Welkom op de website over meidenvenijn. Mijn naam is Noortje Ankoné en ik ben werkzaam bij scholengemeenschap Consent. Consent is een scholengemeenschap in Oost-Nederland (gemeenten Enschede, Oldenzaal, Losser en Dinkelland) waarbij 7200 leerlingen les volgen op één van de 32 diverse onderwijsplaatsen (Consent, 2019).
Vanaf schooljaar 2018-2019 ben ik van start gegaan met de master EN route gedragsspecilist. Hier heb ik voor gekozen aangezien ik vanuit intuitië handelde en deze niet theoritisch kon verantwoorden naar ouders en collega's.
Ik werk op basisschool La Res te Enschede. Een fijne, veilige school waarin alle leerlingen en leerkrachten zichzelf durven te zijn. Mijn groep 5 is een hechte groep met 25 leerlingen. Ondanks de hechte band, kom ik maandelijks in aanraking met meiden die elkaar buitensluiten, vormen van manupulatie en meiden die elkaar uitlachen of in de steek laten.
Probleemcontext
"Meidenvenijn kan hardnekkig zijn en lastig zijn om uit te roeien" (Visser, 2016). Voorafgaand aan deze module liep de groepsleerkracht van groep 5 tegen dit probleem aan. Uit gesprekken met collega’s van de middenbouw bleek dat zij geen handvaten konden aanreiken aan de groepsleerkracht van groep 5. Aan de hand van een gesprek met de intern begeleider is de leerkracht in gesprek gegaan met de pedagogisch medewerker van groep 7/8. Zij maakt gebruik van de methode ‘Meidenvernijn is niet fijn’ in deze unit. Uit dit gesprek kwam naar voren dat er een aantal onderwerpen binnen de middenbouw aangeboden kan worden mits een goede voorbereiding.
Als leerkracht voel je vaak aan als er iets speelt in de klas, al kun je er niet gelijk een vinger op leggen. Meiden die over elkaar roddelen of buitensluiten. Anno 2019 vinden er helaas nog dagelijks in veel basisschool klassen in Nederland vormen van ruzies en discussies plaats onderling meiden. Als leerkracht/ docent is het lastig om hierin verandering in aan te brengen. Hoe zorg je er als leerkracht voor dat het venijn in de klas ophoudt/ verminderd?
Meidenvenijn
Als leerkracht wil je dat alle leerlingen met plezier naar school kunnen gaan. Dat zij zich kunnen ontwikkelen in een veilige leeromgeving. Deze overtuiging wordt aan de hand van een onderzoek van Meta Sklad (2012) bevestigd. Uit dit onderzoek kan verder worden geconcludeerd dat meidenvenijn negatieve invloed kan hebben op de cognitieve ontwikkeling.
Meidenvenijn
De term meidenvenijn is bedacht door Anke Visser (2004) om het kwetsen onderling meiden te omschrijven, maar deze term is nog niet opgenomen in het Nederlandse woordenboek. Het woord venijn is als volgt omschreven: "Venijn: verborgen, scherpe woede. Venijn spuwen over iemand = gemene dingen over iemand zeggen" (van Dale, 2016). Meidenvenijn kan omschreven worden als verborgen acties, waarmee meiden elkaar onderling onderuit proberen te halen (Visser, 2016).
Kenmerken
Meiden gebruiken subtiele middelen om de macht binnen de klas te bemachtingen. Dit gegeven past bij de verwachtingen die de maatschappij over meiden. Meiden blijven ondanks het subtiele venijn lieve, zoete kinderen, maar ondertussen ondermijden ze elkaar onderling. Volgens Patrick van Veen (2017) nemen leerkrachten maar 20 procent van het pestgedrag waar, waardoor meiden het gedrag glashard kunnen ontkennen.
Een ander kenmerk is het bewust ondermijnen van relaties. Volgens HUMO (2018) gebruiken meiden de relatie om andere meiden te kwetsen. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: "Ik speel vandaag niet met jou, want ik ga al me iemand anders spelen" of "Als jij met diegene speelt, hoor je niet meer bij ons".
Soorten meidenvenijn
Hierboven werden al de kenmerken van meidenvenijn omschreven. Het bestaat al eeuwen in vorm van live-contact, maar sinds de sociale media (Snapchat, Instagram en Whatsapp) op gang is gekomen, vindt het venijn ook op afstand plaats. Het komt in allerlei vormen voor in alle leeftijdscatogorieën en etnische achtergronden. In de onderstaande afbeelding (Visser, 2016, blz. 12) zijn de verschillende soorten meidenvenijn weergegeven.
Verschil jongens en meisjes
Er is een verschil tussen jongens en meisjes als het gaat om de sociaal emotionele ontwikkeling. Vriendschappen gaan anders eraan toe. Uit hersenonderzoek (Sklad, Diekstra & Ritte, 2012) is gebleken dat meiden minder snel een brede, oppervlakkige vriendenkring hebben, maar eerder intieme vriendschappen aangaan. Terwijl jongens eerder een oppervlakkige vriendschappen opbouwen Het belangrijkste voor meiden is dat ze elkaar volledig kunnen vertrouwen en alles (geheimen, dromen en problemen) met elkaar kunnen delen. Jongens daarentegen praten veel minder met elkaar (Visser, 2016).
Een ander verschil is dat meiden conflicten met vriendinnen uit de weg gaan, terwijl jongens de confrontatie eerder opzoeken. De communicatie van jongens zijn kort, direct en actiegericht. Meiden lossen problemen op door de situatie te negeren, toe te geven of door comprissen te sluiten. Ook zijn meiden kwetsbaarder doordat ze meer gericht zijn op andere meiden dan jongens. Door goedkeuring van andere meiden, wordt het zelfvertrouwen en het zelfbeeld gevoed. Volgens Psycholoog Dijkstra (2015) zijn meiden onzekerder over zichzelf dan jongens. Uit onderzoek is gebleken dat 60% van het zelfvertrouwen aangeleerd gedrag is en de andere 40% gentisch bepaald is. Doordat meiden zichzelf vergelijken met anderen, zijn ze minder zelfverzekerd dan jongens. Meiden laten ander pestgedrag zien dan jongens. In de tabel hieronder zijn de verschillen weergegeven.
Binnen elke klas wordt de hiërachie bepaald in de eerste paar weken van de schoolvakantie. Volgens Wiseman (2002) is het daarom van belang om de eerste schoolweken in te zetten op de groepsvorming. Tijdens de groepsvorming ontstaat er een competitie voor de sociale hiërachie. Binnen de hiërachie zijn een aantal rollen te omschrijven:
koningin: heeft veel zelfvertrouwen, populair en is charismatisch.
hofdame(s): de beste vriendinnen van de koningin.
wannebe: voert de wensen van de koningin uit om op die manier toegelaten te worden tot de hechte vriendinnengroep rondom de koningin.
mikpunt-meisje: het onzekere meisje dat door de koningin en haar vriendinnen gepest wordt.
omstanders: de stille getuigen die niet in actie komen op het moment dat ze zien dat het mikpunt gepest wordt (Wiseman, 2002).
Koningin
Er zijn verschillende soorten koninginnen:
het mooiste meisje van de klas: het populairste meisje.
de dramakoningin: zij is de hoofdrolspeelster in de klas. Een schooldag zal de gehele dag om haar moeten draaien.
de bazige bij: zij neemt alle beslissingen over haar vriendinnen
de poppenspeelster: zij bespeelt haar vriendinnen.
Hofdame(s)
de sidekick: zij volgt de koningin trouw.
de bankier: zij verzamelend gevoelige informatie over alle kinderen in de klas. Deze informatie lekt ze naar anderen toe, zodat zij er beter van kan worden.
Handvaten voor in de klas
Signalen
Er zijn diverse signalen als het gaat om pestgedrag bij leerlingen. De Radboud universiteit in Nijmegen heeft samen met Apemanagement (2019) een signaalkaart ontwikkeld waarmee leerkrachten geholpen worden om gericht naar de signalen van pestgedrag te kijken. De volgende signalen zijn zichtbaar op het moment dat een leerling gepest wordt:
Een signaal kan zijn als leerlingen vaak afwezig of ziek zijn. Ten tweede zijn het leerlingen vaak leerlingen die alleen zijn tijdens de pauzes of die aangesproken worden met een bijnaam. Ook leerlingen die langer in de klas blijven hangen, kan een signaal zijn of als leerlingen als laatste gekozen worden bij een groepsindeling of samenwerkingen.
Volgens Anke Visser(2016) zijn er nog een aantal signalen die speciaal gelden voor meidenvenijn(zie afbeelding hieronder)
(Visser, 2016, blz 46)
Gevolgen
Een gevolg van meidenvenijn is dat meiden die langere tijd heben geleden onder de verborgen acties van andere meiden beschadigd raken. In de eerste plaats kunnen ze niet/ minder goed in een sociale groep functioneren. Dit wordt veroorzaakt oordat het zelfvertrouwen is aangetast door het meidenvenijn. Deze onzekerheid nemen ze met zich mee op het moment dat ze nieuwe sociale relaties willen aangaan. Het gevolg is dat het opbouwen van relationele banden moeizaam verloopt (Visser, 2016). Volgens hoogleraar Pol van Lier (2010) zijn leerlingen kwetsbaar op het moment dat ze door klasgenoten afgewezen worden. De leerlingen zullen zich nog onzekerder voelen op het moment dat zij naast de afwijzing van de leerlingen ook een afwijzing krijgen van de leerkracht. Dit gebeurd bijvoorbeeld op het moment dat de leerkracht niet in actie komt op het moment dat er meidenvenijn binnen de klas speelt.
Er bestaan een aantal mythes rondom meidenvenijn:
Zo zijn meiden nu eenmaal: meidenvenijn is niet normaal sociaal gedag en moet gecorrigeerd worden door de leerkracht.
Meidenvenijn is damesdrama: Er zijn veel leerkrachten die geïriteerd raken door het venijn, maar het is belangrijk om als leerkracht interventies (zie werkvormen) in te zetten.
Meidenvenijn is een fase: Meidenvenijn blijft voortbestaan, mits er niets aan gedaan wordt.
Meidenvenijn speelt pas in de bovenbouw: Meidenvenijn vindt in alle leeftijdscatogorieën plaats: van de kleuters tot en met het bejaardentehuis (Visser, 2019).
Adviezen voor de leerkracht
Om meidenvenijn tegen te gaan, is het belangrijk om aandacht te spenderen aan groepsvorming in de eerste zes weken vna het schooljaar. In deze periode is het belangrijk om een fijne sfeer te creëren in de klas. Psycholoog Boaz Bijleveld (2013) noemt deze weken de gouden weken waarbij de leerkracht de hoofdrol speelt.
In zes weken tijd ondergaat elke groep een aantal vaste ontwikkelingsfasen:
Forming: de groep oriënteert zich op elkaar
Storming: de rangorde binnen de groep wordt bepaald, leiders komen bovenaan de hiërachie te staan.
Norming: de groepsregels worden opgesteld:de groepsnormen worden door de leiders bepaald.
Performing: de groep gaat aan de slag met de groepsregels.
Adjourning/ Reforming: de groep sluit het samen af (Tuckman, 1965).
Het is belangrijk om als leerkracht het groepsproces te begeleiden. Als dit niet gebeurd, is het gevolg dat de populairste kinderen de macht krijgen. Als het om een positieve leider gaat, ontstaan er geen problemen, mits er geen misbruik gemaakt wordt van de macht. Als het om negatieve leider gaat dan wordt er geregeerd met intimidatie en uitsluiting. Het blijft belangrijk om als leerkracht in te zetten op de groepsvorming. Dat betekend na elke vakantie en verandering binnen de klas, moet er worden ingezet op groepsvorming (Tuckman, 1965; Visser, 2016)
Voor het ontstaan van een positieve groep wordt er bewust omgegaan met de fasen van groepsontwikkeling. Door de gedragsregels door de leerlingen te laten opstellen, zullen zij elkaar meer op de regels wijzen. Dit komt aangezien ze zelf de regels hebben opgesteld. In de eerste fase zorgt de leerkracht voor kennismakingsspellen en samenwerkingsopdrachten (bijv. Kagan & Kagan, 2014), zodat de leerlingen elkaar leren kennen. Tijdens de stormingfase is het van belang dat de leerkracht de regels consequent nastreeft, zodat de consequenties duidelijk zijn voor leerlingen (ook de koningin en de hofdame(s) op het moment dat de regels niet nagestreeft worden. Daarentegen wordt goed gedrag beloond door de leerkracht. Het geven van complimenten is daarbij van belang (Visser, 2016).
De leerkracht is onlosmakelijk verbonden met de klas. Door je empatische gevoelens merk je wanneer er iets binnen de klas speelt. Het is belangrijk om te beseffen dat leerkrachten net als kinderen 'vallen' voor de natuurlijke leidsters. Uit het pygmalion onderzoek (Rosenthal & Jacobsen, 1968) is gebleken dat aantrekkelijke mensen/ kinderen automatisch positieve verwachtingen worden toegekend. Als leerkracht is het daarom goed om iedereen aandacht te geven, niet alleen de 'natuurlijke leiders' die altijd voor de leerkracht klaar staan, maar juist ook diegene die rustiger overkomt in de klas. Deze kinderen zijn over het algemeen minder zelfverzekerd. Door hen te complimenteren, zal hun zelfvertrouwen ontwikkelen. Dit heeft als gevolg dat kinderen minder kwetsbaar worden voor meidenvenijn. Als kinderen namelijk zelfverzekerd zijn, zullen zij niet door de koningin en haar vriendinnen gepest worden (Visser, 2016).
Het is belangrijk dat de leerkracht beseft dat meidenvenijn niet opgelost kan worden door er 'zand overheen te doen'. Door de strijdende meiden tijdelijk uit de buurt te houden en vervolgens in te zetten op kleine samenwerkingsopdrachten kan het vertrouwen onderling de meiden weer aangroeien. Als leerkracht is het belangrijk om de strijdende meiden in de gaten te blijven houden ondanks het lijkt dat de meiden 'goed' met elkaar overweg gaan. Het draait bij meidenvenijn namelijk om één ding: Macht. De strijd ontstaat waar groepen meiden samenkomen, buiten het oog van volwassenen zoals op de gang, op het schoolplein of onderweg naar school/ huis.
Activiteiten en werkvormen
In de eerste plaats is het belangrijk om in te grijpen op het moment dat de leerkracht signalen opvangt in de klas. De pedagogisch Mederwerker van unit 7/8 van basisschool La Res gaf aan dat het vooral belangrijk is om het gesprek aan te gaan met de leerlingen. "Het begint bij het starten van een conversatie. Op die manier begin je heel laagdrempelig over het onderwerp meidenvenijn". Door gebruik te maken van oplossingsgerichte gespreksvoering (Bannink, 2013), laat je de leerlingen met een oplossing komen. Hierdoor zijn de leerlingen betrokken en zullen zij elkaar aansporen om zich aan de gemaakte afspraken te houden.
Als bijlage is een powerpoint toegevoegd, die ik in mijn klas heb gegeven om het gesprek rondom meidenvenijn aan te wakkeren.
Daarnaast is het Volgens Visser (2016) vooral van belang dat de leerkracht oog heeft voor meidenvenijn en dat hij/zij laat merken dat hij het gedrag doorheeft. De reactiesnelheid is daarbij van belang. Het is belangrijk om tijdens observaties te letten op signalen van meidenvenijn (zie het worddocument om meer werkvormen in te zien).
Het is belangrijk om samen met de intern begeleider of een gedragspecialist te kijken naar de signalen die de leerkracht opvangt. Daarbij is het belangrijk om vanuit de theorie van Bronfenbrenner naar de leerlingen te kijken. Door deze theorie te gebruiken, kan er gekeken worden waar het probleem zich voor doet en hoe het opgelost kan worden.
Ook is het van belang om aandacht te spenderen aan de groepsvorming (Tuckman, 1965) tijdens de gouden weken, na vakanties en op momenten dat er veranderingen optreden in de klas (leerling verlaat de klas of er komt een leerling bij). Door Cooperatieve leerstrategiën in te zetten, leren kinderen met elkaar samen te werken (Kagan & Kagan, 2014).
Een klassieke ingreep bij meidenvenijn is het de schuld geven van de koningin en de gepeste positieve aandacht geven. Uit onderzoek (Olweus, ) is gebleken dat er meer betrokkenen zijn bij pestgedrag dan de koningin en de gepeste. Aan de hand van het onderzoek van Olweus () heeft Bob van der Meer (1988) een vijfsporenaanpak uitgewerkt:
hulp bieden aan de gepeste leerling.
hulp bieden aan de pestende leerling.
in kaart brengen van de zwijgende leerlingen en verantwoordelijkheid geven.
Professionalisering bieden aan leerkrachten op het gebied van preventie van pesten.
Professionalisering van ouders op het gebied van pesten.
Op het moment dat de rollen en het bijbehorende gedrag wordt los gelaten door alle betrokkenen, kan het sociale systeem veranderen en zal het meidenvenijn afnemen. Het is daarbij van belang dat de leerlingen door ouders en leerkrachten begeleid worden (Visser, 2016).
Door de theorie van Ofman (2002) in te zetten, kunnen leerlingen tot nadenken worden gezet. Bij deze theorie gaan leerlingen over zichzelf hun kernkwaliteiten en valkuilen opschrijven. Hierdoor krijgen de leerlingen meer eigen inzicht in het handelen. Hier kan vervolgens het gesprek over gevoerd worden (zie hieronder een afbeelding over de kernkwadranten van Ofman).
Bijleveld, B. (2013). De gouden weken. Groepsvorming en ouderbetrokkenheid. Edu-force.
HUMO. (25 januari 2018). Hoe meisjes elkaar stiekem de duivel aandoen.'
Kagan, S. & Kagan. (2014). Coöperatieve leerstrategieën - reach, principes en de praktische uitwerking. Uitgeverij Bazalt.
Lier, P. van (2010). Van je medeleerlingen moet je het hebben: over de centrale rol van leeftijdsgenoten in de ontwikkeling.Vrije universiteit Amsterdam.
Meer, B. van (1988). De zondebok in de klas. KPC.
Ofman, D. (2002). Bezieling en kwaliteit in organistaties. het beroemde boek voor creërende mensen en creërende organisaties. Servire.
Rosenthal, R. & Jacobsen, L. (1968). Pygmalion in the classroom. Teacher expectation and pupils intellectual development. Crown House Publisching Company.
Sklad, M. Diekstra, R., Ritte, M. de, Ben, J & Gravesteijn, C. (2012). Effectiveness of school based universal social, emotional, and bahavioral programs: Do they enhance student development in the area of skill, behavior, and adjustment? https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1002/pits.21641
Stevens, L. (red). (2004). Zin in school. CPS.
Visser, Anke. (2016). Meidenvenijn in het basisonderwijs, preventie en aanpak. Uitgeverij Pica.
Wiseman, R. (2006). Queen bees & wannabes: helping your daughter survive cliques,gossip, boyfriends and the new realities of girl word. Random House.
Het arrangement Meidenvenijn is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Noortje Ankone
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2019-06-19 10:55:37
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Aan de hand van het preventieboek van Anke Visser (2016) is inzichtelijk gemaakt wat meidenvenijn is en wat er vervolgens gedaan kan worden tegen meidenvenijn.
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Meidenvenijn
nl
Noortje Ankone
2019-06-19 10:55:37
Aan de hand van het preventieboek van Anke Visser (2016) is inzichtelijk gemaakt wat meidenvenijn is en wat er vervolgens gedaan kan worden tegen meidenvenijn.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.