Om goede leesverslagen te kunnen schrijven en literaire teksten te kunnen analyseren wordt er van je verwacht dat je een aantal literaire begrippen kent.
In de module verhaalanalyse behandelen we deze begrippen en je zal bij het lezen van een aantal gedichten/verhalen/verhaalfragmenten moeten laten zien dat je ze kunt toepassen. Het is bij dit alles belangrijk dat je een eigen smaak ontwikkelt.
Voor het examen Nederlands moet je in de klassen 4 en 5 havo beargumenteerd verslag doen van je leeservaringen met een aantal door jezelf geselecteerde literaire werken. Je moet minimaal zeven boeken lezen die oorspronkelijk geschreven zijn in de Nederlandse taal (zie Examenblad).
Daarnaast moet je de hoofdlijnen van de Nederlandse literatuurgeschiedenis kennen.
In deze module bespreken we de onderdelen:
Fictie - Non-fictie
Lectuur - Literatuur
Spanning
Tijd
Ruimte - Handeling
Personages
Perspectief
Thematiek
Stijl
Het literatuurdossier
Op Greijdanus Meppel werken we met een literatuurdossier.
De inhoud van het literatuurdossier in havo 4 en 5 is:
In de komende weken gaan we aan de slag met verhaalanalyse. Tijdens de vaste lesuren staan de onderstaande thema's centraal. De flexuren gebruik je om de opdrachten in deze Wikiwijs af te maken.
Verhaalanalyse wordt begin periode 2 afgesloten met een toets.
Week
Thema's
40
1) Fictie en non-fictie
2) Lectuur en literatuur
3) Spanning
41
4) Tijd
5) Ruimte
42
6) Personages
7) Perspectief verteller
44
8) Thematiek
9) Stijl
*planning onder voorbehoud
1) Fictie - non-fictie
Theorie
Non–fictionele teksten verwijzen naar zaken die betrekking hebben op de werkelijkheid. In dit soort teksten verwacht je als lezer dat de schrijver zich aan de feiten houdt en de waarheid schrijft. Onder "werkelijkheid" verstaan we in dit verband dat wat de maker als werkelijkheid beschouwt. Non-fictie is er om informatie over te dragen.
Zo zal een historische roman, die toch enigszins op de werkelijkheid betrekking heeft tot de fictie worden gerekend, terwijl een geschiedenisboek waarin ook onzekerheden staan, bij de non-fictie wordt ingedeeld.
Onder echte non-fictie vallen:
algemene informatieve boeken:
woordenboeken
wetenschappelijke werken
studieboeken
reisgidsen
verslagen van gebeurtenissen in een krant, tijdschrift, of op een nieuwssite
artikelen op Wikipedia
Fictie
Andere teksten rekenen we tot fictie. Fictie is een verhaal of tekst, dat niet op de werkelijkheid is gebaseerd. Het wordt geschreven vanuit de fantasie van de schrijver. Als we de roman fictie noemen, dan bedoelen we hiermee dat de belangrijkste elementen in de tekst fictief (verzonnen) zijn. De schrijver van fictie neemt de werkelijkheid wel als uitgangspunt, maar verzint er dingen bij of laat personen of gebeurtenissen weg. In fictionele teksten bepaalt de schrijver wat werkelijkheid is en staat de verbeelding centraal.
Onder fictie vallen o.a.:
horrorverhalen
romans
verhalen
gedichten
toneelstukken
fantasyboeken
sprookjes
strips
Bekijk het filmpje en maak daarna de oefening.
2) Lectuur - Literatuur
Theorie
Fictionele teksten worden in twee groepen verdeeld: teksten die we tot de lectuur (ook wel triviaalliteratuur) rekenen en teksten die we tot de literatuur rekenen.
De grens tussen wat "literatuur" en wat "lectuur" genoemd mag worden, is niet altijd duidelijk, zoals ook blijkt uit deze aflevering van DWDD:
Verschillen literatuur en lectuur
Een belangrijk verschil is dat schrijvers van literatuur kunst willen maken. Ze willen het door hen bedachte verhaal opschrijven op de manier die zij zelf het beste vinden. Zij houden daarbij geen rekening met de lezers.
Schrijvers van lectuur willen verhalen schrijven die grote groepen mensen lezen ter ontspanning. Zij houden daarbij rekening met hun publiek: een thriller moet spannend zijn, een fantasyboek moet gaan over andere werelden en vreemde wezens en een doktersroman moet gaan over liefde, vreemdgaan en dokters (natuurlijk).
Literaire schrijvers krijgen over het algemeen meer artistieke erkenning. Het oordeel van kenners en recensenten speelt een belangrijke rol.
Bekijk nu het filmpje:
Hieronder een aantal punten waarop je moet letten als je het verschil tussen lectuur en literatuur wilt aangeven.
Lectuur heeft over het algemeen minder diepgang en is nogal voorspelbaar. Je weet als lezer al snel hoe het verhaal zich zal ontwikkelen, literatuur is unieker.
Het taalgebruik is in lectuur nogal eenvoudig en minder natuurlijk en origineel dan in literatuur.
Een literair werk vertoont meer samenhang en de gebeurtenissen hangen niet, zoals in lectuur vaak het geval is, als los zand aan elkaar.
De personages vertonen in literaire werken een ontwikkeling en zijn minder types.
In de literatuur zullen de personages minder handelen volgens vaste rolpatronen.
Lectuur zal vaak een happy end hebben en de open plekken zullen ingevuld zijn aan het eind van het boek. Een literair werk heeft vaker een open einde.
Literaire werken zullen vaker maatschappijkritisch zijn. Lectuur is veel meer volgens de algemeen heersende maatschappelijke moraal geschreven.
Literaire werken zijn vaker onderwerp van onderzoek en literaire toneelstukken bijvoorbeeld worden langer opgevoerd.
Bij lectuur gaat het vaak om wat de lezer wil horen en bij literatuur zal de schrijver de lezer willen laten nadenken.
Literaire teksten willen de lezer verrassen en verbazen.
Literatuur wil vernieuwend en grensverleggend zijn.
Lectuur is altijd geschreven volgens dezelfde opzet en biedt altijd meer van hetzelfde en het bekende. Lectuur is behoudend en past zich sterk aan aan de bestaande smaak (tien jaar terug waren ‘chick-lits’ populair, nu zijn biografieën dat).
Maak nu onderstaande oefeningen over lectuur en literatuur.
Opdracht 'Wat is literatuur'
Opdracht:
Je gaat op internet op zoek naar negen titels van oorspronkelijk Nederlandstalige boeken: drie titels waarvan je zeker weet dat het geen literatuur is, drie titels waarbij je twijfelt en drie titels waarvan je zeker weet dat het wel literatuur is. Noteer de auteurs en titels in onderstaand schema.
Internetsites die je kunt gebruiken:
www.bol.com
www.bruna.nl
www.literatuurgeschiedenis.nl
www.lezenvoordelijst.nl
etc.
Let op:
Op sites van boekhandels wordt vaak zowel lectuur als literatuur gepresenteerd als ‘literatuur’.
Het woord ‘roman’ betekent ‘boek’. Met een roman wordt dus geen romantisch boek over de liefde bedoeld, maar alleen ‘boek’.
Naam schrijver
Titel boek
Categorie
1
Literatuur
2
Literatuur
3
Literatuur
4
Twijfelgeval
5
Twijfelgeval
6
Twijfelgeval
7
Geen literatuur
8
Geen literatuur
9
Geen literatuur
3) Spanning
Theorie
Open plekken
Open plekken zijn plekken in een verhaal die vragen oproepen bij de lezer.
Bepaalde informatie kan tegenstrijdig zijn en de lezer moet er maar achter komen wat juist is. Bovendien kan een schrijver bepaalde informatie achterhouden.
Een lezer kan zich ook afvragen waarom een personage zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Het zijn dus nog niet ingevulde stukken van een verhaal die je als lezer wilt invullen.
Bestudeer de theorie in de Kennisbank om meer manipulatietechnieken te leren herkennen:
Bekijk ook het filmpje voor nog meer informatie over het gebruik van open plekken.
Opdracht 1
Lees het volgende fragment:
"Ik weet niet hoe lang wij daar tegenover elkaar stonden, zonder te spreken. Ik verroerde mij niet, hij evenmin. Ik wachtte, maar zonder angst, in volkomen ontspanning. Het kwam mij voor dat dit het moment was waartoe alle gebeurtenissen, sinds de geboorte van Oeroeg en mij, onherroepelijk geleid hadden. Het was in ons gegroeid en gerijpt, buiten onze wil, buiten ons bewustzijn om. Hier was, voor het eerst, het kruispunt waarop wij elkaar in uiterste eerlijkheid konden ontmoeten.
Hij hief zijn wapen. ‘Ik ben niet alleen,’ zei ik, hoewel ik niet geloof dat het angst was die me daartoe dreef. Het liet mij werkelijk onverschillig of hij me neer zou schieten of niet. De uitdrukking van zijn gezicht veranderde niet, maar zijn wijsvinger ontspande zich rondom de trekker van de revolver, Ik concludeerde hieruit dat hij wel alleen was. ‘Ga weg,’ zei hij in het Soendanees, ‘ga weg, anders schiet ik. Je hebt hier niets te maken.’
(…)
Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welke richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het nooit weten. Ik heb zelf het vermogen verloren hem te herkennen."
Uit: Hella Haasse, Oeroeg
Vragen
Wat is hier aan de hand?
Wat is de belangrijkste open plek?
Wordt die ingevuld?
Wat voor een einde heeft dit fragment?
Welke spanningverhogende technieken (manipulatietechnieken) kan een schrijver gebruiken?
4) Tijd
Theorie
Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken.
Bestudeer de theorie in de Kennisbank over de mogelijkheden om met de tijd te spelen.
Verhaallijnen
Als je de belangrijkste gebeurtenissen op een rij zet, heb je de verhaallijn. Tussen deze gebeurtenissen bestaat normaal gesproken een samenhang. Sommige verhalen hebben meer dan één verhaallijn. De reeksen gebeurtenissen hebben dan een eigen ontwikkeling. Een schrijver kan in verschillende tijdlagen verschillende verhaallijnen (al dan niet chronologisch) beschrijven. Je kunt als schrijver ook in verschillende verhaallijnen verschillende personages hoofdfiguur laten zijn.
Opdracht 2
Wat is het verschil tussen een fabel en een sujet?
Welke functie kan een flashback hebben?
Wat is het verschil met een flashforward?
Wat voor een functieovereenkomst hebben flashback en flashforward?
Leg het verschil tussen vertelde tijd en verteltijd uit.
Lees het fragment en beantwoord de volgende vraag.
Fragment
De dood van een koning
(...)
Het was gelukkig voor de kleine Stach dat hij alleen maar weet had van eten en slapen, die eerste tijd van zijn leven. Want gruwelijke rampen troffen hem. Het begon met zijn vader, die metselaar was. Hij was in die maanden ingeschakeld bij de restauratie van de St.-Aloïsius, de grote kathedraal van Wiss. De morgen na Stachs geboorte kwam er een bode van het paleis. Hij vertelde dat de koning dood was en dat de man die gewoonlijk de vlag uitstak op de Aloïsius de vorige avond kletsnat was geregend en griep had. Of Stachs vader nu zo vriendelijk wilde zijn op de toren de vlag halfstok te hangen. Hij moest toch naar boven.
De metselaar had die nacht natuurlijk niet veel geslapen. Mijmerend over zijn zoon stapte hij mis, wankelde en sloeg achterover van de hoogste omloop.
Ze kwamen het Stachs moeder vertellen aan haar kraambed. De arme vrouw was er zo door geschokt dat ze de kraamvrouwenkoorts niet overleefde en enkele dagen later was Stach een wees.
Uit: Jan Terlouw, Koning van Katoren, 1971
Vraag
Welk begrip uit het hoofdstuk tijd is hier van toepassing?
Vergelijk je antwoorden bij het onderdeel "Antwoorden".
Welke tijdlagen herken je in dit verhaal? Probeer ze te omschrijven.
Maak een schatting van de vertelde tijd van die lagen. Geef argumenten.
Geef de fabel van het verhaal. Is het fragment dus chronologisch geschreven?
Geef een voorbeeld van tijdverdichting.
Geef een korte typering van Roy.
Geef een korte typering van Max.
Wat is de 'Dodge' precies? Welke rol speelt die in dit fragment?
Welke talen, behalve Nederlands, herken je in dit fragment? Wat zegt dat over de plaats waar dit verhaal zich afspeelt?
Meer weten over Stefan Brijs? Kijk eens op de website van zijn uitgever Atlas Contact.
5) Ruimte - Handeling
Theorie
Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, het seizoen, het verleden en de toekomst. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning.
Waarom vermeldt De Bree het feit dat zijn voorganger is weggepest (regel 46).
Wat is hier dus de belangrijkste open plek?
Verklaar in dit verband de titel.
Wat is de vertelde tijd van dit fragment?
Geef de fabel van dit fragment.
Wat is de verteltijd ?
Beschrijf de ruimte.
Is hier sprake van overeenkomst of contrast tussen ruimte en handeling?
Beschrijf de klas. Waarom zal Bordewijk de leerlingen zo genoemd hebben?
Beschrijf het personage van De Bree.
Opdracht 5
Lees het fragment en beantwoord de vragen.
Fragment
Dan loopt Daniël het voorkamertje in waar de vloer bedekt is met vergeelde kranten. De spetters witkalk die erop liggen steken er helderwit tegen af.
In het begin zag je niet dat ik zoveel gemorst had. De kranten zijn nu bijna bruin geworden. Je kan ze niet eens meer lezen. Hij buigt zich diep om de datum van de kranten te lezen. 6 juni. Ik heb ze hier verleden jaar voor de zomervakantie neergelegd. Waarom heb ik het nooit afgemaakt? (...)
Waarom heb ik hier nooit meer planten en meubels neergezet sinds Sonja wegging, alsof in deze kamer een zo ernstige besmettelijke ziekte heeft geheerst dat leven er nooit meer mogelijk is.
Bron: Jan Wolkers, Een roos van vlees, Meulenhof, Amsterdam 1963
Vragen
Beschrijf de ruimte.
Welke sfeer proef je hier?
Heb je hier te maken met overeenkomst tussen ruimte en handeling of niet?
Motiveer je antwoord.
"Waarom heb ik hier nooit meer planten en meubels neergezet..."
Wat vermoed jij?
Bekijk de volgende filmpjes en beantwoord de vragen.
Michiel de Ruyter
Kees de jongen
Vragen
Beschrijf de ruimtes in de filmpjes.
Wat kun je zeggen over de functies van die ruimtes?
6) Personages
Theorie
In een roman, novelle of verhaal spelen personages een bepaalde rol.
Lees er meer over in de Kennisbank.
Wat zijn de belangrijkste rollen die personages kunnen hebben?
Welk probleem kun je als lezer hebben met de normen en waarden van een hoofdpersoon?
Wat is een speaking name? Ken je een voorbeeld?
Lees het volgende fragment:
Fragment
Zilver bladert in het Boek met Duizend Platen.
Hij kijkt naar een man die niet kan lachen. Zweren op zijn mond, zijn neus weggerot, wat tussen zijn benen hangt is rood en ziek. Hij is kaal. Syfilis in het laatste stadium, staat eronder. Met zijn lippen heeft deze man vrouwen gezoend, met zijn neus hun geuren opgesnoven. Zij streelden zijn schouders. Hun vingers trokken door zijn haar. Misschien had hij zwarte krullen, weerbarstig, door geen kam of vet te bedwingen. Zijn ogen zijn aangetast. Zo komen zoeners te pas.
Zilver voelt aan zijn krullen en likt zijn lippen. Hij is nog heel.
Uit: Adriaan van Dis, Zilver of het verlies van de onschuld, Uitgeverij Meulenhoff Amsterdam 1988
Typeer de hoofdpersoon uit dit fragment en vertel waar hij mee bezig is.
Leg in dat verband ook de ondertitel uit. Verwerk citaten in je antwoord.
Lees hier een fragment uit het boek: Het Diner. Beantwoord daarna de vragen.
In dit fragment lopen heden en verleden nogal door elkaar.
Probeer de fabel te schrijven.
Wat is hier de belangrijkste open plek?
Wordt die open plek ingevuld?
Wat voor een soort einde heeft dit fragment?
Geef een beschrijving van de ruimte van het heden.
Wat kun je zeggen over de functie van die ruimte? In hoeverre kun je hier van contrast of overeenkomst tussen ruimte en handeling spreken?
Beschrijf de hoofdfiguur.
Wat kun je zeggen over zijn normen en waarden?
In hoeverre maken die normen en waarden identificatie makkelijker of moeilijker?
Probeer ook de jongens te typeren.
Wat bedoelt de schrijver met de zin: "Het was het sleutelmoment, de lachende jongens eisten hun plek op in dat collectieve geheugen."
7) Perspectief verteller
Theorie
Een schrijver bepaalt door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Hij laat ons de gebeurtenissen vanuit een bepaalde gezichtshoek meebeleven. We noemen de gezichtshoek ook wel het perspectief. De verteller door wiens ogen we het verhaal beleven, hoeft niet dezelfde te zijn als de schrijver.
Bestudeer de informatie in de Kennisbank over de vertelperspectieven.
Voorbeelden van boeken met een meervoudig perspectief zijn De kroongetuige van Maarten 't Hart en Omtrent Deedee en De Metsiers van Hugo Claus.
Bekijk ook het filmpje 'Wie vertelt?' voor meer informatie over de vertelperspectieven.
Opdracht 8
Lees de fragmenten en probeer de vragen te beantwoorden.
Fragment 1
'Kijk', zei ik, 'het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,' en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.
Toen ik een stokoud mannetje decapiteerde, wilde hij het graag van dichtbij zien – zoals ik trouwens verwacht had – dat het bloed breeduit over zijn kleding spatte.
Bron: Maarten ’t Hart, De kroongetuige, De Arbeiderspers Amsterdam 1983
Vragen (fragment 1)
Wat wordt er bedoeld met decapiteren?
Welk perspectief wordt hier gebruikt?
Fragment 2
Zilver bladert in het Boek met Duizend Platen.
Hij kijkt naar een man die niet kan lachen. Zweren op zijn mond, zijn neus weggerot, wat tussen zijn benen hangt is rood en ziek. Hij is kaal. Syfilis in het laatste stadium, staat eronder. Met zijn lippen heeft deze man vrouwen gezoend, met zijn neus hun geuren opgesnoven. Zij streelden zijn schouders. Hun vingers trokken door zijn haar. Misschien had hij zwarte krullen, weerbarstig, door geen kam of vet te bedwingen. Zijn ogen zijn aangetast. Zo komen zoeners te pas. Zilver voelt aan zijn krullen en likt zijn lippen. Hij is nog heel.
Bron: Adriaan van Dis,Zilver of het verlies van de onschuld, Uitgeverij Meulenhoff Amsterdam 1988
Vraag (fragment 2)
Wat is hier het perspectief? Ondersteun je antwoord met citaten uit het fragment.
Fragment 3
Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar. Elk omgeven door een tuin hadden zij met hun kleine balkons, erkers en steile daken de allure van villa's, ofschoon zij eerder klein waren dan groot; op de bovenverdieping hadden alle kamers schuine muren. Zij stonden er verveloos en enigszins vervallen bij, want ook in de jaren dertig was er niet veel meer aan gedaan. Elk droeg een brave, burgerlijke naam uit onbezorgder dagen: Welgelegen, Buitenrust, Nooitgedacht, Rustenburg
Bron: Harry Mulisch, De aanslag, De Bezige bij, Amsterdam 1983
Vraag (fragment 3)
Wat is het perspectief in dit citaat? Ondersteun je antwoord met een citaat.
8) Thematiek
Theorie
Om een thema van een verhaal te kunnen vinden heb je informatie nodig over de titel, het motto, de motieven en de belevenissen van de personages. Deze gegevens kunnen je helpen het thema vast te stellen. Lees er meer over in de Kennisbank: Thematiek.
Bekijk het filmpje voor meer informatie over hoe je de thematiek van een verhaal of een boek kunt vinden.
Opdracht 9
Lees het verhaal Pleziertrein en maak daarna de vragen.
Wat kun je zeggen over de tijd in dit verhaal?
Geef de fabel van dit verhaal.
"Kijkt u het maar na in een oude almanak en u zult zien dat 't klopt."
Wat klopt er?
Beschrijf de ruimte. Welke elementen zijn hier van belang?
Typeer de hoofdpersoon. Welke gevoelens beheersen hem?
Beschrijf het perspectief.
Noem twee motieven.
Wat is volgens jou het thema? Geef argumenten.
9) Stijl
Theorie
Als je het hebt over de stijl van een schrijver, bedoel je alles wat opvallend is aan zijn taalgebruik. Als je een beoordeling van de stijl van een schrijver moet geven, let je op de onderstaande stijlkenmerken.
Stijlkenmerken
Zijn de zinnen kort of lang?
Gebruikt de schrijver veel/weinig bijvoeglijke en/of zelfstandige naamwoorden?
Is de tekst moeilijk of makkelijk geschreven?
Gebruikt de schrijver vaak de lijdende/bedrijvende vorm (de bedrijvende vorm is directer, zorgt voor meer beleving)?
Is de tekst in de verleden/tegenwoordige tijd geschreven? De tegenwoordige tijd zorgt voor meer betrokkenheid, de verleden tijd schept wat meer afstand.
Heeft de schrijver een voorkeur voor bepaalde leestekens? Puntjes (….) bijvoorbeeld kan je gebruiken om spanning op te wekken.
Maakt de schrijver veel gebruik van ironie? De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt. Hij spot met bepaalde zaken of zichzelf (zelfspot) en maakt veel gebruik van neologismen (nieuwe woorden) en stijlmiddelen als overdrijvingen, understatements en beeldspraak.
Opdracht 10
Hieronder vind je een aantal fragmenten.
Lees deze fragmenten en noteer per fragment een aantal stijlkenmerken (minimaal twee per fragment).
Fragment 1 - Bint De strafdag
Van der Karbargenbok was voor één heelen dag weggezonden. Bint had over deze inkorting van straf geen uitleg gegeven. Het stelde de Bree teleur. Hij was te trotsch om te vragen. Hij had toch altijd zeven blijvers.
Hij was 's middags terug vóór twee. Hij had geen andere blijvers dan uit de hel. Hij deed er het licht aan, liet de deur open. Telkens ging de deurbel. De conciërge slofte af en aan. Het gespuis kwam binnen. Ze waren ongeveer op tijd. Hij liet het zoo.
Bron: Ferdinand Borderwijk - Bint
Stijlkenmerken:
bijvoorbeeld: korte zinnen
Fragment 2 - Hersenschimmen
In het leven terug? ... maar waar is zoiets gebleven? ... is er wel zoiets? ... of was gewoon alles inbeelding van het hoofd? ... hersenschimmen?
Bron: Bernlef - Hersenschimmen
Stijlkenmerken:
Fragment 3 - Joe Speedboot
De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.
Bron: Tommy Wieringa - Joe Speedboot
Stijlkenmerken:
Fragment 4 - Ik ook van jou
Was dit jaar eindelijk voor zichzelf achtergekomen, durfde eindelijk hardop te zeggen dat hij 'hmo' was, weet je nog? Ik weet nog dat wij hem van onder het dekbed overrompeld en verbouwereerd aankeken. ‘Hoor ik nou goed wat je zegt dat je ...?’ vroeg jij.
Constantin stond op van de rand van het grote bed, liep naar het raam en zei met katholieke geëxalteerdheid: ‘Ja jongens, ja. Ik ben homoseksueel.’
Bron: Ronald Giphart - Ik ook van jou
Stijlkenmerken:
Fragment 5 - De verrekijker
“En weet u hoe het komt dat u pas om 16.00 uur uw gereserveerde kamer kunt betrekken? En waarom u de volgende morgen uiterlijk om 10.15 uur al weer moet opkrassen?
Dat komt omdat de twee illegale Congolese kamermeisjes, die bij wijze van arbeidsloon het door drie à vier meelevende gasten op het nachtkastje achtergelaten kleingeld mogen opstrijken, deze zesendertig kamers elke dag opnieuw met hun beidjes aan kant moeten maken en zij dit heidense karwei echt niet sneller dan in vijfenhalf uur kunnen klaren.
Bron: Kees van Kooten - De verrekijker
Stijlkenmerken:
Fragment 6 - Arendsoog
In mijn jeugd moest ik het doen met Arendsoog en zijn vriend Witte Veder. Zij losten voor mij de schoten in de prachtboeken van J. Nowee, die later werd opgevolgd door zijn zoon P. Nowee. Ik las de door mijn broers stuk gelezen exemplaren gloeiend van de spanning. Ik heb het over begin jaren zestig van de vorige eeuw. Mijn lagere schooltijd. Best wel behelpen toen. Geweerschoten in een boek. Was deze week dan ook jaloers op die Zaanse schoolkinderen, die tijdens het speelkwartier met hun eigen oogjes zagen hoe de buurman door vier mannen werd neergemaaid met kalasjnikovs. Dat is pas avontuur. Met zijn allen naar binnen vluchten en de bezemkast induiken. Weer eens wat anders dan die geestdodende computerspelletjes.
De dag na deze criminele afrekening was het Nationale Buitenspeeldag. Hoorde een muts metafoor op de radio op zo’n pedagogisch toontje vertellen hoe belangrijk het is dat kinderen buiten spelen. Week eerder hoorde ik een zelfde soort troela ons waarschuwen hoe gevaarlijk het is als kinderen te vaak buiten spelen. Ze worden dan blootgesteld aan te veel zon. De kans op huidkanker is enorm. Insmeermoeders moesten er komen. Kinderen van top tot teen in de zonnebrandcrème. En kogelvrije vesten dus!
Bron: Youp van 't Hek - Arendsoog (NRC 13-6-2015)
Het arrangement Literatuur: verhaalanalyse havo 4 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Margriet Zijlstra
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-09-29 12:53:14
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.