De jaren 70 en 80 waren jaren waarin Nederland de vensters wijd open deed naar de omringende wereld. Er was veel oog voor onrecht en achterstelling in de Derde Wereld en in de politiek werd veel aandacht besteed aan ontwikkelingshulp, later ontwikkelingssamenwerking genoemd. In de progressieve politieke partijen was er een sterke drang om de wereld te helpen verbeteren. Nederland moest daaraan een bijdrage leveren, ook in Europees en internationaal verband. De wereldvrede was daarbij een belangrijk doel. Toen in VN-verband werd besloten om de bewapening in Europa te moderniseren als tegenwicht tegen nieuwe Sovjet-wapens, ontstond er een ongekend massale protestbeweging in Nederland. Jong en oud demonstreerden onder het motto: Alle kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Nederland! Uit deze leus sprak ook de overtuiging dat Nederland hals gidsland hierbij het goede voorbeeld moest geven.
De jaren 80 werden moeilijke jaren voor Nederland. In plaats van de eindeloze groei in de naoorlogse jaren, was er nu uitzichtloze werkloosheid voor velen. Bedrijven moesten sluiten. Er werd een groot beroep gedaan op de sociale voorzieningen. Te groot, vond de regering. De verzorgingsstaat was veel te duur geworden, het was tijd om af te slanken. Burgers moesten weer leren om op eigen benen te staan zonder hulp van de overheid. Die overheid was ook uit haar krachten gegroeid: teveel bureaucratie, teveel ambtenaren.
Niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten won deze neo-liberale ideologie terrein in de politiek. Minder overheid, meer bedrijfsleven; minder uitkeringen, meer vrijheid. Minder regels, minder belastingen. Maar dus ook minder bescherming van zwakke groepen in de samenleving.
Achtereenvolgende regeringen die werden geleid door de CDA-politicus Lubbers, maakten zich ook sterk voor een neo-liberaal beleid: minder overlaten aan de overheid, meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger. Er werd bezuinigd op de overheidsuitgaven zodat de uitkeringen kleiner werden. Minder mensen kregen recht op allerlei vormen van overheidssteun. Bedrijven die in handen waren van de overheid, zoals de postbezorging en de spoorwegen, werden geprivatiseerd.
Lubbers was een onvermoeibare onderhandelaar: hij wist altijd wel weer een manier te vinden om de strijdende belangen van overheid, werkgevers en werknemers met elkaar te verzoenen tot een compromis waarbij iedereen pijn moest lijden en geen van de partijen helemaal zijn zin kreeg. Zo werd het Akkoord van Wassenaar gesloten waarbij werkgevers en werknemers het eens werden over korter werken (dus minder loon, maar behoud van banen) zonder stakingen of ingrijpen door de overheid. Deze manier van compromissen sluiten was niet nieuw maar kreeg in deze periode de benaming van het 'poldermodel': om het land droog te houden, moeten alle partijen samenwerken en tegenstellingen overwinnen. Op dezelfde wijze werden de uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid verminderd.
Waar na de oorlog werd ingezet op industriebeleid, werd Nederland nu weer een echt handelsland.
De economie kwam er na jaren crisis weer bovenop. Daarbij profiteerde Nederland van zijn open grenzen en gerichtheid op internationale contacten. De globalisering die in deze tijd begon, speelde Nederland ook in de kaart. Ook kon Nederland als klein land binnen Europa toch een behoorlijke rol spelen. De regering was sterk voorstander van verdere uitbouw van samenwerking binnen Europa. Nederland was ook voorzitter van de onderhandelingen over het Verdrag van Maastricht, met afspraken over open grenzen en de invoering van de euro en de Europese Unie.
De groeiende eenheid van Europa bracht Nederland groot economisch voordeel dankzij open grenzen en internationale afspraken over vrij verkeer van goederen. Het Verdrag van Schengen maakte vanaf 1985 ook vrij verkeer van personen mogelijk, zonder grenscontroles. Dit betekende ook weer een stimulans voor de globalisering. Zo konden studenten gemakkelijk een tijdlang in een ander land gaan studeren.
Maar de globalisering bracht ook de wereldproblemen dichterbij. Bij een humanitaire crisis zoals een burgeroorlog of een hongersnood konden slachtoffers sneller en gemakkelijker dan ooit de weg vinden naar Europa. Voorheen werd bij rampen of oorlogen een televisie-actie voor de slachtoffers gehouden, en Nederland gaf gul. Maar nu stonden de hulpzoekenden letterlijk op de stoep. De opvang van een toestroom van asielzoekers kon dan ook weleens tot spanningen leiden; toch bleven vrijwel alle politieke partijen in de jaren '90 voorstander van een ruimhartig vluchtelingenbeleid en van een multiculturele samenleving: groepen mensen met heel verschillende godsdiensten en manieren van leven moeten vredig kunnen samenleven als burgers van één land met gelijke rechten en gelijke kansen.
Wat voor land werd Nederland, nu de crisis van de verzorgingsstaat was overwonnen en de welvaart terugkeerde? Vooral een land van mondige burgers die voor zichzelf kunnen opkomen. De verzuiling en het groepsdenken van vroeger maakte plaats voor individualisering. Dit was alleen al te zien aan de veranderingen in de jeugdcultuur vanaf de jaren 70. Het aantal verschillende muziekstijlen en bijbehorende subculturen groeide explosief. Aan de ene kant van het spectrum waren er de punks die zich sterk afzetten tegen de gevestigde maatschappij, bijvoorbeeld in de Kraakbeweging die was begonnen als protest tegen leegstand van woningen terwijl jongeren geen woonruimte konden krijgen. Aan de andere kant van het spectrum vond je de gabbers, die politiek helemaal niet betrokken waren. Uit de VS kwam via de media en de muziekindustrie de rapcultuur ook naar Nederland. In de jaren 90 hadden rappers de meeste invloed op de jongerencultuur. In hun muziek weerspiegelde zich de onvrede over racisme en ongelijke kansen in de moderne maatschappij.
Enerzijds bleef de overheid vasthouden aan haar zorgtaken voor de bevolking, bijvoorbeeld door een steeds strakker aangedraaid beleid tegen roken. Anderzijds werd het gebruik en de verkoop van softdrugs oogluikend toegestaan om de tegenstellingen niet op de spits te drijven. Dit kenmerkende gedoogbeleid is misschien wel typerend voor de Nederlandse politiek: tegenstellingen verzachten door compromissen en harde keuzes vermijden, om zo de problemen beheersbaar te hoden.
De emancipatie van de burger ging intussen verder en werd ook ondersteund door wetgeving. In de Algemene Wet Gelijke Behandeling werd vastgelegd dat elk onderscheid naar huidskleur, geslacht of overtuiging niet is toegestaan. Ook discriminatie op het gebied van sexuele voorkeur werd bestreden en het homohuwelijk werd wettelijk mogelijk gemaakt. De euthanasiewetgeving werd zo aangepast dat een Nederlander binnen strikte grenzen ook meer zeggenschap kreeg over het eigen levenseinde.
Grote invloed kreeg de digitale revolutie die in de jaren 90 doorzette. De informatiesamenleving ontstond: werk en dagelijks leven gingen steeds meer draaien om het verwerken van digitale data. De veranderingen waren al begonnen met de komst van computers in bedrijven en organisaties, maar nu kwamen er ook steeds meer toepassingen voor persoonlijk gebruik: de personal computer en internet veranderden het persoonlijke leven van steeds meer Nederlanders. De mobiele telefoon bracht een revolutie in de persoonlijke communicatie. Ook oudere Nederlanders pakten de veranderingen relatief snel op. Door de digitalisering werd de wereld nog kleiner dan na de oorlog door de TV al was gebeurd. Nederland volgde in snel tempo de internationale trends die door de nieuwe media werden verspreid. De digitale revolutie versterkte dus de globalisering, maar ook de individualisering. Door de nieuwe technologie werd het steeds gemakkelijker om in je eigen 'bubble' te leven zonder de noodzaak van live sociaal contact met mensen uit andere groepen.
Deze sociale en culturele veranderingen voltrokken zich in een ongekend snel tempo. Alles veranderde en bleef maar veranderen: het werk, het dagelijks leven, de vrijetijdsbesteding, de sociale contacten. Winkels verdwenen, wijken kregen een gemengde bevolking, sociale media verdrongen TV en krant. Er kwam groeiende onvrede door het gevoel dat burgers niet langer invloed hadden op besluiten die iedereen raakten, zoals de toelating van vreemdelingen en de invoering van de euro. Niet iedereen profiteerde van de snelle veranderingen in een neo-liberale economie die vooral voor winnaars leek te zijn. Er was weinig oog voor de nadelen van alle veranderingen voor wie zich niet zo snel kon of wilde aanpassen. Dit gevoel vertaalde zich in wantrouwen tegenover de gevestigde politieke partijen en tegen de EU. Steeds meer burgers vroegen zich af of de eigen Nederlandse identiteit eigenlijk nog wel meetelde bij alle besluitvorming.
Rond 2000 leidde de onvrede tot polarisatie in de samenleving: voor- en tegenstanders van multiculturalisme en globalisering raakten steeds feller in discussie, in de politiek en in de media. Het lukte de gevestigde politieke partijen steeds minder om deze tegenstellingen met elkaar te verzoenen volgens het bekende Nederlandse recept van schikken en plooien.
Onvrede en spanningen werden alleen maar groter door de aanslagen op 11 september 2001 in New York. De angst voor terrorisme en het radicale islamisme gingen ook een rol spelen in de discussie over de multiculturele samenleving. De populistische politicus Pim Fortuyn was een van degenen die inspeelden op deze angsten en zich fel keerden tegen de tolerantie die de multiculturele politici bleven prediken. Zijn totaal nieuwe stijl van politiek bedrijven en zijn succes in het open debat maakten hem tot een mediapersoonlijkheid die voor- en tegenstanders uit elkaar dreef. Een schok ging door het land toen hij in 2002 in Hilversum werd vermoord. De tegenstellingen werden nog verder vergroot en leidden in de politiek tot chaotische taferelen. Nieuwe politieke partijen ontstonden, gevestigde partijen zagen hun kiezersaanhang wegschrompelen.
Veranderde nu ook het beleid? Ja en nee. De kabinetten na 2000 maakten het nieuwkomers in Nederland moeilijker om zich te vestigen: er werden eisen gesteld, zoals taal- en inburgeringscursussen, om ervoor te zorgen dat ook nieuwkomers uit niet-westerse landen zich zouden aanpassen (assimilatie) en inpassen (integratie). Maar de onvrede over de politiek verdween daarmee niet. Een referendum in 2005 over de vraag of er een Europese grondwet moest komen, gaf een duidelijk nee te zien. Net als in omringende landen had een meerderheid van de Nederlandse kiezers minder vertrouwen in de Europese besluitvorming in Brussel. Het gevoel bleef, dat belangrijke beslissingen over de hoofden van de nationale bevolking werden genomen en er te weinig rekening werd gehouden met de eigen identiteit. Deze onzekerheid werd alleen maar groter door de economische crisis van 2008 die duidelijk maakte welke nadelen er waren aan de globalisering en de neo-liberale economische koers. De crisis begon in de vorm van een kredietcrisis. Door roekeloos beleid bij het uitgeven van leningen zoals woninghypotheken kwamen Amerikaanse banken in grote problemen. Talloze klanten werden slachtoffer van het faillissement en verloren hun huis. Door de globalisering werden banken over de hele wereld die elkaars leningen opkochten, hierbij betrokken. Ook in Nederland kwamen banken en financiële instellingen in de problemen.
Uiteindelijk moesten deze problemen door ingrijpen van de regering ook met belastinggeld worden opgelost. Het riep bij velen de vraag op of de vrijheid en zelfstandigheid van burgers en bedrijven om rijk te worden wel goed in evenwicht is met de verantwoordelijkheid voor elkaar. De grote, geglobaliseerde banken en bedrijven hadden alle vrijheid om te profiteren en belastingen te ontwijken, terwijl de gewone burgers het gevoel kregen dat zij vooral de nadelen kregen te verwerken: hogere kosten voor de zorg, minder zekerheid voor werk en pensioen, minder steun van de overheid.
De economische crisis werd uiteindelijk wel overwonnen, mede door de inspanningen van nationale en internationale overheden. Nederland bleef profiteren van zijn sterke internationale banden en goede voorzieningen. Handel en werkgelegenheid groeiden weer. Ondanks alle problemen, zorgen en kritiek waren Nederlanders volgens onderzoeken nog steeds gelukkiger, welvarender en gelijkwaardiger dan heel veel andere bevolkingen.