Vruchtbaarheid en fokkerij
Fokdoelen
Fokdoelen….
Wanneer jullie aan het werk gaan in de dierenartspraktijk gaan jullie via verschillende wegen te maken krijgen met eigenaren van dieren waarmee ze willen fokken. Bedenk eens welke vragen jij moet kunnen beantwoorden en welke zaken rondom fokkerij en voortplanting jij moet kunnen uitvoeren.
Opdracht 1: Wat denken jullie dat jullie de komende weken gaan leren?
Opdracht 2: We hebben de bovenstaande vraag besproken, maak nu een overzicht van welke vragen jullie moeten kunnen beantwoorden en welke handelingen jij uit moet kunnen voeren.
Opdracht 3: Voordat eigenaren met hun dier gaan fokken mag je ervan uit gaan dat ze van tevoren een fokplan maken. Welke onderdelen verwacht jij allemaal in een fokplan?
Opdracht 4: Jullie lopen nu allemaal stage bij een productiedierenbedrijf. Ga eens bedenken wat het fokdoel is van de dieren op jullie bedrijf? beantwoord voor de dieren op jullie bedrijf de onderstaande vragen. Ik kan mij voorstellen dat je nu nog niet alles weet. Wat je nu niet kan beantwoorden mag je op stage na vragen.
- Rasbeschrijving van de dieren op jouw BPV bedrijf
- Welk gebruiksdoel hebben de dieren op het bedrijf
- Welk fokdoel heeft het bedrijf: willen ze vooral veel jongen, hebben ze eisen over de bouw van de jongen?
- Waar selecteren ze de ouderdieren op?
Opdracht 5: Als je kijkt naar de fokkerij van gezelschapsdieren dan is er de afgelopen jaren wel het een en ander misgegaan. Kijk eens naar het onderstaande linkje. Waarom denk je dat het zo is misgelopen?
https://dogbehaviorscience.wordpress.com/2012/09/29/100-years-of-breed-improvement/
Opdracht 6: Probeer eens een lijst met veel voorkomende honden en katten te vormen en de gebreken die zijn ontstaan door het fokken met deze dieren.
Opdracht 7: Kun je bij koeien ook gebreken bedenken die door verkeerd fokken zijn ontstaan?
Opdracht 8: Als je als fokker hebt bedacht dat je toch echt wil gaan fokken en je hebt ook bedacht met welke dieren je wilt gaan fokken moet je ook nog in beeld brengen wanneer een juist moment is om te gaan fokken. Voordat we dat voor verschillende dieren uit gaan zoeken moet je eerst een aantal termen kennen. Zoek de betekenis van de onderstaande termen uit.
Geslachtsrijp
|
|
Fokrijp
|
|
Bronst
|
|
Bronstcyclus
|
|
Opdracht 9: Vul de onderstaande tabel in (bewaar dit lesmateriaal goed, je hebt dit de komende jaren vaker nodig).
|
Geslachtsrijp
|
Fokrijp
|
Bronstcyclus
|
Teef klein
|
|
|
|
Teef middel/groot
|
|
|
|
Reu
|
|
|
|
Merrie
|
|
|
|
Hengst
|
|
|
|
Zeug
|
|
|
|
Voedster
|
|
|
|
Ram
|
|
|
|
Beer
|
|
|
|
Koe
|
|
|
|
Stier
|
|
|
|
Hormooncyclus
Hormooncyclus….
We hebben het al over fokdoelen gehad, bronst, geslachtsrijp en fokrijp gehad. Nu gaan we een stapje verder. Hoe zit het met de geslachtsorganen? Welke hormonen zijn betrokken? Welke cyclus hebben de dieren?
Opdracht 1: In het kenniskiemboekje natuurlijke voortplanting (zie onder kopje "bronnen") en anatomie staan afbeeldingen van het vrouwelijk geslachtsapparaat. Ze alle onderdelen uit het vrouwelijk geslachtsapparaat eens onder elkaar en benoem van elk onderdeel de functie.
Opdracht 2: Nu gaan jullie hetzelfde uitvoeren maar dan voor het mannelijke dier. Uit welke onderdelen bestaat het mannelijk geslachtsorgaan en welke functies hebben de verschillende onderdelen.
Opdracht 3: Welke hormonale cyclus heeft een poes?
- Welke bronstcyclus heeft een poes?
- Hoe noem je de bronst van een poes?
- Hoe herken ik de bronst van een poes?
- Wanneer in de bronst zijn ze het meest vruchtbaar?
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee houden?
Opdracht 4: Welke hormonale cyclus heeft een teef?
- Welke bronstcyclus heeft een teef?
- Hoe noem je de bronst van een teef?
- Hoe herken ik de bronst van een teef?
- Werk alle fases goed uit; geef aan wanneer ze het meest vruchtbaar zijn, wanneer kun je een progesterontest doen.
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee houden?
Opdracht 5: Welke hormonale cyclus heeft een voedster?
- Welke bronstcyclus heeft een voedster?
- Hoe noem je de bronst van een voedster?
- Hoe herken ik de bronst van een voedster?
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee houden?
Opdracht 6: Welke hormonale cyclus heeft een merrie?
- Welke bronstcyclus heeft een merrie?
- Hoe noem je de bronst van een merrie?
- Hoe herken ik de bronst van een merrie?
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee houden?
Opdracht 7: Welke hormonale cyclus heeft een zeug?
- Welke bronstcyclus heeft een zeug?
- Hoe noem je de bronst van een zeug?
- Hoe herken ik de bronst van een zeug?
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee houden?
Opdracht 8: Welke hormonale cyclus heeft een koe?
- Welke bronstcyclus heeft een koe?
- Hoe noem je de bronst van een koe?
- Hoe herken ik de bronst van een koe?
- Waar moet ik in de bronstperiode rekening mee koe?
Hormonen
Geslachtsorganen en hormonen….
We hebben het al over fokdoelen gehad, bronst, geslachtsrijp en fokrijp gehad. Nu gaan we een stapje verder. Hoe zit het met de geslachtsorganen? Welke hormonen zijn betrokken? Welke cyclus hebben de dieren?
Opdracht 1: Wat is cryptorchidie en monorchidie, en hoe gevaarlijk is dit?
Opdracht 2: Sommige dieren hebben een geïnduceerde ovulatie. Wat is dit en hoe werkt dit?
Opdracht 3: Bestudeer het schema van de vrouwelijke geslachtshormonen (staat op pagina 2 in het wordbestand) en zorg dat je weet wat de hypofyse, de FSH, de LH, oestrogeen en progesteron doet. Maak een duidelijke tabel.
Opdracht 4: Maak voor het mannelijk dier een gelijkwaardig schema. Benoem de hormonen en waar deze worden aangemaakt.
Opdracht 5: Een bevruchting is een samensmelting van eicel en zaadcel, dit zat geen groot nieuws voor jullie zijn. Bij de zaadcellen en eicellen vindt er ook iets plaats wat ze meiose noemen.
Leg uit wat meiose is en waarom dit ook noodzakelijk is.
Opdracht 6: Een andere vorm van celdeling is mitose, wat verschilt mitose met meiose?
Genetica de basis
Genetica de basis….
We hebben het in de afgelopen weken al over fokdoelen gehad, de cyclussen van de verschillende dieren en hun hormonen. Nu gaan we ons iets meer verdiepen in de basisgenetica. Hier hebben jullie tijdens eerdere biologielessen het vast al eens over gehad. Maar nu gaan we kijken wat we nog weten en waarschijnlijk wat nieuwe dingen leren.
Eerst even wat verschillende termen die over basisgenetica gaan. Geef uitleg over de onderstaande begrippen door de vragen te beantwoorden. Gebruik het digitale boekje “basis genetica” die bij de bronnen staat.
Opdracht 1: Wat is de betekenis van het begrip genetica?
Opdracht 2: Wat is het verschil tussen fenotype en genotype?
Opdracht 3: Waar wordt fenotype door bepaald?
Opdracht 4: Hoe kan het dat een labrador die in Alaska opgroeit er anders uit kan zien dan een labrador die hier opgroeit?
Opdracht 5: Sommige eigenschappen van dieren/mensen/planten hebben een hoge erfelijkheidsgraad en sommige eigenschappen een lage. Leg eens uit wat ik hier mee bedoel.
Opdracht 6: Waarom kan het als dierverzorger, fokker en zelfs als paraveterinair handig zijn om wat van erfelijkheidsleer af te weten?
Opdracht 7: Geef uitleg over de onderstaande begrippen.
Een lichaam bestaat uit miljarden cellen, elke cel heeft een celkern. In deze celkern zitten chromosomen.
Wat doet een chromosoom/waar bestaat hij uit?
|
|
In chromosomen zit DNA, dat voor elk individu uniek is.
DNA bestaat weer uit verschillende genen.
Wat is een gen?
|
|
Hoe noem je de plek waar een gen ligt binnen een chromosoom?
|
|
In die celkern komt elke chromosoom 2x voor. In paren, dat noem je dan ook een chromosomenpaar. Een chromosoom heb je van je vader meegekregen en een van je moeder.
Er is een uitzondering, waar in het lichaam komen chromosomen niet in paren voor?
|
|
Omdat chromosomen in paren zitten komen genen ook twee keer voor. Bijvoorbeeld het gen voor oogkleur zit op beide chromosomen.
Wat is de betekenis van een allel? Gebruik oogkleur als voorbeeld om het te verduidelijken.
Is de informatie van beide allelen altijd hetzelfde?
|
|
Dan hebben we ook nog geslachtschromosomen, dat zijn hormonen die bepalen of een individu mannelijk of vrouwelijk is.
Welke twee type geslachtschromosomen zijn er?
Welke combinatie maakt een dier mannelijk?
En welke combinatie maakt een dier vrouwelijk?
|
|
Genetica kruisingsschema's
Genetica kruisingsschema’s….
We hebben het in de afgelopen weken al over fokdoelen gehad, de cyclussen van de verschillende dieren en hun hormonen. Nu gaan we ons iets meer verdiepen in de basisgenetica en in kruisingsschema’s. Hier hebben jullie tijdens eerdere biologielessen het vast al eens over gehad. Maar nu gaan we kijken wat we nog weten en waarschijnlijk wat nieuwe dingen leren.
Eerst even wat verschillende termen die over kruisingsschema’s gaan. Geef uitleg over de onderstaande begrippen door de vragen te beantwoorden. Gebruik het digitale boekje “basis genetica” die bij de bronnen staat.
Opdracht 1: Waarom kan het zinvol zijn om kruisingsschema’s te maken, waarom doen fokkers dit?
Opdracht 2: bepaalde eigenschappen kunnen dominant en recessief zijn. Wat bedoel ik daarmee?
Opdracht 3: Voor bepaalde eigenschappen kun je homozygoot of heterozygoot zijn, wat bedoel ik daarmee?
Voordat je een kruisingsschema gaat maken:
- Bij een kruisingsschema worden dominante eigenschappen met een hoofdletter aangegeven en recessieve eigenschappen met een kleine letter. Het maakt niet uit welke letters je gebruikt.
- Voordat je een schema maakt moet je eerst uitzoeken of vader en moederdier homozygoot of heterozygoot zijn voor een eigenschap.
- Vervolgens moet je in het schema de twee chromosomen uit elkaar halen; de mogelijke eicellen en zaadcellen. Deze zet je in het schema.
Voorbeeld: We gaan een man en een vrouw kruisen, de geslachtschromosomen van de man zijn XY en van een vrouw XX. Mogelijke zaadcel kan een X en een Y bevatten. Mogelijke eicel en X of een X. Zet je dit dan in een kruisingsschema dan ziet dit er zo uit:
De mogelijke ei- en zaadcellen staan boven en onder. Als je het in gaat vullen dan zie je de mogelijke nakomelingen.
50% kans op XX en 50% kans op XY.
Opdracht 4: Stel dat bruin dominant is over zwart en een labrador ziet er bruin uit. Is hij dan heterozygoot of homozygoot en grote of kleine letters? Gebruik de letter B als voorbeeld en schrijf de “code” op.
Opdracht 5: Stel dat bruin dominant is over zwart en een labrador ziet er zwart uit. Is hij dan heterozygoot of homozygoot en grote of kleine letters? Gebruik de letter B als voorbeeld en schrijf de “code” op.
Probeer de volgende kruisingen te maken:
Opdracht 6:
Gegevens: Zwart is dominant over wit. We gebruiken de letter Z. We gaan een homozygote zwarte reu kruisen met een witte teef.
- Hoe zien de genenparen van de ouderdieren eruit?
- Hoe ziet het genotype van de jongen er uit (maak een kruisingsschema)
- Hoe ziet het fenotype van de jongen eruit?
Opdracht 7:
Gegevens: We gaan een heterozygote roze mannelijke pelikaan kruisen met een witte vrouwelijke pelikaan. We gebruiken de letter R.
- Welke eigenschap is dominant, wit of roze?
- Hoe zien de genenparen van de ouderdieren eruit?
- Hoe ziet het genotype van de jongen er uit (maak een kruisingsschema)
- Hoe ziet het fenotype van de jongen eruit?
Opdracht 8:
Gegevens: Blauwe strepen is dominant over groene strepen. We gebruiken letter B.
We gaan twee heterozygote blauw gestreepte zebra’s met elkaar kruisen.
- Hoe zien de genenparen van de ouderdieren eruit?
- Hoe ziet het genotype van de jongen er uit (maak een kruisingsschema)
- Hoe ziet het fenotype van de jongen eruit?
Opdracht 9:
Gegevens: Langhaar is dominant over korthaar. We gebruiken de letter H.
We gaan een homozygote langharige beer (cavia) kruisen met een heterozygote langharige zeug (cavia).
- Hoe zien de genenparen van de ouderdieren eruit?
- Hoe ziet het genotype van de jongen er uit (maak een kruisingsschema)
- Hoe ziet het fenotype van de jongen eruit?
Erfelijke gebreken
Erfelijke gebreken
Vandaag gaan we aan de slag met erfelijke ziektes en gebreken.
Opdracht 1: Wat bedoelen we eigenlijk met erfelijke ziektes en gebreken?
Opdracht 2: Hoe kunnen erfelijke ziektes ontstaan en welke rol speelt de mens?
Opdracht 3: Er is nu veel te doen steeds over dieren met erfelijke afwijkingen en de vraag of we daar nog wel mee mogen fokken. Hoe kijk jij daar tegenaan?
Opdracht 4: Je moet 2 verschillende diersoorten met bijbehorend ras uitzoeken. Van deze diersoorten moet je een erfelijke ziekte/gebrek noemen en van de volgende punten een kort verslag maken:
- Diersoort/ras
- Erfelijke ziekte
- Symptomen (indien mogelijk met afbeeldingen)
- Wanneer is het risico op dit gebrek het grootst
- Zijn er buiten de genetische factoren ook nog andere factoren die een rol kunnen spelen bij het tot uiting komen van dit gebrek
- Behandeling
- Voorkomen (als dit überhaupt mogelijk is)
Oefeningen kruisingsschema's
Oefeningen kruisingsschema’s
Opdracht 1:
- We gaan een heterozygote groene mannelijke parkiet kruisen met een gele vrouwelijke parkiet. Hoe weet je nou zonder dat we het vertellen welke eigenschap dominant is en welke recessief?
- Gebruik de letter G, geef het genotype van de beide parkieten.
- Zet de kruising tussen deze parkieten in een kruisingsschema, schrijf op hoe het genotype en het fenotype gaat zijn.
Opdracht 2:
- We gaan twee oranje vissen met elkaar kruisen. Wit is dominant over oranje, wat is het genotype van deze twee vissen? (gebruik de letter W).
- Zoek met een kruisingsschema uit hoeveel kans je hebt op witte jonge vissen.
We gaan nu een paar enkelvoudige kruisingen oefenen.
Opdracht 3:
We gaan honden kruisen en kijken dan naar de volgende twee eigenschappen: haarkleur en haarlengte. Blond is dominant over bruin en geven we aan met de letter Bb, korthaar is dominant over langhaar en geven we aan met de letter Kk.
We gaan twee heterozygote blonde kortharige dieren kruisen.
- Hoe ziet het genotype van de ouders eruit?
- Hoe zouden de mogelijke “eicellen” en “zaadcellen” er genetisch uit kunnen zien? Geef de mogelijke combinaties weer en plaats ze in een kruisingsschema.
- Geef in onderstaand kruisingsschema aan hoe de jongen er genetisch uit kunnen komen te zien.
d: Hoe ziet het fenotype van de jongen er uit?.
Opdracht 4:
We gaan het hebben over de eigenschappen veerkleur en snavellengte van de ara. We gaan een voor beide eigenschappen homozygote blauwe langsnavelige vrouw kruisen met een voor beide eigenschappen heterozygote gele kortsnavelige man. Voor kleur gebruiken we Kk en voor de snavel Ll.
a: Hoe ziet het genotype van de ouders er uit?
b: Hoe zouden de mogelijke “eicellen” en “zaadcellen” er genetisch uit kunnen zien? Geef de mogelijke combinaties weer en plaats ze in een kruisingsschema.
c: Geef in onderstaand kruisingsschema aan hoe de jongen er genetisch uit kunnen komen te zien.
d: Hoe ziet het fenotype van de jongen eruit? Geef dit aan in aantallen.
Dracht en werpen
Dracht en werpen
De afgelopen lessen zijn we bezig geweest met de cyclussen van mannelijke en vrouwelijke dieren. Ook hebben we gekeken naar de mannelijke en vrouwelijke hormonen. Daarna zijn jullie bezig geweest met kruisingsschema’s en erfelijke gebreken.
Nu gaan we verder met dracht en werpen, waar moeten eigenaren rekening mee houden? Je kunt vrijwel alle antwoorden op de onderstaande vragen vinden in de bronnen.
Opdracht 1: Laten we eerst even de draagtijden in beeld brengen.
|
Draagtijd
|
Nestvlieder of nestblijver?
|
Koe
|
|
|
Varken
|
|
|
Schaap
|
|
|
Hond
|
|
|
Kat
|
|
|
Konijn
|
|
|
Paard
|
|
|
Opdracht 2: Waarom verschillen de draagtijden zo enorm?
Opdracht 3: Hoe loopt de ontwikkeling van een kalf van dekking tot geboorte? Moet je bij de verzorging van moederdier nog ergens rekening mee houden?
Opdracht 4: Nou komen we de dracht wel door met de bovenstaande dieren maar we komen uiteindelijk op het punt dat de jongen gaan komen. Teven vinden het vaak heel prettig als de eigenaar in de buurt is, poezen en voedsters worden liever met rust gelaten. Het is wel belangrijk dat je weet wat je nodig hebt wanneer de geboorte (het werpen) op gang gaat komen.
- Wat leg je klaar voor koeien?
- Wat leg je klaar voor teven en hun pups?
- Wat leg je klaar voor voedsters en hun jongen?
- Wat leg je klaar voor poezen en hun kittens?
Opdracht 5: Het werpen gaat beginnen en alles ligt netjes klaar. Hoe merk je als eigenaar dat de geboorte op gang komt en beschrijf stapsgewijs eens de fases waar een werpende koe doorheen gaat (voor alle andere dieren is het niet veel anders) en leg uit wat er dan gebeurt. Werk dit goed uit!
Verzorging moederdier en jong
Verzorging moederdier en jong
We hebben zojuist besproken hoe de ontwikkeling van een jong in zijn werk gaat tijdens de dracht, en vervolgens besproken wat de verschillende fases van de geboorte zijn en wat je als eigenaar eventueel moet doen. Ook heb je videomateriaal gezien van de ontwikkeling van pups en van de geboorte van een aantal dieren.
Nu gaan we kijken naar de zorg voor moederdier en het jong, hier heb je als eigenaar nog veel meer invloed op dan dat je tijdens de dracht hebt. In de komende lessen gaan we ook nog kijken naar de afwijkende situaties; hoe en waardoor kan het moeilijk of mislopen tijdens het werpen en bij de nazorg. Maar eerst moet je leren wat gewoon is voordat je afwijkingen kunt signaleren.
Opdracht 1: Een van de belangrijkste dingen vlak na het werpen is ervoor zorgen dat het jong kan gaan ademen. Moederdier zal proberen dit te stimuleren door het jong te gaan likken, maar in sommige gevallen moet jij als eigenaar/verzorger/paraveterinair helpen. Bedenk eens een aantal situaties waarbij jij zou moeten helpen bij het stimuleren van de ademhaling.
Opdracht 2: Stel dat jij de ademhaling van het jong moet gaan stimuleren, op welke manier zou je dit kunnen doen? Probeer bij de onderstaande dieren te beschrijven hoe jij dit aan zou pakken, is sommige gevallen kun je dezelfde methode gebruiken maar het kan ook per dier wat verschillen.
Je hebt uitgezocht hoe je het jong aan het ademen kan krijgen, een van de belangrijkste taken die je hebt rond de geboorte. Nu gaan we naar de vervolgstappen kijken. Een van de volgende dingen die een jong nodig heeft is voeding, zoogdieren zogen bij hun moeder (vandaar de term zoogdieren). De eerste melk die ze binnenkrijgen heet biest, dit weten jullie als het goed is al lang. Biest is van levensbelang voor jonge dieren, voor veulens in het bijzonder.
Opdracht 3: Welke 3 belangrijke taken heeft biest voor jonge dieren?
Opdracht 4:
a. Soms krijgt het jong onvoldoende voeding binnen, kun jij enkele redenen bedenken waardoor dat zou kunnen komen?
b. Hoe kan ik aan een jong zien of ze voldoende melk binnenkrijgen? Probeer verschillende manieren te bedenken maar leg in ieder geval ook de term “turgor bepalen” uit.
c. Stel je komt tot de conclusie dat de jongen te weinig melk krijgen van hun moeder, wat doe je dan? Bedenk wat je met/voor moederdier doet en wat je voor de jongen moet doen.
De jongen ademen en hebben te drinken, uiteraard heb je het jong verder ook helemaal gecheckt op eventuele afwijkingen en gekeken of je te maken hebt met een vrouwelijk of mannelijk dier. Je zorgt ervoor dat het jong (en moederdier) een warme schone plek heeft om bij te komen.
Opdracht 5: Het kan soms noodzakelijk zijn om navelstrengen te ontsmetten van jonge dieren, met name bij productiedieren, maar dit gebeurt niet op alle bedrijven. Bedenk waarom het juist op die bedrijven verstandig kan zijn?
Bij koeien en geiten worden de jongen vaak weggehaald bij moederdier vlak na de geboorte, honden hebben vaak een werpkist of mand, konijnen maken een nest en katten zoeken zelf vaak een lekker plekje om hun jongen te werpen. Schapen krijgen hun jongen vaak in de groep, na het werpen wil je ze dan even afzonderen in een kraamhok. Hier kunnen ze aan elkaar wennen en kun je ze ook beter in de gaten houden.
Opdracht 6: Hoe zou jij, wanneer jij alleen in de stal bent, moederschaap en haar jongen uit een groepshok halen en in een kraamhok plaatsen?
Opdracht 7: Na het werpen richt je je vaak eerst even op de jongen, zodra zij stabiel zijn kun je je weer richten op moederdier. Welke verzorging heeft moederdier nodig vlak na het werpen?
Opdracht 8: Stel dat er bij moederdier enkele dagen na het werpen nog wat uitvloeiing uit de vulva komt, is dat dan erg? Wanneer moet je je wel zorgen gaan maken?
Wanneer het niet goed gaat met moederdier heeft dan gelijk effect op haar jongen, wanneer ze zich niet goed voelt gaat de melkproductie omlaag. Dit is natuurlijk extreem gevaarlijk voor de jongen die ze zoogt, en wanneer het om een koe of geit gaat is het natuurlijk zeer nadelig voor de veehouder (los van het feit dat het zeer vervelend is voor moederdier).
Opdracht 9: Als jij moederdier moet controleren in de dagen na het werpen, waar let jij dan op en wat wil je juist wel of niet zien?
Opdracht 10: Nu volgen er enkele aandoeningen die moederdier kan krijgen, de meeste ontstaan vlak voor of na het werpen. Al deze aandoeningen zijn spoedsituaties. Werk de onderstaande aandoeningen uit. Je mag hierbij samenwerken met een klasgenoot, let er wel op dat wanneer je er zelf niet mee bezig bent geweest dat je het dan ook minder goed kan onthouden. Wanneer je materiaal van je klasgenoot krijgt neem dan de tijd om het door te nemen en te checken.
Het kan heel goed dat jullie een aantal van deze aandoeningen in jullie ziektebundel hebben staan, dan mag je daar uiteraard ook materiaal vandaan halen.
Zoek voor de volgende aandoeningen de onderstaande vragen uit, zet het overzichtelijk neer, bijvoorbeeld in een tabel. Je hebt dit overzicht in de toekomst vaker nodig aangezien het spoedsituaties zijn en jij eigenaren moet adviseren.
Aandoeningen: Baarmoederprolaps, mastitis, endometritis en pyometra, eclampsie
- Wat is er aan de hand?
- Bij welke dieren komt dit vaak voor?
- Welke symptomen zie je bij moederdier?
- Wat zijn mogelijke oorzaken?
- Wat kun je als eigenaar doen en wat moet de dierenarts doen?
- Kun je de aandoening voorkomen?
Vaardigheden oefenen
Toedieningswijze injecteren
- Wat is het verschil tussen injecteren en vaccineren?
- Welke toedieningswijze via injectie kennen we allemaal?
- Welke twee gebruiken jullie uiteindelijk het meest?
- Geef van die twee toedieningswijze uitleg waar je op moet letten.
- Geef algemene tips voor het injecteren.
Dosering, wachttijden en toediening van diergeneesmiddelen
Casus 1
Een schapenhouder wil zijn 60 Texelaar ooien ontwormen met het middel Cydectin. Hoeveel middel moet je klaarzetten en welke mogelijkheden zijn er om het middel toe te dienen.
Casus 2
Boer Harms heeft een aantal kalveren met schurft. Hij wil ze hiervoor behandelen. Welk middel zou hij kunnen gebruiken? Hoe moet dit middel gebruikt worden?
Casus 3
Een zeugenhouder wil zijn varkens zelf enten tegen Vlekziekte. Mag je hem zomaar entstof meegeven?
Casus 4
De schapen van Gerrit hebben schapenluis. Hij wil ze vandaag behandelen met Butox. Nu belt hij om te vragen wanneer de dieren naar de slager mogen. Kun je dit voor hem uitzoeken.
Casus 5
Piet wil zijn pinken aan het begin van het stalseizoen ontwormen met Noromectin injectie. Wat is de werkzame stof? Hoeveel moet een pink met een geschat gewicht van 300 kg krijgen? Wat is de wachttijd voor dit middel?
Casus 6
Een eigenaar van een manege wil graag ontwormingsmiddel voor al zijn paarden en belt naar de praktijk. Mag je dit zo voor hem klaarleggen? Welke informatie heb je nodig?
Casus 7
Een eigenaar van een kat heeft nog Drontal (Large) Cat ontwormingsmiddel liggen, zijn kat weegt 5kg. Hij weet niet zo goed hoeveel hij de kat moet geven. Wat adviseer jij hem?
http://diergeneesmiddelen.info/index.php/14-bijsluiters/ontwormingsmiddelen/178-drontal-cat
Casus 8
Een eigenaar van een hond moet zijn hond de pijnstiller Metacam geven, de hond weegt 25kg. Hij heeft een aantal vragen:
- Welke toedieningswijze heeft dit middel?
- Hij moet die dag starten met de medicijnen, hoeveel moet hij die dag geven en hoeveel de dagen erna?
- Stel dat hij ooit een netje wil met zijn hond kan hij dan gewoon het medicijn blijven geven?
http://diergeneesmiddelen.info/index.php/12-bijsluiters/koorts-ontsteking-enof-pijnbestrijding/534-metacam-05-mgml-suspensie-hond
Training (persoonlijke) hygiëne
- Wat bedoelen we met persoonlijke hygiëne?
- Hoe hou jij rekening met je persoonlijke hygiëne op het bedrijf? En wat doe jij op stage rond persoonlijke hygiëne?
- Welke middelen hebben jullie op het bedrijf om jou verder te beschermen?
- Waarom vinden wij (persoonlijke) hygiëne zo belangrijk?
- Waarom denk je dat je in (de meeste) lokalen niet mag eten?
- Wat bedoelen we met een zoönose?
- Welke zoönosen kunnen jullie oplopen op jullie stagebedrijven? Zoek er eens een op voor varkens, een voor rundvee en een voor geiten/schapen. Benoem bij elke zoonose de volgende punten:
- Hoe heet de zoonose
- Wat richt hij bij het dier aan
- Wat zie je bij de mens
- Wat kun je doen om jezelf te beschermen
- We gaan volgende week een oefening doen met het wassen van de handen. Ga nu eerst eens bedenken hoe je op een goede manier je handen kunt wassen. Hoe pak jij dat normaal gesproken aan?
Vervolg training hygiëne
We hebben het vorige week over hygiëne gehad en het belang van jezelf goed beschermen. Als toekomstig paraveterinair krijgen jullie ook een belangrijke rol in de voorlichting naar mensen toe. We gaan hier nu alvast een beetje mee oefenen. Jullie gaan de onderstaande opdracht in tweetallen uitwerken.
De opdracht:
- Maak een digitale poster die wij in de dierlokalen op kunnen hangen waar je het belang van een goede hygiëne duidelijk maakt (handen wassen, niet eten, ruimte schoonhouden). Leg het begrip zoönose uit benoem hierbij welke mogelijke zoönosen je op kunt lopen in het lokaal.
De poster moet op A3 formaat, stel je pagina in word al in op A3 wanneer je deze poster gaat maken. Dit kun je doen bij indeling en dan formaat.
- Jullie krijgen als duo een zoönose toegewezen. Jullie gaan een voorlichtingsfolder maken gericht op de bescherming van mensen. Het moet een vouwbare folder zijn met 2 a 3 kolommen. Je moet goed nadenken over de indeling van je a4 blad. Via indeling en kolommen kun je kolommen maken.
Wat moet er in de folder komen (je mag zelf volgorde bepalen):
- Wat is de ziekteverwekker; bacterie, virus, parasiet, schimmel
- Wat zie je bij het dier, heeft het dier überhaupt klachten, welke dieren
- Hoe raak je als mens besmet?
- Welke symptomen zie je bij de mens?
- Wat moet je doen als je denkt dat je het hebt?
- Hoe moet/kun je jezelf beschermen?
Let op: als je plaatjes en of foto’s gebruikt bij je poster/folder, plaats dan de bron van het plaatje er in het klein bij. Anders is het plagiaat! De teksten in de folder en op de poster MOET in jullie eigen taal zijn.
Naderen van de geboorte
Fases van de geboorte:
Na een draagtijd van ongeveer 5 maanden min vijf dagen worden de lammeren geboren. Bij de geboorte worden 5 fases onderscheiden.
Voorbereidingsfase - de uier zwelt , de uierhuid wordt rood en strak gespannen. Het weefsel rondom de geboorteweg wordt losser en de kling wordt rood en zwelt op.
Ontsluitingsfase - nu wordt de baarmoeder door weeën geopend. De vruchtblazen worden in de schede geperst en zullen tenslotte door de verhoogde druk springen. Dit stadium duurt enige uren en de schapen hebben de neiging zich af te zonderen en zich onrustig te gedragen.
Uitdrijvingsfase- het schaap is erg onrustig. De weeën worden ondersteund door de buikpers en daardoor komt de vrucht in de schede om vervolgens naar buiten te worden geperst. De duur van deze periode varieert van een half uur tot enige uren. De meeste lammeren (90%) worden in de kopligging geboren, dit is de normale bevalling. De andere 10% in stuitligging, dit is een abnormale ligging waarbij hulp nodig is.
Nageboortefase- De nageboorte komt bij eenlingen ongeveer een half uur tot enkele uren na de geboorte. Bij meerlingen enkele uren na de geboorte van het eerste lam. Na de geboorte trekt de baarmoeder samen.
Herstelfase- Na het werpen van de jongen zal moederdier nog enkele dagen navloeien, dit is normaal. Tijdens deze periode controleer je de ooi regelmatig op uierontsteking.
Hoe kun je zien of de geboorte op komst is?
Afzondering - het schaap is een kudde dier. Als het zich afzondert van de kudde is er iets aan de hand. Dit kan de naderende bevalling zijn, maar kan ook duiden op ziekte.
Onrust - Het schaap wordt onrustig en zoekt een plaats om te werpen. Andere ooien worden soms weg gejaagd. Het schaap gaat vaak liggen, staat weer op, loopt een rondje en gaat weer liggen.
Krabben - De ooi krabt met de voorpoten in het stro.
Rondlopen - vaak loopt de ooi steeds rondjes, soms zelf zo vaak dat het aan de ligging van het stro te zien is.
Likken - De ooi likt met de tong langs haar lippen.
Omkijken - het schaap kijkt om naar de buik, want ze voelt daar iets vreemds.
Vaak zullen de ooien in de groep hun jongen werpen, hierdoor blijven ze vaak rustiger. Blijf wel in de gaten houden dat na de geboorte de moeder de jongen aflikt en andere ooien niet. Moederdier wil hun jongen wel eens verstoten als andere ooien eraan hebben gelikt.
Taak van de “verlosser”
Het is per ras verschillend hoe veel je moet helpen. Heideschapen werpen vrijwel altijd zonder hulp hun lammeren terwijl Texelaars juist meer hulp nodig hebben.
Als je ziet dat een schaap gaat werpen zorg je dat je alle materialen die je eventueel nodig zou kunnen hebben klaar hebt staan (dit zal per bedrijf verschillen).
Materialen:
- Emmer koud water, hiermee kun je je handen schoonhouden en eventueel gebruiken om een beetje over de kop van het lam te gooien als het niet wilt ademen.
- jodiumtinctuur, dit gebruik je om de naveltjes te ontsmetten. De navelstreng is een open verbinding naar de buikholte en erg gevoelig voor bacteriën en ontstekingen.
- glijmiddel, hiermee smeer je je handen in wanneer het nodig is om in het schaap te gaan voelen.
- Touwtjes, deze kun je eventueel aan de pootjes van de lammetjes vastmaken zodat je ze niet “kwijtraakt” tijdens het verlossen.
- ademhalingstimulerend middel, dit kun je in het bekje van het lam spuiten om de ademhaling op gang te brengen.
- Baarmoederpillen, dit breng je in bij de ooi als er bijvoorbeeld een afgestorven vrucht af is gekomen of als het werpen erg zwaar ging.
Let op voordat je gaat ingrijpen:
- Geef het dier de tijd om de bevalling op gang te laten komen, wij hebben ze neiging om snel in te grijpen.
- Werk hygiënisch. Zorg voor kortgeknipte nagels en goed gewassen handen.
- Hulp is alleen verantwoord wanneer de geboorteweg open is en de baarmoedermond goed passabel is voor de hand. Forceer niets!!! Geef de ooi de tijd om te ontsluiten.
- Mocht je moeten ingrijpen wees dan voorzichtig, de baarmoederwand is erg kwetsbaar en kan beschadigen.
- Slaagt je poging tot verlossen van een schaap niet, blijf dan niet doorgaan, maar roep deskundige hulp in. Beter één keer lang voelen dan een paar keer kort.
Geboorte problemen:
Geboorte problemen kunnen optreden door:
- afwijkende liggingen, deze worden hieronder besproken.
- te grote vruchten, zeker als het maar 1 lam is en moederdier een nauw bekken heeft kan dit problemen geven.
- onvoldoende ontsluiting, vaak in combinatie met bovenstaande problemen.
Liggingen van lammeren:
Kopligging - dit is de normale ligging. Bij deze ligging ligt het lam met gestrekte pootjes onder kop en recht voor het geboorte kanaal. Als het lam goed ligt en er verder geen bovenstaande problemen voordoen, wordt het lam vanzelf ter wereld gebracht zonder enige hulp. Dan komen eerst de 2 voorpootjes en dan de kop en uiteindelijk de rest van het lammetje.
Stuitligging - bij deze ligging licht het dier met zijn achterpoten naar het geboorte kanaal toe. Het dier kan met enige trekkracht in deze ligging ter wereld gebracht worden. Tijdens de verlossing breekt de navelstreng snel af dus er is meer kans op verstikking.
Deze ligging is te herkennen dankzij de klauwtjes die naar beneden zijn gericht. Voor jonge ooien kan deze ligging problemen geven!
Carpaalligging - bij deze ligging heeft een voorbeentje of beide zich niet gestrekt maar ligt gebogen in het schoudergewricht, de elleboog en de voorknie liggen naast de hals en borst. Hierbij is enige hulp van toepassing. Het beentje dient goed gelegd te worden, door de voorknie eerst wat naar omhoog te brengen langs de hals en het klauwtje in gebogen toestand naar voren trekken en dan kan het pootje gestrekt worden in het geboortekanaal. Met behulp van enige trekkracht, maak gebruik van de weeën, wordt het dier normaal geboren.
Schouderligging - hierbij is het voorpootje sterk gebogen in het schoudergewricht en ligt het geheel langs de romp teruggeslagen. De kop moet worden terug geduwd de baarmoeder in voor voldoende ruimte. Maar als de baarmoeder al te ver is samengetrokken pas dan op met baarmoeder scheuringen. De voorknie dient naar voren gehaald te worden, zodat het dier in de carpaalligging komt te liggen. En dan kan het dier op dezelfde manier als bij de carpaal ligging geboren worden.
Tarsaalligging - dit houdt in dat een achterbeentje of beide van een lam in stuitligging zich niet heeft gestrekt maar ligt gebogen in het heupgewricht. De knie en de hak liggen opgevouwen onder de buik van het lam. het lam moet bij deze ligging eerst voldoende worden terug geduwd voor de ruimte. Het onderbeentje haal je langs de baarmoederwand naar je toe, hierbij moet het beentje zoveel mogelijk gebogen blijven ter bescherming van de baarmoeder. Het beentje wordt dan in de geboorteweg gestrekt. Het lam wordt dan in de stuitligging geboren.
Heupligging - het achterbeentje is sterk gebogen in het heupgewricht en ligt geheel langs de romp terug geslagen. het lam ligt hierbij ook in stuitligging. Er is weer voldoende ruimte nodig, dus dient het lam terug geduwd te worden. Je probeert dan de hak naar je toe te trekken, hierdoor komt het lam in de tarsaalligging terecht. De tarsaalligging wordt op de boven genoemde manier goed gelegd en verlost.
Teruggeslagen kop - dit ontstaat nog wel eens wanneer men te vroeg aan de voorpootjes trekt terwijl de baarmoeder nog niet genoeg is samengetrokken en het schaap nog niet perst. De kop moet eerst goedgelegd worden voordat je er trekkracht op uitoefent. Ook hierbij is er weer ruimte nodig. De kop moet voorzichtig onderlangs naar je toe gehaald worden en dan het lam op de normale manier verlossen, pas wel op dat de kop niet weer terug schiet of niet mee komt.
Schouder/elleboogligging - hierbij zijn de voorpootjes niet helemaal gestrekt. De voorpootjes zijn dan gebogen in de schouder(s) en elleboog(en). Het snoetje ligt dan ter hoogte van de klauwtjes. In deze gevallen worden de lammeren meestal spontaan geboren. Is dit niet het geval dan moet het lam een stukje terug geduwd worden en de beide pootjes moeten dan gestrekt worden. Daarna wordt het lam vlot geboren in de normale kopligging.
Ingrijpen bij een verlossing:
- zorg dat alle materialen klaar staan.
- Zorg voor schone handen, vraag eventueel of iemand kan helpen om het schaap vast te houden.
- Als het schaap wil gaan liggen laat hem dan altijd op zijn rechterzijde liggen, dan blijft de geboortegang het beste bereikbaar.
- Zorg dat je glijmiddel op je hand doet.
- Houd je vingers bij elkaar als je bij het schaap naar binnen gaat en blijf voorzichtig.
- Probeer in te schatten of de geboortegang ruim genoeg is om helemaal naar binnen te gaan. Maak een eventuele vruchtblaas nooit kapot, deze maken juist de geboortegang ruimer.
- Voel hoe het lam ligt en probeer het goed te leggen, werk vanuit het eerste wat je van het lam voelt en blijf altijd aan de zij of bovenkant van het lam. Anders zou je de navelstreng kunnen breken.
- Zorg dat eerst de voorpoten naar voren steken en daarna de kop komt, als je het lam naar buiten wilt geleiden zorg dan dat je altijd het lam richting de uier trekt. Dat geeft de minste weerstand. Probeer met de weeën mee te “trekken”
- Als het lam eruit is controleer je de ademhaling en brengt deze eventueel op gang met een spray, door over het lam te wrijven, of door het te laten schrikken met een plens water.
- Als het lam ademt ontsmet je de navel met jodium en legt hem bij de kop van de moeder zodat ze kan likken.
- Reinig je handen en voel naar een eventuele 2e lam.
- Als de geboorte voorbij is breng je de ooi naar een kraamhok, til de lammeren maar op en de ooi zal volgen.
- De lammeren moeten binnen 2 uur hebben gedronken van de biest, hebben ze hier moeite mee help ze dan. Controleer ALTIJD de uier van de ooi, heeft het überhaupt wel melk?
- De ooi krijgt water en voer om weer op krachten te komen, doe de emmer niet te vol met water. Lammeren zouden kunnen verdrinken. Zwakke lammeren hebben behoefte aan een warmtelamp.
Bronnen
Link digitaal boekje Basisgenetica
Link digitaal boekje begeleiden voortplanting
Link boekje natuurlijke voortplanting en anatomie
Link digitaal boekje voortplanting
Link website vruchtbaarheid koe
Link naar website levende have tochtigheid koe
Link naar artikel CR Delta over tochtigheid
Link naar website levende have vruchtbaarheid varken
Link naar artikel website varkensloket.be