De rubric die door de docent gebruikt wordt bij de beoordeling van het eindproduct.
|
Goed (9-10)
|
Voldoende (6-8) |
Onvoldoende(<5) |
Netheid |
Het eindproduct is creatief en mooi ontworpen en ziet er net uit. Er is duidelijk nagedacht over het uiterlijk.
|
Het eindproduct ziet er net uit en er is nagedacht over het uiterlijk. |
Het eindproduct ziet er niet net uit en er is niet genoeg nagedacht over het uiterlijk. |
Realistisch |
Het eindproduct is realistisch en is grondig doordacht en er is rekening gehouden met wat mogelijk is.
|
Het eindproduct is zo goed als realistisch en er wordt rekening gehouden met wat mogelijk is.
|
Het eindproduct is niet realistisch en er wordt niet genoeg rekening gehouden met wat mogelijk is. |
Woordgebruik |
Het woordgebruik in het eindproduct is correct en er is gebruik gemaakt van de Stones en vocabulaire uit het boek.
|
Het woordgebruik is grotendeels correct met een paar niet-storende fouten. |
Het woordgebruik is niet correct met veel storende fouten. |
Grammatica
|
De grammatica is grotendeels correct met alleen een paar niet-storende fouten.
|
De grammatica is grotendeels correct met hoogstens twee storende fouten. |
De grammatica is niet correct met meer dan twee storende fouten. |
Presentatie
|
De presentatie is netjes, alle groepsleden hebben een aandeel en er worden weinig tot geen taalfouten gemaakt.
|
De presentatie is netjes, alle groepsleden hebben een aandeel. Er worden niet te veel taalfouten gemaakt. |
De presentatie is niet netjes. Niet alle groepsleden hebben een aandeel gehad. Er worden te veel taalfouten gemaakt.
|
Samenwerking |
Alle groepsleden hebben een aandeel in het product, de communicatie verliep goed.
|
Alle groepsleden hebben een aandeel in het product. De communicatie verliep niet altijd goed. |
Het werk is onvoldoende verdeeld. De communicatie verliep stroef. |
Goed = Alles goed, met maximaal 2x een voldoende, geen onvoldoende.
Voldoende = Maximaal 2 onvoldoendes.
Onvoldoende = Meer dan 2 onvoldoendes.