Opdracht 1

  1. Lees het volgende fragment:
  2. "Ik weet niet hoe lang wij daar tegenover elkaar stonden, zonder te spreken. Ik verroerde mij niet, hij evenmin. Ik wachtte, maar zonder angst, in volkomen ontspanning. Het kwam mij voor dat dit het moment was waartoe alle gebeurtenissen, sinds de geboorte van Oeroeg en mij, onherroepelijk geleid hadden. Het was in ons gegroeid en gerijpt, buiten onze wil, buiten ons bewustzijn om. Hier was, voor het eerst, het kruispunt waarop wij elkaar in uiterste eerlijkheid konden ontmoeten.
    Hij hief zijn wapen. ‘Ik ben niet alleen,’ zei ik, hoewel ik niet geloof dat het angst was die me daartoe dreef. Het liet mij werkelijk onverschillig of hij me neer zou schieten of niet. De uitdrukking van zijn gezicht veranderde niet, maar zijn wijsvinger ontspande zich rondom de trekker van de revolver, Ik concludeerde hieruit dat hij wel alleen was. ‘Ga weg,’ zei hij in het Soendanees, ‘ga weg, anders schiet ik. Je hebt hier niets te maken.’
    (…)

    Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welke richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het nooit weten. Ik heb zelf het vermogen verloren hem te herkennen."
    Uit: Hella Haasse, Oeroeg


    Vragen
    1. Wat is hier aan de hand?
    2. Wat is de belangrijkste open plek?
    3. Wordt die ingevuld?
    4. Wat voor een einde heeft dit fragment?
  3. Welke spanningverhogende technieken (manipulatietechnieken) kan een schrijver gebruiken?