Het proces van industrialisering kwam in Nederland laat op gang als je dat vergelijkt met soortgelijke processen elders. In de omschakeling van ambachtelijke naar fabrieksmatige productie liep Nederland 50 jaar op België achter en wel 100 jaar op Groot-Brittannië. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen. De industriepolitiek van de overheid was vooral gericht op de zuidelijke provincies. Deze regio ontwikkelde zich in snel tempo tot industrie-natie nadat het zich als België had losgemaakt van Nederland. In de noordelijke delen van Nederland was de industrialisatie nog niet in gang gezet. Het was van oorsprong vooral een handelsnatie, die door de Franse bezetting zijn plaats in de wereldhandel was kwijtgeraakt. Ook het verlies van koloniale gebieden had zijn invloed. De Britten hadden die positie overgenomen en beschikten daardoor over een veel betere toevoer van grondstoffen. Daar kwam nog bij dat de stoommachine, destijds de katalysator bij uitstek voor vernieuwing in de productie, in Nederland minder snel aansloeg. Dat kwam door de gerichtheid op wind- en wateraandrijving én door de prijs van de steenkool. Kolen werden alleen in het zuiden gewonnen en transport naar de economische centra in Nederland was duur. Pas nadat de infrastructuur zodanig was verbeterd dat de kolen overal goedkoop konden worden aangevoerd, kreeg de stoommachine zijn kansen.
In leerjaar 2 heb je in tijdvak 8 de Industriële revolutie besproken.
Maak nu samen met een klasgenoot een mindmap over deze industriële revolutie.
Wat weten jullie nog? Denk aan de gevolgen voor de werkgelegenheid, de gevolgen voor de samenleving, de natuur, de groei van steden, enzovoort.
Als opfrisser zou je nog even de Kennisbank Onderbouw kunnen lezen.
Overleg met jullie docent of jullie de mindmap in moeten leveren.
Bewaar de mindmap goed. Je hebt hem nodig in een aantal opdrachten binnen dit thema.
Voor tips en adviezen kun je eerst nog even de Gereedschapskist 'Mindmap' doorlezen.
Leerdoelen
In dit thema staat de industriële samenleving in Nederland centraal.
Aan het eind van het thema moet je kunnen herkennen en kunnen beschrijven hoe het proces van industrialisatie de Nederlandse samenleving heeft veranderd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw.
Opdracht
Leervraag
Van ambacht naar stoommachine
Welke gevolgen had de industriële revolutie voor de samenleving (op het platteland)?
Stoommachine en krukas
Wat waren de gevolgen voor de industrie na de uitvinding van de stoommachine?
Lopende band
Wat waren de gevolgen van de invoering van de lopende band voor werkgevers en werknemers?
Werkende kinderen
Hoe zag het werkende leven van kinderen uit in de 18e, 19e en begin 20e eeuw?
Kolen in Limburg
Hoe werd rond 1900 in hoog tempo voorzien in de steeds groter wordende behoefte aan kolen?
Textielindustrie
Wat is de verklaring voor de grote groei van de textielindustrie in Tilburg en Twente?
Klassenstrijd
Waarom waren de verschillen tussen arbeiders en fabrikanten groot?
Stakingen
Wat was van invloed op de sterke groei en afname van het stakingsgedrag van werknemers?
Vakbonden
Welke invloed had het ontstaan van vakbonden op het leven van werknemers en werkgevers?
Elektriciteit aan huis
Wat zijn de voordelen van elektromotoren voor de industrie en andere toepassingen?
Zware industrie
Wat heeft de technologische ontwikkeling te maken met de opkomst en eventuele ondergang van zware industrie?
Globalisering
Wat zijn de voor- en nadelen van globaliseren in ons eigen land én in lage lonenlanden?
Het thema 'Industriële samenleving' bestudeer je door twaalf opdrachten te maken.
Opdracht
Tijd
Eindproduct
1. Van ambacht naar stoommachine
2 lessen
ingevuld werkblad
2. Het verhaal van stoommachine en krukas
2 lessen
kort stripverhaal
3. De lopende band
2 lessen
rap of biografie
4. Werkende kinderen
2 lessen
toets of beeldkraken
5. Kolen in Limburg
2 lessen
brandbrief
6. Textielindustrie in Twente en Brabant
2 lessen
gedenkboekje of collage
7. De klassenstrijd
2 lessen
toets
8. Stakingen
2 lessen
chronologisch verhaal
9. Vakbonden
2 lessen
kruiswoordpuzzel of tijdlijn
10. Elektriciteit aan huis
2 lessen
elektromotorquiz
11. Opkomst van de zware industrie
2 lessen
memoriam
12. Globalisering
2 lessen
inventarisatie
Afsluiting
1 les
Artikel schrijven
Werkplan
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.
Wij kunnen tegenwoordig kiezen uit duizenden soorten kleding, eten en apparaten. Veel producten hebben een lage prijs, omdat ze in grote hoeveelheden met machines in fabrieken worden gemaakt.
Zelfgemaakte, handgemaakte producten zijn vaak veel duurder.
Fabrieken zijn dus handig! Maar fabrieken hebben niet altijd al bestaan.
Voor de industriële revolutie (1770 -1920) zag de samenleving in Nederland er heel anders uit dan nu. Waarom waren er veranderingen?
Wat is er veranderd?
En wat vond de bevolking daarvan?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Beschrijven welke gevolgen het gebruik van machines had voor mensen op het platteland.
Toelichten dat werken in de fabriek en leven in de stad geen gemakkelijk bestaan opleverde.
Uitleggen waarom de industriële revolutie een revolutie wordt genoemd.
Uitleggen wat een ambacht is.
Uitleggen wat bedoeld wordt met ‘van ambacht naar stoommachine’.
Uitleggen waarom machines niet alleen maar in de plaats komen van arbeiders die ambachtelijke beroepen uitvoeren.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
In deze opdracht beantwoord je alle vragen in het werkblad.
Daarmee laat je zien dat je weet wat de industriële revolutie betekende voor veel mensen en waarom die periode ook wel ‘van ambacht naar stoommachine’ wordt genoemd. Ook kom je erachter dat machines niet altijd de plaats innemen van arbeidskrachten.
Beoordeling
De opdrachten laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: heb je laten zien dat je weet wat industriële revolutie en industrialisering betekent?
De vorm: heb je het Werkblad gebruikt?
Taalfouten: heb je de antwoorden in goed Nederlands opgeschreven?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de Agrarische revolutie.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de leefomstandigheden van de plattelanders die in de steden gingen wonen.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over het ontstaan van protesten tegen de werkomstandigheden in de fabrieken en de leefomstandigheden in de steden.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over veranderingen in beroepen door de industrialisatie.
In deze opdracht gaat het over de Industriële Revolutie.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de volgende Kennisbank: KB: Industriële Revolutie
Zorg dat je na het bestuderen van de Kennisbank antwoord kunt geven op de volgende vragen:
Vóór de Industriële Revolutie groeide de bevolking sterk. Waardoor kwam dat?
Door welke twee oorzaken trokken steeds meer mensen bij het begin van de Industriële Revolutie naar de steden?
Stap 1
Agrarische revolutie
In het begin van de 19e eeuw stierven steeds minder mensen op jonge leeftijd, waardoor de bevolking groeide. Nederlanders leefden langer en gezonder omdat nieuw, beter en betaalbaar voedsel te krijgen was. Het gevolg van de bevolkingsgroei was dat er meer en meer levensmiddelen nodig waren. In de landbouw moest men wel gebruik gaan maken van machines, om intensiever en efficiënter voedsel te kunnen produceren. Er kwam een proces van schaalvergroting op gang.
Bekijk onderstaande tabel. De getallen geven aan hoeveel procent van de beroepsbevolking werkzaam was per sector (landbouw, industrie, diensten). In de bovenste horizontale rij zie je de jaartallen.
Wat valt je op als je naar de getallen in de rij ‘landbouw’ kijkt? Wat betekent dit?
Wat valt je op als je naar de getallen in de rij ‘industrie’ kijkt? Wat betekent dit?
1860
1900
1930
1960
1990
Landbouw
38
31
21
10
5
Industrie
26
31
36
40
26
Diensten
36
38
43
50
69
Bron: vijf eeuwen opvoeden in Nederland
Beantwoord deze vragen op je werkblad.
Stel dat je als knecht op een boerderij werkt.
Er komen steeds meer werktuigen die aangedreven worden door stoomkracht, zoals de ploeg op het plaatje.
Met deze werktuigen kan in korte tijd meer werk verricht worden.
Je wordt ontslagen omdat je overbodig bent.
Je hebt gehoord dat ondertussen in de steden fabrieken als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten, waar veel nieuwe arbeiders nodig zijn.
Wat zou je in deze situatie doen en waarom?
Stap 2
Het leven in de stad
Niet alleen op het platteland werd gebruik gemaakt van (stoom)machines.
Bekijk het volgende filmpje:
Steeds meer producten werden in fabrieken gemaakt met behulp van machines.
Welke gevolgen had dit voor mensen die leefden van de opbrengst van handgemaakte producten? Omcirkel de juiste antwoorden in je werkblad.
Ze gingen failliet. Omdat de producten uit fabrieken goedkoper waren dan hun handgemaakte producten konden ze niet meer concurreren.
Ze besloten vaak, noodgedwongen, om zelf ook in fabrieken te gaan werken.
Ze verdienden steeds meer geld, omdat niemand producten uit fabrieken wilde kopen.
Ze schaften zelf thuis grote machines aan, om evenveel producten te kunnen leveren als de fabrieken.
Er was geen gevolg, ze bleven zelf hun producten maken en hadden er geen last van dat in fabrieken soortgelijke producten werden gemaakt.
Zoals je in het filmpje zag leidden de arbeiders een zwaar bestaan. Velen van hen waren naar de stad getrokken om geld te verdienen, maar ze kregen maar heel weinig betaald voor het zware werk dat ze deden.
Schrijf in je werkblad achter iedere oorzaak één schuingedrukt gevolg dat er het beste bij past. Gezinnen leiden een armoedig bestaan - Fabrieksbazen geven lage lonen aan arbeiders - Fabrieksbazen leiden een luxe leven - Er ontstaan arbeiderswijken onder de rook van fabrieken - Vrouwen en kinderen gaan ook werken - Producten zijn goedkoop - Veel ziektes breken uit
Oorzaak
Gevolg
Meer dan genoeg arbeiders beschikbaar in de steden
Slechte hygiënische omstandigheden in huizen en fabrieken
Lage lonen voor arbeiders
Weinig geld om het gezin in leven te houden
Gebruik van machines in fabrieken
Mensen wilden dichtbij hun werk wonen
Fabrieksbazen houden zelf een groot deel van de winst
Stap 3
Protest
De situatie in de fabrieken was vreselijk voor de arbeiders. Het was zwaar voor het lichaam, zwaar voor de geest, je kreeg weinig loon en er gebeurden veel ongelukken.
De ontevredenheid onder de werknemers was dus groot, maar bijna allemaal waren ze te bang om er wat van te zeggen. Wie dat deed raakte misschien wel zijn baan kwijt. Dan was je nog verder van huis!
Op de bovenste afbeelding zie je een weefmachine in een fabriek waar een ongeluk gebeurt. Op de onderste afbeelding zie je een weefmachine in een fabriek in Engeland. Er staan mannen met grote hamers bij.
Waar denk je dat deze mannen mee bezig zijn?
Omcirkel het juiste antwoord in je werkblad.
Ze zijn bezorgd over de situatie in fabrieken, en bewerken de machines om ze veiliger te maken
Ze zijn boos op de situatie in fabrieken, en proberen de machine kapot te krijgen
Een voorbeeld van iemand die wél durfde te protesteren was de Engelsman Ned Ludd. Voordat de industriële revolutie in Nederland op gang kwam, was deze in het Verenigd Koningrijk al een tijd bezig. Ned Ludd was erg populair in de tijd dat hij protesteerde tegen de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. Wanneer machines kapot gingen, werd de roddel verspreid dat Ned Ludd langs was geweest. Hij had veel aanhangers, die luddieten werden genoemd. Al deze arbeiders vernielden machines. Soms werd zelfs het Engelse leger ingezet om de wacht te houden en luddieten te bestrijden. Vernieling en sabotage werden zwaar gestraft. Ned Ludd, die door veel arbeiders als held werd beschouwd, werd uiteindelijk in 1830 aan de galg opgehangen.
Ludd protesteerde in zijn land tegen de technologische vooruitgang, want hij vond machines een bedreiging.
Op welke manieren kunnen machines volgens jou bedreigend zijn?
Beantwoord de vragen in je werkblad.
Voor het milieu, omdat ...
Voor de mensen, omdat...
Het economische systeem, omdat...
Stap 4
Deze opdracht gaat over de veranderingen die verschillende beroepen ondergingen en die door de industrialisatie werden veroorzaakt. Je denkt in deze opdracht na over het woord revolutie, en legt een verband met onze tijd.
Beantwoord alle vragen in je werkblad.
Zoek op internet of in een woordenboek naar de definitie van ‘revolutie’, bijvoorbeeld op www.encyclo.nl
Waarom wordt de periode van ongeveer 1770 t/m 1920 revolutie genoemd?
Hiernaast staan enkele afbeeldingen die symbool staan voor mensen met een bepaald beroep. Schrijf bij iedere afbeelding welke veranderingen de bijbehorende beroepsgroep in de tijd van de industriële revolutie heeft doorgemaakt.
De periode van de industriële revolutie (1770-1920) wordt ook wel ‘van ambacht naar stoommachine’ genoemd. Wat wordt daarmee bedoeld?
Leg dit uit aan de hand van de afbeeldingen hiernaast die beide te maken hebben met koekjes bakken.
Op de gevel van een bakkerij staat vaak ‘ambachtelijke bakker’.
De scheiding tussen ambacht en fabriekswerk is niet altijd heel duidelijk.
Bijna iedere bakker maakt in zijn ambachtelijke bakkerij gebruik van machines.
Kun je nog meer voorbeelden van beroepen bedenken, die zijn blijven bestaan dankzij het gebruik van machines?
Begrippenlijst
Revolutie
Grote verandering in een samenleving in korte tijd. Bijvoorbeeld een verandering in de manier waarop een land bestuurd wordt, maar ook bijvoorbeeld de Agrarische revolutie en de Industriële revolutie.
Agrarische revolutie
Vanaf 1750 produceerde men in Europa steeds meer en betere landbouwproducten doordat wetenschappelijke kennis leidde tot vernieuwingen in de landbouw. Er kwamen nieuwe manieren van grondbewerking, nieuwe landbouwwerktuigen, nieuwe gewassen, betere zaden. Verder breidde men de landbouwgebieden uit door drooglegging van moerassen en cultivering van woeste gronden.
Demografische revolutie
Door de Agrarische revolutie was er veel meer en beter voedsel beschikbaar. Na 1850 was dat een van de oorzaken van spectaculaire bevolkingsgroei in Europa, de "demografische revolutie".
Ambacht
Handwerk dat iemand leert om er een beroep mee uit te oefenen.
Schaalvergroting
In de landbouw ging men de factoren grond, kapitaal (geld) en de arbeid anders gebruiken. Zo probeerde men met lagere productiekosten een betere oogst te krijgen.
Industriële revolutie
Periode van 1770 - 1920 waarbij in Nederland in korte tijd een overgang plaatsvond van een agrarische naar een industriële samenleving.
De uitvinding van de stoommachine was het startpunt van de Industriële Revolutie. Zegt men. En het had als gevolg dat overal fabrieken werden gebouwd en spoorlijnen werden aangelegd. Maar in deze les zul je zien dat het niet zo simpel ligt. Begin 18e eeuw werden al stoommachines gebouwd. Het zal nog tientallen jaren duren voordat ze in fabrieken en voertuigen gebruikt kunnen worden. Dan pas drijven ze de industrie en gemotoriseerd vervoer tot grote hoogte.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen waarom stoommachines meer energie leveren dan menselijke en dierlijke spierkracht.
Weergeven hoe een krukas met vliegwiel werkt.
Uitleggen waarom de stoommachine vele toepassingen vond.
Enkele van die toepassingen beschrijven.
Enkele soorten motoren met krukas en vliegwiel noemen die vanaf eind 19e eeuw de plaats van stoommachines hebben ingenomen.
Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een kort stripverhaal waarin je de geschiedenis van de stoommachine en zijn rol in de Industriële Revolutie in beeld brengt.
In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
Het stripverhaal laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laat het stripverhaal de geschiedenis van de stoommachine zien als ‘gangmaker’ van de Industriële Revolutie?
De vorm: is het stripverhaal met zorg gemaakt? Zijn de teksten in het verhaal goed leesbaar en duidelijk en zijn de plaatjes helder?
Taalfouten: bevatten de teksten in het stripverhaal niet teveel taalfouten?
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de opkomst van de stoommachine.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de stoommachine van James Watt.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over de opvolgers van de stoommachine.
Stap 4
Samen met twee studiegenoten
Een stripverhaal maken over de stoommachine en de Industriële Revolutie.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Werkende kinderen
Leerdoelen
Deze opdracht gaat over het beeld dat men door de tijden heen heeft gehad van kinderen. Want lang niet altijd zag men kinderen op dezelfde manier. Zo was kinderarbeid vroeger doodgewoon. Pas in de 19e eeuw veranderde dat. Twee wetten maakten hier definitief een einde aan kinderarbeid en alle kinderen profiteren daar nu nog van.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen waarom kinderen in de middeleeuwen vanaf hun zesde of zevende dezelfde verantwoordelijkheden hadden als volwassenen.
Toelichten waarom fabriekseigenaren tijdens de industriële revolutie graag kinderen voor zich lieten werken.
Uitleggen waarom ouders hun kinderen moesten laten werken.
Voorbeelden geven van misstanden waarmee kinderen en volwassenen in de fabrieken geconfronteerd werden.
Toelichten hoe de mening over werkende kinderen in de 18e en 19e eeuw langzaam veranderde en dat kinderarbeid in een kwaad daglicht kwam te staan.
Uitleggen wat er in de Kinderwet van Van Houten stond.
Toelichten wat de Leerplichtwet is.
Uitleggen hoe de Kinderwet van Van Houten en de Leerplichtwet een einde maakten aan kinderarbeid in Nederland.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht moet je negen verschillende mensen matchen met negen uitspraken. Wie zegt wat?
Met het kiezen van de juiste uitspraken bij de juiste personen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
De antwoorden op de vragen van de stappen 1-4 en de wie-zegt-wat-vragen in stap 5 laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laat je met de antwoorden en de juiste wie-zegt-wat-antwoorden zien dat je begrepen hebt hoe belangrijk het verbod op kinderarbeid is?
Taalfouten: bevat jullie antwoorden niet te veel taalfouten?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over hoe men in de Middeleeuwen tegen kinderen aankeek.
Stap 2
Allen
Tekst lezen over werkende kinderen in de loop van de tijd.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over kinderarbeid in de glas- en keramiekfabriek in Maastricht.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over de verandering in denken over kinderarbeid vanaf 1850.
Stap 5
Alleen
Toets maken over Kinderarbeid.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Stap 1
Kinderen zijn kleine volwassenen
Pas in 1989 is in een verdrag wereldwijd vastgelegd wat een kind is. Artikel 1 van het Kinderrechtenverdrag geeft het duidelijk aan: ‘Een kind is een menselijk wezen onder de achttien jaar.’
In de Middeleeuwen keken mensen heel anders tegen kinderen aan dan nu. Tot hun zesde kregen kinderen nog een bijzondere behandeling. Ze werden gevoed, verschoond, gedragen en beschermd tegen gevaren van de buitenwereld.
Vanaf een jaar of zes of zeven werden ze gezien als kleine volwassenen. Ze moesten een bijdrage leveren aan het huishouden of aan het bedrijf van hun ouders. Meisjes hielpen hun moeder met het huishouden (naaien, water halen, koken en schoonmaken). Jongens hielpen hun vader als ambachtsman, koopman of boer. Kinderen werden ook niet anders behandeld dan de volwassenen. Een kind dat zich misdragen had, kreeg dezelfde straf (slagen met een stok, gevangenisstraf) als een volwassene.
De helft van de kinderen ging in de Middeleeuwen ook niet naar school.
De vaders leerden hun zonen de belangrijkste dingen van hun vak.
De kinderen die wel naar school gingen, gingen meestal maar enkele jaren.
Zodra ze wisten wat nodig was voor het beroep van hun vader, gingen ze van school om te werken. Meer leren was nutteloos, je kon er toch niets mee doen.
Vanaf hun elfde werd het vak ook echt beoefend. En na een paar jaar werken, zo rond je veertiende, kon je gaan nadenken over trouwen en over het stichten van een gezinnetje.
Vraag:
Noem minimaal twee verschillen tussen het leven van kinderen in de Middeleeuwen en het leven van kinderen nu.
Stap 2
Werkende kinderen in de fabrieken
Is er sinds de Middeleeuwen in de tijd van de Industriële Revolutie veel veranderd? Vast wel, maar niet in de manier waarop er tegen kinderen werd aangekeken.
Voor de Industriële Revolutie moesten de kinderen hun ouders meehelpen bij hun ambacht of op het land. Tijdens en na de Industriële Revolutie trokken veel arbeiders op zoek naar werk naar de fabrieken in de steden. Ook daar was de hulp van de kinderen nog steeds erg nodig. In 1865 werkte een half miljoen kinderen in Nederland in fabrieken.
Het Burgerlijk Armbestuur in Maastricht heeft dat jaar onderzocht welke kinderen er in hun gemeente werkten en hoeveel ze verdienden:
Glasfabriek
Aardewerkfabriek
Papierfabriek
Tabaksfabriek
Leeftijd
Jongens
Meisjes
Jongens
Meisjes
Jongens
Meisjes
Jongens
Meisjes
8 jaar
26,5 ct.
10 ct.
25 ct.
9 jaar
29,5 ct.
12 ct.
16,5 ct.
8 ct.
10 jaar
25,5 ct.
15 ct.
15,5 ct.
13,5 ct.
10 ct.
12 ct.
11 jaar
26 ct.
18 ct.
17 ct.
19 ct.
8,5 ct.
13 ct.
12 jaar
26 ct.
18 ct.
16 ct.
15,5 ct.
9 ct.
14 ct.
13 jaar
25 ct.
24,5 ct.
20 ct.
21 ct.
17 ct.
11 ct.
14,5 ct.
14 jaar
27 ct.
23 ct.
21 ct.
24 ct.
50 ct.
17 ct.
12,5 ct.
15 ct.
15 jaar
33 ct.
24 ct.
23 ct.
24 ct.
24 ct.
23 ct.
14 ct.
14 ct.
Berekend door het Burgerlijk Armbestuur Maastricht.
Bekijk de andere twee tabellen en beantwoord de vragen.
In diezelfde tijd heeft de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Amsterdam onderzocht hoeveel een volwassene kon verdienen. Dat liep van 1 tot 3 gulden per dag en van 6 tot 14 gulden per week.
Weekloon (zes dagen)
Dagloon
Suiker- raffinaderij
Bierbrouwerij
Gasfabriek
Drukkerij
Scheepsbouw
Smederij
Machine-fabriek
IJzergieterij
8,00-8,50
6,00-14,00
7,00-12,00
6,00-6,50
1,20-1,70
1,30-1,70
1,00-3,00
1,00-3,00
Verslag Kamer van Koophandel en Fabrieken Amsterdam
We hebben ook een huishoudboekje van een wever, zijn vrouw en twee (werkende) kinderen uit die tijd:
Loon
Per dag
Per week
Uitgaven Per week
Man
Vrouw
Kind 1
Kind 2
1,10
0,45
0,30
0,30
6,60
2,70
1,80
1,80
6 broden
Karnemelk en bloem
Aardappelen (1,5 kg per dag)
Spek
Boter of vet
Koffie
Was
Verwarming
Verlichting
Kleding
Huur
Franken (in België) en guldens (in Nederland) waren in die tijd ongeveer evenveel waard.
Kijk naar het filmpje en naar de drie tabellen en beantwoord de volgende vragen:
Op welke leeftijd werden kinderen in 1865 niet meer als kind beschouwd?
Waarom denk je dat fabrikanten graag kinderen voor zich lieten werken?
Waarom lieten ouders hun kinderen werken?
Waarom denk je dat de Brugse weversfamilie bij de armelui gerekend worden?
Stap 3
Misstanden
De werkomstandigheden waren voor de fabrieksarbeiders (volwassenen en kinderen) ronduit slecht; ze maakten lange dagen in slecht geventileerde ruimten. De kans op ongelukken was groot en ze werden slecht betaald.
Er zijn diverse schrijnende verhalen te vinden, maar misschien wel het bekendste verhaal is dat van de glas- en keramiekfabriek Sphinx van Petrus Regout in Maastricht.
Petrus Regout (1801-1878) was de eerste grootindustrieel van Nederland en senator in de Eerste Kamer. Meneer Pie, zoals hij zichzelf graag liet noemen, was de rijkste man van Nederland en bezat meer dan drie miljoen gulden, in die tijd een enorm bedrag.
Hij had meer dan 2500 arbeiders in dienst, mannen, vrouwen én kinderen. In zijn glasfabriek brandden de ovens dag en nacht en de arbeiders werkten in twee ploegen van elk twaalf uur die elkaar afwisselden. Hij had er geen probleem mee dat kinderen vanaf 8 jaar vlak voor 12 uur ’s nachts halfslaperig over straat liepen op weg naar hun werk. Zijn motto was: zonder werk heeft een mens geen recht op leven.
Zijn arbeiders woonden gedwongen in onhygiënische huurkazernes vlak buiten de fabriekspoort. De huur werd rechtstreeks van het loon afgetrokken. Hij voerde ook spaar- en ziekenkassen in waarvoor de arbeiders (verplicht) spaarden. Maar als een arbeider ontslag wilde nemen, kon hij fluiten naar het geld van de ziekenkas, ook al had hij daar jarenlang salaris voor betaald.
Aan het einde van zijn leven verving hij steeds meer vaders door hun kinderen, simpelweg omdat kinderen goedkoper waren. Ook nadat kinderarbeid (voor kinderen onder de 12 jaar) per wet verboden was, liet Regout kinderen in het geniep via onderaardse gangen de fabrieken in- en uitsmokkelen.
Vraag:
Als een arbeider van Regout ontslag nam, raakte hij niet alleen salaris kwijt waar hij jarenlang voor had gespaard. Welk gevolg had ontslag nemen nog meer?
Stap 4
Bescherming van kinderen
Eind 18e eeuw veranderde langzaam het denken over kinderen. Meer en meer werden kinderen niet langer als kleine volwassenen gezien en kwam er onderscheid tussen kinderen en volwassenen. En men ging nadenken over zaken als opvoeding van kinderen.
Een van de eerste was de Zwitserse schrijver Jean-Jacques Rousseau met het boek ‘Emile, over de opvoeding’ (1762). In Nederland schreef Betje Wolff haar boek ‘Proeve over de opvoeding aan de Nederlandsche moeders’ (1779). Betje Wolff was de echtgenote van een dominee. Ze had over veel onderwerpen in de maatschappij vernieuwende ideën, ook over opvoeden.
Die boeken werden alleen gelezen door mensen uit de hogere standen, maar de ideeën werden ook door onderwijzers op hun leerlingen en door doktoren op hun patiënten toegepast. Rond 1850 kwam kinderarbeid meer en meer in een kwaad daglicht te staan.
Samuel van Houten was lid van de Tweede Kamer. Hij dacht: ‘Als de regering geen wet over kinderarbeid wil opstellen, doe ik het zelf wel’.
In 1874 wordt ‘Het kinderwetje van Van Houten’ aangenomen. Kinderarbeid (voor kinderen onder de 12 jaar) in fabrieken werd verboden. Overigens werd er niet of nauwelijks gecontroleerd op de wet en het verbod werd overal ontdoken. Zoals bij Sphinx in Maastricht (zie stap 3).
In 1887 deed een parlementaire commissie onderzoek naar de arbeidsomstandigheden in fabrieken en men keek daarbij ook naar het voorkomen van (verboden) kinderarbeid. Petrus II, de oudste zoon van Regout, merkte tegenover de commissie op dat studenten ook wel eens een nachtje oversloegen zonder meteen ziek te worden, dus bij kinderen kon het evenmin kwaad. En over de slechte werk- en woonomstandigheden zei hij dat nu eenmaal niet alle mensen even gelukkig konden zijn. Deze woorden ontketenden een storm van protest.
Een verbod op kinderarbeid alleen was niet genoeg. Er kwam ook een Leerplichtwet. Ouders werden verplicht hun kinderen van zeven tot en met twaalf jaar naar school te sturen. Het Kinderwetje van Van Houten (1874) en de Leerplichtwet (1901) samen maakten definitief een einde aan de kinderarbeid in Nederland.
Vragen:
Leg uit waarom de Leerplichtwet makkelijker te controleren was dan het Kinderwetje van Van Houten.
Wat is het grootste verschil tussen het Kinderwetje van Van Houten en de Leerplichtwet toen en de wetten nu?
Stap 5
Toets
In onderstaande toets vind je verschillende uitspraken.
Kies hierbij steeds de juiste persoon die bij deze uitspraak hoort.
Beantwoord de vragen en vergelijk na afloop van de toets jouw antwoorden met de goede antwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kinderarbeid
Onder 'kinderarbeid' vallen alle vormen van werk die het recht op onderwijs in de weg staan en/of die schadelijk zijn voor de gezondheid en ontwikkeling van een kind tot 15 jaar. Ook zwaar werk door kinderen van 15 t/m 18 jaar valt onder kinderarbeid. Kinderarbeid is verboden.
Grootindustriëel
Zeer machtige en rijke eigenaar van een grote fabriek. Een ander woord ervoor is "industriemagnaat".
Kinderwet van Van Houten
Deze wet uit 1874 is de eerste wet die in Nederland een eind moest maken aan kinderarbeid. Door deze wet was het verboden om kinderen tot 12 jaar in fabrieken te laten werken. De politicus Samuel van Houten had deze wet bedacht.
Leerplichtwet
Per 1 januari 1901 ging deze wet in Nederland in. Kinderen van 6 tot 12 jaar waren door deze wet verplicht om onderwijs te volgen.
www.lvoorl.nl
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder een video die goed past bij deze opdracht.
Bekijk de video.
Limburg en delfstoffen horen bij elkaar. Al duizenden jaren geleden haalden de bewoners vuursteen uit de bodem. In de middeleeuwen begint de kolenwinning in Limburg op kleine schaal en met primitieve middelen. Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw komt de kolenwinning in Limburg pas goed op gang. De opkomende industrie had brandstof nodig voor zijn stoommachines. Moderne technieken bij de kolenwinning en vervoer over nieuw aangelegde spoorlijnen per stoomtrein maakten grootschalige mijnbouw mogelijk. Voor de werkgelegenheid in met name Zuid-Limburg was deze ontwikkeling zeer gunstig. Zuid-Limburg veranderde in korte tijd van een agrarisch in een industrieel gebied.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen waarom de behoefte aan kolen rond 1900 zo snel groeide en hoe met moderne technieken grootschalige mijnbouw mogelijk werd.
Toelichten wanneer de opkomst, de bloeitijd en de neergang van de Limburgse mijnbouw plaatsvond.
Uitleggen welke grote veranderingen er in de regio Zuid-Limburg plaatsvonden tussen 1900 en 1975.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht schrijf je als Commissaris van de Koningin in Limburg naar aanleiding van de sluiting van de mijnen een brandbrief aan de regering.
In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laat het eindproduct zien dat je de leerdoelen gehaald hebt?
De vorm: is het eindproduct met zorg gemaakt?
Taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de opkomst van de steenkolenwinning in Zuid-Limburg.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de werkgelegenheid in de mijnen in Zuid-Limburg.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over de sluiting van de mijnen in Zuid-Limburg.
Stap 4
Alleen
Brief schrijven in de rol de Commissaris van de Koningin in Limburg, om ervoor te zorgen dat er werkgelegenheid komt in Zuid-Limburg na het sluiten van de mijnen.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Kennisbank
In deze opdracht gaat het over de kolenwinning in Zuid-Limburg.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de volgende pagina uit de Kennisbank Industriële Revolutie. KB:Industriële Revolutie
Zorg dat je na het bestuderen van deze pagina antwoord kunt geven op de volgende vraag:
Waarom werden aan het begin van de Industriële Revolutie fabrieken gesticht in de buurt van steenkoolmijnen?
Stap 1
De opkomst van de steenkolenwinning
Al in middeleeuwen werden er kolen vlak aan de oppervlakte gewonnen in Zuid-Limburg. Later moest men steeds dieper graven en ontstonden de eerste primitieve mijntjes.
In de 19e eeuw was in Engeland de industrie opgekomen. Het opkomen van industrie als middel van bestaan noemen we industrialisatie. Deze opkomst, onder meer mogelijk gemaakt door de uitvinding van de stoommachine, ging heel snel. Daarom spreken we van een Industriële Revolutie.
Een belangrijk kenmerk van industriële productie is de productie met grote machines. Met de energie die door de stoommachine werd geleverd konden heel veel machines tegelijk worden aangedreven. De stoommachines zelf werden gestookt met kolen.
Voor de massaproductie in de fabrieken zijn ook grote hoeveelheden grondstoffen nodig. Stoomtreinen zorgden voor de aanvoer van mensen, grondstoffen en brandstof. Hiervoor was ook de aanleg van nieuwe spoorlijnen nodig.
Toen de industrialisatie ook in Nederland op gang kwam en de fabrieken hier ook brandstof voor hun machines nodig hadden kwam het goed uit dat wij in Zuid-Limburg onze eigen kolen konden gaan winnen.
Voor de aanleg van de grote moderne mijnen die rond 1900 aangelegd werden had men flink wat tijd nodig.
Lees hier nu over de onstaansgeschiedenis van de steenkolenwinning in Nederland.
Vragen:
Het duurde een flinke tijd voordat een mijn in productie kon worden genomen. Hoeveel jaar had men nodig vanaf het begin van de aanleg, voordat men de eerste kolen uit de Oranje-Nassau Mijn 1 (ON-1) naar boven haalde?
Lees dit artikel over steenkoolmijnen.
Wat voor soort kolen produceerden de meeste particuliere mijnen?
Bekijk de woorden en vul deze in de onderstaande zin in. Steenkool - stoommachines - brandstof - industriële revolutie.
Tijdens . . . . . was . . . . . . dé . . . . . . . . voor de vele . . . . .
Voor de bouw van de mijnen en later de kolenwinning waren veel arbeiders nodig. Veel Limburgers die geen werk meer hadden in de landbouw vonden werk in de mijnen. Er kwamen ook veel arbeiders uit het buitenland. Om al die mensen onderdak te brengen groeiden kleine dorpen uit tot echte steden.
Met hoeveel inwoners is de stad Heerlen vanaf 1900 tot 1968 gegroeid?
Stap 2
Werkgelegenheid
Nadat alle grote mijnen in productie waren genomen konden er niet alleen heel veel Limburgers als mijnwerkers aan de slag, maar vonden er ook veel buitenlanders hun werk.
Bekijk onderstaande grafiek:
Hoeveel buitenlanders werkten er in 1932 in de Limburgse mijnen?
Hoe hoog was het totaal aantal mijnwerkers in 1932?
Stap 3
Mijnsluitingen
In 75 jaar tijd werden er in Limburg enorme hoeveelheden kolen gedolven.
De onderstaande grafiek laat zien hoe vanaf het begin van de vorige eeuw de kolenwinning in Zuid-Limburg eerst zeer snel toenam om vanaf 1970 nog sneller te dalen en in 1975 helemaal te stoppen. De blauwe staven geven de gemiddelde productie per jaar aan in een periode van vijf jaar.
Bron: CBS Statline
Vragen:
Tussen 1945 en 1950 ligt de gemiddelde productie per jaar een stuk lager dan in de jaren ervoor en erna. Kun je daarvoor een verklaring bedenken?
Waarom werd in 1965 besloten alle Zuid-Limburgse mijnen te sluiten?
Waar vonden na de sluiting van de Limburgse mijnen de ex-mijnwerkers vervangende werkgelegenheid?
Waardoor raakten veel ex-mijnwerkers in 1973 opnieuw hun werk kwijt?
Stap 4
Eindproduct
In 1965 kondigt minister van Economische Zaken Joop den Uyl de sluiting van alle Limburgse mijnen aan. Je stapt in de rol van Charles van Rooy, de toenmalige Commissaris van de Koningin in Limburg. Je schrijft in zijn naam een brandbrief aan de regering in den Haag. Daarin dring je er op aan dat de regering zorgt voor nieuwe werkgelegenheid door flinke investeringen in het gebied. Laat weten aan welk soort investeringen je denkt. Ook verlang je financiële regelingen voor oudere ex-mijnwerkers die niet meer aan de bak komen. Je wijst vooral op de enorme bijdrage die de mijnbouw geleverd heeft aan de Nederlandse economie en de inzet van de tienduizenden mijnwerkers die hun gezondheid en soms hun leven op het spel gezet hebben voor de kolenwinning.
Klaar?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Begrippenlijst
Industrialisatie
Industrialisatie is de overgang van het met de hand produceren van goederen naar het produceren van goederen met machines.
Kolen
Brandbare delfstof die bestaat uit plantenafzettingen van miljoenen jaren oud, diep in de grond. Er bestaan verschillende soorten, bijvoorbeeld steenkool en bruinkool.
Steenkoolwinning
Het uit de aarde halen van steenkool. Men zegt ook: het delven van steenkool. Dit gebeurt in mijnen.
Stoomtrein
Trein die wordt aangedreven door middel van een stoommachine. De stoom wordt opgewekt door verbranding van steenkool tijdens het rijden.
Klassenstrijd
Leerdoelen
Deze opdracht gaat over de gevolgen van de Industriële Revolutie voor de arbeiders. Werktijden, loon en huisvesting lieten veel te wensen over. Langzamerhand beseften de arbeiders dat ze hun positie konden verbeteren als ze één front vormden en gezamenlijk in verzet zouden komen tegen de fabrikanten, al ging dat in het begin uiterst moeizaam.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen waarom de verschillen tussen de arbeiders en fabrikanten tijdens de Industriële Revolutie groot waren.
Uitleggen dat de fabrieksarbeiders in alle opzichten een zwaar leven hadden met weinig vooruitzichten.
Toelichten dat de economische groei in de 19e eeuw grotendeels aan de arbeiders voorbij ging.
Uitleggen dat verzet tegen de slechte omstandigheden van de arbeiders aanvankelijk weinig succesvol was.
Weergeven dat de arbeiders langzamerhand beseften dat het alleen zin had om tegen hun bazen in te gaan als ze zich verenigden.
Toelichten waarom de eerste landelijke vakbond aanvankelijk weinig succesvol was.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht kies je bij tien zinnen de juiste woorden.
Met de juiste gekozen woorden bij de tien zinnen laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
De antwoorden op de vragen in de stappen 1-5 en de 10 gekozen woorden in stap 6 laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laten je antwoorden zien dat je de vragen goed begrepen hebt?
Taalfouten: bevat de antwoorden niet te veel taalfouten?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de slechte arbeidsomstandigheden van arbeiders tijdens de Industriële Revolutie.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de lage lonen en het gebrek aan rechten van de arbeiders tijdens de Industriële Revolutie.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over het arbeidsconflict tusssen een aannemer en zijn arbeiders in 1819.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over de opkomst van lokale arbeidersverenigingen.
Stap 5
Alleen
Tekst lezen over de eerste landelijke vakbond.
Stap 6
Alleen
Toets maken over de klassenstrijd.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Kennisbank
In deze opdracht gaat het over de Klassenstrijd tijdens de Industriële Revolutie.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de pagina's over de Sociale kwestie uit de Kennisbank Industriële Revolutie. KB: Industriële Revolutie
In de Kennisbank Politiek-maatschappelijke stromingen kun je lezen dat er langzaamaan veranderingen kwamen waardoor de levensomstandigheden van de arbeiders verbeterden. Lees de pagina over het ontstaan van vakbonden. KB:Politiek-maatschappelijke stromingen
Stap 1
Geen werk, geen geld
De arbeiders in de fabrieken hebben het zwaar tijdens de Industriële Revolutie.
De fabrieksarbeiders maakten lange dagen en de arbeidsomstandigheden waren slecht. De lonen waren laag, maar beter een laag loon dan helemaal geen loon. Om een beetje rond te kunnen komen, moesten de vrouwen en kinderen ook werken.
Uitkeringen, zoals wij die kennen, waren er niet. Wie werkloos werd, een ongeluk kreeg, te ziek of te oud was om te kunnen werken, was aangewezen op liefdadigheid, bedelarij of diefstal.
In de 17e eeuw, nog vóór het ontstaan van de Industriële Revolutie, was er al een gezegde dat de positie van de armen treffend uitbeeldde: ‘Wie geboren is voor een dubbeltje (= 10 cent), wordt nooit een kwartje’ (= 25 cent).
Er was altijd al een onderscheid tussen de rijken in de bovenklasse en de armen in de onderklasse, maar de verschillen werden sinds de Industriële Revolutie alleen maar groter. Er kwam ook een nieuwe naam voor deze arme onderklasse: de fabrieksarbeiders werden het ‘proletariaat’ genoemd. Dat komt van het Latijnse woord ‘proletarius’: een man die niets bezit behalve zijn kinderen.ls je geboren werd in de wieg van een fabrieksarbeider kon je erop rekenen dat je later ook een fabrieksarbeider zou worden. En je was gedoemd om arm te blijven . . . .
Vraag:
Waarom gingen de meeste fabrieksarbeiders dichtbij hun fabriek wonen, ook al woonden ze vaak letterlijk in de rook van een stinkende schoorsteen?
Stap 2
Voor jou tien anderen…
Vóór de Industriële Revolutie werkten de landarbeiders en ambachtslieden met goedkope en eenvoudige gereedschappen. Ze moesten hun producten proberen te verkopen aan anderen, maar ze waren baas over hun eigen tijd.
Tijdens de Industriële Revolutie werkten de arbeiders in grote fabrieken met kostbare machines die alleen de fabriekseigenaren zich konden veroorloven. Daarmee werden de fabrieksarbeiders afhankelijk van de fabriekseigenaren.
En die macht buitten de fabrikanten volop uit.
Bij het ontstaan van de Industriële Revolutie was er een grote economische crisis in Nederland, gevolgd door een grote werkloosheid. Als arbeider was je blij als je een baantje in de fabriek kon krijgen, ook al was het loon eigenlijk te laag om van te kunnen leven.
Voor het minste of het geringste kon je worden ontslagen.
Als je opslag vroeg of een brutale mond tegen je baas had, kon je vertrekken.
Voor jou waren er tien anderen die graag jouw plaats in wilden nemen.
Toen de economie in Nederland langzamerhand aantrok en het wat beter ging, stegen de winsten van de fabrikanten wel, maar de lonen van de arbeiders stegen amper of niet mee. Een arbeider verdiende in 1900 nog steeds min of meer hetzelfde als in 1850.
Vraag:
Kijk naar de tekening van Albert Hahn op deze pagina. Noem drie zaken te maken hebben met de Industriële Revolutie.
Stap 3
Een hoog oplopend arbeidsconflict
Het is 1819. Een aannemer heeft de opdracht van Koning Willem I gekregen om het Noord-Hollands Kanaal te gaan graven (van Amsterdam naar Den Helder). De aannemer krijgt de opdracht omdat hij het grondwerk voor het kanaal goedkoop heeft aangenomen. Hij kan er zelf alleen nog maar wat aan verdienen door de arbeidskosten laag te houden. Dat betekent: de arbeiders afknijpen; zij moeten hard werken voor een laag loon. Zij vullen hun karig loon aan met bedelen en stropen.
De onrust onder de arbeiders is groot. In mei 1823 barst de bom. Zij pikken het niet langer. De grondwerkers gaan in staking voor meer loon.
De stakers houden het al acht dagen vol en het lijkt er op dat de staking niet snel voorbij zal zijn. De aannemer kiest eieren voor zijn geld. Hij betaalt enkele raddraaiers meer loon, maar niet iedereen.
De grondwerkers zijn woest. Zo’n driehonderd arbeiders trekken op naar de keet van de aannemer. Ze eisen een gesprek en enkelen willen naar binnen. De aannemer schiet daarop twee mannen dood en een derde wordt gewond.
Enkele ingenieurs die bij het werk betrokken zijn, weten de zaak te sussen. Maar als even later de aannemer zich weer laat zien, slaat het vuur opnieuw in de pan en een grondwerker slaat de aannemer dood. Zes grondwerkers worden opgepakt en later veroordeeld tot 45 jaar celstraf.
De hele 19e eeuw zijn er meer dan duizend van deze kleine, spontane stakingen. De regering reageert door stakingen te verbieden. Als er toch gestaakt wordt, treden politie en marechaussee hardhandig op. Pas in 1872 wordt het stakingsverbod opgeheven.
Vraag:
Waaruit kun je opmaken dat arbeiders door de politie anders worden behandeld dan hun bazen?
Stap 4
Lokale arbeidersverenigingen
Veel arbeid vond plaats in fabrieksgebouwen waar het hele jaar door gewerkt kon worden. Maar er was nog altijd veel seizoenswerk en in de winter liep de werkloosheid snel op. In de winters waren daardoor bedelarij en diefstal schering en inslag. De Wageningse afdeling van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen zocht daarom in 1846 naar manieren om de winterwerkloosheid te beperken.
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen is opgericht in 1784 en bestaat nu nog steeds. De Maatschappij streefde naar “verbetering van de leefomstandigheden van de werkende bevolking door onderwijs voor iedereen”. De afdeling Wageningen was de eerste die zich ook bezig hield met werklozenzorg. Een commissie onderzocht hoe werk kon worden verschaft aan arbeiders die in de wintermaanden geen werk hadden. Het moest gaan om werk dat én nuttig én goedkoop was. De commissie stichtte een eigen vereniging onder de naam Winterwerkvereeniging. Haar motto was: ‘Van eigen brood is ‘t voordeel groot’.
In ruil voor werk (bezembinden en kousen en sokken breien) kregen de arbeiders brood en een kleine vergoeding.
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de Winterwerkvereeniging waren clubs van hoge heren die het beste met de arbeiders voor hadden, maar de arbeiders ook betuttelden.
De eerste arbeiders die zelf en gezamenlijk voor hun belangen opkwamen was de Bredase vereniging van drukkersknechten ‘Door Eendragt ’t Zaam Verbonden’, opgericht in 1837. De vereniging was nog geen echte vakbond. De arbeiders zochten steun bij elkaar en probeerden elkaar bij problemen (met bazen) te helpen.
Er kwamen al snel talloze arbeidersverenigingen bij, waaronder: ‘Vriendschap is ons Doel’ in Haarlem, ‘Eensgezindheid en Broederliefde’ in Bergen op Zoom, ‘Onderlinge Hulpreiking is ons doel’ in Breukelen en ‘Tijdelijke Voorzorg’ in Wageningen. In heel Nederland waren er honderden van dit soorten lokale verenigingen.
Vragen:
Wat kun je uit de namen van de lokale arbeidersverenigingen opmaken?
Wat zijn de verschillen tussen lokale verenigingen van toen en vakbonden die wij nu kennen?
Stap 5
Eerste landelijke vakbond
Uit twaalf lokale verenigingen van typografen ontstaat in 1866 de eerste landelijke vakbond: de Algemeene Nederlandsche Typografenbond (ANTB).
Er kwamen van de 12 verenigingen 61 afgevaardigden in Amsterdam bijeen, die samen 1430 leden hadden. De ANTB stelde bij haar oprichtingsvergadering meteen een looneis vast.
De ANTB eiste een weekloon van 9 gulden bij een werkweek van zes dagen en tien uur per dag. De eis betekende een loonverhoging van 50%. Dat lijkt veel, maar in de afgelopen 25 jaar waren de prijzen met 75% gestegen, terwijl de lonen met 20% waren verlaagd.
De reactie van de werkgevers was heftig.
Wie lid was van de bond riskeerde het zijn baan te verliezen.
De Nijmeegse drukker en uitgeverij H.C. Thieme was de eerste die de zaak op scherp zette. Zijn personeel kreeg de keuze: bedanken voor de bond of ontslagen worden. Zijn broer G.J. Thieme in Arnhem ging nog een stap verder. Hij opende de deur en zei tegen zijn personeel: ‘wie de bond verkiest boven zijn werk, kan direct vertrekken.’ Het hele personeel stapte op, op negen zetters na.
De ANTB steunt hen met een uitkering en zo was de eerste staking van typografen meteen een feit.
Thieme probeerde vervolgens vergeefs nieuw personeel te werven in Wageningen. Maar uiteindelijk mislukte de staking toch omdat steeds meer typografen uit andere steden het werk van de stakers overnamen. De looneis van de ANTB was daarmee krachteloos geworden. En in een jaar tijd verloor de ANTB tweederde van haar leden.
De staking mislukte en de eerste vakbond was geen succes, maar de geest was uit de fles. Vijf jaar na de ANTB werd de tweede landelijke vakbond opgericht: de Nederlandsche Sigarenmakersbond, opgericht in 1871. En meer vakbonden volgden…
Vragen:
Leg in je eigen woorden uit wat een ‘looneis’ is en geef aan waaruit de looneis van de ANTB bestond.
De eerste vakbond, ANTB, bood haar leden iets wat veel vakbonden nu nog steeds gebruiken bij een staking. Wat is dat?
Stap 6
Toets
Beantwoord de vragen en vergelijk na afloop van de toets jouw antwoorden met de goede antwoorden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bovenklasse
Rijke, goed opgeleide en vaak machtige mensen in de maatschappij. Bijvoorbeeld fabriekseigenaren en mensen van adel.
Onderklasse
De mensen in de samenleving die voor anderen werken en vaak arm zijn. Bijvoorbeeld fabrieksarbeiders.
Proletariaat
Benaming voor de arme onderklasse in de maatschappij. "Proletarius" komt van het Latijnse woord en betekent: Een man die niets bezit, behalve zijn kinderen.
Arbeidersvereniging
Een vereniging van arbeiders die steun zochten bij elkaar en probeerden om elkaar te helpen bij problemen met hun bazen.
Vakbond / vakverbond
Een vakbond is een belangenorganisatie van werknemers.
Looneis
Een looneis is een loonsverhoging die werknemers per se willen krijgen.
Stakingen
Leerdoelen
Deze opdracht gaat over de geschiedenis van de stakingen in Nederland, vanaf de eerste bekende staking in 1372 tot aan de opheffing van het stakingsverbod in 1980. Aan bod komen ook de veelheid aan stakingen na de Industriële Revolutie en de pogingen van de regering om stakingen te voorkomen
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen wanneer -voor zover bekend- voor het eerst in Nederland werd gestaakt.
Uitleggen waarom het aantal stakingen vanaf de tweede helft van de 19e eeuw een grote vlucht heeft genomen.
Toelichten dat arbeiders om verschillende redenen in staking kunnen gaan.
Weergeven hoe de werkgevers en de overheid vaak op stakingen reageerden.
Uitleggen wat de Spoorwegstaking(en) van 1903 inhielden.
Weergeven wat er in de zogenaamde dwang- of worgwetten staat.
Uitleggen waarom in 1980 het stakingsverbod toch (tegen de zin van de Nederlandse regering in) werd opgeheven.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht zet je een aantal feiten met jaartallen in de juiste volgorde zodat er een (chrono)logisch verhaal ontstaat.
Met het (chrono)logische verhaal laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
Beoordeling
Laat het (chrono)logische verhaal en de antwoorden op de vragen in de stappen 1-5 beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:
De inhoud: laten jullie antwoorden zien dat je vragen begrepen hebt
Taalfouten: bevatten jullie antwoorden niet te veel taalfouten?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de eerste staking van 1372.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de stakingen in de 19e en 20e eeuw.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over de Spoorwegstaking van 1903.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over het stakingsrecht.
Stap 5
Alleen
Een logisch verhaal maken door genummerde zinnen aan jaartallen te koppelen.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Stap 1
De eerste staking van 1372
De eerste bekende staking in Nederland is die van 1372. In dat jaar ging een aantal ‘vollers’ die werkten in de Leidse textielindustrie in staking. De taak van een voller of volder was het vollen (= laten vervilten) van een wollen weefsel. Bij deze bewerking ontstaat er een stevige, waterdichte stof. Volgens de traditionele methode werd het weefsel gedompeld in een grote bak met heet water, urine en vollersaarde: een vettige klei die het vuil uit de vezels opneemt. Door het weefsel met de voeten aan te stampen zal de stof vervilten en krimpen. Het vollen was zwaar en vuil werk.
Er zijn verschillende redenen waarom arbeiders in staking kunnen gaan. Meestal gaat het om meer loon of betere werkomstandigheden. Van de staking van 1372 is niet bekend waarom het ging: om meer loon, betere omstandigheden of misschien wel beide.
Het kenmerk van een staking is dat je niet in je eentje weigert aan het werk te gaan. Als jij alleen staakt en je collega’s gewoon doorwerken, zal je baas niet onder de indruk zijn van je staking.
Vraag:
Geef aan waarom arbeiders meestal niet snel naar het middel van een staking grepen.
Stap 2
Stakingen in de 19e en 20e eeuw
Uit de eeuwen tussen 1372 en 1800 zijn er maar enkele stakingen bekend (2 in de 14e eeuw, 2 in de 15e eeuw, 7 in de 17e eeuw en 8 in de 18e eeuw).
Van de 19e eeuw kennen we meer dan 1200 stakingen en van de 20e eeuw zelfs bijna 15.000!
De grote vlucht die het aantal stakingen vanaf de 19e eeuw heeft genomen, heeft alles te maken met de Industriële Revolutie. Voor de Industriële Revolutie waren de meeste arbeiders baas over hun eigen tijd en verdienden ze hun geld met landarbeid. Vanaf de Industriële Revolutie werden de arbeiders afhankelijk van de fabriekseigenaren. En in de fabrieken waren de lonen laag en de arbeidsomstandigheden slecht.
Lange tijd waren stakingen ook verboden. Tot 1868 waren er nooit meer dan 10 stakingen in heel Nederland in één jaar. Maar dat veranderde snel. Naast de opkomst van de fabrieksproductie (in Nederland tussen 1850 en 1890) kwam dat ook door het ontstaan van de eerste landelijke vakbonden (de allereerste is van 1866) en door de opheffing van het stakingsverbod in 1872.
In 1868 werd er 13 keer in Nederland gestaakt, in 1872 33 keer en in 1897 114 keer. Het topjaar is 1919 met 729 stakingen. Daarna nam het aantal stakingen snel weer af. In 1979 waren er nog 102 stakingen (het laatste jaar dat er meer dan 100 stakingen in één jaar waren) en in 2008 nog maar 26.
Vraag:
Geef drie redenen aan waarom er vanaf de tweede helft van de 19e eeuw veel meer werd gestaakt dan voorheen.
Stap 3
De Spoorwegstaking van 1903
Vanaf 1890 zijn er twee spoorwegbedrijven in Nederland: de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM of HSM) en de Maatschappij tot exploitatie van de Staatsspoorwegen (SS). De twee bedrijven concurreren elkaar heftig. Ze proberen de kosten zo laag mogelijk te houden ten koste van hun personeel.
De lonen zijn laag en de spoorwegarbeiders maken lange dagen met maar één vrije zondag in de twee maanden. Ook krijgen de spoorwegarbeiders vaak een boete. Als een trein te laat komt, wordt de machinist beboet. Als een trein materiële schade krijgt, moeten de arbeiders daarvoor opdraaien.
Op 26 januari 1903 breekt er een staking uit in de Amsterdamse haven bij het Blauwhoedenveem. De havenbazen proberen de staking te breken met de hulp van werkwilligen. Uit solidariteit weigert de HSM-rangeerder Dirk Vreeken op 29 januari een goederenbedrijf naar die haven te rangeren. Vreeken wordt prompt ontslagen, maar zijn collega’s pikken dat niet. Zij gaan ook in staking. De spoorwegarbeiders van de SS sluiten zich aan bij de stakende HSM-arbeiders en over het hele land legen spoorwegarbeiders het werk neer. Nederland heeft op 31 januari voor het eerst een succesvolle landelijke staking.
De beide spoorwegdirecties staan machteloos en zwichten voor de eisen van de arbeiders. De lonen gaan omhoog en de arbeiders krijgen meer vrije tijd. De havenarbeiders zijn minder succesvol. Zij gaan gewoon door met hun staking. De situatie in Amsterdam wordt steeds grimmiger. De spoorwegarbeiders dreigen opnieuw in staking te gaan uit solidariteit met hun collega’s in de haven.
Dan grijpt de regering in. De regering stuurt militairen naar Amsterdam om in geval van ongeregeldheden hard op te kunnen treden. De regering verbiedt vanaf dat moment met door de invoering van nieuwe wetten de ambtenaren en spoorwegarbeiders te staken (deze wetten worden ‘dwangwetten’ of ‘worgwetten’ genoemd).
In april proberen de spoorwegarbeiders opnieuw in staking te gaan, maar de regering en de spoorwegdirecties zijn goed voorbereid. Ze komen met een nooddienstregeling en met werkwilligen die beschermd worden door militairen. De tweede landelijke staking wordt een groot fiasco.
Tweeduizend spoorwegarbeiders (10% van het totaal) worden ontslagen en vele anderen worden in rang verlaagd (met minder loon dan voorheen).
Het lot van de stakende stoker Jan van Hesselingen
Jan van Hesselingen was een van de stakers in 1903. Hij deed mee aan de staking van 31 januari en aan die van 6 april.
Na de mislukte staking van april werd Van Hesselingen ontslagen. Hij kreeg een getuigschrift mee van de directie van de HSM waarop stond dat hij zich ‘naar de voorschriften’ had gedragen ‘behoudens de werkstakingen op 31 januari 1903 en 6 april 1903’.
Met dit getuigschrift en het feit dat zijn naam op een zwarte lijst terecht was gekomen, kon hij zijn kans op werk wel vergeten. Van Hesselingen moest noodgedwongen buiten Nederland werk zoeken. Veel voormalige stakers volgden hem en zochten hun heil in Zuid-Afrika of Amerika.
Vragen:
Tot nu toe hebben we het steeds gehad over twee redenen waarom arbeiders gingen staken. Daar is nu een derde reden bijgekomen. Welke is dat?
Kijk naar de spotprent van Albert Hahn hieronder en geef aan waarom de wetten die ambtenaren en spoorwegarbeiders verboden door de arbeiders dwang- of worgwetten werden genoemd.
Stap 4
Het stakingsrecht
Het verbod voor ambtenaren en spoorwegarbeiders bleef bestaan tot 1980. In 1955 gingen vierduizend tramarbeiders, arbeiders van de waterleidingmaatschappijen, van de reiniging, de gemeentelijke haven- bedrijven en stratenmakers de straat op voor een hoger loon. Hun loon was al jaren gelijk gebleven, terwijl de prijzen elk jaar stegen.
Op grond van de ‘worgwetten’ van 1903 werden ze allemaal ontslagen, maar op 62 ‘onrustige elementen’ na werden ze binnen een dag weer aangenomen en kregen ze meer loon.
De 62 aanstichters werden oneervol aanslagen en kwamen nergens meer aan het werk. Pas in 1985 kregen ze eerherstel, een kleine vergoeding en werden hun pensioenrechten hersteld.
Dat we in Nederland weer een algemeen stakingsrecht hebben, is niet te danken aan de Nederlandse regering, maar aan de Europese Unie. Alle landen van de Europese Unie stelden gezamenlijk in 1961 het Europees Sociaal Handvest (ESH) op. Nederland hield de ratificatie* lang tegen, maar ging in 1980 overstag. De ratificatie van het ESH verplichtte Nederland om álle werknemers stakingsrecht te geven.
* Na een ondertekening van een verdrag moet het parlement het verdrag ook goedkeuren. Dat goedkeuren noemen we ‘ratificeren’. Na een ratificatie is de regering verplicht zich aan het verdrag te houden.
Bij het Handvest maakte Nederland echter toch een voorbehoud, waardoor militairen en bepaalde groepen burgerdefensiepersoneel nu nog steeds niet mogen staken.
Vraag:
Eigenlijk we hebben nog steeds geen algemene stakingsvrijheid, want voor militairen en sommige groepen burgerdefensiepersoneel geldt nog steeds een stakingsverbod. Wat vind jij? Zouden militairen en burgerdefensiepersoneel wel mogen staken? Waarom wel / niet?
Stap 5
Eindproduct: (Chrono)Logisch Verhaal
Je krijgt nu een aantal genummerde zinnen te lezen. De zinnen staan niet in de juiste volgorde. Aan jou/jullie de taak om die zinnen in de juiste volgorde (A-E) te zetten en er een jaargetal bij te zetten zodat er een (chrono)logisch verhaal ontstaat.
Let op. Alle jaartallen vind je in de stappen 1-5 van de opdracht, maar zes van de jaartallen passen wel en vier jaartallen passen niet bij het (chrono)logische verhaal!
1372
1868
1872
1903
1919
1955
1961
1980
1985
2004
Het stakingsverbod in Nederland werd voor de eerste keer opgeheven.
Het stakingsverbod in Nederland werd voor de tweede keer opgeheven.
De Spoorwegstaking was de eerste succesvolle landelijke staking in Nederland.
In dit jaar vonden de meeste stakingen in Nederland plaats.
Vierduizend Amsterdamse ambtenaren gaan in staking voor meer loon.
De eerste bekende staking in Nederland vond plaats in Leiden.
Zin 6 hoort bij jaartal 1372
Zin _ hoort bij jaartal ____
Zin _ hoort bij jaartal ____
Zin _ hoort bij jaartal ____
Zin _ hoort bij jaartal ____
Zin _ hoort bij jaartal ____
Begrippenlijst
Landelijke staking
Alle werknemers van een bedrijfstak of van meerdere bedrijfstakken leggen het werk neer.
Spoorwegstaking van 1903
Alle spoorwegarbeiders in Nederland legden het werk in 1903 neer. Ze steunden een staking van havenarbeiders en eisten hoger loon en betere werkomstandigheden.
Dwangwet
Wet uit 1903 die ambtenaren en spoorwegarbeiders verbood om te staken. De wet gold tot 1980. Wordt ook wel worgwet genoemd.
Worgwet
Wet uit 1903 die ambtenaren en spoorwegarbeiders verbood om te staken. De wet gold tot 1980. Wordt ook wel dwangwet genoemd.
Stakingsrecht
Het recht om te mogen staken. Dit recht geldt vanaf 1980. Het geldt niet voor militairen en bepaalde groepen burgerdefensiepersoneel.
Stakingsvrijheid
Stakingsvrijheid is het recht om te mogen staken.
Ratificatie - Ratificeren
Goedkeuring van een verdrag door het parlement, na ondertekening. Na een ratificatie is de regering verplicht zich aan het verdrag te houden.
Vakbonden
Leerdoelen
In deze opdracht kijken we naar het ontstaan van de ‘moderne’ vakbonden, voortgekomen uit de mislukte tweede spoorwegstaking van april 1903. Aan bod komen de idealen van Henri Polak en zijn wens één centrale weerstandskas te vormen. We bekijken ook hoe na de Tweede Wereldoorlog de vaststelling van maximumlonen de arbeidsvrijheid van vakbonden jarenlang beperkte.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
Uitleggen wat een ‘moderne’ vakbond is.
Weergeven waarom in 1906 de eerste moderne vakbond werd opgericht.
Uitleggen dat er verschillende vakbonden zijn ontstaan, verdeeld naar geloof of ideologie.
Het verschil tussen tussen de ‘oude’ en ‘moderne’ vakbonden toelichten.
Uitleggen wat weerstandskassen zijn en waarom die zo belangrijk waren voor de vorming van een sterke vakbond.
UItleggen dat de overheid lang heeft bepaald hoe hoog de lonen van werknemers mochten zijn, tegen de zin van de vakbonden.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Als eindproduct maak je een kruiswoordpuzzel en na het invullen vind je de naam van een groot vakbondsleider uit de begintijd van de moderne vakbonden.
Beoordeling
De antwoorden op de vragen in de stappen 1-4 en de kruispuzzel in stap 5 laat je beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling let je docent op:
De inhoud: laten je antwoorden zien dat je de vragen goed begrepen hebt?
Taalfouten: bevat de antwoorden niet te veel taalfouten?
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Tekst lezen over de Spoorwegstaking van 1903.
Stap 2
Alleen
Tekst lezen over de NVV, het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen.
Stap 3
Alleen
Tekst lezen over het ontstaan van weerstandskassen.
Stap 4
Alleen
Tekst lezen over het College van Rijksbemiddelaars.
Stap 5
Alleen
Een kruiswoordpuzzel maken met woorden uit de tekst van de opdracht Vakbonden.
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.
Kennisbank
In deze opdracht gaat het over de oprichting van vakbonden.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de volgende pagina uit de Kennisbank Politiek-maatschappelijke stromingen. Bestudeer de tekst over vakbonden. KB:Politiek-maatschappelijke stromingen
Zorg dat je na het bestuderen van het Kennisbankitem antwoord kunt geven op de volgende vraag:
Noem een aantal redenen waarom arbeiders zich in vakbonden gingen organiseren.
Stap 1
De lessen van een mislukte staking
In januari 1903 staken de spoorwegarbeiders voor meer loon en betere arbeidsomstandigheden. Met succes! In april 1903 staken veel spoorwegarbeiders voor de tweede keer, maar ditmaal wordt hun staking een groot fiasco. Daarover kun je meer lezen in de les ‘Stakingen’, stap 3.
Na de tweede spoorwegstaking van april worden tweeduizend spoorwegarbeiders ontslagen. Duizenden arbeiders worden in rang teruggezet en gekort op hun loon. De frustratie onder de spoorwegarbeiders is groot en velen zeggen hun lidmaatschap van de vakvereniging op.
Als een van de redenen voor de mislukking van de tweede spoorwegstaking wordt wel genoemd de manier waarop de arbeiders zijn georganiseerd. Bij de spoorwegen zijn er aparte verenigingen voor machinisten en stokers, voor conducteurs, voor het lagere kantoorpersoneel en voor het hogere kantoorpersoneel. Allemaal hebben ze hun eigen belangenclubs en de samenwerking laat te wensen over. Dergelijke bonden worden ‘sectorale bonden’ genoemd (de sector is: spoorwegen; andere sectoren zijn bijvoorbeeld: de havens of de diamantbedrijven).
Verder zijn die sectorale bonden vaak ook nog eens verdeeld naar geloof of ideologie. Zo zijn er katholieke, protestantse, socialistische en anarchistische* bonden.
Kortom: er is een bonte stoet aan kleine bonden met allemaal hun eigen wensen en ideeën en onderling zijn ze het niet eens.
De directies van de twee spoorwegbedrijven vormen wel één front en ze kunnen de arbeiders makkelijk tegen elkaar uitspelen.
Door de mislukte spoorwegstaking beseffen enkele vakbondsleiders dat ze alleen wat kunnen bereiken als ze beter gaan samenwerken,
onder het motto: ‘samen sta je sterk’.
Vraag:
Geef twee redenen waarom veel vakbondsleden na de spoorwegstaking van april 1903 hun lidmaatschap opzeggen.
* anarchisme = toestand zonder leiders. Het individu is op geen enkele manier ondergeschikt aan iets of iemand.
Stap 2
NVV
Jan Oudegeest, voorzitter van de NV (Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel), en Henri Polak, voorzitter van de ANDB (Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond), richten samen het NVV, het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, op 1 januari 1906 op. Bij de NV en ANDB sluiten zich nog 13 vakbonden aan.
Het NVV is de eerste ‘moderne’ vakbond met ‘vrijgestelde bestuurders’. Voor die tijd deden de bestuurders van een vakvereniging het bestuurswerk er in hun vrije tijd erbij. Veel werkgevers werkten de bestuursleden van een vakbond ook op alle mogelijke manieren tegen.
Jan Oudegeest bijvoorbeeld kreeg -als voorzitter van de NV- de simpelste en saaiste klussen door zijn bazen van de spoorwegen toegeschoven en promotie kon hij wel vergeten.
Na de oprichting van het NVV wordt Oudegeest de eerste betaalde secretaris van de vakbond. Tegenwoordig spreken we van een vakcentrale, een verzameling van een aantal vakbonden.
De contributie voor de nieuwe vakcentrale gaat omhoog, niet alleen om de bestuursleden te kunnen betalen, maar vooral voor de vorming van goedgevulde stakingskassen.
Staken mag alleen nog als het niet anders kan en wanneer de vooruitzichten op een overwinning reëel zijn.
Het NVV strijdt ook voor de afschaffing van het stakingsverbod voor ambtenaren en spoorwegpersoneel van 1903, maar lange tijd zonder succes.
Het NVV slaagt er wel in om arbeiders van diverse achtergronden en beroepen bij elkaar te brengen; onder leiding van Polak en Oudegeest lukt het ook om het hoger en lagere personeel (‘hoofd- en handarbeiders’) te verenigen.
Het NVV is in 1981 opgegaan in de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging).
Vraag:
Geef aan waarin de ‘moderne’ vakbonden verschillen van de ‘oude’ vakbonden van vóór 1906 en 1909?
CNV
Na de tweede spoorwegstaking van april 1903 komt minister-president Kuyper (leider van de protestantse politieke partij ARP) snel met een stakingsverbod voor spoorwegarbeiders en ambtenaren. Dat zet bij veel arbeiders kwaad bloed. Bij de verkiezingen van 1905 verliest Kuyper dan ook prompt de verkiezingen.
Door het verzet tegen Kuyper en de oprichting van het NVV zijn veel arbeiders onder invloed van het socialisme* gekomen.
Het succes van het socialistische NVV roept een protestantse tegenhanger in het leven: het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). In de oprichtingsakte stelt het CNV: ‘Het Christelijk Nationaal Vakverbond aanvaardt als grondslag de Christelijke beginselen en verwerpt mitsdien de klassenstrijd’.
In 2009 vierde het CNV haar honderdjarig bestaan.
Vraag:
Noem twee verschillen tussen NVV en CNV.
* Socialisme = een maatschappijvorm gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit. In het parlement werd het socialisme vertegenwoordigd door de SDAP, de voorloper van de huidige PvdA.
Stap 3
Weerstandskassen
Bij stakingen kregen de arbeiders geen loon van hun bazen. Dat kon je wel enkele dagen volhouden, maar niet lang.
Verschillende vakbonden werkten met steunlijsten: hun leden gingen collecteren als er ergens een staking was uitgebroken. De stakers moesten maar afwachten hoeveel hun collega’s van andere bedrijven voor hen ophaalden.
In 1891 vormden enkele Belgische typografen, meubelmakers en bakkersgezellen een weerstandskas. Daarbij ging het niet alleen om financiële ondersteuning bij stakingen, maar ook om ondersteuning van leden die door stakingen werkeloos waren geworden.
Dat voorbeeld inspireert Henri Polak om ook met weerstandskassen te gaan werken. Anders dan in het Belgische voorbeeld –met een vrijwillige afdracht voor een weerstandskas- bepleit Polak een verplichte afdracht aan weerstandskassen:
“En zoo moet het zijn met alle fondsen en kassen der vakvereeniging. Die moeten hun voedingsbron vinden in de gewone contributiën, en alle leden moeten er, uit hoofde van hun lidmaatschap, aan deelnemen.”
Het ideaal van Polak is één centrale weerstandskas voor alle bij het NVV aangesloten bonden. Dat ideaal wordt pas na zijn dood bereikt: in 1951 gaat het Weerstandsfonds van start met één algemene stakingskas.
Vraag:
Volgens Polak zorgt één centrale weerstandskas ervoor dat er minder stakingen nodig zijn. Kun je uitleggen waardoor dat zou komen?
Stap 4
‘Rijksbeknibbelaars’
In 1923 probeerde de regering hooglopende arbeidsconflicten met de vakbonden te sussen door vier ‘rijksbemiddelaars’ aan te stellen.
Op 24 mei 1940, tien dagen nadat Nederland capituleerde, stelden de Duitse bezetters hun eigen rijksbemiddelaars aan. De Duitsers vormden een College van de Rijksbemiddelaars. Dit college kreeg grote macht. Het college stelde bijvoorbeeld de hoogte van de lonen vast en protesteren tegen beslissingen van het college had geen zin. In die tijd kregen de rijksbemiddelaars de bijnaam ‘rijksbeknibbelaars’.
Na 1945 ging Nederland door met het College van de Rijksbemiddelaars. De regering stelde het BBA vast, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, waardoor het college bindende* loonregelingen kon voorschrijven. Het BBA is nog steeds van kracht.
* bindend = waar iedereen zich aan moet houden
Het College van de Rijksbemiddelaars stelde in 1945 met behulp van het BBA ook maximumlonen vast. Werkgevers die meer loon wilden geven dan het toegestane maximumloon kregen strenge straffen. Werknemers die een hoger loon wilden afdwingen door middel van een staking werden ook gestraft. De vakbonden verzetten zich heftig tegen dit onderdeel van het BBA, maar tevergeefs.
Die situatie bleef bestaan tot 1970, toen door verschillende nieuwe wetten de loongrens verdween.
Het College van de Rijksbemiddelaars werd in dat jaar opgeheven.
Vraag:
Het algemene stakingsverbod werd in 1872 opgeheven (zie ook de les ‘Stakingen’, stap 2). Toch zou je kunnen zeggen dat er tussen 1945 en 1970 ook een stakingsverbod van kracht was. Geef een argument voor en een argument tegen deze stelling.
Stap 5
Eindproduct: Kruispuzzel
Download het wordbestand: Kruispuzzel
Horizontaal vind je 10 woorden die te maken hebben met de inhoud van de les ‘Vakbonden’.
Na het invullen vind je verticaal onder de 1 de naam van een grote vakbondsleider uit die tijd.
Het arrangement Thema: Industriële samenleving vmbo-kgt34 - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Maartje van Gent
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-08-23 09:46:53
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Het thema 'Industriële samenleving' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.
Fair Use
In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Kinderarbeid
Klassenstrijd
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.