrede door het gevoel dat burgers niet langer invloed hadden op besluiten die iedereen raakten, zoals de toelating van vreemdelingen en de invoering van de euro. Niet iedereen profiteerde van de snelle veranderingen in een neo-liberale economie die vooral voor winnaars leek te zijn. Er was weinig oog voor de nadelen van alle veranderingen voor wie zich niet zo snel kon of wilde aanpassen. Dit gevoel vertaalde zich in wantrouwen tegenover de gevestigde politieke partijen en tegen de EU. Steeds meer burgers vroegen zich af of de eigen Nederlandse identiteit eigenlijk nog wel meetelde bij alle besluitvorming.
Rond 2000 leidde de onvrede tot polarisatie in de samenleving: voor- en tegenstanders van multiculturalisme en globalisering raakten steeds feller in discussie, in de politiek en in de media. Het lukte de gevestigde politieke partijen steeds minder om deze tegenstellingen met elkaar te verzoenen volgens het bekende Nederlandse recept van schikken en plooien.
Onvrede en spanningen werden alleen maar groter door de aanslagen op 11 september 2001 in New York. De angst voor terrorisme en het radicale islamisme gingen ook een rol spelen in de discussie over de multiculturele samenleving. De populistische politicus Pim Fortuyn was een van degenen die inspeelden op deze angsten en zich fel keerden tegen de tolerantie die de multiculturele politici bleven prediken. Zijn totaal nieuwe stijl van politiek bedrijven en zijn succes in het open debat maakten hem tot een mediapersoonlijkheid die voor- en tegenstanders uit elkaar dreef. Een schok ging door het land toen hij in 2002 in Hilversum werd vermoord. De tegenstellingen werden nog verder vergroot en leidden in de politiek tot chaotische taferelen. Nieuwe politieke partijen ontstonden, gevestigde partijen zagen hun kiezersaanhang wegschrompelen.
Veranderde nu ook het beleid? Ja en nee. De kabinetten na 2000 maakten het nieuwkomers in Nederland moeilijker om zich te vestigen: er werden eisen gesteld, zoals taal- en inburgeringscursussen, om ervoor te zorgen dat ook nieuwkomers uit niet-westerse landen zich zouden aanpassen (assimilatie) en inpassen (integratie). Maar de onvrede over de politiek verdween daarmee niet. Een referendum in 2005 over de vraag of er een Europese grondwet moest komen, gaf een duidelijk nee te zien. Net als in omringende landen had een meerderheid van de Nederlandse kiezers minder vertrouwen in de Europese besluitvorming in Brussel. Het gevoel bleef, dat belangrijke beslissingen over de hoofden van de nationale bevolking werden genomen en er te weinig rekening werd gehouden met de eigen identiteit. Deze onzekerheid werd alleen maar groter door de economische crisis van 2008 die duidelijk maakte welke nadelen er waren aan de globalisering en de neo-liberale economische koers. De crisis begon in de vorm van een kredietcrisis. Door roekeloos beleid bij het uitgeven van leningen zoals woninghypotheken kwamen Amerikaanse banken in grote problemen. Talloze klanten werden slachtoffer van het faillissement en verloren hun huis. Door de globalisering werden banken over de hele wereld die elkaars leningen opkochten, hierbij betrokken. Ook in Nederland kwamen banken en financiële instellingen in de problemen.
Uiteindelijk moesten deze problemen door ingrijpen van de regering ook met belastinggeld worden opgelost. Het riep bij velen de vraag op of de vrijheid en zelfstandigheid van burgers en bedrijven om rijk te worden wel goed in evenwicht is met de verantwoordelijkheid voor elkaar. De grote, geglobaliseerde banken en bedrijven hadden alle vrijheid om te profiteren en belastingen te ontwijken, terwijl de gewone burgers het gevoel kregen dat zij vooral de nadelen kregen te verwerken: hogere kosten voor de zorg, minder zekerheid voor werk en pensioen, minder steun van de overheid.
De economische crisis werd uiteindelijk wel overwonnen, mede door de inspanningen van nationale en internationale overheden. Nederland bleef profiteren van zijn sterke internationale banden en goede voorzieningen. Handel en werkgelegenheid groeiden weer. Ondanks alle problemen, zorgen en kritiek waren Nederlanders volgens onderzoeken nog steeds gelukkiger, welvarender en gelijkwaardiger dan heel veel andere bevolkingen.
Jaartallen met samenvatting
Vraag 1: 1948-1978
Jaren 50
Nederland emigratieland
Dekolonisatie Indonesië (later ook Suriname)
Vondst van aardgas in Groningen
Economische groei en industrialisatie; geleide loonpolitiek
Gezamenlijke opbouw verzorgingsstaat door soc.-econ. driehoek
Maakbare samenleving met gelijkheid
1956 Einde aan wettelijke handelingsonbekwaamheid vrouw
1957 AOW
Jaren 60
Loonstijging
Consumptiemaatschappij
Groei van welvaart, verstedelijking, mobiliteit
Ontzuiling
Kritiek en roep om inspraak
Nieuwe politieke partijen: D66
Nieuwe omroepen: Veronica
Jongerenbewegingen: nozem, provo, hippie
Tweede Feministische Golf: Dolle Mina, MVM, anticonceptiepil
Nederland immigratieland (gastarbeiders, gezinshereniging)
Op deze pagina vind je een of meerdere examenvragen.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van wat je al eerder geleerd hebt.
Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw.
Nadat je de vragen beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.
Het arrangement HC: Nederland 1948 - 2008 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor havo, leerjaar 4 en 5. In deze historische context over Nederland staan twee vragen centraal:
1. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?
In de jaren 50 kwamen er veel mensen uit het buitenland, waaronder Indonesië en later ook Suriname. Ze kwamen in Nederland door dekolonisatie of als gastarbeider. Door onder andere de vondst van aardgas in Groningen, groeide de economie en industrialisatie; geleide loonpolitiek. Er kwam een gezamenlijke opbouw verzorgingsstaat door soc.-econ. driehoek. Het was een maakbare samenleving met gelijkheid. In 1956 kwam er een einde aan wettelijke handelingsonbekwaamheid van vrouwen en in 1957 de AOW. De jaren 60 was een tijd van loonstijging, consumptiemaatschappij, groei van welvaart, verstedelijking en mobiliteit. Er vond ontzuiling plaats en er ontstond meer kritiek en roep om inspraak. Er kwamen nieuwe politieke partijen en omroepen en er ontstonden jongerenbewegingen zoals nozems, provo's en hippies. Als laatst begon ook Tweede Feministische Golf met onderwerpen als Dolle Mina, MVM de anticonceptiepil. In de jaren 70 kwam er een einde aan economische groei en er ontstond een oliecrisis in 1973.
2. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978-2008?
Nederland raakte in de jaren 80 in een economische crisis. Er kwam kritiek op de verzorgingsstaat. Kabinetten Lubbers zorgden voor bezuinigingen en het privatiseringen m.b.v. poldermodel. Door het Verdrag van Schengen was vrij verkeer van personen mogelijk, wat globalisering bevorderde. Dit zorgde ook voor mogelijkheden voor asielzoekers. Multiculturele samenleving breed omarmd. Gedurende deze jaren verbeterde de economie en burgers werden mondiger. Ook in deze tijd ontstonden er groepen die zich afzetten zoals de punk- en kraakbeweging tegen de woningnood.
In de jaren 90 ontstonden er meer jeugdculturen zoals rap en gabber. In deze tijd zette het economisch herstel zich voort. Nederland profiteerde van de EU en de globalisering. In deze tijd werd het Verdrag van Maastricht getekend en de euro werd ingevoerd. De jaren 90 staat in het teken van de digitale revolutie waarbij de opkomst van het internet zorgde voor het ontstaan van een informatiesamenleving. Toch waren er grote sociale verschillen. Binnen de politiek waren onderwerpen als zelfredzaamheid, liberalisering en individualisering belangrijk, net als het Gedoogbeleid en Algemene Wet Gelijke Behandeling. In het eerste jaar van de nieuwe eeuw vond de terreuraanslag plaats in de VS. In Nederland werd de bevolking geschokt door de moord op Fortuyn in 2002. In 2008 was er opnieuw een economische crisis. Er was sprake van een toenemende polarisatie tussen burgers en politiek. Binnen de politiek waren onderwerpen over islam, migratie, integratie veel besproken.
Leerniveau
HAVO 4;
HAVO 5;
Leerinhoud en doelen
De tijd van burgers en stoommachines (1800 - 1900);
De tijd van de wereldoorlogen (1900 - 1950);
Geschiedenis;
Deze opdracht valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor geschiedenis voor havo, leerjaar 4 en 5. In deze historische context over Nederland staan twee vragen centraal:
1. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland van 1948 tot 1978?
In de jaren 50 kwamen er veel mensen uit het buitenland, waaronder Indonesië en later ook Suriname. Ze kwamen in Nederland door dekolonisatie of als gastarbeider. Door onder andere de vondst van aardgas in Groningen, groeide de economie en industrialisatie; geleide loonpolitiek. Er kwam een gezamenlijke opbouw verzorgingsstaat door soc.-econ. driehoek. Het was een maakbare samenleving met gelijkheid. In 1956 kwam er een einde aan wettelijke handelingsonbekwaamheid van vrouwen en in 1957 de AOW. De jaren 60 was een tijd van loonstijging, consumptiemaatschappij, groei van welvaart, verstedelijking en mobiliteit. Er vond ontzuiling plaats en er ontstond meer kritiek en roep om inspraak. Er kwamen nieuwe politieke partijen en omroepen en er ontstonden jongerenbewegingen zoals nozems, provo's en hippies. Als laatst begon ook Tweede Feministische Golf met onderwerpen als Dolle Mina, MVM de anticonceptiepil. In de jaren 70 kwam er een einde aan economische groei en er ontstond een oliecrisis in 1973.
2. Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1978-2008?
Nederland raakte in de jaren 80 in een economische crisis. Er kwam kritiek op de verzorgingsstaat. Kabinetten Lubbers zorgden voor bezuinigingen en het privatiseringen m.b.v. poldermodel. Door het Verdrag van Schengen was vrij verkeer van personen mogelijk, wat globalisering bevorderde. Dit zorgde ook voor mogelijkheden voor asielzoekers. Multiculturele samenleving breed omarmd. Gedurende deze jaren verbeterde de economie en burgers werden mondiger. Ook in deze tijd ontstonden er groepen die zich afzetten zoals de punk- en kraakbeweging tegen de woningnood.
In de jaren 90 ontstonden er meer jeugdculturen zoals rap en gabber. In deze tijd zette het economisch herstel zich voort. Nederland profiteerde van de EU en de globalisering. In deze tijd werd het Verdrag van Maastricht getekend en de euro werd ingevoerd. De jaren 90 staat in het teken van de digitale revolutie waarbij de opkomst van het internet zorgde voor het ontstaan van een informatiesamenleving. Toch waren er grote sociale verschillen. Binnen de politiek waren onderwerpen als zelfredzaamheid, liberalisering en individualisering belangrijk, net als het Gedoogbeleid en Algemene Wet Gelijke Behandeling. In het eerste jaar van de nieuwe eeuw vond de terreuraanslag plaats in de VS. In Nederland werd de bevolking geschokt door de moord op Fortuyn in 2002. In 2008 was er opnieuw een economische crisis. Er was sprake van een toenemende polarisatie tussen burgers en politiek. Binnen de politiek waren onderwerpen over islam, migratie, integratie veel besproken.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.