TASK CARD
Organize a city trip
Je gaat als reisbureau een citytrip voorbereiden. Je geeft informatie over de heen- en terugreis en geeft informatie over de stad. Je doet dit in een groep van vijf. Je eindproduct presenteer je tijdens de travelmarket in les 2.
De steden waaruit je kan kiezen zijn New York, Londen en Sydney.
De informatie verwerk je in de vorm van een poster / folder / filmpje met script / website.
ERK
A2: Ik kan beperkte informatie uitwisselen over eenvoudige, concrete zaken
A2: ik kan korte, eenvoudige berichten schrijven over zaken van direct belang
The steps
Step 1: Making groups
Je gaat de taaltaak uitvoeren in groepjes van vijf. Stel zelf een groep samen en geef aan het eind van de les aan de docent door wie er in de groep zitten, welke stad jullie gekozen hebben en wat voor soort eindproduct jullie gaan maken. Noteer dit in het Engels op papier.
Step 2: Orientation
The following cities are possible for you to choose from. You can use the given links as information to make your product.
NEW YORK
One of the most famous cities in the world, also know by it's nickname The Big Apple.
An introduction video: https://www.youtube.com/watch?v=MtCMtC50gwY
Some general information: https://kids.nationalgeographic.com/explore/states/new-york/#new-york-statue-of-liberty.jpg
A tool for searching for relevant information about travelling: https://www.cheaptickets.nl/
LONDON
Closest to home is the hip captial of England and owner to many tourist attractions.
An introduction video: https://www.youtube.com/watch?v=45ETZ1xvHS0
Some general information: http://www.oddizzi.com/teachers/explore-the-world/places/europe/united-kingdom/england/london/
http://www.atozkidsstuff.com/london.html
A tool for searching for relevant information about travelling: https://www.cheaptickets.nl/
SYDNEY
On the other side of the world lies Sydney, the biggest and oldest city in Australia.
An introduction video: https://www.youtube.com/watch?v=OrIDTJH2ZZM
Some general information: https://www.australianexplorer.com/sydney_information.htm
http://www.discoversydney.com.au/
A tool for searching for relevant information about travelling: https://www.cheaptickets.nl/
Choose which city you want to make a citytrip about. Answer the questions in English.
1. What do you already know about the city you chose?
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
2. Have you taken a city trip before? What was important to know?
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Step 3: Preparation
Look at the given links about your chosen city. Using these links you are going to prepare a citytrip.
– Study Stones 21 and 22 on pages 120 and 124 of your Textbook.
– Learn the words from the Vocabulary on pages 127 to 129 of your Textbook.
Tip: First read the sentences under Step 4: Evaluation on page 107. Keep these points in mind when doing your Task.
Step 4: Realisation
1. Work together with your groupmembers. You are going to make a product for tourists that gives them information about a city trip. You have allready chosen a city in the previous steps. Now think about the endproduct you would like te create:
Poster / Folder / Website / Video + script
Think about the means of transportation that you could use to travel to your city.
Transport by boat / train / car / plane
2. Figure out which three landmarks or attractions tourists can visit in this city. You should use the links given. Write down a top 3 below:
Attraction 1: ___________________________________________________
Attraction 2: ___________________________________________________
Attraction 3: ___________________________________________________
3. Collect useful information about your landmarks and attractions. You can use information that you find on the internet and using
the given links, but make sure to write it down in your own words. For example, look up ticket prices and opening times of
attractions.
4. Make notes about the weather in the region your city is in.
5. Use the information that your wrote down for questions 1, 2, 3 and 4 to make your product. Make sure that you give information
about:
- some general information about the city
- at least three landmarks
- the weather in the region
- taking off and departure times and your way of transportation. (For example what time the plane leaves and arrives and how long the journey takes. You can make this up yourselves, but make sure it is realistic!!)
Add matching photographs and use Stones 21 + 22 and the Vocabulary on pages 127 to 129 of your Textbook.
6. You are going to present your endproduct to your classmates during a travel market. You will also look at your classmates
endproducts and ask questions. Prepare some questions you could ask your classmates about their travel plan.
7. Now present your endproduct to each other. You can split your group in halve: two or three of you will present the endproduct and the rest of you will go around and look at the endproducts of your classmates. Halfway through you swap places. Make sure to ask your classmates questions about their product and be prepared to answer questions about your own. Everything will be in English offcourse!!
Step 5: Evaluation
Work together with your group and talk about how you’ve done. Indicate whether each statement is true or false.
True False
I used words from the Vocabulary. ❑ ❑
I used sentences from the Stones. ❑ ❑
I paid attention to spelling. ❑ ❑
I made an interesting tourist brochure/poster/video ❑ ❑
I gave clear information about the journey including way
of transportation, travel times and costs ❑ ❑
I gave clear information about three activities ❑ ❑
I asked questions about my classmates’ brochures. ❑ ❑
I answered my classmates’ questions. ❑ ❑
Rubric
De rubric die door de docent gebruikt wordt bij de beoordeling van het eindproduct.
|
Goed (9-10)
|
Voldoende (6-8)
|
Onvoldoende(<5)
|
Netheid
|
Het eindproduct is creatief en mooi ontworpen en ziet er net uit. Er is duidelijk nagedacht over het uiterlijk.
|
Het eindproduct ziet er net uit en er is nagedacht over het uiterlijk.
|
Het eindproduct ziet er niet net uit en er is niet genoeg nagedacht over het uiterlijk.
|
Realistisch
|
Het eindproduct is realistisch en is grondig doordacht en er is rekening gehouden met wat mogelijk is.
|
Het eindproduct is zo goed als realistisch en er wordt rekening gehouden met wat mogelijk is.
|
Het eindproduct is niet realistisch en er wordt niet genoeg rekening gehouden met wat mogelijk is.
|
Woordgebruik
|
Het woordgebruik in het eindproduct is correct en er is gebruik gemaakt van de Stones en vocabulaire uit het boek.
|
Het woordgebruik is grotendeels correct met een paar niet-storende fouten.
|
Het woordgebruik is niet correct met veel storende fouten.
|
Grammatica
|
De grammatica is grotendeels correct met alleen een paar niet-storende fouten.
|
De grammatica is grotendeels correct met hoogstens twee storende fouten.
|
De grammatica is niet correct met meer dan twee storende fouten.
|
Presentatie
|
De presentatie is netjes, alle groepsleden hebben een aandeel en er worden weinig tot geen taalfouten gemaakt.
|
De presentatie is netjes, alle groepsleden hebben een aandeel. Er worden niet te veel taalfouten gemaakt.
|
De presentatie is niet netjes.
Niet alle groepsleden hebben een aandeel gehad.
Er worden te veel taalfouten gemaakt.
|
Samenwerking
|
Alle groepsleden hebben een aandeel in het product, de communicatie verliep goed.
|
Alle groepsleden hebben een aandeel in het product.
De communicatie verliep niet altijd goed.
|
Het werk is onvoldoende verdeeld.
De communicatie verliep stroef.
|
Goed = Alles goed, met maximaal 2x een voldoende, geen onvoldoende.
Voldoende = Maximaal 2 onvoldoendes.
Onvoldoende = Meer dan 2 onvoldoendes.
Docentmateriaal
Theoretische onderbouwing
We hebben geprobeerd alle vier de vaardigheden te integreren in onze taaltaak. Lezen: het lezen van de aangeboden bronnen. Schrijven: wordt getoetst door het maken van het eindproduct. Bij het maken van een film is er daarom voor gekozen de leerlingen een script te laten aanleveren.
Spreekvaardigheid: het presenteren tijdens de eindmarkt en eventueel het maken van een filmpje. Luistervaardigheid: het kijken van het aangeboden filmpje over de gekozen stad en interactie tijdens de eindmarkt.
De taaltaak is opgebouwd volgens de theorie van Neuner. De leerlingen krijgen eerst bronnen aangereikt waar ze informatie uit kunnen halen (receptieve kennis opdoen). Lezen en luisteren staan centraal. Dit komt voor schrijven en spreken volgens Staatsen (1994). Schematisering vindt plaats: de leerlingen geven betekenis aan de bronnen en halen er informatie uit die ze willen gebruiken voor hun product. Daarna kunnen ze overgaan op productie. Ze passen de geleerde kennis toe tijdens het maken van hun eindproduct. Als laatste stap presenteren de leerlingen hun eindproduct op de eindmarkt en komt er echte communicatie tot stand.
Differentiatie wordt tot stand gebracht door de leerlingen een taaltaak te laten uitvoeren die het beste bij hun interesses en vaardigheden past. Er wordt de leerlingen vorm van vrijheid gegeven in de keuze van de stad en de keuze van hoe ze het gaan presenteren. We willen ze activeren en motiveren om creativiteit te gebruiken. Voor deze specifieke les geldt wat betreft differentiatie dat de groepen die hun plan van aanpak voordat de les eindigt al af hebben, alvast een start kunnen maken met het daadwerkelijke project. Dit voorkomt dat ze gaan zitten niksen en de andere groepen die nog bezig zijn gaan storen.
We hebben geprobeerd de doeltaal zo veel mogelijk als voertaal in te zetten. Staatsen (1994) noemt hierover dat de kans op het onthouden van een woord vergroot wordt hoe vaker de leerling het woord hoort. Na verloop van tijd kan de leerlingen deze woorden zelf inzetten.
Alleen de delen waarvan wij vinden dat het extra belangrijk is dat de leerlingen dit goed begrijpen, staan in het Nederlands. Dit zijn bijvoorbeeld de task card en de rubric. We proberen er niet van uit te gaan dat alle leerlingen dit in het Engels voldoende zouden kunnen begrijpen. Het niveau binnen de klas kan namelijk variëren. Zo proberen we te differentiëren naar niveau.
Staatsen (1994) stelt dat leerlingen sneller leren als ze samenwerken. Wij proberen in onze lessen daarom zoveel mogelijk in groepjes te werken. Daarnaast proberen we de taaltaak zo veel mogelijk zonder begeleiding te laten uitvoeren. Volgens Staatsen (1994) leren leerlingen het beste wanneer ze zelfstandig en actief werken. De grootte van de groep (5 personen) is zo vastgesteld vanwege de grootte van het project en vanwege het leereffect van in samenwerken. Leerlingen die minder goed zijn in Engels kunnen op deze manier van samenwerken dingen oppikken van leerlingen die net wat beter zijn in dat vak.
We bieden de leerlingen drie steden om uit te kiezen. Bij het kiezen van een stad kunnen leerlingen eventuele voorkennis toepassen, bijvoorbeeld wanneer ze deze stad al een keer bezocht hebben. Hier vragen we dan ook expliciet naar.
Wat betreft het lesformulier is ervoor gekozen om gebruik te maken van de WHHTUK (Wat, Hoe, Hulp, Tijd, Uitkomst, Klaar) methode. Dit biedt een vorm van structuur voor zowel de docent als de leerlingen en zorgt ervoor dat leerlingen eerder zullen begrijpen wat er van ze wordt verwacht.
Waarom een eindmarkt? Hier hebben we voor gekozen om verschillende redenen. Ten eerste biedt dit een gelegenheid om spreekvaardigheid aan bod te laten komen. Leerlingen gaan met elkaar in gesprek over de eindproducten. Omdat deze communicatie in de les plaatsvindt, is het voor de docenten ook makkelijker om er op toe te zien dat er daadwerkelijk Engels wordt gesproken. Daarnaast is de markt een vorm van formatieve evaluatie. De docenten krijgen een goed beeld van de eindproducten en kunnen door middel van het stellen van vragen testen of alle leerlingen een evenredig aandeel hebben gehad in het proces. Dit zal blijken uit de of de leerling de vragen volledig en uitgebreid kan beantwoorden of niet.